20 A Zo dan lag Odysseus in zijn vaderland, maar alles scheen vreemd aan hem: want rondom hem had Pallas Athena een nevel uitgespreid. (maar) Odysseus stond op en jammerd zei hij deze woorden: \"Ach ik! Van welke mensen bereik ik nu weer het land? Allemachtig, dus verstandig waren de leiders van de Faiaken niet, die me naar een vreemd land brachten!\" Plotseling kwam Pallas Athena naar hem toe: wat betreft uiterlijk was ze gelijk aan een jonge en edele koeherder, zoals de zonen van koningen zijn. Odysseus was heel blij: \"Vriend, want jou heb ik als eerste hier ontmoet, gegroet en ontvang mij met welgezinde geest. Ik vraag je: Welk land, welke stad is dit? Welk volk woont hier?\" Athena antwoordde hem: \"Jij bent dwaas vreemdeling, of van ver weg ben je gekomen, als jij zo naar dit land vraagt! Want niet zo onbekend is dit land: want het is rotsachtig en niet breed, maar niet onvolkomen onvruchtbaar: veel voedsel en wijn groeit hier. Van Ithaka, denk ik, kwam ook de naam naar Troje!\" Odysseus was blij met de duidelijke woorden over zijn vaderland. Toch zei hij nog niet een waar verhaal, maar leugenachtig: want hij zei dat zeelui hem als balling op een schip daarheen hadden gebracht uit Kreta. Athena verheugde zich over de leugens en werd plotseling weer een knappe en grote vrouw! \"Jij Odsseus, zegt altijd leugenachtige woorden en zelfs nooit vergeet je je listen, zelfs niet in je vaderland. Maar herken je Athena, kind van Zeus, niet? Ik sta altijd bij je en bewaak je bij al je inspanningen!\"
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden