Romeinen 50 v.Chr. tot 800 n.Chr.

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2646 woorden
  • 5 november 2006
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
78 keer beoordeeld

Geschiedenis

70 v. Chr. 50 v. Chr. Pompeus leider, kwam en conflict met zijn schoonzoon; julius caesar. Crassus die financierde de boel . hij gehoorde tot de senatoriale facties (factie= een politieke groep of familie die geclusterd is). Deze drie mannen vormen een triumviraat; een driemanschap. Uiteindelijk vlucht pompeus naar Egypte uit de machtstrijd.

Met die machtsuitbreiding van het Romeinse rijk neemt ook de macht van Palestina toe. Daar werd het bestuur op theologische wijze; met priesterkasten gevoerd. Vanaf 70 v. Chr. Wordt het joodse volk (militair zwak) opgenomen in het Romeinse rijk.

Tegelijk werd ook Egypte opgenomen.

Als je zichtbare goden had, dan mocht je die houden, in de vorm van beelden etc. Dat had iedereen behalve de Joden, ze waren de uitzonderingen. Het werd als vreemd ervaren, maar de Romeinen lieten het voor wat het was. Nog een exclusiviteit is dat de Romeinen nog nooit eerder een theologie, door priesters regeerde samenleving was tegengekomen.

Caesar heeft zijn machtstrijd en het senaat 46 v. Chr. Uiteindelijk wordt caesar vermoord, in 44 v. Chr. Door zijn collega senatoren. Van 44 v. Chr. Tot 27 v. Chr. Is er een burgeroorlog, laatste grote in de 1ste eeuw. De uiteindelijke winnaar is octavianus de adoptief zoon van caesar (aangenomen zoon).

Als hij gewonnen heeft trekt hij zich terug, daardoor ontstaat een machtsvacuüm, dit veroorzaakt weer chaos in Rome. Dus zei hij dat hij wel leider van 3 dingen wilde zijn: Pontifex maximus hoog priester
Imperator leger leider
Princeps 1e burger

Met octavianus begint het keizerrijk. Toen hij aan die 3 voorwaarden voldeed was hij de machthebber. Hij nam in 3 maatschappelijke posities de 1e positie in. De titel rex; koning vermeed hij nadrukkelijk. Wat hij wel deed was zich laten aanspreken als caesar, zijn stiefvaders naam. Caesar octavianus. (hij doet dit uit eerbetoon). Informeel werd de republiek gehandhaafd en daarbij het koningschap en alleen heerschap ook. Hierdoor ontstaat een mooi evenwicht tussen formeel en informeel. Hij kreeg de eretitel, de augustus, de verhevene. Dus caesar octavianus augustus. Wat er ook aan bijdroeg dat de burger dit accepteerde was dat er toen tientallen jaren burgeroorlogen waren.

]volgende fase: het Romeinse rijk gaat een bloeiperiode in, in de 1e en 2e eeuw. Dit heet de pax romana. Romeinse vrede. Toen had het rijk ook de grootste omvang. Kenmerken van die bloeitijd is dat er een begin ontstaat van de rechtspraak. Dan begint de vastlegging, codificering van het recht. Door de organisatie, rechtstaat. Dit betekende dat, dat ook de grote bijdrage is geworden voor de samenleving nu. Voorbeeld: de studierechten. De pax romana heeft de ontwikkeling van het recht strek bepaald. Het recht wordt basaal in de samenleving.

100 N. Chr. Hoogtepunt Romeinse rijk.

2e eeuw n. Chr. Zie je at het vastgelegde burgerrecht als tekort werd ervaren. De confederatie voor de Italische volken (de volken die over zijn genomen door de Romeinen waarmee ze samenwerken) die hadden een 2e rang\'s burgerrecht. Wie het Romeinse burgerrecht had, had aanspraak op complete rechtshandhaving. Het 1e burgerrecht: dat Romeinse burgerrecht is kenmerkend, dat hield in dat je altijd een beroep op de keizer kan doen en op de senaat. Het
2e burgerrecht: de confederatie voor de Italische burgers: minder rechten dan het 1e, ze kunnen geen beroep doen op de keizer of het senaat. Het 3e burgerrecht: voor de overige burgers, nog minder rechten dan het 2e, ze kunnen wel aanspraak maken op de rechtbank. Deze oneerlijke verdeling is geen punt zolang de samenleving nog niet gestabiliseerd is, want dan zijn de mensen meer bezig met meedoen in de samenleving. Maar een samenleving die gestabiliseerd, bezig met de economie, e.d., dan gaan langzamerhand de mensen de voordelen zien van het Romeinse burgerrecht; en dus de nadelen van hun eigene. Deze behoefte zie je vooral in de middenklasse. Het probleem, de ramp is de juridische emancipatie binnen dat Romeinse rijk, dus die burgerrechten was de blokkade tot die unificatie, eenwording van het Romeinse rijk. Dan was iedereen gelijk voor de wet. Dat wilden ze maar dat gebeurde niet. Dan krijg je afstotingen. Het Romeinse rijk kon niet de stap maken tot eenheidsstaat op rechtsbasis. Dit blijkt pas in 211 n. Chr. Alleen dat was onder een andere keizer: Caracalla. Eenheid van het recht voor iedereen, maar helaas toen was het al te laat, er waren toen al zoveel afstotingen, dat +het niet tot een eenheid van de burger leidde.

Vergelijking ook nu werkt de Europese unie als een magneet voor andere landen dit leidt tot samenhorigheid gevoel, paspoort (juridisch circuit) en sofi-nummer (arbeid circuit).

Consensusmodel, instemmingmodel, met nadrukkelijk het Europese burgerrecht.

3e eeuw na Chr. Het rijk is minder in staat zijn grensbewaking aan de Rijn, Donau grens in stand te houden. De belastingopbrengsten gaan ook omlaag-> geen geld om grensleger te betalen, dus het functioneert niet meer. De Germanen kwamen het Romeinse rijk binnen, ze namen dienst in het leger, ze kregen burgerrechten. Met kleine groepen, was dat controleerbaar maar ze kwamen met veel te grote groepen, de volkjes komen in beweging van 300 tot 500 n. Chr. De volksverhuizingen naar het Romeinse rijk.

Het Romeinse rijk gaat germaniseren. In het Noorden word Germaans de taal en gotisch.

313 n. Chr. Christelijke kerk einde christenen vervolgingen in het Romeinse rijk -> referentiepunt.

Waarom werden de Christenen vervolgd? Met de ontwikkeling van het Romeinse rijk onder Augustus -> joodse volk had geen ingeving meer. Het Romeinse bestuur van de Joodse samenleving lastig want het was een theocratische samenleving; zonder zichtbare god. 2 priesterkasten hadden het voor het zeggen. Joden kregen een stuk vrijheid -> voor Romeinen betekende dat weer extra belasting, joden moesten daarmee ook voor het eerst een keizer erkennen. Grote tegenstellingen horen niet in theocratie, in de bestuurlijke organisatie was een grote spanning ontstaan.

Jezus nam het voor de onderkant van de samenleving op (op economisch en sociaal gebied). Dit was niet gewenst door de priesterkasten: onrust stoken. Terwijl de kasten het imperium wilden afsluiten. De priesterkasten gingen zich tegen Jezus verzetten. Ze wilden van hem af: vermoorden. Joodse rechtbank sanhedrin. De rechtbank mocht de doodstraf geven maar niet volstrekken. Het Jezus proces:-> Oordeel was van tevoren bekend: de doodstraf, dit noemt met gerechtelijke moord: dmv de rechtbank waar van tevoren de uitspraak vaststaat. Een grote groep is altijd ongeregeld, behalve als ze het allen een zijn met het gezegde. Dus ook daar kwam die onderlaag in beweging maar niet geordend-> daardoor kwam er geen godsdienst revolutie uit. De vroeg Christelijk kerk ontstaat na de kruisdood van Christus/ christos, de verlichte. Dan zie je dat die volgelingen uit elkaar vallen, rust. (Dit was ook de verwachting van de priesterkasten). De volgelingen organiseren zicht toch, volgelingen zijn tijdens zijn leven discipelen en na zijn dood apostelen. Je ziet dat ze buiten de joodse gemeenschap; priesterkasten, gaan ze de opvattingen van Jezus van nazareth rondvertellen alleen nog niet gestructureerd. Je ziet dan een paar volgelingen het gaan opschrijven. Dan gaan eer 4: markus, matheus, johannes, en lukas. Zei beschrijven het leven en de theologie
Van Jezus, dit in de Evangelie, goede boodschap. Daarmee ontstond het theologische fundament van de christelijke kerk ongeveer 40 tot 50 N. Chr. Het laatst avondmaal -> wordt ritueel in de bijeenkomsten van de christelijke kerk gestopt. Ze gaan zich al vroeg de christenen noemen, dit schept vooral ook afstand van het jodendom.

40 tot +- 100 n. Chr. De joodse godsdienst heeft zijn theologie in de 5 bijbel boeken van mozes-> Pentateuch

1e torah 1 boek
2e grote profeten 2 boeken
3e kleine profeten 2 boeken

Deze vormen dus de basis. Die theologie noemt zich dus christenen. Waarop gaan ze zich funderen, wat wordt het fundament De evangelisten gaan het vormen. Die worden de uitgangspunten. Van hieruit gaat zich de geloofsleer-> ontwikkelen. Hun geschreven werk. De basale vorming.

60 n. Chr. 1e opkomst van de christelijke kerk -> concilie. Het doel: de eenheid georganiseerd krijgen, regelingen treffen (de bisschoppelijke organisatie). Wat waren de ideeën: 1 het geloof in de godheid
2 de naasten liefde (socialiteit in het geloof) 3 Mens en godheid zijn met elkaar verbonden door middel van de verlossingsleer. (De verlossingsleer = kenmerk, mes verlost en verzoend met de godheid uit zijn aardse bestaan aan het eind van het leven, “hemels bestaan”).

De godheid wordt duidelijk geconcretiseerd aan het hiernamaals.

70 n. Chr. Joodse opstand, wordt door Romeinen neergeslagen. Veel joden worden uitgezet, verspreid door heel het Romeinse rijk. De grote diaspora, grote verstrooiing, dit heeft geduurd tot 1948. Het gevolg van deze verspreiding: - verspreiding jodendom - Verspreiding christendom in het Romeinse rijk. De vroeg Christelijke kerken vestigen zich met name in de Romeinse hoofdsteden. Vooral langs de kuststeden en langs de Middellandse Zee.

Dan begint bisschoppelijke organisatie (grote stad en omliggende platteland, regionale organisatie met stad als centrum) sterker en uitgebreider te worden. Brief contacten.

Als in 60 n. Chr. Die organisatie een anderen vorm krijgt, kijken de Romeinen er al anders tegenaan. Ondanks dat de joden verspreid zijn krijgt het geloof jodendom niet meer aanhang dan daarvoor. In tegenstelling tot het christendom, de verspreidde joden verspreide dit wel goed in het Romeinse rijk. Wat was de succesformule van het christelijke geloof? Het was een verlossingsgodsdienst, -> godsdienst + perspectief -> verzoend met de godheid. Het christendom ontwikkelde zich tot een dynamische godsdienst. Het kenmerk bij het christendom is dat de theologie ontstaat.

160 n. Chr. Concilie in Rome. De bisschoppen komen ij elkaar. Bibila, dan wordt de bijbel vastgesteld. Het opmerkelijke is, gebeurd in 2 delen, consensus, historie lijn en een theologisch fundament: Oude testament, oude nalatenschap: 5 boeken van mozes en kronieken historisch materiaal, oude boeken e.d. Dit omvat 200 jaar joodse geschiedenis en theologie-> godsleer. Nieuw testament nieuwe nalatenschap: Een stukje, de evangelisten, geschiedenisverhaal van Jezus van nazareth, maar vooral theologie van het christendom, de fundering van de godsdienst.

De grote vastlegger van het nieuwe deel dis de grote theoloog, de 13e apostel paulus

De apocriefe boeken zijn de boeken geschreven door de apostelen. Deze boeken geven inzicht in de samenleving.

De theologie van de christelijk kerk sloot zich aan bij het hedendaagse leven.

2e eeuw n. Chr. Een enorme uitspreiding van het christendom. Zo erg dat in 313 n. Chr. Constantijn de grote de christelijke kerk als godsdienst erkende, officieel-> gevolg einde van de godsdiensten vervolgingen. De christelijke godsdienst was nu geëmancipeerd.

Het emancipatie proces was voltrokken Constantijn deed dit zodat hij geld kreeg om keizer te worden; meer aanhang. 400 n. Chr. Onder keizer theodosius-> splitsing oost en west Romeinse rijk. Christelijke geloof wordt staatsgodsdienst. Men spreekt dan over het christelijk Romeinse rijk -> einde van het Oud Romeinse rijk. Die blijft een kleine 100 jaar bestaan.

Tempels woerd omgebouwd tot kerkgebouwen. Alle stijlen lopen door elkaar in zo’n gebouw, je ziet de 3 slag -> Germaanse oudheid, Romeinse oudheid, christelijk begin. Tussen +- 300 tot 500 n. Chr. Wordt de geloofsleer van de christelijke kerk definitief vastgelegd. De kern van het verhaal was: is Jezus een mens met een voorbeeld functie of een godheid? Antwoordt hij is de 2 naturenleer: een mens maar wel zoon Gods. Dit besluit is genomen door de Romeinse keizers. Er werd dus een compromis gesloten. De
drie-eenheidleer = triniteitleer. Bestaat uit: god de vader, god de zoon, god de geest.

Ze zijn gelijk aan elkaar -> dit zie je in de Roomkatholieke kerk en in de protestante kerk. In de andere kerken (oosters Orthodoxe) is de vader figuur centraal.

Daarmee was met een compromismodel +- 500 n. Chr. De christelijke leer vastgesteld. Dat In die tijd valt het West Romeinse rijk uit elkaar. Waardoor? Vanaf de 3e eeuw is het burgerrecht al ongelijk verdeeld. Dit werkte tegen de eenheid. De integratie van migranten is dus duidelijk mislukt. Ten opzichte van de rijn- donau grens daar kwamen de Germanen het Romeinse rijk binnen maar ze integreren niet, non-migranten, ze namen de taal en de cultuur niet over-> dan mislukt de betrokkenheid bij een andere cultuur of samenleving. Belastingen worden niet meer betaald-> uiteenvallen van een samenleving. Hoe meer mensen geen belasting betalen hoe minder het rijk er tegenop kan.

In de 4de eeuw n. Chr. Oost-west Romeinse rijk. Constantijn de grote sticht Constantinopele ook wel constantijnstad, in het oosten. Rome blijft westen. Als dit gebeurt valt het bestuur uit elkaar. 400 n. Chr. Formele splitsing, westen en Oosten aparte keizers -> gevolg voor Rome West Romeinse rijk komt een aparte bestuursontwikkeling.

De macht van de christelijke geestelijkheid, in het west Romeinse rijk, wordt in de 5e eeuw steeds groter. De openbare bestuursmacht wordt steeds kleiner, maar ze wordt gedeeltelijk door de geestelijkheid opgevuld. De wetgeving wordt niet meer nagekomen en dus niet meer gecontroleerd. Nog een verandering is de migratie van de Germanen-> er is sprake van
Non-migratie: de cultuur en taal verdwijnt, er is germanisering. De taal in het Noorden, tussen de sène en de rijn, is nu Germaans. In het zuiden is er romanisering, ten zuiden van de sène in Frankrijk. In 500 n Chr. Herkennen de Romeinen het verband tussen zichzelf en de Latijnse cultuur en taal niet meer, daardoor ontstaat er een afbraak van het Latijn. Odacer is de laatste keizer van het west- Romeinse rijk. Hij stuurde de keizertroon op naar Constantinopel en Odacer noemt zich koning van de Germanen in Italië. Hete west Romeinse rijk valt in grote brokken uit elkaar. Van 500 tot 800 is de overgangstijd naar de middeleeuwen toe. (blz. 37 tot en met 42) Chlodowech 1 (Clovis) is de koning van de Franken, wordt het sterkste Germaanse rijk in Europa gevestigd. Vanaf 500 n. Chr. nemen de franken het christendom over. Binnen een laat Romeinse context, zie je organisatie ontstaan, het is een overgangsperiode. Dit in de 6e eeuw. In de 7e eeuw zie je vooral de financiële organisatie. Dagobert, de koning 1, 2, en 3 waren er. Onder de 1e is de financiële organisatie op poten gezet-> het belastingssysteem. De Frankische koningen wilden zich uitbreidden naar de Pyreneeën, in het Zuiden. Dit proces vindt in de 7e 8e eeuw plaats. Dan in de 8e eeuw wordt de Pyreneeën grens bereikt. Parijs wordt dan steeds meer de hoofdstad. De vervangende van de vorst; Major Domus gaat het thuis front dan ´beheren´, soort minister van binnenlandse zaken. De moderne wetgeving gaat zich in de 6e en 7e eeuw ontwikkelen.

De 8e eeuw krijg je de uitbreiding van de islam in Noord-Afrika. 711 steekt de Islam de straat van Gibraltar over. Daarna gaan ze Spanje veroveren tot de Pyreneeën. In 732 is de confrontatie tussen de islam en de Franken. De slag bij poirtier. Van daaruit drijven de franken de islamieten terug ten zuiden van de Pyreneeën. Pas in 1492 wordt de islam door de christenen voorgoed verdreven, reqoncista, de her-verovering, geduurd van 732 tot 1492 dus en 800 jarige oorlog.

Die franken zijn door het verslaan van de islam het sterkste volk geworden. Het gevolg hiervan is - en georganiseerd leger. - de moderne cavalier, (ruiterij) en verdediging, is overgenomen van de islam. Ze zijn het sterkste volk voor 250 jaar, 500 tot 800 N. Chr.

De familie major domus, dit zijn de Karolingen, wordt belangrijker en op een gegeven moment zelfs zo groot dat ze de familie van de merovinjen, de koning, aan de kant schuiven.

De hofmeiers zorgen voor continuïteit in het bestuur door middel van wetgeving. In de 7e en 8e eeuw ontstaat de adel onder hun bestuur (edelingen->groep om de vorst heen). De adel het twee taken - besturen - verdedigen
Ze waren ook bezig met veroveren, met de vorst samen. Graafschappen en hertogdommetjes ontstonden door de veroveringen, van onder andere de Franken. Samen met de opkomst van de Frankische adel ontwikkelt de christelijke kerk zich in Europa. De groeiende machtsfactor van de christelijke kerk ontwikkelt zich parallel aan die van de vorst. Ze hebben dezelfde behoeften: allebei willen ze rust en vrede onder de burgers. Natuurlijk is een economische opbrengst ook altijd welkom. 750 n. Chr. De hofmeiers (ook wel fam. van herstel) nemen de macht over van de laatste merovinische koning. met instemming van de paus wordt deze opgesloten in een klooster. De kerk had ingestemd met deze politieke ontwikkeling, dit betekend dat de christelijke kerk nu ook een machtsfactor was geworden.

REACTIES

R.

R.

ik will een verslag over de historishe ontwikkeling van het recht 100 jaar voor christus tot heden

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.