Veranderingen in het onderwijs (in 1999)

Beoordeling 4.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 1162 woorden
  • 24 juni 2001
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 4.1
42 keer beoordeeld

HOE LANG SPEELT HET PROBLEEM? Het probleem speelt al een hele tijd. Sinds een jaar of 3 is het echt veel in het nieuws, omdat toen bekend werd dat het binnenkort ingevoerd zou worden. Invoering van de Tweede Fase moet in het schooljaar 98-99 of in 99-2000, die keuze is aan de scholen zelf. Er zijn twee jaar voor de invoering uitgetrokken zodat scholen nog dingen kunnen regelen. Door de plotselinge invoer kwamen veel scholen voor problemen te staan, er moesten bv. nog veel boeken gedrukt worden. Voor sommige vakken waren er niet op tijd boeken in het schooljaar 98-99.

HOE GROOT IS HET PROBLEEM? -AANTAL MENSEN? -HOEVEEL GELD?

Er zijn heel veel mensen mee gemoeid (15 mln). Iedereen moet naar school en daarna gaan de meeste mensen door studeren en dan werken. Het gaat ook om heel veel geld. Er moeten nieuwe boeken komen, scholen moeten verbouwd worden (i.v.m. het studiehuis), wetten moeten aangepast worden.

Elke school voor havo/vwo krijgt in de periode 1995 t/m 1999 jaarlijks een vast bedrag van ongeveer ƒ10.000,- voor de invoering van het studiehuis. Voor de zomer is besloten om een extra bedrag van ƒ50mln uit te keren. Om leraren die lesgeven in de bovenbouw havo/vwo de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op de invoering van de Tweede Fase, doormiddel van o.a. bijscholingsprojecten.

WELKE GROEPEN EN GROTE INSTANTIES HEBBEN ER VEEL MEE TE MAKEN?

Leerlingen, leraren en overheid hebben er het meest mee te maken.

Grote instanties die er mee te maken hebben zijn: scholen, de bond, alle politieke partijen (de overheid/tweede kamer), de onderwijsbond (vakbonden), vereniging van schoolleiders, pedagogen en onderwijsdeskundigen, het PMVO enz. enz. enz.

Het PMVO (Procesmanagment Voortgezet Onderwijs) heeft als taak de vernieuwing van het voortgezet onderwijs te stimuleren en te begeleiden. Het PMVO heeft tevens de opdracht problemen en knelpunten te signaleren en indien dit nodig is de staatssecretaris te adviseren over oplossingen daarvoor.

WELKE MENINGEN HEBBEN POLITIEKE PARTIJEN EROVER?

PvdA De PvdA vindt dat het onderwijs moet inspelen op de ontwikkelingen van de arbeidsmarkt. De maatschappij moet bereid zijn om te investeren in de uitbreiding, vernieuwing en verbetering van het onderwijs. Daarom wil de PvdA proberen op korte termijn de financiën voor onderwijs weer op de internationaal aanvaarde investeringsgrens van minimaal 6% te krijgen.

D’66 D’66 vind dat de regering meer geld moet investeren in het onderwijs. Er wordt te weinig geld geïnvesteerd in het onderwijs, internationaal zelfs onder de norm. Er moet dus snel meer geïnvesteerd worden in, met name het basis-, beroeps- en algemeen voortgezet-, onderwijs. De groepen moeten verkleind worden, de voorzieningen gemoderniseerd en de positie van de leerkracht moet maatschappelijk en financieel verbeterd worden o.a. door verhoging van het salarisniveau.

Scholen moeten meer inzicht hebben in de kwaliteit van nieuwe onderwijsmethoden. Niet alleen vanwege de investering, maar ook omdat methoden in grote mate de kwaliteit van het onderwijs-programma bepalen.

Met de tweede fase voortgezet onderwijs, is een veelbelovende vernieuwing van het voortgezet onderwijs in gang gezet. Er zal zorgvuldig moeten worden omgegaan met de invoering. Goede bijscholing van de leraren is noodzakelijk. Er moet worden voorkomen dat onder tijddruk ontwikkelde methoden door hun gebrekkige kwaliteiten het proces tegen werken. Een stapsgewijze invoering van de tweede fase is beter dan een overhaaste, maar onverantwoorde, invoering in een keer.

VVD Bij de omvorming van de bovenbouw (havo-vwo) van het voortgezet onderwijs tot de “Tweede Fase” gaat het vooral om verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, een goede aansluiting op het hoger onderwijs en de aanpassing van het onderwijs aan nieuwe eisen uit de samenleving. Kennis, inzicht en vaardigheden moeten via doceerlesen, groepswerk en zelfstandig leren overgebracht en ontwikkeld worden. Tijdens de omschakeling van de huidige bovenbouw naar de nieuwe Tweede Fase moet er veel zorg worden besteed aan goede begeleiding van de leerlingen.

WELKE VAN DEZE PARTIJEN ZITTEN IN DE OPOSITIE EN WELKE IN DE REGERING?

De PvdA, D’66 en de VVD zitten in de regering. De hoofdpartijen uit de opositie zijn het CDA en Groen Links. Al deze partijen hebben ook met dit probleem te maken.

WELK MINISTERIE EN WELKE MINISTER HEBBEN ER MEE TE MAKEN?

Het ministerie dat met dit probleem te maken heeft is het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen (o.c.w.). De minister die er over gaat is op dit moment Hermans (VVD). De staatssecretaris is Karin Adelmund (PvdA).

Systemen

Nederland heeft als politiek systeem een meer partijen stelsel. Nederland heeft een gemengde economie. Het sociaal-economisch systeem van Nederland is parlementaire democratie. Nederland heeft een verzorgingsstaatmodel.

Welke kant gaat het op?

Er wordt steeds meer geschrapt uit het programma van de Tweede Fase. Het programma wordt ook op andere manieren steeds weer aangepast. Het blijkt dat het programma te zwaar is. In de loop der jaren zal moeten blijken of de Tweede Fase een succes is. Over een paar jaar zal heel de Tweede Fase misschien weer stoppen en zullen ze op de oude manier of op een nieuwe manier verder gaan.

Beleid

Aan het begin van het schooljaar vond de overheid het een heel goed idee. Door eerdere kritiek werd er al wel besloten dat de Tweede Fase in twee jaar ingevoerd mocht worden.

De leerlingen en leraren zeiden vanaf het begin al dat het een niet zo’n heel goed idee was. In de loop van het jaar veranderde ook gedeeltelijk het standpunt van de overheid. Doordat leraren kritiek op de Tweede Fase hadden en op de snelle invoer, is de overheid na gaan denken. Er werden dingen van het programma geschrapt. De eisen van de vakken en van de examens werden minder zwaar. Opdrachten voor bijvoorbeeld de talen werden samengevat als één opdracht.

Ook leerlingen en hun ouders probeerden veranderingen aan te brengen in het programma van de Tweede Fase, door ingezonden brieven in kranten en dergelijke.

Gedeeltelijk is het dus gelukt om het beleid te beïnvloeden. Er zal nog veel aangepast moeten worden voordat de Tweede Fase het perfecte schoolsysteem is geworden.

Mijn eigen visie

Ik heb ongeveer dezelfde visie als de ‘halve’ voorstanders van de Tweede Fase. Ik ben gedeeltelijk voor en gedeeltelijk tegen.

De invoering van de Tweede Fase is, volgens mij, gedeeltelijk noodzakelijk, maar het is veel te snel ingevoerd. Het had geleidelijk moeten gebeuren. Nu stranden veel scholen op moeilijkheden en problemen, zoals geen boeken en een veel te zwaar pakket.

Het studiehuis vind ik een succes. Je leert zelfstandig werken, wat je later in je vervolg opleiding en in je werk goed kunt gebruiken. En het is veel leuker dan de hele dag in een lokaal te zitten en naar een docent te luisteren.

Een minpunt van de Tweede Fase vind ik de profielen. Je hebt niet meer de vrije keuze van een vakkenpakket. In elk profiel zit wel een vak wat je eigenlijk niet wilt of ligt. De reden van de profielen (betere aansluiting op vervolg onderwijs) is wel een logische rede, maar dit kan ook op andere manieren bereikt worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.