Samenvatting: Hoofdstuk 11 Transport
Kleine bloedsomloop: rechterboezen – rechterkamer – longslagaders – longen – haarvaten – longblaasjes – longaders – linkerboezem
Grote bloedsomloop: linkerboezem – linkerkamer – aorta – alle delen van het lichaam –rechterboezem
§11.1 Het klopt
Hart: een holle spier, die bloed door het lichaam pompt
Linker hart helft: heeft zuurstofrijk bloed dat uit de longaders komt, vanuit hier gaat het door de rest van het lichaam
Rechter hart helft: Zuurstofarm bloed dat uit de holle aders komt, komt dus uit het lichaam en gaat naar de longen om daar weer zuurstof op te nemen.
Hart minuutvolume: de hoeveelheid bloed die één kamer in één minuut wegpompt: slagvolume x hartfrequentie
Slagvolume: hoeveelheidbloed die een kamer wegpompt
Hartfrequentie: Aantal hartslagen per minuut
Bij een ontspannen hartspier stroomt bloed uit de aders via de boezems naar de kamers. Vanuit de kamers stroomt het bloed naar de slagaders. Kleppen voorkomen het terugstromen van het bloed.
Een systole is het samentrekken van de spierwand in het hart, hierbij wordt er dus bloed met een grote druk het hart uitgepompt.
Wanneer het hart/de spierwand ontspannen is noem je dat een diastole.
§11.2 Druk in de vaten Stroomsnelheid van bloed: hangt af van de totale oppervlakte van de doorsnee van bloedvaten. Wanneer dit groot is, is de stroomsnelheid laag, wanneer dit een kleine oppervlakte heeft is dit een snelle stroomsnelheid. Slagader: Bloedvaten die het hart verlaten. Deze hebben een hoge bloedruk, het bloed stroomt snel en het is zuurstofrijk bloed (behalve de longslagader). Ader: aders gaan terug naar het hart (meestal naar de rechter harthelft, behalve de longader). Deze hebben een lage bloeddruk en hebben zuurstofarm bloed. Aders hebben veel kleppen om te zorgen dat het bloed niet terugstroomt. Haarvat: is een heel nou bloedvat waar de rode bloedcellen met moeite doorheen kunnen. In de haarvaten worden bloedvloeistof met weefselvloeistof wordt uitgewisseld. De grote slagaders zijn elastisch. Bij een bloeddrukmeting meet je de bovendruk en de onderdruk. De stroomsnelheid van het bloed is afhankelijk van wrijving langs de bloedvatwand en de totale oppervlakte van de doorsnee van de bloedvaten. De spiertjes in slagadres kunnen de oppervlakte van de doorsnee van slagaders veranderen. Hierdoor stroomt er as je het warm hebt meer bloed naar je huid en als je het koud hebt minder. In de aderen zijn de stroomsnelheid en de bloeddruk laag. Skeletspieren en vaatkleppen zorgen voor het terugstromen van het bloed naar het hart. Afhankelijk van de omstandigheden regelt je lichaam de bloedverdeling over de organen.
§11.3 Bloed
Bloedbestanddelen zijn:
o Bloedcellen: rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes
o Bloedplasma: bloed zonder bloedcellen
o Weefselvocht: deel van het bloedplasma dat uit de haarvaten wordt geperst
Bloed bestaat uit veel verschillende bestanddelen. Elk bestanddeel heeft een eigen functie.
Bij een wond zetten beschadigde cellen de bloedstolling in gang, met behulp van tromboplastine. Bloedplaatjes, rode bloedcellen en fibrine (een stollingseiwit) vormen een bloedstelpende prop (de korst).
Hemoglobine in de rode bloedcellen zorgt voor transport van zuurstof. Koolstofdioxide wordt voor een groot gedeelte in het bloedplasma vervoerd. In de weefsels en de longen verplaatsen zuurstof en koolstofdioxide zich door middel van diffusie.
§ 11.4 Buiten de Bloedbaan Bloeddruk:zorgt ervoor dat water en stoffen die tussen de cellen door kunnen, de weefselvloeistof ingeperst worden. Filtratie: door de bloeddruk perst vloeistof van de haarvaten naar de weefselvloeistof. Resorptie: door de osmotische zuigkracht (omgekeerde van bloeddruk, het zorgt ervoor dat de vloeistof het haarvat ingaan) brengt vloeistof uit de weefselvloeistof naar de haarvaten. Bij de uitwisseling van stoffen spelen ook diffusie (van een hoge concentratie naar een lage concentratie) en actief transport een rol. Lymfevaten: hier verzameld zich weefselvloeistof. Deze vloeistof wordt ook wel lymfe genoemd. Ze monden via de sleutelbeenaderen uit in de bovenste holle ader. Een deel van de weefselvloeistof stroomt via lymfevaten als lymfe terug naar de bloedsomloop. Lymfeknopen: Hierin zitten grote aantallen witte bloedcellen. Een deel van de weefselvloeistof stroomt via lymfevaten als lymfe terug naar de bloedsomloop. Uit de haarvaten gelekte eiwitten komen via deze weg in het bloed terug. Lymfeknopen bevatten grote aantallen witte bloedcellen.
§ 11.5 Ouderdom komt met gebreken Athelosclerose: vernauwing van de bloedvaten, ook wel aderverkalking. Verstopping van een kransslagader veroorzaakt een hartinfarct. Dit kun je tijdig voorkomen door een bypass-operatie, hierbij maken ze een omleiding om het verstopte deel heen. Ook bestaat er dotteren, hierbij gaan ze met een ballontje de vernauwde ader in en rekken ze die op. Trombose: een bloedprop in een bloedvat, wat ook voor verstopping zorgt. Dit heeft ook te maken met het evenwicht tussen stolling en ontstolling, dit is erg ingewikkeld en kan ook gemakkelijk ontregeld raken.
REACTIES
1 seconde geleden