Een kwestie van geld en internationaal handelen
Hoofdstuk 1.
Invoerquote en uitvoerquote x100
BBP
Open economie Ø Veel handel met andere landen. Nederland heeft een hoog invoer- en uitvoer- quote.
Verklaringen voor internationale handel
Economisch
§ Geen land ter wereld heeft alle grondstoffen in huis, om alles te kunnen produceren. Men moet dus wel handelen.
§ Kostenverschillen omdat de mensen in Nederland hoog opgeleid zijn. Ze kunnen dus beter het simpele werk aan landen overlaten die minder ontwikkeld zijn. Hierdoor stijgt de arbeidsproductiviteit in Nederland.
Niet—economisch
§ Klimaatverschillen.
§ Smaak.
§ Politiek, Nederland heeft tegen spotprijzen olie aan Italië geleverd om te voorkomen dat deze olie uit de Sovjet-Unie haalde.
Specialisatie Ø Land A is beter in het produceren van product X dan land B maar die is weer beter in het produceren van product Y. Onderling spreken zij met elkaar af dan land A product X gaat produceren en land B product Y. Zij in- en ex- porteren dat dan naar elkaar. Dit is voor beidde landen beter, ze kunnen dan doen waar ze goed in zijn.
Optimale allocatie Ø Het zo efficiënt mogelijk toebedelen van productiefactoren.
Redenen voor beperking van vrijhandel(protectie) Ø Werkgelegenheid, als Europa haar boeren niet zou beschermen tegen grote landbouwstaten als Australië dan zullen er heel wat boeren zijn die failliet gaan en dat is niet goed voor de werkgelegenheid. Ø Lage lonen, in lage loon landen is ook van sprake van lage lonenproductiviteit. Ø Infant industries, door een invoerheffing te vragen voor producten uit het buitenland, die daardoor dus duurder worden, krijgen eigen kleine/nieuwe bedrijven een betere groei kans. Ø Veiligheid en gezondheid, buitenlandse producten voldoen niet altijd aan de eisen die in bijv. Europa aan een product worden gesteld. Ø Politieke verhoudingen, een boycot bijv. omdat men het niet eens in met de wijze van regeren in bepaalde landen.
Protectie instrumenten Ø Invoerrechten. Ø Importcontigentering, dan mag in een bepaalde tijd, maar een beperkt aantal stuks van het importartikel het land in. Ø Kwaliteitseisen. Ø Importverbod. Ø Subsidies. Ø Afgedwongen exportbeperking.
Regionalisatie Ø Landen richten zich in de handel steeds meer op hun eigen omgeving.
Hoofdstuk 2
Betalingsbalans Ø Geeft een overzicht van alle in geld uitgedrukte transacties die in een jaar hebben plaatsgevonden tussen de ingezetenen van een land en niet-ingezetenen. Ingezetenen zijn degenen die bij een land betrokken zijn.
Deelrekening Ontvangsten Uitgaven
Goederenrekening
Dienstenrekening
Primaire inkomensrekening
Inkomensoverdrachtenrekening
Totaal lopende rekening (A) Kapitaalrekening (B)
Saldo betalingsbalans (A+B)
Verandering officiële reserve
Goederenrekening 1 Ø Ontvangsten, betalingen aan Europa voor de export naar het buitenland. Ø Uitgaven, de betaling aan het buitenland. Dienstenrekening 2 Ø Ontvangsten, het geld dat wordt uitgegeven door bijv. Japanse toeristen in Amsterdam. Ø Uitgaven, vakantie uitgaven van Europeanen die op vakantie zijn in Frankrijk. Primaire inkomensrekening 3 Ø Deze laat de aan het buitenland betaalde en uit het buitenland ontvangen primaire inkomens zien, zoals rente van leningen en winsten van ondernemingen. Inkomensoverdrachtenrekening 4 Ø Het gaat hier om betalingen aan en van het buitenland zonder productieve tegenprestatie. Kapitaalrekening 5 Ø Hier staan verstrekte en verkregen kredieten. Daimler Benz leent €10 miljoen van een Amerikaans bedrijf dit wordt bijgeschreven als kapitaal invoer. Saldo betalingsbalans 6 Ø De lopende rekening en de kapitaalrekening samen.
Officiële reserve 7 Ø Dit moet formeel op 0 uitkomen. Dit is noodzakelijk voor het boekhoudkundige evenwicht. Je noemt het formeel betalingsevenwicht.
Lopende rekening Ø 1,2,3 en 4.
Wisselkoers
De prijs van buitenlands geld uitgedrukt in euro is de wisselkoers
Als de waarde van bijv. de $ omhoog gaat is dat appreciatie
Als de waarde van bijv. de $ omlaag gaat is dat depreciatie.
REACTIES
1 seconde geleden