Hoofdstuk 1 t/m 4

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2206 woorden
  • 14 november 2007
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
36 keer beoordeeld

Scheikunde samenvatting hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 4:

Paragraaf 1.1
 een vaste en een vloeibare stof of twee vloeibare stoffen die->Oplossing je mengt en dan wordt het helder.
 als je een vaste stof en een->Suspensie vloeistof oplost en dan wordt het troebel.
 als je twee vloeistoffen->Emulsie samenvoegt en dan wordt het troebel.
 een stofje dat zorgt dat twee->Emulgator stoffen wel kunnen mengen terwijl dat eerst niet kon.
Een zuivere stof bestaat uit één soort molecuul. Mengsels uit twee of meer soorten moleculen.
 een vaste stof dat is opgelost in een vloeistof terug->Indampen krijgen.
 het overblijfsel van indampen.->Residu
 twee->Destilleren vloeistoffen die zijn gemengd terug krijgen.
Indampen en destilleren berusten op verschil in kookpunt.
Een suspensie kun je scheiden door bezinken of filtreren.
 stokjes vaste stof naar de bodem laten zakken en dan->Bezinken ontstaat er een bezinksel.
Bezinken berust op verschil in dichtheid.
 de vloeistof loopt door de poriën van een filter dan->Filtreren ontstaat er in de filter een residu.
Filtreren berust op verschil in deeltjes grootte.
Bij hyperfiltratie of membraanscheiding zijn de poriën het buisvormige filter zo klein dat alleen watermoleculen het membraan kunnen passeren.
Adsorptie wordt vooral gebruikt om kleine hoeveelheden kleurstof uit een oplossing te verwijderen.
Extractie wordt onder andere toegepast bij mengsels van vaste stoffen. Het mengsel wordt in contact gebracht et het extractiemiddel. Sommige stoffen lossen wel op en andere niet. Na een extractie wordt er bijna altijd gefiltreerd. Thee- en koffie maken is een extractie.
 deze scheidingsmethode berust op het feit dat->Uitkristalliseren er meer vaste stoffen oplossen in water als het warm is. Wanneer je een verontreinigde stof in warm water oplost en het vervolgens laat afkoelen, kristalliseert de vaste stof en blijft de verontreiniging over.
 met een dicht(berust op verschil in dichtheid) of open->Centrifugeren vat met gaatjes. Dan werkt het als filter.
Rendement= verkregen hoeveelheid stof X 100%

Totale hoeveelheid van de stof in het mengsel

Paragraaf 1.2
 twee of meer-> één beginstof->Ontledingsreactie reactieproducten
->Ontleden kan op drie manieren
 door->1) thermolyseren middel van warmte
 door middel van elektriciteit->2) elektrolyse
3) door middel van licht->fotolyse
 uit twee of meer stoffen een stof->Synthese creëren.
 ammoniak->Stikstof+waterstof
Verbranden is reageren met zuurstof.
 CO2->CO+O
Een reagens is een stof waarmee je een andere stof aantoont. Kalkwater is een reagens op koolstofdioxide en wit kopersulfaat op water.
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Atomen zijn ondeelbaar en onvernietigbaar.
 niet ontleedbare stoffen en->Elementen atoomsoort
 ontleedbare stoffen->Verbindingen
 het kleine cijfertje->Index in een formule
S = solid = vast
L = liquid = vloeibaar
G = gas = gasvormig
Aq = aqua = opgelost in water

Aantal Telwoord
1 Mono
2 Di
3 Tri
4 Tetra
5 Penta
6 Hexa
7 Hepta
8 Octa
9 Nona
10 Deca

Paragraaf 1.3:
Wet van behoud de totale massa van de stoffen voor het proces is gelijk aan de massa->van massa van de stoffen na het proces.
 de massa van een element->Wet van elementbehoud voor het proces is gelijk aan de massa van het element na het proces.
Wet van de totale energie voor een proces is gelijk aan de totale->de behoud van energie energie na het proces.
 een reactie waarbij er energie uit->Exotherme reacties de stoffen verdwijnt.
 een reactie waarbij er energie in->Endotherme reacties de stoffen wordt opgeslagen.
 koolstofdioxide +->Voedingsstof + zuurstof water.(mensen die ademen)
Bij dit proces, dissimilatie, komt energie vrij exotherme reactie.->onder andere in de vorm van warmte
Koolstofdioxide + glucose + zuurstof(planten)->water
Dit proces heet fotosynthese of ook wel endotherme->assimilatie genoemd. Hier neemt de plant energie op reactie.
 het omzetten van stikstof uit de lucht tot->Stikstofbindingen N-meststoffen.

Paragraaf 1.4:
Met vermenigvuldigen komt het antwoord altijd met het laagste significante cijfers waarmee is gerekend. Bij optellen en aftrekken is het aantal cijfers achter de komma van de uitkomst gelijk aan het kleinste aantal cijfers achter de komma waarmee de berekening is uitgevoerd.

Paragraaf 1.5:
In de scheikunde gebruik je vaak met meten van massa g of mg.
Met volume gebruik je meestal L of ml. Een kubieke meter is 1000L.
Dichtheid = massa ρ = m
Volume V

Paragraaf 1.6:
Massapercentage = massa deel X 100%
Massa geheel
Volumepercentage = volume deel X 100%
Volume geheel
 3,00 kg rijst bevat->Voorbeeld 2,4X10^2gram eiwit. Hoeveel procent eiwit bevat de rijst?
2,4X10^2g = 0,24 kg X100% = 8,0%
3,00 kg 3,00 kg

Hoofdstuk 2 Ppm = parts per hundred = 1 mg van een stof in 1 kg.
Massa-ppm = massa deel X 10^6 ppm
Massa geheel
Volume-ppm = volume deel X 10^6 ppm
Volume geheel
 in 150 gram friet is 1,2->Voorbeeld mg ijzer aanwezig. Bereken het massapercentage en het massa-ppm van ijzer in friet.
 1,2 mg X100% = 1,2mg X100% = 0,00080% =->Massapercentage 8,0X10^4%
150 gram 150X10^3 mg
 1,2 mg X 10^6 ppm = 1,2X10^-3gr->Massa-ppm X 10^6 ppm = 8,0 ppm
150 gr 150 gr
 de mate waarin een stof->Toxiteit giftig is.
 aanbevolen dagelijkse inname.->ADI-waarde
 maximaal->MAC-waarde aanvaardbare concentratie. (binas 97)
 stoffen die in het->Mutagene stoffen lichaam veranderingen kunne aanbrengen in het DNA.
->Carcinogene stoffen kanker veroorzakende stoffen.

Paragraaf 2.1:
In koolstofverbindingen komen vaak waterstof, zuurstof en stikstof voor soms ook zwavel, fosfor, chloor, broom en jood.

Paragraaf 2.2:
 ontstaan wanneer dode->Fossiele brandstoffen planten en dieren in de grond terecht komen en onder hoge druk worden samengeperst.
Steenkool is ontstaan uit moerasbossen en veengebieden. Steenkool bestaat voor 80% tot 96% uit koolstof.
Aardolie is een mengsel van allerlei bindingen van koolstof. De moleculen bevatten 5 tot 40 c-atomen.
Temperatuur Aantal c-atomen eindproduct
Gas 1-4 Lpg, butagas
<150°C 4-12 Benzine(nafta)
150°C-240°C 9-16 Kerosine
240°C-315°C 15-25 Dieselolie(gasolie)
315°C-375°C 20-30 Stookolie
>375°C >25 Smeerolie, asfalt
 grote moleculen worden afgebroken tot kleinere->Kraken moleculen.
-> de brandstoffen nemen niet af->Duurzame brandstoffen zonne-energie, windenergie en waterenergie.

Paragraaf 2.3:
Een structuurformule geeft aan hoe de atomen in een molecuul door atoombindingen zin verbonden.
Een molecuulformule geeft aan uit welke atomen een molecuul is opgebouwd, en uit hoeveel atomen per atoomsoort.
Fluor, chloor, broom en jood zijn halogenen en hebben dus altijd TWEE atomen per molecuul.
Element Covalentie
H, F, Cl, Br, I 1
O, S 2
N, P 3
C, Si 4
->Covalentie hoeveel streepjes een element kan hebben per atoom. Ze komen alleen bij niet metalen voor.
 een verbinding van de twee elementen water en->Koolwaterstof koolstof.

Paragraaf 2.4:
 CnH(2n+2)->De algemene formule voor alkanen
Naam Formule
Methaan CH4
Ethaan C2H6
Propaan C3H8
Butaan C4H10
Pentaan C5H12
Hexaan C6H14
Heptaan C7H16
Octaan C8H18
Nonaan C9H20
Decaan C10H22
 wanneer een h-atoom->Halogeenbindingen is vervangen door een F, Cl, Br of I atoom.
 een atoom of->Substituent atoomgroep die op deze wijze een h-atoom vervangt.
 stoffen die->Isomeren dezelfde molecuulformule hebben, maar met een verschillende structuurformule.
 alkanen met één koolstofketen zonder->Onvertakte alkanen zijtakken.
 alkanen met één of meer zijtakken.->Vertakte alkanen
Bij onvolledige verbranding van alkanen ontstaan waterdamp en koolstofdioxide.
 een koolwaterstof waarvan het molecuul één dubbele->Alkeen binding heeft tussen twee koolstofatomen.
 als een->Onverzadigde bindingen koolstofatoom een dubbele binding heeft.
 als een->Verzadigde bindingen koolstofatoom een enkele binding heeft.
-> CnH(2n) alkynen->alkenen CnH(2n-2)
ALKENEN ALKYNEN
Naam Formule Naam Formule
Metheen - Methyl -
Etheen C2H4 Ethyl C2H2
Propeen C3H6 Propyl C3H4
Buteen C4H8 Butyl C4H6
Penteen C5H10 Pentyl C5H8
Hexeen C6H12 Hexyl C6H10
Hepteen C7H14 Heptyl C7H12
Octeen C8H16 Octyl C8H14
Noneen C9H18 Nonyl C9H16
Deceen C10H20 Decyl C10H18
 een atoom met een drie dubbele binding tussen twee->Alkyn koolstofatomen.

Paragraaf 2.5:
 een verzameling van->Homologe reeks stoffen waarbij de moleculen van de volgende stof steeds met één CH2-groep meer bevatten.
 een verbinding die je krijgt door in het molecuul van een->Alkanol alkaan één
H-atoom te vervangen door een OH-atoom.
 een->Alkaanamine verbinding die je krijgt als je in het molecuul van een alkaan één H-atoom te vervangen door een NH2-groep.
 een alkaan met een->Alkaanzuur/carbonzuur COOH-groep.
 CnH(2n+1)COOH.->Formule voor alkaanzuur

Regels van het naamgeven:

1) langste keten met 1 of meer bijzondere groepen(C=C; CΞC)
 alkaan->niet bijzonder
 alkeen->C=C
 alkyn->CΞC
2) benoem de zijgroepen
 methyl-> chloor - CH3->- Cl
 ethyl-> broom - C2H5->- Br
->- F propyl->fluor - C3H7
 jood->- I
3) zet op alfabetische volgorde
4) meer gebruik di, tri, tetra enzo.->dan één zijgroep
->5) nummeren
A) Alkeen of alkyn: dubbele binding een zolaag mogelijk nummer
 -dieen->2X C=C
 -->3X CΞC trieen
 - adiyn->2X CΞC
Ook zo lag mogelijk nummeren.
B) alleen alkaan: beginnen met de zijgroepen. Zorg dat er zolaag mogelijke
Getallen worden gebruikt

Hoofdstuk 3 Paragraaf 3.1:
 negatief gelanden deeltjes in een->Electronen atoom.
De kern van een atoom is positief en de buitenkant negatief.
 de positief geladen deeltjes is een atoom->Protonen
->Neutronen de ongeladen deeltjes in een atoom
Atoomnummer = het aantal protonen in een atoom.
Massagetal = aantal protonen + het aantal neutronen.

Paragraaf 3.2:
 geladen atomen.->Ionen
Als een atoom een electron heeft afgestaan wordt het een positief atoom.
Als een atoom een elektron heeft opgenomen wort het een negatief atoom.
In een positief ion zijn er meer protonen dan elektronen. In een negatief ion zijn er meer elektronen dan protonen.
Metaalionen altijd positief, niet-metaalionen zijn altijd negatief.
 stoffen die zijn opgebouwd uit->Zouten of ionaire stoffen ionen.

Paragraaf 3.3:
 het massagetal –->Hoe berekenen je de neutronen het aantal protonen.
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen maar met verschillende aantal neutronen.
 20 en dan moet de->De schrijfwijze afkorting er in het midden naast
 het aantal-> aantal massagetal 10->10 20 protonen

Paragraaf 3.4:
 de naam voor de massa->Atomaire massa-eenheid van atomen en moleculen.(U)
1,00 U = 1,66X10^-24 gram heel klein dus.
Massa van een proton 1U, massa van een neutron 1U, massa van een elektron 0,00055U meestal te verwaarlozen.
 gewicht van de->Atoommassa protonen en neutronen bij elkaar.
Isotoop Atoomnummer Massagetal Aantal p Aantal n Massa in U
Cl 17 35 17 18 35,0
Cl 17 37 17 20 37,0
De atoommassa van een element is het gewogen gemiddelde van de massa’s van alle de in de natuur voorkomende isotopen van het element.
Molecuulmassa bereken je door alle atoommassa van alle atomen op te tellen.
 O2, 1 O heeft->Voorbeeld 2X16U= 32U dus 32U gewicht.->een massa van 16 U
NH3, N heeft een U van 14,01U + H heeft een U van 1,008 dus hier
-> 3,024 + 14,01 = 17,034U ->3 = 3,024 17,03

Paragraaf 3.5:
 H, Li, Na, K, Rb(rubidiun),->Alkimetalen Cs(cesium), Fr(francium)
Het zijn zeer onedele metalen. Ze oxideren snel als ze met lucht in contact komen en reageren heftig bij water.
 F,->Halogenen Cl, Br, I, At(astaat)
Halogenen tref je vooral aan in zouten.
->Edelgassen He, Ne, Ar, Kr, Xe, Rn
Ze reageren heel moeilijk met andere stoffen.

Paragraaf 3.6:
Links staan de metalen en rechts staan de niet metalen in het periodiek systeem.

Paragraaf 3.7:
Metalen ->eigenschappen
1) Geleiden goed elektrische stroom.
2) Zijn goed vervormbaar
3) Hebben een glans
4) Hebben over het algemeen een hoog smeltpunt
5) Voelen koud aan
6) Zijn in gesmolten toestand goed mengbaar
7) Vormen positieve ionen.
 mengsels van->Alliages/legeringen metalen.
 goud, zilver en platina: toepassingen in sieraden,->Edele metalen kronen, medailles en munten.
 ijzer, lood, tin, zink en->Half edele metalen aluminium: elektriciteitsdraad
 natrium, kalium, calcium->Zeer onedele metalen en barium.
 verbindingen waaruit metalen op grote schaal gewonnen->Ertsen worden.
Een kristalrooster is de regelmatige rangschikking van de deeltjes in ->een vaste stof. De inwendige regelmaat veroorzaakt een uitwendige regelmaat kristallen.
Positieve metaalionen worden bijeen gehouden door de vrij bewegende elektronen.
 de binding tussen positieve metaalionen->Metaalbinding en de daartussen bewegende vrije elektronen.
Ook metalen hebben kristalroosters.
Een legering is handig want dan kan het metaal minder makkelijk buigen of vervormen.

Hoofdstuk 4
Paragraaf 4.1:
Een zout is een metaal + niet-metaal.->verbinding die is opgebouwd uit ionen
 een->Ionbinding binding tussen positieve en negatieve ionen in een zout.

Paragraaf 4.2:
 ionlading->Elektrovalentie
Ionladingen:
Metalen Ionlading
K, Na, Ag 1+
Al 3+
De rest 2+
Niet-metalen Ionlading
F, Cl, Br, I 1-
O, S 2-

Metalen Uitgezonderde ionlading
IJzer 2+ & 3+
Lood 2+ & 4+
Koper 1+ & 2+
Kwik 1+ & 2+
Tin 2+ & 4+

Paragraaf 4.3:
Oplossen van zouten:
1) een NaCl kristal wordt overgoten met water
2) de watermoleculen groeperen zich rond het kristal
3) ieder ion krijgt een watermolecuul rond zich
4) het kristal is volledig opgelost
 als de kristallen niet meer oplossen->verzadigde oplossing in water en ze gewoon op de bodem blijven liggen.
 zouten die water->Hydraten in hun kristalrooster kunnen opnemen.
Het opgenomen water heet kristalwater.

Paragraaf 4.4:
 ga eerst een matrix->Neerslagreacties maken of de stofjes goed of slecht oplosbaar zijn. Als je dat weet ga je de reactie vergelijking maken. Alleen de stofjes waarmee wat gebeurt schrijf je erin.
 ionen die wel aanwezig zijn maar niks mee->Tribune-ionen gebeurd.
Als er niks gebeurd dan heeft er geen reactie plaats gevonden dus is er ook geen reactievergelijking. Dat is als alle stoffen goed oplossen.

Paragraaf 4.5:
 je gaat een stofje zoeken->Verontreinigingen waarbij een neerslagreactie optreed en als dat zo is zit er een verontreiniging is.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.