Hoofdstuk 1 – Het ontstaan van de industriële revolutie
Wat waren de kenmerken van de IR en waardoor begon deze in Lancashire?
§ 1 – Een industriële revolutie
IR is eigenlijk een misleidende term: geen snel proces, geen plotselinge omslag. Wel een grote verandering in de samenleving.
1) Massaproductie
2) Handarbeid wordt machinearbeid
3) Huisnijverheid wordt fabrieksnijverheid
4) Urbanisatie
5) Ontwikkeling: lokale landbouweconomie → markteconomie / wereldeconomie
6) Klassentegenstellingen nemen toe
7) Sociale kwestie
8) Milieuproblematiek
9) Doorbreking van de Malthusiaanse situatie
10) Take-off: in Engeland ongeveer 1780, in Nederland ongeveer 1870-1890
§ 2 – Voorwaarden voor revolutie
Engeland was door een aantal factoren in het voordeel.
1) Eiland, dus geen dure en verzwakkende oorlogen
2) Geografie, veel rivieren dus transportvoordeel
3) Tekort aan hout, behoefte aan alternatieve brandstof → uitvinding stoommachine
4) Commercialisering van de Britse landbouw rond 1500
Door de enclosures ontstonden grotere bedrijven → de productiviteit nam toe, dus hogere winst → meer investeringen → kapitaal in de Engelse samenleving nam toe.
Slecht voor de kleine boeren, de agrarische bevolking neemt af en er ontstaat een grote groep armen. De adel en rijkere boeren profiteren en krijgen ook staatsmacht: Bill of Rights (1688)
Dus gunstig ondernemersklimaat: volop goedkope arbeidskracht, voldoende voedselproductie, veel kapitaal, ondernemende elite, volop grondstoffen, belangrijke uitvindingen.
§ 3 – Lancashire rond 1750 Het was een agrarisch gebied, met weinig communicatie, en weinig steden. De bevolkingsgroei zorgde voor versnippering van de grond. Voordelen van de natuur: vochtig klimaat (stevige katoendraad) en heuvelachtig met beekjes (gunstig voor bijv. watermill). Nadeel van de natuur: schrale grond. De landbouw was ontoereikend: het zuiden was schraal. In het noorden en westen waren de enclosures, waardoor de boeren failliet gingen. Gevolg: textielbijverdiensten. Huisnijverheid van het hele gezin: de mannen weven, de vrouwen en kinderen spinnen. Het werk gebeurde in opdracht van handelaren: het putting-out-system. De macht lag bij de handelaren.
§ 4 – Klaar voor de start
Verschillende factoren voor de succesvolle katoenproductie in Lancashire:
1) Het vochtige klimaat
2) Daarvoor al gespecialiseerd in linnen: kennis en vaardigheid bij het spinnen en weven, en een ontwikkeld systeem van handel en productie
3) Geen beperkende regels, geen last van de Calico Act
De Calico Act stimuleerde de bombazijnproductie, het was een bescherming voor de katoenproductie. De vraag naar katoen neemt toe, er zijn ontzettend veel gebruiksmogelijk-heden en de bevolking groeide nog steeds.
Door bevolkingsgroei ook meer macht bij ondernemers in het putting-out-system: overschot aan arbeidskrachten. De katoenindustrie profiteerde ook van de vele uitvindingen in de 18e eeuw, en de nabijheid van steenkoolmijnen.
Extra – Wegen van modernisering (volgens Rostow)
Modernisering vindt plaats in vijf fasen, en Engeland had deze als eerste doorlopen.
1) Eeuwenoude agrarische samenleving
2) Voorwaarden voor take-off
3) Take-off, met een leading sector
4) Aanhoudende groei
5) Tijd van massaconsumptie
Kritiek op Rostows model:
1) Het is te precies.
2) Was katoen wel de leading sector? → veel verschillende factoren, of de ijzerindustrie.
3) De industrialisatie verloopt overal anders, er zijn drie wegen naar moderniteit:
- burgerlijke revolutie
- fascistische revolutie
- communistische revolutie
Hoofdstuk 2 – De zegetocht van katoen Hoe ontwikkelde de Britse katoenindustrie zich in de jaren 1750-1850, en waardoor kon de productie zo enorm worden uitgebreid?
§ 1 – De revolutie in het spinnen
Hoe was de enorme toename van de katoenproductie mogelijk?
1) Er werd steeds meer arbeid ingezet, door de bevolkingsgroei
2) Stijging van de productiviteit, door uitvindingen en verbeteringen
- schietspoel (1730) → het weven ging twee keer zo snel
- spinning jenny (1764) → dunne, maar breekbare draad
- waterframe (1769) → ruwe, maar sterke draad
- mule (1779) → beter dan de twee vorige machines
3) Doorbraak door waterframe: volledig katoenen stoffen.
4) Bij komst van stoommachine trekt katoennijverheid naar de stad → schaalvergroting
§ 2 – Ondergang van de thuiswever
Rond 1800 werd er thuis geweven en in kleine plattelandsfabriekjes werd gesponnen. Waardoor veranderde dit?
In 1787 werd het eerste stoomweefgetouw uitgevonden, maar het werd niet veel gebruikt. (In de spinnerij wordt de stoommachine vanaf 1790 wel veel gebruikt. Doordat het spinnen zo niet meer afhankelijk was van water, trok die industrie naar de steden → megafabrieken.
De mule werd steeds beter en steeds meer gebruikt.)
Tot 1835 de thuiswevers constant:
1) Gesteld op zelfstandigheid
2) Stoommachines gebrekkig
3) Door spinmachines (mule) moest veel geweven worden
4) Minder risico’s voor ondernemers (d.m.v. putting-out-system)
Er was ook grote vooruitgang (o.a. door de stoommachine) in de andere takken van de katoenindustrie (bleken, verven, bedrukken en naaien).
§ 3 – De vraag blijft groeien
Groei van de katoenproductie heeft ook groeiende vraag nodig. Waar kwam die vandaan?
Binnenlandse markt:
1) Verhouding tussen prijs en kwaliteit verbeterde: de prijs daalde (cotton gin en perfectionering van het stoomweefgetouw) en de kwaliteit steeg
2) Bevolkingsgroei, dus meer vraag
Buitenlandse markt was niet stabiel, door oorlogen / protectie- en invoerrechten / concurrentie. In deze onzekere markt was het putting-out-system flexibel. In de volgende gebieden was vraag naar katoen: Europa, Noord-Amerika (koloniën), Latijns-Amerika, Azië (vooral China en India).
Verschillende verklaringen voor het terreinverlies (vanaf ongeveer 1850) van de Britse katoenindustrie op de wereldmarkt:
1) Falend ondernemerschap; te weinig investeren in nieuwe uitvindingen na 1850.
2) Geen falend ondernemerschap (ze deden het juist goed), maar wat dan wel de verklaring is voor die afname…?
§ 4 – Van koopmanfabrikant naar handelsbank Voor groei van de industrie is een goed werkend handelssysteem nodig. Aan het eind van de 18e eeuw werd de haven van Liverpool dé poort naar het westen, door de opkomst van de Amerikaanse markt. De katoenproductie verplaatste zich van de huiskamers naar de fabrieken, een nieuw type ondernemer ontstond: de koopmanfabrikant. Ze beheersten het hele proces van productie en handel. De meesten waren rond 1815 weer failliet door kapitaaltekort, oorlogen en een instabiele markt. Daarna kwamen er specialismen. Communicatie ging traag, daarom opende men overzeese filialen. Het centrum van de wereldwijde katoenhandel was de katoenbeurs van Manchester. Omstreeks 1800 kwamen er ook buitenlanders naar Lancashire, vooral uit Europa (bijv. Rothschild), zij hadden het grootste deel van de Europese handel in handen.
Hoofdstuk 3 – Leven in Cottonopolis Hoe beïnvloedde de katoennijverheid het platteland van Lancashire en de leefomgeving in Manchester?
§ 1 – Het platteland van Lancashire: Bolton
In Bolton waren vet slechte omstandigheden, maar het gemeentebestuur ging het verlichten (mengeling van eigenbelang en filantropisch). Aanleg van waterleidingen en Barrow Bridge. Verlicht paternalisme. Waarom Bolton verstedelijkte
1) Spinmachines trokken wevers aan
2) Kanaal
3) Stoomweefmachines goed
Ook werkgelegenheid door
1) Gasfabrieken
2) Spoorlijnen
3) Machinebouw
Economische malaise 1835-1840 trof wevers extra hard:
1) Verstedelijking, geen boerderij meer, niets om op terug te vallen
2) Stoomweefmachines concurreerden met handwevers
§ 2 – Manchester: de eerste industriestad
Rond 1750 was Manchester een ideale vredige gezonde stad. Rond 1770 werd het de eerste grote industriestad ter wereld. Waarom Manchester centrale stad?
1) Spoorlijnen
2) Bridgewaterkanaal
3) Kolenmijnen
4) Industrie
5) Handel
6) Pakhuizen
7) Veredelingsbedrijven
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden