Hoofdstuk 2.1 en 2.2 Migratie & Vervoer

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 438 woorden
  • 29 mei 2006
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
4 keer beoordeeld

Samenvatting hfd 2

Migratie => Is de verplaatsing van personen waarbij een administratieve grens wordt overschreden en men wil daar blijvend wonen

Buitenlandse migratie => Migratie over de landsgrenzen (naar het buitenland)

Omvang op 2 manieren worden aangegeven: 1 Absolute getallen, totale aantal immigranten of emigranten
2. Relatieve getallen, aantal immigranten of emigranten per 1000 inwoners

Migratiesaldo => Krijg je als je de emigranten en immigranten van elkaar aftrekt

Emigratieoverschot – negatief migratiesaldo Immigratieoverschot – Positief migratiesaldo

Mobiliteitsindex => Het aantal mensen dat het gebied verlaat en het aantal mensen dat zich er vestigt bij elkaar opgeteld en uitgedrukt per 1000 inwoners

Binnenlandse migratie => verhuizen binnen de grenzen van een land

Verhuizen => binnen dezelfde gemeente zich vestigen

Interregionale migratie => verplaatsing tussen regio’s

Interregionale migratie => verplaatsing binnen een regio

VERPLAATSING VAN MENSEN

3 VOORWAARDEN

1. Complementariteit

Mensen verhuizen omdat ze denken in het ene gebied iets te vinden dat ze in hun eigen gebied niet hebben

2. Intervening opportunity

Men kiest een ander gebied dat dichterbij is (tussenliggende mogelijkheid)

3. Transferability

De absolute en relatieve afstand tussen 2 gebieden

Absoluut: wordt gemeten in KM
Relatief: gemeten in tijd, kosten en moeite

PUSH-PULL-MODEL

3 Factoren

Kenmerken van het vertrekgebied en van het vestigingsgebied

- Er zijn factoren die een gebied aantrekkelijk maken en factoren die juist het omgekeerde doen. Zijn die zogenoemde pushfactoren meer positief vind er migratieplaats.

Tussenliggende hindernissen

- Zaken die de migratie eventueel bemoeilijkheden, denkend aan afstand, kosten, familieleden

Persoonlijke kenmerken

- Hebben te maken met degenen die de beslissing nemen. Welke perceptie of wel beeld heeft deze persoon van dat gebied,

SOORTEN MIGRANTEN

Economische motieven:

1 Arbeidsmigranten – voor werk
2 Bedrijfsgebonden migranten: ze gaan voor hun werk daarheen
3 Migrerende ondernemers: Ze willen hun bedrijf in het immigratiegebied opzetten
4 Studenten: Studeren daar of lopen daar stage
5 Renteniers: niet meer economisch actief en in dat gebied hun laatste jaren doorbrengen

Politieke motieven

1 Politieke vluchtelingen: Ze vluchten door politieke redenen (oorlog bv)

Sociale motieven

1 Gezinsherenigers: ze willen zich vestigen bij gezinsleden
2 Gezinsvormers: Die trouwen of willen trouwen met een bewoner uit dat immigratiegebied
3 Retourmigranten: migranten die terug gaan naar hun geboorteland
4 Woonmigranten: ze willen in dat immigratiegebied een betere woning of woonomgeving

Par. 2 OOST WEST, THUIS BEST

Urbanisatie (tot 1960)

Migratie van platte land naar de stad

Hoofdoorzaak: verschuiving van de hoeveelheid werk in de verschillende beroepssectoren

Suburbanisatie (1960 – 1975)

Migratie van de stad naar het platteland rond de stad

De woonfactor was het belangrijkste motief. – woningen in de stad waren smerig en klein

Er ontstonden randgemeentes die aan de steden waren vastgegroeid, zogenoemde agglomeraties

Desurbanisatie (1975 – 1980)

Steeds verder van de stad

Reurbanisatie (na 1980)

Desurbanisatie zette niet door oorzaken: slechtere economische omstandigheden, hogere hypotheekrente, hogere huisprijzen, stijging benzineprijs etc.

Daarom weer urbanisatie men wil gebruik maken van de voorzieningen in de stad

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.