H5 Productie over grenzen: Internationale handel
§1
Internationale handel = goederen en diensten die over de landgrens gaan.
§2
Waarom goederen en diensten uit buitenland:
niet in eigen land; wij hebben aardgas, maar geen koper en wijn
voorkeur; Franse wijn, Duitse auto's
politieke overwegingen; EU wil qua landbouw zelfvoorzienend zijn.
goedkoper dan binnenlandse producten; absoluut/comparatief
Absolute kostenverschillen: de prijs van een product is in het ene land lager dan in het andere land.
Relatieve kostenverschillen: elk land specialiseert zich op die producten, waarvan de kosten relatief (in vergelijking met andere producten in hetzelfde land het laagst zijn).
Internationale arbeidsverdeling: elk land maakt die producten die het op de meest voordelige manier kan produceren, bij vrijhandel.
Autarkie= een land dat zelfvoorzienend is, ze voeren geen goederen/diensten in.
Vrijhandel en internationale arbeidsverdeling beïnvloeden de allocatie in een land, want de verdeling v/d productiefactoren over de productiemogelijkheden wordt anders.
Om de totale waarde van de internationale handel te berekenen, mag je alleen alle exporten of alleen alle importen optellen, anders doe je het dubbel.
§3
Internationale concurrentiepositie: de mate waarin een land in staat is goederen te exporteren (natuurlijke hulpbronnen zijn erg belangrijk).
Belangrijk voor de internationale concurrentiepositie:
relatieve schaarste v. productiefactoren:
westerse landen hebben kapitaal
ontwikkelingslanden hebben arbeid
beschikbaarheid van hoogwaardige kapitaalgoederen:
mechaniseren (menselijke arbeid wordt vervangen door machines)
automatiseren (de controle v/h productieproces wordt overgenomen door machines/computers.
scholing v/d beroepsbevolking; human capital
schaalvoordelen (kostenvoordelen die bedrijven krijgen als de omvang v/d productie toeneemt):
minder kosten aan leiding, maar vaak gaat de communicatie wel moeilijker
arbeidsrust; geen stakingen
goede infrastructuur (het geheel van wegen en verbindingen met bijbehorende voorzieningen):
vaar, luchtwegen
communicatie- en informatienetwerk
stabiele wisselkoersen
Ruilvoet: prijsindexcijer uivoer/ prijsindexcijfer invoer x 100%.
Onder de 100 is slecht, want dat betekent dat de importprijzen sneller stijgen dan de exportprijzen.
§4
Protectie: alle maatregelen die handel tussen landen belemmeren en de binnenlandse productie beschermt tegen buitenlandse concurrentie.
Door protectie: stijgt het binnenlandse prijspeil
houdt de werkloosheid tegen, op de korte termijn
Argumenten voor protectie:
lagen lonen van ontwikkelingslanden= oneerlijk. Economen zeggen hierop: ze zijn toch goedkoper en hebben toch een lagere arbeidsproductiviteit
antidumping= niet onder de kostprijs verkopen. Als de concurrentie weg is, gaat de prijs toch weer omhoog.
opvoeding: ontwikkelingslanden gebruiken dit argument dat ze nog moeten ontwikkelen.
zelfvoorziening; militair en voedsel (EU)
retorsie; 1 land begint, andere landen ook ('30 handelsoorlog)
Handelspolitiek: ingrijpen v/d overheid in het internationale goederen- en dienstenverkeer.
tarifaire maatregelen; heffing en invoerrecht
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
hey, goede sv, alleen kon het niet wat langer....
16 jaar geleden
Antwoorden