Romantiek & Realisme

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2048 woorden
  • 31 oktober 2007
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
13 keer beoordeeld

Natuur in de Romantiek
Gustave Courbet, geldt als de oprichter en geestelijk leider van het Realisme in de schilderkunst. Zijn manier van uitbeelden was ongebruikelijk, door de grauwe kleuren en realistische gezichtsuitdrukkingen. Courbet zocht duidelijk niet naar de algemeen aanvaarde schoonheid; hij wilde niet de geïdealiseerde, maar de harde werkelijkheid weergeven.
Claude Monet, impressionist, veroorzaakte enorme rellen en schandalen via zijn schilderijen. Kleurgebruik, materiaalhantering en onderwerpskeuze van zijn schilderijen druisten regelrecht in tegen de academische regels en tradities. Volgens die regels moesten kunstenaars met inhoud en vormgeving vooral beheerst en terughoudend te werk gaan. Kunst moest esthetitisch (schoonheid, leer van schoonheid, [letterlijk: waarneming] ) zijn, ook al ging het om gruwelijke taferelen, en mocht niet schockeren. Op het eind van zijn carriere waren zijn schilderijen bijna abstract.
Impressionisme: Qua inhoud en techniek was het impressionisme dus een reactiebeweging tegen de heersende conservatief-classicistische opvattingen van de salonjury\'s. De bedoeling bij de jongeren was het onmiddellijke beeld weer te geven van het direct geziene en op dat moment precies. Er was dus geen sprake meer van de fijn afgelijnde tekening van de voorwerpen. Zelfs bij de onderwerpkeuze richtte men zich op het alledaagse leven, ver weg van elke allegorie of enig nationalistisch triomfalisme. Vooral de kleurenverdeling, of de menging ervan, werd totaal anders aangepakt. De elementaire kleuren werden in los naast elkaar geplaatste toetsen op doek gebracht, zodat ze op afstand de gewenste kleurvariaties vormden en aldus subtielere nuancering toelieten. Belangrijk was hierbij niet meer de stoffelijke preciesheid van de vormen in de natuur, dan wel de kleurrijke oplossing die zon, licht en lucht als indruk weergeven.
Petipa bedacht het zwanenmeer, een mislukking, maar Ivanov gaf er een nieuwe structuur aan. Ivanov legde meer nadruk op de dramatische handeling en op de bezieling in de dans. Het gewone publiek van welgestelde burgers was daar nog niet rijp voor. Ivanov werd echter wel gezien als de grote vernieuwer van het symfonische ballet. Dit kwam vooral door de geabstraheerde gevoels- en stemmingsbeelden in zijn actes blancs voor het Zwanenmeer en de Notenkraker, tijdens die acts blancs werden de dansen nooit onderbroken door mime, dat was nieuw in die tijd.
Het Romantische ballet: de dans ondergaat spectaculaire technische vernieuwingen: de vrouwens dans en op spitzen, maken pirouettes en grote luchtsprongen, zodat ze gewichtloos lijken net als de luchtgeesten die ze moeten verbeelden. De tutu wordt ontworpen, zodat de dansers meer begegingsvrijheid krijgen.
Claude Debussy, liet zich inspireren door zijn eigentijdse Russische componisten en de Javaanse gamalanmuziek. Uit die twee vormen ontwikkelde Debussy zijn eigen soort muziek. Hij wilde zijn muziek een impressie van een sfeer laten worden. Als componist brak debussy met de muzikale conventies van zijn tijd en was hij een van de grondleggers van de moderne muziek. Met zijn compositie ‘La Mer’ wilde hij de sfeer weergeven van een dag aan zee.
Smetana, gebruikte in zijn composities legendes, geschiedenis, omgeving, karakters en muziek uit eigen land (tjechie). Over zijn compositie ‘de Moldau’: Niet alleen de interesse voor de natuur, maar ook het nationaal bewustzijn was aanleiding om muziek te componeren met de Moldau als thema. Smetana heeft deze rivier heel opvallend op muziek gezet. De registratie van volksliederen had ook te maken met het nationaal besef. Men wilde het eigene van de cultuur opsporen en vastleggen.
Exotisme in de Romantiek
Paul Gauguins werk stond bekend om de symbolische betekenissen die er in werden verwerkt. Beïnvloed door de Japanse prentkunst en de plaatselijke volkskunst ontwikkelde Gauguin een eigen stijl; kenmerkend voor zijn schilderijen is het scherp omlijnen van de vormen (cloisonnisme) en het toepassen van egale kleurvlakken. Gauguin was een postimpressionistische kunstschilder, wiens werk al vooruitloopt op het ongebruikelijke kleurgebruik van de fauvisten en de expressionisten. Sommigen menen dat het werk van Gauguin vooruitloopt op het symbolisme. De kunst van de impressionisten bevredigde Gauguin niet, omdat hij vooral het onzichtbare wilde weergeven, de stemming en gevoelens achter het beeld. In ‘waar komen we vandaag, wie zijn wij en waar gaan wij geen?’ verheerlijkt hij de onbedorven wereld van de primitieve mens. Het is tevens een soort levensverhaal van de mens.
John Nash was landschapsarchitect en een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Pictoresque Style. Deze landschapsstijl, gekenmerkt door ruwe onaangetaste en onregelmatige landschappen in combinatie met de architectuur, typeerde de Engelse Romantiek. Verder bouwde hij ook de Royal Pavilion, waarin hij een combinatie van moorse, Indiase, Chinese en gotische bouwstijlkenmerken toepaste. De sprookjesachtige aanblik van de buitenkant en het interieur zijn een perfecte uitdrukking van het romantische verlangen naar het exotische en bizarre.
Marius Petipa ontwierp balletten. Het ballet was sterk verbonden aan de troon en het keizerlijke ballet was nooit afhankelijk van een commercieel publiek. Dat had nadelige gevolgen. De politieke situatie in Rusland was gespannen. Daar door werkte Petipa constant onder druk waardoor hij weinig tijd had om tot echte vernieuwingen te komen. Naast het zwanenmeer componeerde Petipa ‘De dochter van de farao’. Nieuwe ontdekkingen en natuurlijk de vlucht naar exotische landen in de Romantiek maakte het onderwerp erg aantrekkelijk.
Voor de opera’s die Puccini componeerde maakte hij gebruik van bestaande boeken. Puccini wilde in zijn opera’s de ‘couleur locale’, de plaatselijke sfeer, altijd zo realistisch mogelijk treffen. In 1904 componeerde hij Madame Butterfly. Om meer te weten te komen over de cultuur van Japan en met name ok de Japanse muziek ging hij veel om met de vrouw van de Japanse consul. Zij kon hem alles vertellen over de gewoontes en gebruiken van Japan. In zijn opera’s liet Puccini altijd een grote affiniteit voor het karakteriseren van het milieu. Het willen vluchten naar exotische landen maakte het stuk aantrekkelijk.
Maurice Maeterlinck schreef symbolische toneelstukken, waarin vooral het bovennatuurlijke een grote rol speelde. Hij werd de Messias van een nieuw type toneel, gewijd aan mysterie en het innerlijke leven van de mens. Hij wilde een bewegingloos, statisch theater, met ontwikkeling in de hoofden van de personages in plaats van in hun handelingen. Maeterlinck dank zijn roem aan het symbolistisch toneel en aan zijn esthetisch bespiegelende werken, die meestal betrekking hebben op de geheimen van het leven en de bedoeling hebben om de mens een soort edele berusting of gelatenheid te schenken.

Verlangen in de Romantiek
In Caspas David Friederichs schilderijen waren eenzaamheid en verlatenheid de kenmerken. De dood speelt een belangrijke rol in zijn schilderijen. De natuur die hij schildert, is voor hem een spiegel van zijn persoonlijke gevoelens en emoties.
Franz Schubert componeerde romantische liederen, welk hét middel waren om uiting te geven aan de wereld van het ongrijpbare en het mysterie. De piano werd echter even belangrijk als de stem. Voor zijn liederen liet Schubert zich inspireren door gedichten van tijdgenoten. In zijn composities probeerde hij weer te geven hoe hij de gedichten persoonlijk had ervaren. In de ‘Erlkonig’ brengt een vader zijn stervende zoon naar het ziekenhuis. Op het eind van de rit sterft het kind. Het lied gaat over leven en dood, angst en haast. In het lied hoor je, kenmerkend voor de Romantiek, veel contrasten zoals hoog laag en hard zacht, snel en langzaam.
Victor Hugo componeerde balletten. In het ballet Hernani speelde een geest de hoofdrol. Met dit ballet werd een nieuwe toon in het ballet ingezet. het handelingsballet, waarin door houdingen en gebaren het verhaal duidelijk werd gemaakt, werd afgewisseld door pure muziek.
Johan Wolfgang Goethe was toneelschrijver. Met zijn werk was hij één van de eersten die de scherpe tegenstelling tussen ernstige tragedie en luchtige komedie verbrak. Hij bracht alle genres en stijlen van zijn tijd samen. Gzond verstand en emotie wisselden elkaar sterk af. Meer dan welke acteur oo, koesterde Goethe het romantische verlangen naar zelfexpressie. De mens moest zijn eigen emoties kunnen volgen en zichzelf kunnen zijn; ieder mens creëerde zijn eigen wereld en ontwikkelde daarop zijn eigen visies.
Zijn levenswerk was ‘Faust’ gaat over het onvervulbare verlangen van de mens de zin van het leven te ontdekken. Dan komt de duivel, hij sluit een deal dat de duivel de ziel van Faust mag hebben zodra het oneindig verlangen vervuld zal zijn. Talloze pogingen werken niet. Verbitterd komt Faust tot het besef dat geluk alleen kan liggen in gemeenschappelijke activiteiten van de in vrijheid levende mens. Daarmee bereikt hij de hoogster mogelijke kennis. Eindelijk beleeft hij zijn geluksmoment en de duivel neemt zijn ziel. Als hemelse gast wordt Faust herboren. Zijn eindeloze aardse strijd – en daarna die van alle mensen – staat zo symbool voor de eeuwige, onophoudelijke creativiteit van de mens.
Richard Wagner componeerde opera’s. In zijn tijd draaide het opera om spektakel. Het verhaal was daaraan ondergeschikt. Ook bestonden de opera’s uit losse muzikale onderdelen. Dit allemaal wilde hij anders. Hij baseerde zijn opera’s op Germaanse sagen,. Mythen en legenden. Door zijn verhalen wilde hij zijn publiek daarvan meer laten begrijpen. Een andere reden voor Wagner om terug te grijpen op oude verhalen was dat ze een persoonlijke ontwikkeling lieten zien van de hoofdfiguren. Om die persoonlijke ontwikkeling door muziek duidelijk te maken, ontwikkelde Wagner een nieuwe techniek. Ieder personage uit het verhaal kreeg een eigen muzikaal thema, een bepaald melodietje hem het hele verhaal door vergezelde. Dit zogenaamde Leitmotiv veranderde mee met de gemoedstoestand van het personage. Tevens wilde hij niet dat het orkest voor op het podium zat en daarachter de dansers en acteurs stonden. Het stemgeluid van de zangers mocht niet worden overstemd door het orkest en het publiek moest het verhaal dat de personages uitbeeldden goed kunnen zien.

Ballet
In de eerste periode van het romantisch ballet (1830-1860) lag de nadruk op gevoels- en stemmingsbeelden. Dit veranderde geleidelijk omdat het publiek behoefte had aan spektakelstukken en danstechnisch vuurwerk. Zo kwam in het laat-romantische ballet de nadruk weer te liggen op de vorm en was de inhoud daaraan onderschikt.
Kenmerkend voor de romantische balletten zijn de ballets blancs, hierbij gaat het om het uitbeelden van gevoels- en stemmingsbeelden. Dit staat buiten het hele verhaal in het ballet.
Kenmerkend voor het romantisch ballet zijn de tegenstellingen tussen het aarde en het hogere, het verdorvene tegenover pure, het fysieke tegenover het spirituele. Volledig geluk kan in de romantiek alleen gevonden worden in spiritualiteit en niet in het aardse bestaan.
In Frankrijk betekende het laatromantische ballet in de tweede helft van de 19e eeuw (1850 – 1900) geen vernieuwing, maar een periode van verval van het klassieke ballet. De nadruk was komen te liggen op de vorm, doordat choreografen het publiek wilden imponeren met danstechnische virtuositeit. Balletten werden dan ook uitgevoerd als spektakelstukken. Kenmerkend voor het laatromantische ballet was de aaneenschakeling van divertissementen en het ontbreken van inhoudelijke vernieuwing.
Coppelia was een toppunt van decadentie (kunstmatig, levensmoe) dat de laatromantische balletten in West Europa kenmerkte. Mannelijke dansers waren bijna helemaal verdwenen uit de balletten. Het gaat over de poppenmaker Coppelikus die een levende pop probeert te maken: Coppelia. Het dorpsmeisje Swalinda misleidt hem en doet alsof ze de pop is die levend is geworden. Tot de beroemdste dansscènes behoren de robotachtige dansen van allerlei poppen.
De wereldtentoonstelling (ook wel Expo genoemd) is een typisch product van het optimisme dat midden 19e eeuw gold ten aanzien van de vooruitgang in de wereld. Het idee van een wereldtentoonstelling stamt uit Engeland, dat in de negentiende eeuw onbetwist de koploper was op het gebied van industriële ontwikkeling. Met de steun van Engelse zakenlieden werd in 1851 de eerste wereldtentoonstelling georganiseerd in het Hyde Park te Londen. De wereldtentoonstelling werd gehuisvest in het speciaal hiervoor ontworpen Crystal Palace. Het succes overtrof alle verwachtingen. In totaal kwamen in 1851 6.000.000 mensen kijken naar producten die daar door 17.000 deelnemers -afkomstig uit de hele wereld- bij elkaar gebracht waren.. De wereldtentoonstelling groeide uit tot een groots evenement waar ieder land zijn trots kon presenteren. Belangrijke vindingen zoals de eerste telefoon, automobiel en grammofoon werden allemaal op een wereldtentoonstelling aan de wereld gepresenteerd. De tentoonstellingen hadden in de eerste plaats ten doel het bevorderen van de internationale handelsbetrekkingen en het propageren van de eigen technische vooruitgang; de invloed die ervan is uitgegaan, is echter vaak het grootst geweest op het culturele vlak (beeldende kunst, architectuur). Tijdens de eeuwwisseling eiste naast de technische vondsten en ontdekkingen ook de moderne kunst een plaats op. Zo konden de bezoekers bijvoorbeeld de meesterwerken van Renoir en Monet bewonderen. Na de Tweede Wereldoorlog in de periode van wederopbouw werden er geen wereldtentoonstellingen gehouden. In 1958 werd in Brussel de draad weer opgepakt.

REACTIES

A.

A.

ik begrijp het nt

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.