Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Paragraaf 2.3, 2.4, 4.1 t/m 4.3

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3796 woorden
  • 31 juli 2007
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
5 belangrijke vragen die je jezelf moet stellen als studiezoeker

Met keuze uit ruim 1.600 hbo- en wo-bachelors in Nederland is het best lastig om een studie te kiezen. Hoe begin je met zoeken, en hoe kom je dichterbij de studie die bij je past? Om je daarbij te helpen, hebben we vijf belangrijke vragen op een rijtje gezet die je jezelf moet stellen tijdens je studiezoektocht.

Naar de pagina
2.3 Wat is gebruiksvriendelijkheid? Het aanpassen van producten aan de menselijke maat heet ergonomie. Dit is ongeveer hetzelfde als gebruiksvriendelijkheid. Gebruiksvriendelijkheid stelt de gebruiker centraal, niet het apparaat. Sommige producten zijn gericht op een doelgroep. Zelfs in een doelgroep zitten verschillende mensen, dus de ontwerper moet daar rekening mee houden. Dit moeten ze doen door de afmetingen af te stemmen op de doelgroep, en hoe duidelijk een product is (bediening). Elk product wordt anders gebruikt. Een bank in een bushokje stelt andere eisen dan een bank in de huiskamer. Een ontwerper moet op de hoogte zijn van alle technieken en materialen die hij kan gebruiken. (Computers zijn erg verbeterd door een muis. Stemgeluid is ook in opkomst.) Wat is de menselijke maat? Er wordt veel onderzoek gedaan naar lichaamsmaten (tafels), kracht (jampotjes) en waarnemingsvermogen (kenteken) van mensen zodat producten goed kunnen worden aangepast aan de mens. P5 en P95

Als 95% van een groep kleiner heeft dan een bepaalde kolom, heet dat de P95-waarde. Als 5% van een groep kleiner heeft dan een bepaalde kolom, heet dat de P5-waarde. De P staat voor percentiel. In het 45e percentiel wil dat dus zeggen dat 45% van de groep kleinere maten dan die waarde heeft, en 55% groter. Iemand met de P45 waarde heeft een grotere maat dan 45% van de groep. Bedrijven gebruiken vaak de P5 en de P95 waarde. Verhoudingen Er moet ook rekening worden gehouden met de verhoudingen. Als iemand lange benen heeft, gaat men ervan uit dat diegene ook een lange romp heeft. Dat verband tussen verhoudingen heet correlatie. Dit is maar bij de helft van de bevolking het geval. (Tussen ellebooghoogte en dijbeenlengte is er zelfs géén verband.) Ontwerpstrategieën Ontwerpers gebruiken bij producten verschillende normen. Onder een deur moeten ook lange mensen kunnen, dus een deurontwerper zal de P95 en P99 waarden gebruiken. Bij tralies worden juist de hele lage P’s gebruikt, want daar moet niemand doorheen kunnen komen. Ook moet er rekening mee worden gehouden met de levensduur van een product. Hoe groot zijn mensen over 10 jaar, als het product zo lang nog meegaat. Er worden vijf strategieën onderscheiden: - Laag percentiel-strategie (bv brievenbussen waar iedereen bij moet kunnen, ook de kleintjes) - Hoog percentiel-strategie (bv deuropeningen waar lange mensen ook door moeten) - Gemiddelde als maatstaf (bv de hoogte van een wc-pot) - Verstelbaarheid-strategie (bv een verstelbare fietszadel, die mensen naar zichzelf aanpassen) - Varianten-strategie (bv hetzelfde product in verschillende versies te koop) Hoe ergonomisch kan een ontwerp zijn? Kosten en baten Sommige producten worden aangepast aan de hoeveelheid mensen, terwijl het geen extra kosten oplevert maar wel meer mensen het kopen. Andere producten moeten worden aangepast, die wél veel geld kunnen kosten. Bijvoorbeeld een verstelbare bureaustoel. Hierbij moet de ontwerper nadenken of hij er wel winst mee maakt als hij die extra kosten maakt. Massaproductie en individu De techniek heeft massaproductie mogelijk gemaakt, maar ook productie die is gericht op individuele behoeften. Bedrijven maken toch meer winst als ze de productie aanpassen, dus maakt massaproductie plaats voor een nieuw proces. Dankzij automatisering wordt er meer rekening gehouden met de wensen. Toch bepalen de economische belangen het meest hoeveel er rekening met ergonomische eisen wordt gehouden.
2.4 Wat is ontwerpen? Nieuwe kennis, nieuwe producten
Ontwerpers proberen nieuwe technieken en uitvindingen in producten om te zetten. In 1820 ontdekte de Deen Orsted dat een magneetdraad van richting veranderde als hij er een draad bijhield waar elektrische stroom door ging. In 1831 ontdekte Engelsman Michael Faraday dat een magneet die in een spoel heen en weer bewogen wordt, elektriciteit veroorzaakt. Dit toonde het verband aan tussen elektriciteit en magnetisme. Zo werden de dynamo en elektromotor ontworpen. Beweging kan worden omgezet in elektriciteit. Ontwerpers gebruikten de uitvindingen om producten te ‘electrificeren’. Aan het eind van de 19e eeuw kregen zo mensen elektriciteit thuis. Basistechniek Door de grootschalige productie van elektriciteit kwam er een revolutie in ontwerpen (strijkijzers, fornuizen etc). Elektrische aandrijving werd een basistechniek die ze overal konden toepassen. Transistoren en chips Net zo belangrijk was de uitvinding van de elektronische schakelaar, de transistor (1948), en de uitvinding van de ‘chip’ in de ’60. Het bleek mogelijk miljoenen van die elektronische schakelaars samen te brengen op een oppervlak van niet meer dan een kwart vierkante cm. Computers konden zo steeds kleiner en krachtiger worden. Chips zijn gebruikbaar in bijna alle apparaten. Tientallen onderdelen worden samengebracht in één chip. Producten werden niet alleen compacter, ook verscheidener (nieuwe opties). Chips maakten ook nieuwe producten mogelijk, zoals bv de computer en afstandsbediening. Door chips werden producten compacter en slimmer.
Nieuwe materialen Door het uitvinden van bv plastic en andere kunststoffen, werd design een belangrijk deel van het ontwerpen. Verschillende kleuren, diverse vormen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog. Waar moet een ontwerper rekening mee houden? Soorten eisen Een ontwerpproces begint met de inventarisatie van alle eisen waaraan een ontwerp aan moet voldoen, want de klant bepaalt (bv hoeveel versnellingen moet een fiets hebben). Bedrijven proberen zo goed mogelijk inzicht te krijgen in behoeften door marktonderzoek. Ontwerpers moeten zich houden aan vier eisen: - Functionele eisen: Welke taken moet het apparaat kunnen uitvoeren - Ergonomische en milieu-eisen: Hoe gebruiksvriendelijk moet het apparaat zijn en met welke
verschillen tussen mensen moet het rekening houden? Hoe zwaar mag het product het milieu belasten? - Vormgevingseisen (design): Welke vorm en kleur moet het apparaat krijgen? - Financiële eisen: Hoeveel mag het kosten? Een mengeling van eisen
Bij een product kan de ene eis iets zwaarder meewegen dan de andere (bv bij een oorbel eis 3). Dit heeft ook te maken met de doelgroep.
Hoe verantwoordelijk is een ontwerper? Ontwerpen en ethiek Zijn bv ontwerpers van vliegtuigen die extra veel passagiers kunnen vervoeren, medeverantwoordelijk voor de toename van het vliegverkeer? Met andere woorden; hebben ontwerpers ook een ethische en maatschappelijke verantwoordelijkheid? Natuurlijk kunnen ontwerpers niet altijd rekening houden met hoe hun product misbruikt kan worden. Met sommige dingen wel, maar meestal niet. Technologische cultuur Toch ligt het niet alleen aan de mensen als ze iets misbruiken. Producten beïnvloeden de manier waarop mensen zich gedragen en met elkaar omgaan. Mensen kunnen niet zonder techniek. Technische apparaten en producten zijn overal. Op elke oplossing wordt een technologische oplossing verwacht, moet je hier als ontwerper wel in meegaan? Invloed op gedrag Ontwerpers moeten zich realiseren dat technologie de samenleving domineert. Technologie beïnvloedt de manier waarop we denken, handelen en waarnemen (bv iemand met een airbag rijdt roekelozer). Een positief effect wordt teniet gedaan door het bijeffect. Ontwerpers hebben dus een verantwoordelijkheid. Veel ontwerpen hebben dus ook sociale en ethische gevolgen. Ontwerpers mogen hun ogen daar niet voor sluiten. 4.1 Hoe maak je zelf jam? Je hebt alleen vruchten en suiker nodig. Die laat je enige tijd koken in gelijke porties. De vruchten worden dan zacht en er vormt zich een zoet mengsel. Jam bederft veel minder snel dan de vruchten. De functies van zuiker zijn zoetstof en conserveringsmiddel. Alle vruchten zijn geschikt. Zelfs schillen. De eis die je aan jam kan stellen is dat hij stroperig is, en smeerbaar. Alleen vruchten die pectine bezitten maken de jam stroperig. Pectine is een verdikkingsmiddel. De zuivere stof kan worden gehaald uit onrijpe appels of het witte uit een citrusschil. De pectine in een vrucht houdt de celwanden bij elkaar. Het pectinegehalte hangt af van de rijpheid van de vrucht. Je kunt ook jam maken van vruchten met weinig pectine, door pectine toe te voegen. De werking wordt versterkt door citroenzuur, bv citroensap. De suiker, pectine en citroenzuur zorgen voor een stevige jam. Je gebruikt geleisuiker, om zeker te zijn van het gehalte pectine en citroenzuur.
Hoe kun je grotere hoeveelheden jam maken? Opschalen Als je veel wilt produceren, hoef je alleen de hoeveelheden te vergroten. Dit heet opschalen van een proces. Toch kom je problemen tegen. Hoe zorg je er bv voor dat de grote pan overal even heet is. Dit is bv opgelost door alles van bínnen te verwarmen met verwarmingsspiralen. Er zijn nog maar weinig jamfabrieken over, omdat alles is geautomatiseerd en in grote getalen wordt geproduceerd. Inkopen van grote hoeveelheden scheelt in de prijs. Dure arbeidskrachten worden vervangen door machines die continu in gebruik zijn. Hier heb je vaak beter opgeleid personeel voor nodig. Er zijn ook regel- en meetinstrumenten nodig. Elk stap in het proces blijft onder controle, en er ontstaat een eindproduct van constante kwaliteit. Het productieproces In gesloten ketels onder vacuum -> er wordt korter en op lagere temperaturen gekookt, dat voorkomt dat fruit kapotkookt. Vacuum verpakken verlengt de houdbaarheid. Kenmerken van grootschalige productie zijn het gebruik van meet- en regelapparaturen en constante kwaliteit van het product. Blokschema’s In een blokschema wordt het proces opgesplitst in bepaalde stappen. Een blok geeft een bewerking weer waarbij een bepaald apparaat hoort. Pijlen in het blokschema geven de aan- en afvoer van stoffen aan. Transport wordt niet aangegeven. Wat mag een fabrikant wel, en wat niet? De fabrikant
Elke fabrikant probeert zijn winst te verhogen. Hij houdt rekening met de klant, en probeert zijn omzet te verhogen. De kwaliteit moet constant zijn en in een goede verhouding met de prijs. Hij zal zijn product er ook aantrekkelijk uit willen laten zien om de mensen te manipuleren, met bv een kleurstof. Grondstoffen Vruchten worden opgeslagen -> conserveringsmiddel toevoegen. Suiker is duur dus wordt ook gedroogde maïs gebruikt dat door een reactie suiker kan vervangen.
Hulpstoffen Conserveermiddelen, kleurstoffen, antioxydantia, zuurteregelaars. De Warenwet De jam moet aan een aantal eisen voldoen, om de volksgezondheid en kwaliteit te behouden. Deze voorschriften staan in het Vruchtenproduktenbesluit van de Warenwet. Ze zorgen ervoor dat er geen schadelijke ingrediënten in de producten worden gedaan, in ieder geval geen grote hoeveelheden. Op het etiket moet de samenstelling van de jam staan in de volgorde waarin de ingrediënten voorkomen. Er geldt een maximumgehalte voor citroenzuur en pectine. In Europees verband staan alle toegestane hulpstoffen, elke hulpstof heeft een E-nummer. De jam wordt gekeurd door de strikte voorschriften van de Keuringsdienst van Waren. Om efficiënt te produceren gebruikt de industrie vaak andere grond- en hulpstoffen dan bij de bereiding op kleine schaal. 4.2 Hoe werkt een blikfabriek? Het vertinnen van staalplaat Staal roest als het met water in aanraking komt, nog sneller in zuur water. Frisdranken zijn zuur door de prik, het opgeloste koolstofdioxidegas. Een blik kan dus niet van gewoon staal zijn. Tin kan wel tegen zuur en water. Daarom wordt er een laagje tin om het staal gebracht. Tin is een dure metaalsoort omdat hij zeldzaam is. Men moet er zo weinig mogelijk van gebruiken. Vertinnen gebeurd door dunne, zeer flexibele staalplaten te laten glijden over rollen door een bad met tinzoutoplossing. Mbv elektrische stroom ontstaat er een laagje tin op het staal. Er wordt steeds minder tin gebruikt door nieuwe technieken. Het wordt gecontroleerd door radioactieve straling. Vertinnen is een toepassing van elektrolyse: het staal wordt verbonden met de negatieve pool van een gelijkspanningsbron. Daardoor worden de positief geladen tinionen aangetrokken en ontladen. Op dezelfde manier kan een ander laagje metaal worden toegepast. Van vertinde staalplaat naar blikjes De meeste blikjes bestaan uit drie delen van staal. Bodem en deksel zijn rondjes van staalplaat. Het middendeel is een rechthoek van staalplaat die rondgebogen wordt en in het midden vastgelast. Bodem en deksel worden om dit middenstuk vastgeklemd. Uit een vertinde staalplaat worden twee rondjes gestanst. Een stempel drukt ze in een holle vorm, de matrijs. Zo ontstaat een ondiep bakje. In een volgende pers wordt het bakje diepgetrokken, en het bakje wordt diep en de wand wordt dunner. Dat is moeilijk, want het moet overal even dun zijn. Daarna wordt de bovenkant nog glad afgesneden. De binnenkant krijgt een laklaag voor extra bescherming, buitenkant wordt bedrukt. Een machine kan per minuut 800 blikjes maken, er is haast geen personeel voor nodig. Hoogwaardige grondstoffen en geautomatiseerde processen maken de productie van grote hoeveelheden halffabricaten en eindproducten mogelijk
Hoe wordt de staalplaat voor blikjes gemaakt? Ruwijzer uit ijzererts Het maken van ijzer uit ijzererts is een continuproces. Er vindt continu een toevoer van grondstoffen plaats, die met elkaar reageren. Bij het hoogovenproces wordt het ijzererts en cokes aan de bovenkant van de oven toegevoerd. Ook hulpstoffen toegevoegd. Die gaan langzaam naar beneden. Dit duurt 8 uur, en uiteindelijk reageert het tot vloeibaar ruwijzer en een bijproduct dat slag wordt genoemd. Beiden worden afgetapt aan de onderkant. de temperatuur kan oplopen tot 2300 C. Er is veel controle nodig omdat het gaat om grote hoeveelheden en hoge temperaturen. Computers zijn onmisbaar. Van ruwijzer naar staal Er is een klein verschil tussen staal en ijzer. Zuiver ijzer is niet-ontleedbaar, en heet Fe. Niemand gebruikt dit, en daarom is ijzer een verzamelnaam voor legeringen met een hoog ijzergehalte. Ook staal wordt vaak ijzer genoemd, bv spijkers en spelden. Ijzererts is de delfstof of het gesteente met een hoog ijzergehalte. In de oven reageert het met cokes tot ruwijzer. Het is niet sterk. Het breekt snel, want het bevat 3% á 4% koolstof. Dit verwijdert men, normaal staal bevat 1,5% koolstof. De fabriek maakt staal uit ruwijzer en schroot (afvalstaal). Er mag per keer maximaal 25% schroot bij, het is recycling. Dit gebeurt door in een reactor op het vloeibare mengsel van ruwijzer en schroot zuivere zuurstof te blazen. De meeste koolstof in het ruwijzer verbrandt tot koolstofdioxidegas dat ontwijkt. Dit is een voorbeeld van een batchproces. Batch betekent portie. Het gaat om grote porties bij het staalproces. Er zit per keer een paar duizend kilo in de reactor. Het duurt ongeveer een half uur. Om het proces te volgen wordt de samenstelling gecontroleerd. Er kunnen stoffen worden toegevoegd in overleg met de afnemers voor de aanmaak van een speciale staalsoort. Het vloeibare staal wordt in een transportbak gegoten, en die gaat naar een reservoir. Hier wordt het uitgerold over een rollenbaan, en al snel stolt het tot dikke plakken. Die worden door snijbranders verdeeld en gaan zo naar de walserij. De productie van dunne staalplaat Er is heel dun staal nodig. Dit wordt verkregen door een ingewikkeld walsproces in de walserij. Het staal komt daar binnen van 12x1x0,2. Deze blokken worden tot 1200 C verhit in de ovens. Het gaat dan door meerdere walsen en wordt steeds dunner. Het walsen maakt de blokken ook langer, dus zijn het lange fabrieken. In de laatste walsen wordt de afgekoelde staalplaat uitgewalst tot de voor blik gewenste dikte. Hoe dunner de staalplaat, hoe groter de snelheid tussen de verschillende walsen, die tot 70 km/h kan oplopen. Regeling van de snelheid en bijsturing van het proces vereist precisie en kan dus alleen door computers. Hoogoven Het gaat om grote hoeveelheden en hoge temperaturen in een hoogoven. Geen enkele stof behalve vuurvaste steen is bruikbaar voor de wand van de oven. Elke andere stof smelt. Er zijn leidingen met koelwater in de stenen binnenwand aangebracht om de temperatuur te regelen. Bij de ijzer-en staalproductie zijn grote hoeveelheden grondstoffen en energie nodig. Bij de productie van staal uit ruwijzer wordt staal-afval hergebruikt.
Wel of geen blikjes? De consumentenkant Je consumeert ook het blik als je eruit drinkt. Blikjes hebben veel voordelen, vooral nu ze zo licht worden. Toch brengt het veel afval op. Voor de verwerking van dat afval betaalt men ook. De blikfabricage heeft ook milieu-effecten. Er zijn veel grondstoffen nodig en er ontstaat grote vervuiling. Winning van grondstoffen, transport en voorbewerking vraagt veel energie. Ook is er een enorme uitstoot van koolstofdioxide bij het hoogovenproces en de staalbereiding, dat bijdraagt aan het broeikaseffect. Blikjes in het afval In de natuur roest een blikje langzaam weg. Dat is in grote getalen schadelijk voor het milieu. De helft wordt teruggewonnen en gerecycled. Er zitten echter drie metalen in blik: staal, aluminium (deksel) en tin (beschermlaagje). Aluminium en tin gaan verloren in een verbrandingsoven, maar ijzer kan met een magneet eruit worden gehaald. Beter is dat vantevoren te doen, maar bij het staal zitten dan nog wel tin en aluminium. Het tin kan worden teruggewonnen in een onttinningsbad met elektrische stroom. Een ton blikafval geeft zo’n 4 kg tin. De rest gaat als schroot naar de bereiding van nieuw staal. Voor de productie van blikjes uit ijzererts is veel energie nodig en er ontstaat veel vervuiling. Voor recycling van blikjes tot nieuw staal is minder energie nodig. 4.3 Hoe kom je aan kleurstoffen uit de natuur? Kleurstoffen uit planten Veel planten bevatten een natuurlijke kleurstof. Meestal per plant een kleine hoeveelheid. Dat maakt de kleurstof duur, omdat je zoveel planten nodig hebt. Daarom gebruikte vroeger niemand kleur. Sommige kleuren zijn ook niet geschikt, zoals rode biet. Dat gaat er meteen uit in de regen. Je kunt er wel levensmiddelen mee kleuren. Indigo De meest toegepaste kleurstof voor kleding is indigo. Egyptenaren gebruikten het ook. In Europa wordt indigo verkregen uit de bladeren van een bepaalde plant; de wede. In de tropen heb je andere indigoplanten. De indigoplanten zijn groen. De blauwe kleur is niet meteen aanwezig. Na de oogst worden de bladeren gekleurd en in water geweekt totdat ze gaan rotten. Dan ontstaat er een geelkleurige opllosng van de stof indigowit. Dit wit hecht aan de textiel. Buiten het verfbad wordt het eerst groen, en daarna indigoblauw. Primitieve volkeren vonden dit een magische gebeurtenis. Het komt eigenlijk door de zuurstof.
Indigo als kuipkleurstof Ook in het verfbad wordt indigowit langzaam aan indigoblauw. Dit proces wordt versneld door te roeren. Na 7 dagen kan de stof bewaard worden, maar het moet eerst weer oplosbaar worden om het op textiel te kunnen gebruiken. Dat gebeurt in de kuip waarin later ook geverfd wordt. Indigoblauw lost op in indigowit door het met enkele stoffen te laten gisten. Tegenwoordig gebruikt men een chemische stof. Het kuipproces is duur, omdat het zo lang duurt en de reacties nodig zijn. Andere kleurstoffen zijn vaak eenvoudiger en dus goedkoper. De koloniale tijd Er werden in de Europese koloniën in de tropen handige geassen verbouwd. Vanaf 1650 ook indigoplantages, vooral in Zuid-Amerika en India. Er was een vakkennis nodig en ervaring, en honderdduizenden arbeiders waren werkzaam in de indigoteelt. De kleurstof bleef duur, ondanks de goedkope krachten. Opbrengst en kwaliteit zijn bij natuurproducten altijd afhankelijk van het weer. In de natuur komen veel kleurstoffen in kleine hoeveelheden voor. Grootschalige producte van kleurstoffen met landbouwmethodes vereist veel arbeidskracht. Welke kennis is er nodig om indigo na te maken? Ontwikkeling van chemische kennis Rond 1850 werden er vele stoffen ontdekt, en kwam de chemie in bloei. De meeste stoffen ontstonden uit koolteer. Dit wordt gevormd bij bereiding van cokes uit steenkool. Wetenschappers deden onderzoek naar de samenhang tussen de moleculaire structuur en de eigenschappen van een stof. De industrie raakte ook geïnteresseerd. Als je indigo in een fabriek kon maken, kon je namelijk veel geld verdienen. In 1865 begon de Duitse chemicus Alfred von Bayer met zijn onderzoek naar fabrieksmatige bereiding van indigo. Zijn onderzoek bestond uit twee fasen: Onderzoeken van moleculaire structuur, en daarna pogingen het te simuleren uit chemische grondstoffen. De eerste synthetische kleurstof Rond dezelfde tijd ontdekte Engelsman William Perkin de eerste synthetische kleurstof voor textiel in 1856. Hij probeerde kinine na te maken, een stof afkomstig uit de bast van de kinaplant. Ook hij probeerde dit uit koolteer te maken. Dat was toen het enige geneesmiddel tegen malaria. Het mislukte. Hij kreeg een paarsblauwe prut. Hij liet het door een frabikant testen of het aan textiel hechtte, en het lukte. Het hechtte goed, en verkleurde niet in zonlicht. Hij noemde het mauveïne en produceerde het op grote schaal. Hij bouwde een grote fabriek met geld van zijn vader. Mauveïne komt niet in de natuur voor. In het begin was het even duur als platina. Binnen jaren was hij schatrijk. Dit is vb van een toevallige ontdekking.
Moleculaire structuur Om indigo te kunnen namaken moet je weten hoe de moleculen zijn opgebouwd. Zuivere indigo is uit een plant nodig. Door ontledingsreacties kan men nagaan welke atoomsoorten in het molecuul voorkomen: koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof. Hoe zitten deze 30 atomen aan elkaar vast? Door proeven te doen kun je erachter komen. Synthese van indigo Het duurde van 1865 t/m 1878 voor dat Von Bayer de structuurformule opgehelderd had. Daarna ging hij het namaken. De universiteit en de industrie werkten samen, want de industrie dacht hier veel geld mee te kunnen verdienen. Het kostte tientallen miljoenen guldens. In 1896 was de eerste synthetische indigo klaar. Die was duurder dan de natuurlijke. Enkele jaren later ontdekte men een goedkopere bereidingswijze. In de koloniën betekende dit een ondergang. Ook andere bedrijven probeerden indigo na te maken, en nu zijn er 30 manieren bekend. Het belangrijkste verschil bestaat uit de gebruikte grondstoffen en de reacties daartussen. Vroeger moest men letten op welke grondstof er beschikbaar was, nu moet men letten op schadelijkheid en afvalproducten. Door onderzoek kan van vele natuurlijke stoffen de moleculaire structuur bepaald worden. Het is dan mogelijk deze stoffen kunstmatig te fabriceren. Hoe maakt een fabriek indigo? De rol van octrooien Om te voorkomen dat een ander bedrijf meteen profiteert van de ontdekking waar zoveel geld in is gestoken, probeert een bedrijf de resultaten van zijn onderzoek en de gevolgde productiewijze te beschermen door een of meer octrooien. Octrooi of patent is de registratie van een uitvinding door een octrooibureau. Dan mag het niet door een ander worden gebruikt. Het bedrijf kan wel toestemming geven aan een ander bedrijf. Die krijgt dan een licentie. De concurrent zal echter een omleiding zoeken, en een andere reactie met die chemische stof proberen te krijgen die buiten het octrooi valt. Het laboratorium Onderzoek begint in het laboratorium. Stoffen met ingewikkelde moleculen ontstaan alleen uit verschillende reacties. Van iedere stap moeten de omstandigheden worden onderzocht, zodat de reactie op zijn best verloopt (bv temperatuur etc). Vaak ontstaan er bijproducten. Soms worden die nog gebruikt, meestal is het afval. Men moet van alles stoffen nagaan of ze giftig zijn. Als ze onschadelijk meoten worden gemaakt, kost dat geld. Men probeert een continuproces te hebben, dat is goedkoper want dat kost minder tijd dan een batchproces.
De proeffabriek Vaak veranderen processen als het in grote hoeveelheden gebeurt. Om te kijken wat er moet worden veranderd gebruikt men een kleine fabriek, de proeffabriek. Het verloop van de reacties wordt geoptimaliseerd. Tests wijzen uit welke materialen de beste zijn voor leidingen, pompen reactoren etc. Er wordt gelet op de kosten. De chemische industrie Hetzelfde verhaal geldt voor bestrijdings-, genees-, en genotmiddelen. Vroeger was het uitganspunt van een onderzoek vaak een stof uit de natuur waarvan een werking bekend was. Als een stof een bepaald eweking heeft, probeert men ook stoffen te maken waarvan de moleculen een beetje anders zijn opgebouwd. De chemische industrie is een bedrijfstak die erg conjunctuurgevoelig is en waarin de risico’s groot zijn. Bij indigo was de vraag al bekend, en was het een risico waardig genoeg om te nemen. De chemische industrie is voortdurend op zoek naar nieuwe producten en naar methodes die de productiewijze optimaliseren.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.