Economie Module 1 Een kwestie van schaarste, kiezen en consumptie
Hoofdstuk 1 Waarover gaat economie?
Economie = behoeften van mensen. Basisbehoeften -> voeding, kleding en beschutting. Behoefte -> onbegrensd-> bevredigingsniveau steeds hoger.-> Preference drift. Afstellen behoeften op wat andere mensen.-> Reference drift.
Behoeften bevredigen-> gebruik goederen en diensten. Goederen kan je pakken, diensten kun je niet vastpakken. Sommige goederen zijn vrije-goederen. Produceren -> maken producten of diensten. 2 soorten goederen geproduceerd-> consumptiegoederen (verbruikt om behoeften te bevredigen) ->kapitaalgoederen (gebruikt bij de productie van goederen).
Productiefactoren-> Natuur, Arbeid, Kapitaal en Ondernemerschap - Natuur-> lucht, zonlicht, aarde en water, ligging, het reliëf, bodemgesteldheid en rivieren. - Arbeid-> alle geestelijke en lichamelijke inspanning van mensen ten dienste van de productie. In enge zin ->betaalde deel ervan. In ruimere zin ->ook vrijwilligerswerk. - Kapitaal-> vaste kapitaalgoederen (goederen die langer dan 1 productieproces meegaan). Voor deze kapitaalgoederen hebben we ook hulpstoffen nodig. Hiervan blijft niks over in het eindproduct. -> vlottende kapitaalgoederen (goederen die maar 1 productieproces meegaan) Die zijn wel terug te vinden in het eindproduct. Soms word met kapitaal een som geld bedoeld, dat noemen we vermogen. Machines en grondstoffen en hulpstoffen noemen we dan reëel kapitaal. – Ondernemerschap-> combineren vorige 3 productiefactoren.
Schaarste -> spanning tussen behoeften en middelen. We moeten prioriteiten stellen in verband met alternatief aanwendbare middelen.
Economische wetenschap bestudeert->keuzehandelen van mensen (schaarse, alternatief aanwendbare middelen)
Welvaart->mate waarin men erin slaagt schaarste te verminderen
Welstand-> ” ” ” ” ” ” ” kijkend naar goederen
Hoofdstuk 2 Consumeren
Voorzien in behoeften -> gebruiken of verbruiken van goederen en diensten. -> consumeren. Onderscheid tussen duurzame en niet-duurzame consumptiegoederen. -> Duurzame gaan vaker dan 1 keer mee.
Begroting-> Overzicht van de inkomsten en uitgaven in een komende periode. Uitgaven verdelen in 3 groepen-> vaste lasten (maandelijkse kosten) -> incidentiele grote uitgaven (plotseling) -> dagelijkse uitgaven (de boodschappen). Consumptiepatroon->ge- en verbruiken van goederen en diensten afhankelijk van 3 factoren ->Economisch (voorkeur consument, prijs goed, budget) ->Sociaal (beroep, groep waar men toe behoort, levensgewoonten ->Demografisch (leeftijd, burgerlijke staat, gezinssamenstelling)
Hoofdstuk 3 De vraag van consumenten
Economische factoren -> prijs van het goed -> behoeften en voorkeuren -> inkomen van consument -> prijzen van overige goederen
Individuele vraaglijn-> vraaglijn van 1 consument
Collectieve vraaglijn-> vraaglijn van alle consumenten
De wiskundige formules voor een vraaglijn is: Qv=ap+b
Verschuiving langs de vraaglijn-> prijsverandering
Verschuiving van de vraaglijn-> prijs van een ander product
-> voorkeuren
-> inkomen/ budget
-> vraag
Inferieure goederen->Goederen vraag afneemt bij hogere inkomsten. Vervanging naar hogere kwaliteit.
Substitutie goederen-> Goederen elkaar vervangen
Complementaire goederen-> Goederen die samen worden gebruikt.
Prijselasticiteit: Ev= procentuele verandering van gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering van de prijs.
Bij een inelastische vraag is -1
REACTIES
1 seconde geleden