De grillen van de economie tijdens het interbellum

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 866 woorden
  • 24 juni 2005
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
36 keer beoordeeld

We bevinden ons in het jaar 1919. Het Verdrag van Versailles, dat Duitsland is opgelegd, bepaalt dat het verliezende land ondraaglijk zware afbetalingen zal moeten doen aan Duitsland en Frankrijk. Deze landen hoopten namelijk met het Duitse geld de oorlogsschulden terug te betalen aan de Verenigde Staten. Duitsland was dus verplicht te veel te produceren en vooral te exporteren om nog iets over te houden voor de betaling. In dit laatste werden zij belemmerd door de overwinnaars, die de “gevaarlijke” Duitsers na de oorlog trachtten klein te houden uit angst voor concurrentie. Maar het mes sneed aan beide zijden, want in 1923 liep de Duitse economie op de klippen, ondermeer als gevolg van deze maatregelen, waardoor Duitsland moest stoppen met de herstelbetalingen. Duitsland werd daarop gedwongen in natura te betalen en moest steenkool leveren. Zware inflatie was nodig om arbeidskrachten te kunnen betalen. Ze zorgde ervoor dat het hele land mee betaalde waardoor de economische en sociale situatie rampzalig werd. Opgespaard geld was namelijk niets meer waard.

Maar het was niet de eerste keer dat men in Europa kennismaakte met inflatie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liepen de kosten voor alle betrokken landen zo hoog op dat de overheden zich gedwongen zagen meer papiergeld aan te maken. Zo kwam het dat er na de oorlog geen grote geldvoorraden waren waardoor degelijke investeringen met oog op langetermijngroei onmogelijk waren. Toch moest heel Europa na de Eerste Wereldoorlog opnieuw opgebouwd worden. Veel infrastructuur was vernield, maar nog erger, de economie was helemaal toegespitst op de oorlog en moest hervormd worden. Rond 1925 flakkerde de economie in de meeste Europese landen weer wat op. Toch bleef deze zeer wankel aangezien ze volledig afhankelijk was van de V.S., die dankzij hun liberale koers, geen stabiliteit garandeerde.

Ondertussen leek het aan de andere kant van de oceaan zeer goed te gaan. Amerika was een toekomstgericht land waarin creativiteit het haalde van angst. De welvaart en de levensstandaard kende een sterke stijging na de oorlog. De Amerikanen werden zowel op economisch vlak als op cultureel vlak trendsetters in de wereld en zagen zichzelf als nieuwe wereldleiders. Bij vele Amerikanen was er dan ook een neiging tot overmoed. De toekomst scheen het vrije land immers toe te lachen. Er werd meer en meer geproduceerd, terwijl de lonen en de prijzen stabiel bleven. Het had de allures van een win-winsituatie waarvan elke Amerikaan mocht mee profiteren. Nu werd ook Yank-met-de-pet aangemoedigd om op de beurs te spelen en volop aandelen te kopen, zelfs op krediet. Het financieel succes lonkte voor iedereen. Door de grote interesse om te speculeren leek er veel geld los te komen waardoor fabrieken meer en meer konden produceren om zo aan de grote vraag naar producten te voldoen. De Amerikaan voelde zich rijker en rijker - de economie leek wonderen te verrichten en streefde de realiteit voorbij - en begon, ook dankzij leningen, boven zijn stand te leven.

Maar het kon niet eeuwig blijven duren. In september 1929 crashte de beurs van Wallstreet. Een massale ongecontroleerde chaotische verkoop van aandelen deed de waarde van die aandelen decimeren. Aandelen en dus ook geld waren plotseling niets meer waard. Wie dacht dat hij een beetje rijk was had niet meer. Niemand kon nog iets kopen waardoor de vraag naar artikelen daalde. Er was ineens overproductie, zodat de waarde van de aandelen nog verder kelderde. Bedrijven gingen overkop en miljoenen werknemers stonden op straat. De vraag bleef verder dalen en de overproductie vergrootte, waarop nieuwe faillissementen volgden. Men zat in een vicieuze cirkel en eruit geraken was zeer moeilijk. Temeer omdat er geen kapitaal meer was bij de banken die tevergeefs bij hun arm geworden aandeelhouders hun geleend geld opeisten. De crisis bereikte zijn dieptepunt in het voorjaar van 1932.

Ondertussen onderging ook het zwakke en afhankelijke Europa de gevolgen van de economische crisis. De geldstroom vanuit de VS werd onderbroken en Europa zag ook de schamele winst uit de export over de oceaan verdwijnen . Zo strandde het economische herstel. Dit teisterde vooral de onderste lagen van de bevolking. Veel arbeiders verloren een groot deel van hun loon of zelfs hun werk en zagen zich vaak genoodzaakt beroep te doen op liefdadigheid of de Openbare Onderstand.

Het keerpunt kwam na de verkiezing van President F. D. Roosefelt (democraat) in 1932. Hij maakte zijn verkiezingsbelofte waar en hielp de Verenigde Staten er met vallen en opstaan weer bovenop met zijn “New Deal”. Het “New Deal”-plan hield in dat de staat de banken en de beurzen tijdelijk onder zijn controle plaatst en bij deze schulden maakt om te investeren in de infrastructuur van de VS. Zo worden er arbeidsplaatsen gecreëerd en zal het gemiddeld inkomen stijgen. Er zal opnieuw meer geconsumeerd worden waardoor de vraag naar producten stijgt en bedrijven kunnen gaan produceren. Tegelijkertijd kunnen zowel op de lonen van de arbeiders, op hun consumptie en op de productie van de bedrijven belastingen geheven worden waarmee de staat de gemaakte schulden zal vereffenen. Als president vraagt hij de senaat de uitvoerende macht grote autonomie te geven. Het was een crisissituatie. Zijn plan werkt en de economie herstelt zich de volgende vijf jaren. Ondertussen kondigt Roosefelt ook sociale maatregelen af en begint hij werk te maken van een sociale zekerheid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.