Veldwerk Balloo en Loon

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas havo | 1875 woorden
  • 30 mei 2001
  • 101 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
101 keer beoordeeld

LOON

Loon is een esdorp. Loon bestaat al langer dan de hoofdstad van Drenthe: Assen. De naam loon werd ook wel als \'Loen\' gespeld, wat betekend dat loon voor bewoning een erg geschikte plaats in het \'bos\' was. Dat was in de zesde of zevende eeuw na Christus. Er was al sprake van landbouw in dit gebied. Dit blijkt onder andere uit de vondst van een houten ploegschaar uit ongeveer 5oo jaar na Christus. Ongeveer waar nu het elektriciteitshuisje staat, stond vroeger een zogenaamd seizoenschooltje. Op dit schooltje werd alleen in de wintermaanden lesgegeven, omdat de kinderen in de zomer mee moesten helpen bij hun vaders op het land. Meestal was de leraar zelf ook boer, dus had hij zelf ook erg weinig tijd om in de zomermaanden les te geven. Ook de boerderijen zijn vaak niet meer in dezelfde stijl als vroeger, de meeste zijn verbouwd of in de loop van de jaren gerestaureerd. Loon bevindt zich tussen een zandkop(met daarop een es) en de relatief lage beekdalen met grasland.

BALLOO

Balloo is net zoals Loon een esdorp. Het esdorp Balloo is ontstaan in de vroegere middeleeuwen(rond 1300). Balloo ligt op een brede noordwest-zuidoost verlopende rug. Balloo ligt vlak naast het andere (hoofd)dorp Rolde. In 1650 bestond Balloo nog maar uit negen boerderijen, maar aan het begin van de vorige eeuw begon daar verandering in te komen. De bevolking van Drenthe trok allemaal naar het platteland om daar te werken en geld te verdienen. Daardoor groeide Balloo uit tot een dorp. Door de vele mensen die er wouden wonen, werden er dus nieuwe boerderijen bijgebouwd op de open plekken tussen de ouden hoven. Zo ontstond de typische ringstructuur van Balloo. Balloo kent ook een prachtig landschap: \'het Balloërveld\'. Er is veel heide en er grazen schapen. Die heide groeit daar omdat heide niet veel water nodig heeft en goed in de zon kan groeien. Op het Balloërveld is het \'s zomers heel warm en doordat er weinig bomen op het Balloërveld groeien kan de heide ook niet in de schaduw staan dus moet de plant ook goed tegen de warmte kunnen. In Balloo is ook een schaapskooi, dus kortom een mooie plek voor toeristen die volop van de natuur willen genieten.

HET ESDORP (en de heide)

De heide speelde in het landbouwsysteem een grote rol. Ten eerste was de heide goed voor de beweiding van het vee. Vroeger waren er veel runderen die op de heide graasden maar later werden dat merendeels schapen. \'s Morgens werden de schapen uit hun kooien gelaten om over de heide te trekken en \'s avonds keerde de kudde terug zodat \'s nachts de mest van de schapen in de potshal (op deze plaats werden plaggen met de mest vermengt) kon worden opgevangen. Deze intensieve beweiding van het veld(doordat de kuddes steeds groter werden) leidde tot een steeds verdergaande verschraling, waardoor de heideachtige planten steeds verder konden uitbreiden. Ten tweede diende de heide voor het steken van plaggen. De plaggen kwamen uit de bovenste lagen heide en dit werkte ook weer mee voor de verschraling. De vennetjes op de heide werden gebruikt om turf te steken. De heide werd ook voor vele andere doelen gebruikt. Zoals: - brandstof (als er geen veen was) - dakbedekking van schuurtjes - leem graven (voor de wanden van de boerderij) - voor de bijenteelt
Door het vele gebruik van de heide ontstonden er zandverstuivingen. Zij konden een bedreiging vormen voor de es of zelfs voor het dorp. Op de es werden producten verbouwd die nodig waren voor de voedselvoorziening. De meeste Drentse esgronden waren van nature niet echt vruchtbaar en hadden intensieve bemesting nodig. Door deze “intensieve bemesting” zijn de essen in de loop van de eeuwen erg opgehoogd. De bemesting zorgde ook voor een humusrijke teeltlaag. In een es zaten vruchtbaardere en onvruchtbaardere stukken. De randen van de es waren meestal minder vruchtbaar. Op sommige stukken lagen veel veldkeien en soms lag er een leemlaag dicht onder het oppervlak van de grond. Om de es heen was vaak een dichte doornige beplanting om het vee erbuiten te houden, maar ook naar binnen. Het besloten karakter van de es door de eswal is na de Eerste Wereldoorlog geleidelijk verdwenen als gevolg van de veldontginningen.

WATERHUISHOUDING

We begonnen met de breedte van de sloot te meten. Dat deden we door een touw naar de overkant te gooien en dan de knopen die in het touw zaten te tellen. (Om de 50 cm zat een knoop). De sloot was 6,5 meter breed. We stonden dan ook in een bocht te meten waar het meestal het breedste is. Daarna gingen we de stroomsnelheid van het water meten. Dat deden we door een takje in het water te gooien en dan op te meten hoe lang het takje erover doet om vijf meter af te leggen. We hebben drie keer een takje in het water gegooid. Van de tijden die de drie takjes hadden afgelegd hebben we het gemiddelde genomen. De uitslagen staan onder aan de pagina. Tenslotte gingen we de diepte van de sloot meten. We hebben elf metingen gedaan maar ik heb voor de gemiddelde diepte maar drie dieptes genomen want de sloot was ongeveer overal gelijk. De metingen gingen als volgt: we hadden een touwtje met een gewichtje eraan. Om de 10 cm zat een plakkertje. Zo konden we precies zien hoe diep de sloot was. Ook van dit onderzoek staan de uitslagen hier onder.

METINGEN

1. Breedte van de sloot: 6,5 meter. 2. Stroomsnelheid: Het busje legde 5m af in: meting 1: 10,91 sec. meting 2: 10,10 sec. meting 3: 14,30 sec. gemiddelde: 11,77 sec.

3. gemiddelde diepte: diepte op meetpunt 1: midden - 25 cm. diepte op meetpunt 2: links - 21 cm. diepte op meetpunt 3: rechts - 21 cm. dieptes bij elkaar opgeteld: 67 cm.

BEREKENINGEN

1. stroomsnelheid De gemiddelde stroomsnelheid is:

afstand (in meters) = 5 = 0,425m/s gemiddelde tijd (in seconden) = 11,77

2. gemiddelde diepte
dieptes bij elkaar opgeteld = 67 cm. = 22,33 cm. = 0,223 meter
aantal meetpunten: 3
3. oppervlakte van de doorsnede: breedte × gemiddelde diepte = 6,5 × 0,223 = 1,45 m²

4. debiet: oppervlakte doorsnede × stroomsnelheid = 1,45 × 0,425 = 0,62 m³/sec.

N.B. 1 m³ = 1000 liter debiet in liters per seconde = 0,62 × 1000 = 620 liter

BEWONINGSVORM

Het dorp Balloo heeft een geconcentreerde verbouwing. Alle boerderijen liggen dicht bij elkaar. De bouwjaren van de boerderijen variëren van: het jaar 1613 tot en met ongeveer 1950. Veel oude boerderijen zijn in de 20ste eeuw gerestaureerd. We kwamen aan in Balloo met de fiets, we parkeerden onze fiets daar en gingen te voet verder. Het was de bedoeling dat we de soorten boerderijen herkenden en bekeken uit welke jaartallen ze kwamen. De jaartallen hebben we opgeschreven op een plaatje van Balloo.

VERKAVELING

Het verkavelingpatroon in de omgeving rond Balloo en Loon is blok- en strookvormig. Het is gemakkelijk voor de boeren, omdat de boeren dan gemakkelijk met hun zware machines overal bij kunnen. De grotere kavels zijn strookvormig en de kleinere kavels zijn blokvormig. Weilanden kunnen soms onregelmatig zijn. Maar de kavels voor de landbouw zijn meestal strook- en blokvormig.

Uitwerking van de ruitmodellen De natuurlijke bouwstenen:

- Het verband tussen de waterhuishouding en de hoogteligging/ reliëf: doordat er hoogte-verschil is kan er water door het gebied stromen. Als er geen hoogteligging was waren er ook geen vennetjes en beekjes. Door watererosie komt er ook hoogteverschil. - Het verband tussen hoogteligging/ reliëf en grondsoorten/ bodem is dat er op de hoge gedeelten van de es meer zwart zand voorkomt dan op de lagere gedeelten. Op de lagere gedeelten van de es ben je veel sneller bij het gele zand, dat komt omdat op de hogere gedeelten veel mest gegooid is (wat donker van kleur is). En midden op de es ligt minder mest dus ben je sneller bij het gele zand. - Het verband tussen waterhuishouding en natuurlijke vegetatie is dat als er weinig water is er planten moeten zijn die niet veel water nodig hebben en op een droge grond moeten leven. - Het verband tussen grondsoorten/ bodem en natuurlijke vegetatie is dat de planten zich aan de grond moeten aanpassen. Dus op een losse zandbodem kunnen alleen planten groeien met stevige diepe wortels.

De menselijke bouwstenen: - Het verband tussen grondgebruik en verkaveling is dat je de grond om gewassen op te verbouwen kunt verdelen in een verkavelingpatroon. - Het verband tussen verkaveling en bewoningsvorm is dat als er een gecentreerde bewoningsvorm voorkomt er veel gebruik wordt gemaakt van strookvormige verkaveling. Zodat ieder zijn eigen stuk land heeft. - Het verband tussen grondgebruik en infrastructuur is dat als er een rivier door het dorp heen stroomt, de mensen daar hun gewassen weer mee kunnen besproeien en dat is goed voor de bodem als die droog is. - Het verband tussen verkaveling en infrastructuur is dat er bij onregelmatige verkaveling vooral kronkelige wegen voorkomen en bij blok- en strookvormige verkaveling vooral rechte wegen voorkomen.

GRONDGEBRUIK

Met ons groepje liepen we door het landschap van Balloo en loon. We moesten om ons heen kijken om te bekijken welke gewassen daar werden verbouwd. We hebben aardappels, bieten, graan, maïs en tarwe verbouwd. Er waren ook veel weilanden met wild gras erin. We liepen ook nog langs kampsheide, daar was een heel stuk riet en dergelijke langs de kant weggehaald zodat kampsheide niet dichtgroeit. Ergens halverwege was ook nog een hunebed genaamd: D16. D16 is een van de grootste hunebedden. Het ligt enkele honderden meters ten noorden van het natuurreservaat Kampsheide. Dit kleine maar prachtige terrein is vanwege de vele grafheuvels ook in archeologisch opzicht belangrijk. Ten westen grenst het aan het beschermende Stroomdallandschap van de Drentse Aa. Het hunebed is toegankelijk via een goed begaanbaar zandpad, zowel vanuit de richting Balloo als vanuit de richting Loon. Het Hunebed is redelijk compleet, inclusief twee poortzijden, een poort- deksteen en twee kransstenen. D16 is één van de mooiere hunebedden buiten de toeristische routes en daarom erg interessant.

GRONDSOORT + BODEM

In het maïsveld was er een gat geboord met een grondboor. Dat gat was van 10 cm tot 120 cm diep. We gingen kijken hoe de bodem eruit zag (welke kleuren, grondsoort, vochtigheid en plantenresten). Dit deden we een keer bovenop de es en een keer midden op de es. Dit moest je laten zien in een tabel. In het beekdal hebben we met een klein steekboortje in de grond geboord. We moesten van 0 tot 50 cm diep de grond in boren. Ook hier keken we weer hoe de bodem eruit zag. Hier was de bodem veel natter dan op de es.

RELIËF + HOOGTELIGGING

Dichtbij waar we de boringen op de es en dal hadden gedaan, gingen we het reliëf meten. We moesten met een waterpas en een baak op een helling gaan staan (de helling liep omlaag). Om de 4 meter moest iemand door de waterpas kijken en moest een ander met een vinger de hoogte op de baak bepalen.

EINDCONCLUSIE

Het landschap rondom Balloo en Loon is een typisch Drents landschap. De kenmerken zijn:

- Afwisselende akkers, weilanden, bossen en heide. - Heggen zorgen voor een gesloten landschap. - Er is een geconcentreerde bewoningsvorm. - Er zijn wat heuvels en op de heide zijn er walletjes in het landschap om het vee bij elkaar te houden (Celtic Fields). - Op de hei zijn veel bomen en het is er heuvelachtig. Er staan dennen en berken. Aan al deze kenmerken van het Drentse landschap voldoet het landschap tussen Balloo en Loon.

REACTIES

I.

I.

ik vond het heel mooi!
doei
-xxx-jes
ERWIN

23 jaar geleden

M.

M.

Hoi!!

Ik heb veel aan dit werkstuk gehad. We moesten voor onze school (Nassau College) ook dit veldwerk doen!!!

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.