Inleiding
Ik heb als onderwerp de uitbreiding van de EU gekozen, omdat het een belangrijke gebeurtenis is voor de economie. Het is ook actueeel want op 1 mei van dit jaar (2004) zal de EU worden uitgebreid. Ik vond het zelf ook wel interessant om er wat meer over te weten te komen.
Ik heb bij dit onderwerp de volgende hoofdvraag bedacht: Met welke landen wordt de EU uitgebreid en waarom met die landen?
Bij deze hoofdvraag horen de volgende deelvragen: 1: Wat houdt de EU in? 2: Welke voor- en nadelen heeft het lidmaatschap van de EU? 3: Welke landen zijn er nu lid van de EU en welke willen bij de EU? 4: Waarom wordt er uitgebreid met deze landen? 5: Heeft de uitbreiding ook gevolgen voor de landen die al bij de EU hoorden en wat voor gevolgen zijn dat dan?
Ik heb van verschillende informatiebronnen gebruik gemaakt bij het maken van dit
profielwerkstuk. Zoals de krant (Telegraaf, NRC handelsblad), het journaal (RTL4 nieuws),
ook heb ik wat informatie over de EU kunnen vinden in het economie boek (Praktische
economie voor de tweede fase). Verder heb ik nog wat informatie gevonden van verschillende
internetsites.
Al deze informatiebronnen heb ik zo veel mogelijk in mijn eigen woorden vertaalt.
1.Wat houdt de EU in?
De letters EU staan voor Europese Unie. Het zijn verschillende democratische landen die samen aan vrede en aan welvaart willen werken. De EU is een beetje vergelijkbaar met de Verenigde Staten van Amerika, een groot land dat is opgebouwd uit verschillende deelstaten. Elk van deze deelstaten heeft een eigen bestuur, maar wordt ook bestuurd door een overkoepelende regering. Om te vermijden dat de wetten in de verschillende landen in tegenstelling zijn met de maatregelen van de EU, hebben de lidstaten een deel van hun macht afgestaan.
ORGANISATIE
Om de Europese Unie te kunnen besturen, zijn er een aantal instellingen en organisaties met elk hun eigen taken en opdrachten opgericht.
Het fundament van deze organisatie bestaat uit drie organen. 1 De Europese Commissie, 2 de Raad van de Europese Unie en 3 het Europees Parlement. Deze drie instellingen worden aangevuld met nog zeven andere instellingen.
1 De Europese Commissie
is het dagelijks bestuur van de EU. Deze commissie bestaat uit 20 commissarissen. Zij zijn onafhankelijk van de nationale regeringen en hun benoeming moet goedgekeurd worden door het Europees Parlement. De commissie doet voorstellen voor wetgeving en maatregelen op Europees niveau. Zij ziet toe op de toepassing daarvan en coördineert de uitvoering van het beleid. Het Europees Parlement kan deze Commissie als enige ontslaan. De Europese Commissie is de uitvoerende macht.
2 De Raad van de Europese Unie
bestaat uit ministers van de lidstaten. Deze Raad is de belangrijkste besluitvormingsinstantie van de EU. De lidstaten zijn rechtstreeks vertegenwoordelijk door middel van de ministers die ze uitzenden. Afhankelijk van welke onderwerpen er aan bod zijn komt de Raad in verschillende formaties bijeen. Dus gaat het over financiën, dan komen alle ministers van financiën bijeen. De Raad is samen met het Europees Parlement de wetgevende macht. Je hebt ook nog de Europese Raad, die ook wel Eurotop wordt genoemd. Deze bestaat uit de 14 regeringsleiders, dus in veel gevallen de minister van algemene zaken, het Franse staatshoofd en de voorzitter van de Europese Commissie. Deze Raad vergadert twee keer per jaar in steeds weer een andere stad. Op die bijeenkomsten worden actuele internationale zaken besproken en lijnen uitgezet voor de Europese samenwerking in de toekomst.
3 Het Europees Parlement
bestaat uit 626 leden. Deze leden worden rechtstreeks door de burgers van de EU gekozen. De verkiezingen hiervoor worden eens in de vijf jaar gehouden. Nederland heeft recht op 31 zetels. De parlementsleden vergaderen vaak in Brussel omdat daar ook de Europese Commissie gevestigd is, maar de hoofdzetel van het Parlement is in Straatsburg. Het Parlement speelt een rol bij de formulering, wijziging en goedkeuring van de Europese wetgeving. Het onderhoudt contacten met parlementen in de wereld. Het Parlement heeft ook een controlerende functie op de werkzaamheden van de Europese Commissie.
Zoals eerder gezegd zijn er nog zeven andere instellingen die ook een toch wel belangrijke functie in de EU hebben.:
-Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is gevestigd in Luxemburg en telt 15 leden. Het Hof ziet toe op de naleving van de verdragen die gesloten zijn. Zij is de rechterlijke macht. Zij gaat over geschillen waarbij lidstaten, de verschillende instellingen, ondernemingen of particulieren partij kunnen zijn.
-De Rekenkamer is ook gevestigd in Luxemburg en telt ook 15 leden. Nederland heeft hierin één zetel. De Rekenkamer controleert de wettigheid en regelmatigheid van ontvangsten en uitgaven van de EU en ziet erop toe dat de Europese begroting financieel goed beheerd wordt.
-De Europese Centrale Bank stelt het Europese monetaire beleid vast en voert deze samen met de nationale centrale banken ook uit. Zij verzorgt transacties en zorgt dat het betalingssysteem goed functioneert.
-Het Economisch en Sociaal Comité is een adviesorgaan dat bestaat uit 222 vertegenwoordigers. Dit zijn vertegenwoordigers van de verschillende sociaal-economische sectoren in de Unie. Zij komt bij de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad op voor de belangen van het maatschappelijk middenveld. Dit maatschappelijk middenveld bestaat uit vrijwel alle inwoners van de Europese Unie. Zij komt dus bijvoorbeeld op voor boeren, gehandicapten, ondernemers, vrouwen en milieuorganisaties.
-Het Comité van regio’s geeft adviezen namens de lagere overheden uit de lidstaten en bestaat ook uit 222 personen. Zij zorgt ervoor dat regionale en lokale rechten worden geëerbiedigd. Het comité bestaat uit afgevaardigden van regionale en lokale overheden.
-De Europese Investeringsbank financiert investeringsprojecten zodat er een evenwichtige ontwikkeling is van de Europese Unie.
-De Europese Ombudsman kan ingeschakeld worden door iedere burger van de EU. Als zij vinden dat ze benadeeld zijn of niet goed behandeld zijn door wanbeheer van de overige instellingen van de EU.
Het Europese bestuur heeft dus veel weg van gewoon een regering van een land. De voor een democratie belangrijke Trias Politica is duidelijk terug te vinden. Bij de Trias Politica zijn er drie verschillende machten te onderscheiden. De wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Deze drie verschillende machten zijn gescheiden. In de EU zijn het Europees Parlement en de Raad de wetgevende macht, zij kunnen wetten opstellen. De Europese Commissie is de uitvoerende macht, zij zorgt ervoor dat de wetten goed toegepast worden en voert het beleid uit. Het Hof van Justitie is de rechterlijke macht. Zij zorgt ervoor dat de verdragen die gesloten zijn worden nageleefd. Door deze machtenscheiding is het onmogelijk voor één persoon of één land om aan de macht te komen en wordt iedereen gelijk behandeld. Ook zijn er verschillende instellingen die zorgen dat de belangen van verschillende groepen in de EU behartigd worden en dus niemand tekort komt. (bron: http://eu.pagina.nl,www. scholieren.nl)
Het ontstaan van de Europese unie: De Tweede Wereldoorlog leerde dat in Europa meer samenwerking moest komen tussen de verschillende landen. Met het Marshall-plan stimuleerde de Verenigde Staten de samenwerking in Europa. Op 1 januari 1948 treedt het Benelux-verdrag in werking, met als doel een douane-unie tussen: -Nederland -België en -Luxemburg. Een douane-unie houdt in dat er behalve vrij verkeer van goederen en diensten er een gemeenschappelijk buitentarief gehanteerd wordt. Elk land hanteert dan dezelfde invoerrechten. Op 17 maart 1948 sloten Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, België en Luxemburg de West Europese Unie voor hun gezamenlijke verdediging. Ook wordt in dit jaar gesproken over een Europese Raad. Op 28 januari wordt deze ook opgericht door de West Europese Unie die daarbij hulp hebben gevraagd aan Denemarken, Ierland, Italië, Noorwegen en Zwitserland. In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht. Deze had vooral tot doel meer samenwerking tussen de landen te bevorderen en dan vooral tussen Frankrijk en Duitsland die in de 20e eeuw zo vaak tegenover elkaar hadden gestaan. De andere landen die hierbij waren aangesloten zijn Nederland, België, Luxemburg en Italië. In 1957 stichtten de zes EGKS-landen de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Het doel was om te komen tot een vrije uitwisseling van goederen en personen zonder beperking van tarieven en andere bepalingen. In tegenstelling tot de EGKS had de EEG geen supranationaal gezag. Dat wil zeggen dat elk land haar veto kon uitspreken over bepaalde besluiten. In 1958 werd de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) opgericht. ‘De zes’ gingen ook samenwerken op het gebied van kernenergie opwekking voor vreedzaam gebruik. In 1967 worden de EGKS, EEG en Euratom samengevoegd tot de Europese Gemeenschap. Al in 1961 dienden Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk een verzoek in om toe te mogen treden tot de toen nog EEG.
De toetredingscriteria: Een land, dat wil toetreden tot de EU moet, voordat deze lid kan worden aan 3 criteria voldoen, op -politiek -economisch en -bestuurlijk vlak
Politieke voorwaarden: Het moeten stabiele democratieën zijn die minderheden beschermen en mensenrechten eerbiedigen.
Economische voorwaarden: In het kandidaat-land moet een functionerende markteconomie bestaan en het land moet het vermogen hebben om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden; er mag geen staatseconomie bestaan. Het stabiliteitspact is een uitwerking van de economische voorwaarden. Het stabiliteitspact schrijft voor dat EU-landen hun begrotingstekorten onder de 3 procent van het nationaal inkomen moeten houden, om de nieuwe munteenheid stabiel te houden en hoge rentes te voorkomen.
Op papier kunnen landen die deze regel overtreden, een miljardenboete krijgen als zij eerdere aanbevelingen niet opvolgen. Het stabiliteitspact is op aandringen van de Duitse regering-Kohl in 1996 gesloten.
Bestuurlijke voorwaarden: Het kandidaat-land moet in staat zijn de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen en de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie onderschrijven. Het land moet in staat zijn de hele Europese wetgeving over te nemen en toe te passen. Het is vaak moeilijk voor een land om toe te treden tot de Europese Unie omdat de hervormingen die er op economisch en politiek gebied moeten worden doorgevoerd vaak heel moeizaam verlopen. De kandidaat-landen met dit probleem krijgen van de Europese Unie hulp in de vorm van geld en kennis. Het totale ‘overnamepakket’ beslaat 85.000 pagina’s, onderverdeeld in 31 ‘hoofdstukken’ (beleidsterreinen), zoals belastingen, energie, financiën, landbouw, mededinging, milieu, ondernemingsrecht, sociale zaken, vrij verkeer van personen en kapitaal. Over de politieke en economische toelatingseisen valt niet te onderhandelen maar bij de overname en uitvoering van de EU-regels is uitstel op bepaalde onderdelen mogelijk. Al deze afspraken komen ook in het uiteindelijke toetredingsverdrag tussen de EU-landen en de Kandidaat –lidstaat. De tussentijdse vorderingen van de kandidaat lidstaten worden goed in de gaten gehouden en er worden ook regelmatig rapporten over de stand van zaken uitgebracht door de Europese Commissie. Om een mening te kunnen vormen over de uitbreiding moet ieder land apart bekeken worden. De belangrijkste doelstellingen van de EU zijn:
- De totstandkoming van het Europese burgerschap.
- Het garanderen van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.
- Het bevorderen van economische en sociale vooruitgang.
- Bevestiging van de rol van Europa in de wereld.
De Europese Unie is geen nieuwe staat die in de plaats komt van de bestaande landen (staten), maar verschilt wel van alle andere internationale organisaties. De Europese Unie is uniek. De lidstaten van de EU hebben gemeenschappelijke instellingen opgericht waaraan zij een deel van hun hoogste staatsgezag overdragen, zodat er op Europees niveau democratische beslissingen kunnen worden genomen over bepaalde vraagstukken die van gemeenschappelijk belang zijn. Dit heet ookwel \\\\\\\"Europese integratie\\\\\\\". (Bron:www. scholieren.nl, Telegraaf)
2.Welke voor- en nadelen heeft het lidmaatschap van de EU?
Het lidmaatschap van de Europese Unie is niets minder dan een groot voordeel en is momenteel de beste garantie voor een stabiele en welvarende toekomst.(zie voor verdere uitleg deelvraag 5) Dit betekent niet dat er geen negatieve kanten aan het lidmaatschap zitten. EU-regelgeving vormt ook een beperking, bijvoorbeeld van de mogelijkheid om zelf over zaken te beslissen. Opiniepeilingen in de kandidaatlanden tonen dat, naarmate de toetreding dichterbij komt, de steun van de bevolking voor de toetreding meestal afneemt. Waarschijnlijk komt dit doordat steeds meer van de nadelen en beperkingen aan het licht komen wanneer de toetreding concreter wordt. In de landen die dan het dichtst bij de toetreding zijn, is de steun over het algemeen veel kleiner dan in landen waar de toetreding nog ver weg ligt. Het is dus belangrijk dat de bevolking weet dat de toetreding tot de Europese Unie ook voor hen een verbetering zal zijn, dat de voordelen de nadelen overtreffen. We moeten niet vergeten dat de meeste van de kandidaatlanden pas een jaar of tien politiek onafhankelijk zijn, zodat het opgeven van een groot deel van de recent verworven soevereiniteit een tamelijk hoge drempel is. Hoe vaker de West-Europese politiek en de Europese Commissie laten weten dat de uitbreiding te duur dreigt te worden, hoe sneller bij de bevolking in Oost-Europa het gevoel zal ontstaan dat het vooral om West-Europese belangen draait.
Een voordeel van lidmaatschap van de EU is een stabiel economisch klimaat dat zal leiden tot lage inflatie en lage rentetarieven. Hierdoor kunnen lidstaten op drie gebieden besparingen bereiken : kostenvermindering door het wegvallen van de kosten van wisseltransacties, kostendaling door gezonde concurrentie in de eurozone en een gunstiger handels- en investeringsklimaat voor lokale bedrijven. Hieronder staan de drie belangrijkste
voorwaarden :
- Wisseltransacties: de besparing wegens het wegvallen binnen de eurozone van de kosten van wisseltransacties wordt geraamd op mogelijk wel een procentpunt per jaar van het BBP van de Europese Unie.
- Een gemeenschappelijke munt: de invoering van een gemeenschappelijke munt zal het vergelijken van prijzen tussen de deelnemende lidstaten vergemakkelijken. Dit stimuleert de concurrentie, waardoor de Europese burgers en consumenten de uiteindelijke winnaars worden. Er zijn ook een paar landen die niet meedoen met de Euro (zie deelvraag 3).
- Handel en investeringen: Door het wegvallen van het wisselkoersrisico draagt de Economische en Monetaire Unie (EMU) bij tot een gunstiger handels- en investeringsklimaat voor ondernemingen, en dan vooral voor het midden- en kleinbedrijf.
Sommige mensen denken dat de landen van de eurozone in het nadeel zijn omdat zij niet langer kunnen ingrijpen in de wisselkoersen om hun nationale economische doelstellingen te verwezenlijken. Maar alles wijst erop dat geregelde devaluatie van een munt(door devaluatie daalt de waarde van de munt) geen blijvende voordelen oplevert. Daarom hebben vele lidstaten sinds het begin van de jaren tachtig afgezien van devaluatie als beleidsinstrument. (bron: www.nu.nl en NRC handelsblad)
Er zijn voor de burgers uit de toetredende landen een aantal nadelen. Zo verliezen ze een deel van hun identiteit. Ze zullen zich minder bijvoorbeeld een Hongaar voelen en meer een Europeaan, terwijl ze er trots op zijn dat ze Hongaar zijn. Verder is een nadeel dat ook de Oost-Europese landen straks moeten bijdragen aan de EU-begroting.
3.Welke landen zijn er nu lid van de EU en welke willen bij de EU?
De EU bestaat nu (2004) uit vijftien landen.
In 1957 richtten Nederland, Duitsland, Frankrijk, België Luxemburg en Italië de EEG op In 1973 kwamen:
-Denemarken
-Ierland
-Het Verenigd Koninkrijk
bij de Europese vereniging.
In 1981: -Griekenland
in 1986: -Spanje -Portugal
en in 1995: -Oostenrijk -Finland -Zweden.
Na een geslaagde groei van zes naar vijftien leden (landen), maakt de EU zich nu op voor de grootste uitbreiding ooit voor wat betreft omvang en diversiteit. Dertien landen hebben het lidmaatschap van de EU aangevraagd -Cyprus -Tsjechië -Estland -Hongarije -Letland -Litouwen -Malta -Polen -Slowakije -Slovenië Deze tien landen zullen in 2004 toetreden tot de EU. Deze landen worden nu wel de toetredingslanden genoemd. Bulgarije en Roemenië treden hopelijk toe in 2007 terwijl Turkije momenteel nog niet onderhandeld over haar lidmaatschap. De redenen hiervoor staan beschreven bij deelvraag vier(Blz.10)
En er zijn nog een paar landen die (nog) niet willen toetreden tot de EU
Zoals:
-Noorwegen
-Liechtenstein
-Ysland
-Zwitserland
Waarom deze landen nog niet willen toetreden tot de EU staat beschreven bij deelvraag vier.
Nieuwe lidstaten mogen de Euro pas invoeren als ze minstens twee jaar lid zijn van de Europese Unie.
De 10 landen die toetreden kunnen dus pas vanaf 2006 de Euro invoeren als wettig betaalmiddel. Veel landen die toetreden tot de EU, zoals Hongarije accepteren de euro wel al als betaalmiddel.
Een paar landen die al langer lid zijn van de EU zoals Denemarken en Zweden mogen volgens de regels de euro wel invoeren maar ze doen dat niet. De Denen hebben in een referendum eind september 2003 tegen de euro gestemd. Bijna 88 procent van de vier miljoen kiesgerechtigden kwam naar de stembus en van hen bleek 53 procent tegenstemmer. Denemarken houdt dus zijn eigen munt, de kroon. Voor de toen toch al zwakke euro leek het Deense ‘nee’ bepaald niet positief. Voor Denemarken zelf kan de weigering op den duur slecht uitpakken.
Waarom de meerderheid van de Denen tegen heeft gestemd is niet helemaal duidelijk. De tegenstemmers hoorden tot alle politieke partijen, maar vooral tot erg rechts en erg links. De Deense Volkspartij van Pia Kjaersgaard - ‘de Koningin van het nee’- speelde in op de nationalistische gevoelens van de Denen. Dat werkte kennelijk. Ook heeft een rol gespeeld dat het niet goed ging met de euro. De Europese munt was gewoon zwak en klauterde maar niet omhoog wat de Europese Centrale Bank (ECB) ook probeerde.
De Zweedse kiezers zijn net als Denemarken in een referendum tegen het inruilen van hun nationale munt, de kroon, tegen de euro. Nadat bijna alle de stemmen waren geteld, bleek dat de ‘nee’-stemmers 56,1 procent van de stemmen hadden gehaald, tegen 41,8 procent voor de voorstanders; 2,1 procent stemde blanco. Dat was begin september 2003. De stemming vond plaats terwijl de Zweden nog bezig zijn met het verwerken van de moord op minister van buitenlandse zaken Anna Lindh, een voorstander van de euro. Verwacht werd dat de moord van invloed zou zijn op de stemming, maar dat is - hoewel de laatste opiniepeilingen anders aangaven - niet gebeurd. De uitslag geeft ongeveer hetzelfde beeld als de peilingen van voor de moord. De meeste voorstemmers waren te vinden in de grote steden, terwijl de tegenstand vooral op het platteland groot was. Tegenstanders van de euro waren vooral bang dat de Europese munt tot hogere prijzen zou leiden. De inflatie in Zweden behoort tot de laagste binnen de Europese Unie, en ook de werkloosheid is er laag. De Zweden is geregeld het schrikbeeld voorgehouden van Frankrijk en Duitsland, die niet aan de financiële normen voor de eurozone kunnen voldoen. (Bron: http://europa.eu.int/abc/governments/belgium/index_nl.htm, Het nieuws over de euro in toegetreden landen)
4.Waarom wordt er uitgebreid met deze landen?
De hoofdreden voor de uitbreiding van de Europese Unie is dat er samen aan vrede en welvaart kan worden gewerkt. De Europese eenwording is een historisch proces waar natuurlijk ook de landen deel van uitmaken die na jaren van oorlog ook nog eens jaren van sovjet-dictatuur hebben doorgemaakt. Het is West-Europa gelukt door handel en samenwerking zodanig vervlochten te raken dat oorlog tussen de lidstaten ondenkbaar is geworden. Het is in ons belang om deze permanente vredeszone te vergroten. Politieke en economische stabiliteit op het hele Europese continent is een kostbaar goed. Nederland profiteert als exportland nog eens van de grotere afzetmarkt. Door nauwere samenwerking met de Midden- en Oost-Europese landen op het gebied van criminaliteitsbestrijding, milieuproblemen en migratie zullen we beter in staat zijn gemeenschappelijke problemen op te lossen.
Een goede reden voor de toetreding is dat de landen die toetreden er financieël op vooruit gaan. De landen die toetreden gaan er gemiddeld zo’n 8% op vooruit. Hongarije zelfs 12%. Alles zal duurder worden in Hongarije, dat is nu ook al merkbaar. Hongarije was vroeger een goedkoop land om de vakantie in door te brengen. De prijzen gaan dus omhoog, waardoor ook de winst zal stijgen en er dus een financiële vooruitgang zal ontstaan. Voor de landen in Oost en Midden- Europa is dat toch wel een goede reden om bij de EU te willen horen. Ook de handel zal dan fors toenemen omdat het goedkoper wordt. De grenzen verdwijnen en dus kunnen mensen ook gewoon de grens over steken naar bijvoorbeeld Oostenrijk of Duitsland om daar te gaan werken. De uitbreiding van de EU met de kandidaat-lidstaten Letland, Estland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Hongarije. Slowakije, Slovenië, Malta en Cyprus in 2004 en met Bulgarije en Roemenië in 2007 komt ten goede van de economische ontwikkeling van de Europese Unie lidstaten. Ook komt dit ten goede van de kandidaat-lidstaten, doordat hun economie zal verbeteren. Daardoor zal het welvaartsniveau stijgen. Ook zal in het vervolg een strenger toezicht gehouden worden in de kandidaat-lidstaten op het gebied van sociale regels en de mensenrechten. Als de uitbreiding van de Europese Unie een feit is, is er een veel grotere interne markt. Er is dus meer handel mogelijk. Dit komt ten goede van de economie van de EU-landen. Verder kunnen de nieuwe EU-leden hun welvaart niveau omhoog werken en zijn meerdere landen samen sterker dan één land.
Hervormingen
Het voorbereidingsproces op de uitbreiding is al bijna 10 jaar gaande. Er is dus geen sprake van overhaaste besluiten. De uitbreiding verhoogt wel de druk om de noodzakelijke hervormingen door te voeren in de EU. De besluitvorming wordt er immers niet gemakkelijker op als straks 25 lidstaten het eens moeten worden. Daarom werkt op dit moment een ‘Conventie’ van parlementariërs en regeringsvertegenwoordigers aan een ontwerp van een Europese grondwet. Deze moet meer democratie, meer besluitvaardigheid en meer rechtsbescherming brengen. Ook de landbouwhervorming krijgt een bijzondere urgentie door de uitbreiding. Op het platteland van Midden- en Oost-Europa gaat kleinschalige landbouw samen met een grote biodiversiteit (= een verscheidenheid aan plant- en diersoorten).
Een snelle vergroening (milieuvriendelijk werken) van de landbouw kan helpen voorkomen dat de fouten die West-Europa gemaakt heeft bij de ontwikkeling van haar landbouw herhaald worden door de nieuwe EU-landen. De hervormingsplannen die Eurocommissaris Fischler in juli 2002 heeft gelanceerd, vormen een behoedzame, maar betekenisvolle eerste stap. De hervormingsplannen houden in dat Boeren een soort basisinkomen krijgen, gebaseerd op hun prestaties in het verleden.
Daar bovenop ontvangen boeren extra subsidie als ze aantoonbaar milieu- en diervriendelijk produceren. Doen ze dat niet, dan kan zelfs hun basisinkomen worden gekort. Hier staat tegenover dat boeren meer mogelijkheden krijgen inkomsten te verwerven via de markt.
Uitbreiding met de kandidaat-lidstaten
Alle kandidaat-lidstaten worden sinds 1998 periodiek beoordeeld op hun economische prestaties, de politieke situatie en hoe zij bestaande EU-wetgeving naleven. Deze jaarlijkse evaluatie heeft geleid tot het uitstellen van de eerste uitbreidingsronde van 2002.
Volgens de Europese Commissie zijn de aspirant-lidstaten allemaal functionerende markteconomieën, maar konden ze de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie nog niet helemaal aan. Daarom waren er overgangstermijnen nodig, die echter geen gevaar mochten vormen voor de gemeenschappelijke markt en de principes van de EU.
Op het terrein van de mensenrechten is veel vooruitgang geboekt, maar er zijn ook nog steeds problemen rond de rechten van minderheden zoals homoseksuelen. Volgens mensenrechtenorganisaties zijn de noodzakelijke vorderingen uiteindelijk beter te bereiken als de landen lid zijn van de EU, dan wanneer ze buitengesloten blijven. Hier dient de kanttekening bij geplaatst te worden dat ook in de huidige lidstaten alles nog niet altijd op orde is.
De kandidaat-landen hebben nog een achterstand wat milieu en voedselveiligheid betreft - meer dan 250 milieuregels moeten worden overgenomen. Om hun rioolwaterzuivering, waterkwaliteit en afvalverwerking aan te passen zullen zij meer tijd (en geld) nodig hebben. De veiligheid van voedsel dat naar de rest van de EU wordt geëxporteerd moet wel gegarandeerd zijn. Bedrijven die nog niet aan alle veterinaire eisen voldoen, moeten hun producten labellen en mogen deze alleen op de lokale markt verkopen. Voor de kerncentrales (of onderdelen ervan) in Litouwen, Slowakije, Bulgarije en de Tsjechische Republiek die niet aan Europese normen voldoen zijn trajecten voor sluiting of modernisering afgesproken.
Grensbewaking
Er komt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van deze landen waarmee wordt uitgebreid. De grensbewaking is nog niet overal op EU-niveau. Daarom blijft grenscontrole tussen de oude en nieuwe lidstaten de eerste jaren na de toetreding nog gehandhaafd, met andere woorden, de nieuwe lidstaten treden pas later toe tot Schengen-zone van vrij personenverkeer. Tot die tijd komt er extra geld en aandacht voor grensfaciliteiten, computersystemen en de opleiding van douaniers. Het dichttimmeren van duizenden kilometers bossen en velden is echter onmogelijk.
Om criminaliteit te bestrijden maar tegelijkertijd burgerrechten te beschermen moet vooral het rechtssysteem in de nieuwe lidstaten worden versterkt. Door het gezamenlijke politie- en justitiebeleid in de uitgebreide Unie komen er meer mogelijkheden om grensoverschrijdende misdaad te bestrijden.
Het verdrag van Nice
In het Verdrag van Nice staat onder meer hoeveel stemgewicht de lidstaten na de uitbreiding krijgen in de Raad van Ministers, hoeveel europarlementariërs elk land mag afvaardigen en hoeveel commissarissen. De Ierse burgers hebben tegen onderdelen van ‘Nice’ gestemd. Als zij dit in het geplande tweede referendum nog eens doen, moet er snel een nieuw verdrag worden opgesteld waarin alleen de afspraken worden opgenomen die voor de uitbreiding essentieel zijn. Dit mogelijke ‘Nice II’ zouden de nationale parlementen dan tegelijkertijd met het uitbreidingsverdrag kunnen ratificeren (ratificeren = ondertekenen, er mee eens zijn).
Nederlands parlement
Zoals bij eerdere uitbreidingsrondes stemt het Nederlandse parlement over één uitbreidingsverdrag. Daarbij horen aparte bijlagen per kandidaat-lidstaat. Alleen het Europees Parlement moet aan de toetreding van elk land afzonderlijk zijn goedkeuring geven. Deze regeling beperkt de democratische controlefunctie van de Tweede Kamer. Zij is ingesteld om te voorkomen dat één van de huidige lidstaten de toetreding van een land kan blokkeren waarmee het bilateraal problemen heeft.
(Bron: Encarta 2004)
5. Heeft de uitbreiding van de EU ook gevolgen voor de landen die al bij de EU hoorden en wat voor gevolgen zijn dat?
Er zijn verschillende voor- en nadelen te noemen als de EU wordt uitgebreid met een land als
Polen
Het is inmiddels bijna een morele plicht om de landen uit Midden en Oost Europa te laten toetreden tot de Unie. De Europese Unie staat bij de uitbreiding naar het oosten voor een dilemma. Aangezien deze expansie van de EU uniek is en zo sterk verschilt van voorgaande uitbreidingen, is het moeilijk de criteria op dezelfde wijze toe te passen als bij eerdere uitbreidingen van de Unie. De Europese Unie is namelijk veel complexer geworden de afgelopen jaren. Deze toegenomen complexiteit is het gevolg van de versnelde integratie die werd ingezet na de aanname van het Verdrag van Maastricht. Er zijn binnen de EU hele duidelijke afspraken gemaakt welke bij iedereen bekend zijn en waaraan iedereen zich houdt. Ook zal de macht van de lidstaten aangepast worden, zodat de nieuwe lidstaten ook gewoon hun stem kunnen inbrengen binnen de EU. Als iedereen zich hieraan, dan zal alles goed gaan. En als een lidstaat zich niet aan de afspraken houdt, dan moet er direct ingegrepen worden, voordat er iets verkeerd gaat(Bijvoorbeeld door dat land uit de EU te zetten). De economieën van de EU-lidstaten zijn nu stukken beter op elkaar afgestemd en sterker geïntegreerd dan zes jaar geleden toen de laatste uitbreiding, met Oostenrijk, Finland en Zweden, plaatsvond. Deze economische integratie zal de komende jaren alleen nog maar toenemen nu de gemeenschappelijk Europese munteenheid de Euro er is. De uitbreiding is natuurlijk in belang van heel Europa.
Economische voordelen
De uitbreiding van de EU wordt voortgezet omdat er wel degelijk economische voordelen voor de vijftien lidstaten aan verbonden zijn.
Als je de voordelen van Polen bekijkt, dan zijn er twee duidelijke voordelen. Namelijk
• Dalende inflatie. De Euro heeft een stabielere koers dan de Poolse munteenheid. En de invoerrechten vallen weg.
• Handelsmogelijkheden worden uitgebreid voor de particuliere sector.
De gezamenlijke Europese markt wordt groter. Een Duitse of Nederlandse producent kan dan bijvoorbeeld zonder handelsbarrières zijn producten afzetten op de Poolse markt. Nu moeten daar nog invoerrechten voor worden betaald. Bedrijven van binnen de EU hebben zo dus een voordeel boven bedrijven van buiten de Unie. Hoe groter de Unie, hoe groter onze afzetmarkt. Die telt na uitbreiding met de Oost-Europese landen straks maar liefst 500 miljoen consumenten. Dat biedt nieuwe mogelijkheden voor bedrijven in heel Europa.
Niet alleen mogelijkheden om spullen die we hier maken, in die landen te kunnen verkopen, maar ook om in die landen zelf te gaan produceren, waarbij Oost-Europese collega’s als onderaannemers worden ingehuurd. En waarbij ook kennis wordt uitgewisseld. En zo innovatie wordt gestimuleerd en er dus werkgelegenheid wordt gecreëerd.
Door zijn omvang en ligging zal toetreding van Polen het meeste effect hebben op Duitsland. Het is voor een land niet goed als het wordt omringd door zwakke, arme landen. Buurlanden met een sterke economie bevorderen immers de handel. Het laatste wat Duitsland daarom zich wenst, is een grote economische kloof tussen Oost- en West-Europa. Door EU-lidmaatschap van Oost-Europese landen, zal de economie daar versterkt worden. Duitse bedrijven zullen hiervan kunnen profiteren. Daarnaast komt Duitsland, bij toetreding van bijvoorbeeld Polen, in het hart van de Europese Unie te liggen, terwijl het zich nu nog aan de rand bevindt. Handel met de nieuwe lidstaten wordt veel eenvoudiger, en er wordt dan ook een bloei van de import uit en export naar deze landen verwacht. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor Duitse bedrijven en regio’s, met name aan de oostelijke grenzen.
Politieke voordelen
De toetreding van nieuwe lidstaatlanden tot de EU heeft niet alleen economische drijfveren. Sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, in 1951, is ook het streven naar vrede en veiligheid altijd een belangrijke factor geweest in de Europese eenwording. Economische onderlinge afhankelijkheid tussen landen werkt nu eenmaal vaak stabiliserend op de politieke verhoudingen.
Dat neemt niet weg dat economische samenwerking meestal wel eerst door de politiek moet worden mogelijk gemaakt. Zo bezien is de uitbreiding met Oost-Europese landen een logische vervolgstap op het neerhalen van de muur in 1989.
Door Midden- en Oost-Europese landen lid te laten worden van de EU heeft West-Europa een vinger in de pap in dit deel van Europa. Dit is zeker geen garantie voor internationale veiligheid, maar het vergroot wel de kans op een stabiel Europa. Landen zoals Duitsland hebben zeker belang bij de toetreding van Midden-Europese landen tot de EU. Duitsland is zelf een Midden-Europees land, direct grenzend aan enkele van de kandidaat-lidstaten. Voor Duitsland is het vanuit politiek oogpunt beter als de buurlanden lid zijn van dezelfde politieke organisatie. De stabiliteit en rust aan Duitslands grenzen zijn dan immers zo goed als gewaarborgd, omdat Duitsland dan niet meer de buitengrens van de Europese Unie vormt.
Voordelen voor Nederland
De voordelen die het heeft voor Duitsland zullen ook in Nederland te merken zijn. Als het goed gaat in een land met de handel is dat natuurlijk ook te merken in een buurland. Geheel toevallig is het overigens niet dat de Duitse en Nederlandse visie op het integratieproces op vele punten parallel loopt. De geografische ligging van beide landen draagt daar zeker toe bij, evenals de voortdurende Duits-Nederlandse uitwisseling van opvattingen en ideeën over de toekomst van Europa. Bovendien zijn onze economieën nauw met elkaar verweven. Duitsland vormt voor Nederland een belangrijke partner op de Europese binnenmarkt: de Nederlandse uitvoer gaat voor meer dan dertig procent naar Duitsland en de invoer vanuit Duitsland naar Nederland bedraagt meer dan 25 procent. Zelfs in slechte tijden blijft de Duitse economie een allerminst te verwaarlozen factor in Europa en mogen we de veerkracht ervan niet onderschatten.
Polen is voor Nederland een belangrijke handelspartner. Onder de opkomende markten is het de belangrijkste afzetmarkt voor de Nederlandse exporteurs. Het aandeel van Polen in de totale Nederlandse goederenuitvoer is 1,1 procent, of wel 2,5 miljard Euro. Daarmee is Polen de 12e exportmarkt van Nederland. Momenteel heeft Nederland zo’n 5 miljard Euro aan investeringen uitstaan in Polen. Dit maakt ons land één van de belangrijkste investeerders in de regio.
Veel mensen denken dat hun economie achteruit zal gaan door de uitbreiding, maar de kandidaat-lidstaten doen goed hun best en bij alle landen is de economie goed gestegen, en zelfs meer dan in de EU. Dit biedt natuurlijk perspectieven voor de toekomst.
De toetreders hebben in hoog tempo hun economieën geliberaliseerd, en moeten ook binnen de EU inhoud blijven geven aan economische hervorming. Op termijn zullen de economische voordelen voor het bedrijfsleven aanzienlijk zijn. Het EU-lidmaatschap moet een stabiel handelsklimaat bewerkstelligen, waardoor meer zekerheid ontstaat bij het zakendoen in Midden- en Oost-Europa.
De uitbreiding met relatief arme landen zou de concurentiepositie van de huidige EU verslechteren . Dit is echter maar ten dele waar. Met name primaire (landbouw, visserij, delfstofwinning) en secundaire (industrie, nutsbedrijven, bouwnijverheid) bedrijven, zullen versneld naar de nieuwe lidstaten verhuizen. In de nieuwe lidstaten zal men meer gaan produceren terwijl de kennis en de technologie voorlopig in het westen van Europa zal blijven, omdat hier een voldoende kwalitatief onderwijsaanbod belangrijker is dan de loonkosten. Ook met betrekking tot milieu biedt de uitbreiding kansen en wel om het simpele feit dat de milieuwetgeving in de EU strenger geregeld is dan in de nieuwe lidstaten.
Alle bedrijven in de nieuwe lidstaten zullen zich dus aan de strenge milieu eisen moeten houden.
Arbeidsmogelijkheden
Een ander aspect is dat Nederlandse ondernemers ook in Nederland kunnen profiteren van goedkope werknemers uit Oost-Europa. Namelijk door ze hierheen te laten komen. Op dit moment is het niet zo dat er veel vacatures zijn, de werkloosheid groeit nu ook in Nederland. Maar in Nederland kennen we ook tijden dat de kranten dagelijks vol staan van de personeelsadvertenties. Veel Polen komen al sinds jaar en dag iedere zomer over om het werk op te knappen in de land-en tuinbouw dat steeds minder Nederlanders wensen te doen. Helaas moeten zij dit illegaal doen, aangezien zij geen verblijfsvergunning krijgen om het werk te mogen verrichten. Als de Polen en andere Oost-Europeanen toch graag naar Nederland komen om hier te werken, waarom kan Polen dan niet lid worden van de Europese Unie zodat zij vrije toegang hebben tot de Europese (en daarmee de Nederlandse) arbeidsmarkt en de werkgevers in Nederland kunnen profiteren van hun werk. Dit zou een goede oplossing kunnen zijn voor ons tekort aan werknemers in de industriële sector, de land-en tuinbouw, de IT en misschien ook wel de zorg. De Oost-Europeanen zijn namelijk vaak goed opgeleid, beschikken doorgaans over een goede werkmentaliteit en zijn veelal vaardig met de computer. De vrees voor een massale toestroom van migranten uit Oost Europa lijkt ongegrond. De meeste Oost-Europese gastarbeiders die in de jaren vijftig en zestig naar Nederland kwamen (zoals Joegoslaven of Hongaren) zijn na enkele jaren namelijk ook weer teruggekeerd naar hun land van herkomst. Inwoners van de Oost-Europese landen die straks lid zullen zijn van de Europese Unie zullen echt niet op een dag uit hun raam kijken en zeggen: ‘Ik woon nu in de EU. Ik zal nu maar snel mijn koffers pakken en verhuizen naar het westen.’
(bron: http://www.ez.nl/)
Nawoord
Dit profielwerkstuk was behoorlijk moeilijk in elkaar te zetten. Er is een overvloed aan informatiebronnen waardoor het lastig werd om de juiste informatie te vinden en te verwerken. Het was wel een leerzaam en interessant onderzoek, vooral ook omdat de uitbreiding binnenkort plaats zal vinden. Het was ook wel een nadeel dat veel van de informatiebronnen veel moeilijke zinnen gebruikten, zodat het begrijpen en de omzetting in eigen woorden soms moeizaam verliep en dat kostte erg veel tijd. Over het eindresultaat ben ik wel tevreden. Het is wel veel om te lezen, maar niet teveel en best interessant. Ik heb het aan wat familieleden laten zien en zij vonden het best interessant en goed in elkaar gezet. De nadelen opzoeken over bijvoorbeeld het lidmaatschap van de EU gaf ook wat problemen omdat de meeste het alleen maar hebben over de voordelen van de EU en hoe handig het wel is om uit te breiden.
Conclusie
Het uitbreiden van de EU brengt over het algemeen meer voor- dan nadelen met zich mee op economisch gebied. De burgers van de toetredende landen zullen een deel van hun identiteit verliezen (hij zal zich bijvoorbeeld minder Hongaar voelen en meer Europeaan) Dat is op Economisch gebied wel een voordeel, maar er zijn ook veel burgers die hun identiteit niet willen verliezen en dus ondanks de economische voordelen toch tegen de toetreding zijn. De EU wordt desondanks toch uitgebreid.
Hoofdvraag: Met welke landen wordt de EU uitgebreid en waarom met die landen?
De Europese Unie wordt dus uitgebreid met 10 landen wat het totaal aantal lidstaten op 25 brengt. Deze 10 landen zullen op 1 mei 2004 toetreden. -Cyprus -Tsjechië -Estland -Hongarije -Letland -Litouwen -Malta -Polen -Slowakije -Slovenië
Dit zijn niet de enige landen die zullen toetreden. Turkije, Noorwegen. Liechtenstein, Ysland en Zwitserland treden om verschillende redenen nog niet toe. Simpel gezegd zijn deze 5 landen er nog niet klaar voor.
Er zijn verschillende redenen te bedenken waarom de Europese Unie wordt uitgebreid met deze landen. Een logische reden is dat er naast de landen die al lid zijn van de EU en de kandidaat lidstaten niet zo veel andere landen zijn in Europa. Een argument dat door veel Europese politici wordt gebruikt als reden voor de uitbreiding, is dat de uitbreiding van de EU stimulerend werkt op vrede en democratie in Europa. Het bevorderen van de politieke en economische stabiliteit is natuurlijk een belangrijk uitgangspunt van de Europese Unie. Het gaat dan wel om een politieke en economische stabiliteit die beantwoordt aan de eisen van de markteconomie en de westerse democratie. Door de uitbreiding met voormalige Oostblok- landen worden de politieke systemen in deze landen geconformeerd aan die in West Europa en vallen zo beter te controleren. Wat hier ook meespeelt is een soort ‘historische taak’ die de West-Europese landen voor zich weggelegd zien, de voormalige Oostbloklanden weer op te nemen in de ‘Europese familie’.
REACTIES
1 seconde geleden
B.
B.
goed zo
19 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
heej,
dankje dit heeft me veel tijd bespaart hahah!
Kus niki
19 jaar geleden
Antwoorden