Hoofdstuk criminaliteit & massamedia

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2420 woorden
  • 22 april 2004
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
4 keer beoordeeld

Criminaliteit

6. Straffen spelen een belangrijke rol bij het bestrijden van criminaliteit. De rechter veroordeeld een dader daarom niet allen om hem te straffen. Er zijn meer redenen: Vergelding -> Een misdaad moet worden vergolden, het moet goed worden gemaakt met iets vervelends voor de dader. Afschrikking van de dader -> Een straf moet een dader afschrikken nogmaals een misdaad te plegen. Afschrikking van de samenleving -> Een straf moet andere burgers afschrikken ook een misdaad te plegen. Voorkomen van eigenrichting -> Als wetsovertredingen niet zouden worden bestraft, zouden mensen het recht in eigen handen nemen en zelf een misdadiger straffen. Verbetering van de dader -> Met een straf probeert de overheid een dader te resocialiseren, zodat hij zich aanpast aan de normen van de samenleving. Beveiliging van de samenleving -> In de tijd dat een crimineel gevangenzit, kan hij de samenleving geen last bezorgen.

Deze manier van straffen is niet altijd zo geweest, vroeger stond Wraak voorop. Er bestonden nog geen geschreven wetten en de rechtspraak door de adel was niet altijd eerlijk. Later ontstonden er meer steden. Stadsbestuurders werkten samen met de koning om de macht van de adel te breken. Afschrikking werd een belangrijk doel van straffen en daarom paste de overheid wrede en openbare straffen toe. In 1886 werd het Nederlandse Wetboek van strafrecht voltooid. Het strafrecht werd milder en rechtvaardiger. In 1870 werd de doodstraf afgeschaft. Na de Tweede Wereldoorlog werd ook Resocialisatie een belangrijk uitgangspunt. Denk bijvoorbeeld maar aan taakstraffen, ook wel alternatieve straffen genoemd.

Alle soorten straffen staan in de wet omschreven. De zwaarste straf in Nederland is levenslange gevangenisstraffen. De wet kent drie hoofdstraffen: Geldboete -> de rechter bestraft de meeste daders met een geldboete. De maximum geldboete voor lichte overtredingen is dan ook €220. Vrijheidsstraf -> De rechter bestraft ongeveer 20% van de daders met een vrijheidsstraf. Alternatieve straf -> De rechter bestraft daders steeds vaker met een alternatieve straf, omdat deze ook een opvoedend karakter heeft. Voorwaardelijk -> D.w.z dat de dader dit gedeelte van de straf niet krijgt onder de voorwaarde dat hij binnen een bepaalde tijd niet nog een strafbaar feit begaat. Bijkomende straf -> Zoals het afnemen van het rijbewijs van automobilisten die onder invloed achter het stuur zaten.

Burgerlijk recht

7. In een burgerlijke rechtszaak eist de ene partij iets van de andere. We spreken daarom van eiser en gedaagde. Eiser -> Degene die de zaak aan de rechter voorlegt. Gedaagde -> De persoon van wie iets wordt gevraagd.

Een zaak begint wanneer de eiser de gedaagde een Dagvaarding stuurt. Dagvaarding -> Mededeling gaan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. Een dagvaarding bevat daarom altijd: Naam van de eiser. De eis, bijvoorbeeld een afkoopsom. De motivatie van de eis, bijvoorbeeld het feit dat de gedaagde nog niets heeft betaald. Het tijdstip en de plaats van de rechtszaak.

De rechter kijkt naar de eis en naar de reactie van de gedaagde, ook wel Verweer genoemd. Als beide partijen zelfs niet tot een oplossing kunnen komen, dan wijst de rechter een Vonnis en neemt dus de uiteindelijke beslissing. Beide partijen kunnen tegen het vonnis in hoger beroep gaan. Dat moet binnen drie maanden gebeurt zijn. Als zij dit niet doen, is het vonnis onherroepelijk. Als een partij het vonnis niet nakomt, kan de rechter hem hiertoe dwingen. We noemen dit Tenuitvoerlegging of Executie van de uitspraak.

Socialisatie en Cultuur

We kijken en luisteren naar wat anderen zeggen en komen daarbij natuurlijk ook soms in conflict met anderen doordat meningen botsen. Wanneer mensen veel en langdurig met elkaar te maken hebben, ontwikkelen ze een eigen Cultuur -> Alle waarden en normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Cultuur staat tegenover Natuur -> datgene dat aangeboren is. Maar waar waarden en normen verschillen, kunnen conflicten ontstaan.

Naast normen (gedragsregels) en waarden (principes) zijn er nog vele andere Cultuurkenmerken -> Zoals de Nederlandse vlag, rood, wit en blauw of Sinterklaas. Niet alle culturen in een samenleving zijn even sterk. We spreken dan van een Dominante cultuur -> Als een cultuur gedragen wordt door een groep die binnen een samenleving overheersend is. Naast de dominante cultuur komen in een samenleving ook talloze andere culturen voor Subculturen -> wanneer binnen een groep waarden en normen en andere cultuurkenmerken op bepaalde onderdelen afwijken van de dominante cultuur. Een subcultuur hoeft niet altijd strijdig te zijn met de dominante cultuur. Dat is wel het geval bij Tegencultuur -> Mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen.

Via protesten proberen deze mensen de dominante cultuur te veranderen. De basis van de tegencultuur wordt dus gelegd door het creëren van een conflictsituatie. Zo was de tegencultuur ook vaak een uiting van een generatieconflict. In onze tijd zou je Antiglobalisten een voorbeeld kunnen noemen van een tegencultuur.

In iedere cultuur bestaan subculturen. Tot sommige behoor je, als je er bewust in toetreed. Zoals punkers. Andere subculturen ontstaan vanzelf, zoals op het werk.

Bedrijven ontwikkelen vaak een eigen cultuur. Zo loopt een timmerman bijvoorbeeld in een overall, terwijl bankiers vaak in een pakje rondlopen. Bedrijfscultuur -> Bestaat voornamelijk uit alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden. Na de Tweede Wereldoorlog nam de welvaart toe. Jongeren hadden meer te besteden en ontwikkelden zich. Jeugdculturen ontstaan doordat jongeren een Eigen leefstijl willen die anders is dan hun ouders. Jeugdculturen komen vaak voor uit muziekstromingen.

In Nederland wonen veel mensen met verschillende nationaliteiten en afkomst. We noemen Nederlands daarom een multiculturele samenleving -> Een maatschappij waarin verschillende etnische groepen elk met een eigen cultuur samenleven. Etnisische culturen vormen speciale, plaatsgebonden subculturen. De meeste etnische culturen integreren zich in de Nederlandse samenleving. Integreren -> Een deel van de dominante cultuur overnemen maar voor een deel ook hun eigen cultuur behouden. Bovendien neemt de dominante cultuur vaak dingen over van een etnische cultuur. Zoals nasi en bami staan in bijna iedere Nederlands kookboek. Enerzijds bidet een cultuur de mogelijk om met elkaar te communiceren, anderzijds kan een cultuur daar ook beperkingen in op leggen.

Kenmerken van een cultuur worden telkens overgedragen aan kinderen of aan immigranten. Dit proces verloopt via socialisatie, sociale controle en internalisatie.

Socialisatie -> Het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert of aanpast. Naarmate je meer normen en waarden aanleert, ontwikkel je een eigen persoonlijkheid. Naarmate je ouder wordt ga je naar school, later naar je werk. We spreken dan van: Socialiserende instituties -> Instellingen die, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.

We onderscheiden verschillende soorten socialiserende instituties: - Het gezin - De school, kinderen leren hier discipline. Ze moeten op tijd komen en moeten doen wat de leraar verteld. - Het werk, hier moet prestatie leveren. - Maatschappelijke groeperingen, zoals sportclubs. - De overhead, De overheid heft bepaalde regels in wetten vertaald. Wie zich niet aan de wetten houdt, krijgt te maken met strafvervolging.

- De vriendenkring, mensen hechten veel waarde aan vriendschap en iedereen heeft wel enkele goede vrienden. - De media, televisie, kranten, films en boeken beïnvloeden ook het gedrag van mensen.

Sociale controle -> De wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Het zorgt ervoor dat mensen zich niet onmaatschappelijk gedragen. We noemen sociale controle formeel wanneer deze is gebaseerd op geschreven regels. Sociale controle vindt vaak plaats in de vorm van sancties. Deze kunnen een positief en negatief karakter hebben, namelijk beloningen en straffen. Vier vormen van maatregelen: - Formele sancties, diploma of promotie. - Formele negatieve sanctie, strafwerk, boete, gevangenisstraf. - Informele positieve sanctie, compliment, fooi of een applaus. - Informele negatieve sancties, zoals een kind dat naar zijn kamer wordt gestuurd.

Het doel van socialisatie en sociale controle is bereikt, wanneer er Iternalisatie van de cultuur plaatsvindt. Internalisatie -> Mensen gaan zich precies zo gedragen als zoals de groep dat van hen had verwacht.

Communicatie -> Verbinding hebben met. Het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een bepaalde ontvanger. Communicatie wordt duidelijk d.m.v gebaren of gewoon praten met elkaar in dit geval spreek je dan van een medium. Communicatie stoornis -> als een zender iets anders bedoelt dan met een boodschap dan de ontvanger interpreteer. Referentiekader -> het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaring. Informatiemaatschappij -> een samenleving waar communicatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen.

We maken onderscheid tussen de volgende soorten communicatie: - Directe en indirecte communicatie. Direct, fase to fasecontact en bij indirecte niet. - Eenzijdige en meerzijdige. Bij eenzijdige is sprake van b.v een radiozender. Bij meerzijdige is sprake van een zender en ontvanger. - Verbale en nonverbale. Verbaal betekent date r wordt gesproken en geschreven. En nonverbaal gaat b.v via symbolen en tekeningen. - Interpersoonlijk en massacommunicatie. Interpersoonlijk wordt uitgewisseld tussen een klein aantal personen. Bij massacommunicatie is sprake van heterogeen en relatief onbekend publiek.

Met Massamedia -> worden de dragers van openbare boodschappen bedoeld. Massamedia zijn niet meer uit het alledaagse leven weg te denken. Een aantal gemeenschappelijke kenmerken: - De informatie is bedoeld voor een groot anoniem publiek. - De informatie is openbaar voor iedereen. - De relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk. - De communicatie verloopt meestal eenzijdig. - De ontvanger kan alleen indirect afreageren. Er is dus weinig feedback.

Bij massamedia kunnen we ook uitgaan van de volgende groepen boodschappen: - Amusement. - Nieuws. - Reclame. - Meningsvorming. - Kunst. - Educatie en onderwijs.

Soorten media

Kranten en tijdschriften worden ook wel de pers genoemd. Kranten, boeken en tijdschriftenuitgevers zijn vrije ondernemingen die winst nastreven. Ook hier kunnen we onderscheid maken tussen soorten gedrukte media: - Kranten, dit zijn meestal dagbladen - Tijdschriften, deze verschijnen meestal periodiek in de brievenbus. Bedoeld voor doelgroep. - Huis aan huisbladen, eens per week en regionaal. - Boeken, moet je zelf kopen.

Hoe komst nieuws tot stand? Alle nieuwsboodschappen komen in een grote vergaarbak (de computer) waar de informatie wordt opgeslagen en later geselecteerd voor wat het nieuws moet gaan worden. Het bestaat uit twee delen: nieuws en kennis. Nieuws is informatie over recente feiten die voor het publiek nog onbekend zijn, Kennis is informatie die al bij de mensen bekend is, zoals geschiedenis, aardrijkskunde
Selectiecriteria gaat over de vraag: Is een bericht actueel
Is het bericht uitzonderlijk, Is het interessant
Wat zijn de gevolgen van een gebeurtenis
Gaat het over beroemde personen
Het blijft de grote lijnen van bijvoorbeeld oorlogen volgen en het vervolg ervan
Komen er foto’s bij, zodat het nieuws duidelijk zichtbaar is.

Waar komt het nieuws vandaan
In feite van iedereen, die bij het nieuws betrokken is. Journalisten, redacteuren

Nieuwsbronnen
Informatie komt van personen en instellingen, gewone burgers, die zelf informatie aan redacties of journalisten doorgeven, die op deze manier het nieuws proberen te halen. Bij nieuwsgaring gaat de journalist zelf op zoek naar nieuws, zoals columns over restaurantbezoek, rechtbankverslagen, museumbezoek
De persbureaus verzenden hun nieuwsberichten 24 uur per dag naar grote krantenredacties of televisieredacties. Het zijn commerciële bedrijven die een reeks correspondenten in dienst hebben om veel nieuws te verzamelen. Ze kopen ook nieuws van andere bureaus. Uit al die berichten wordt door de redactie uiteindelijk die berichten geselecteerd, welke worden gebruikt voor de televisie, radio en kranten. Vaak staan de namen van persbureaus boven een artikel, Zoals ANP Algemeen Nederlands Persbureau
AP, Associated Press uit Amerika
Reuters uit Engeland
AFP, Agence France Press
DPA, Deutsche Presse Agentur

Identiteit
Iedere krant, tijdschrift en omroep heeft een eigen herkenbare identiteit en uiterlijk. Ook de keuzes van onderwerpen zijn per omroep en krant, tijdschrift verschillend. Roddelbladen voor showbusiness, politiek, cultuur, misdaad, ongelukken. Wat wil het publiek lezen
Ook de presentatie van het nieuws is verschillend, grote koppen in de krant, drukke presentatoren op de televisie, rustige programma’s, sensationele foto’s
Het eigen commentaar en de analyses.

Presentatie van het nieuws
Kwaliteit hangt nauw samen met de objectiviteit. Dat wil zeggen dat de feiten en meningen ook overeenkomen met de werkelijkheid. Referentiekader houdt in dat je altijd vanuit je eigen persoonlijkheid iets waarneemt en en er verslag van doet. Je eigen normen en waarden en ervaring speelt hierin een rol. Wat is je doelgroep, schrijf je voor de Story , Telegraaf of NRC Handelsblad, wat voor de één belangrijk is, zegt de ander niets.

Betrouwbaarheid
Het is de bedoeling dat de journalist zo eerlijk mogelijk zijn nieuws doorgeeft en een scheiding kan maken tussen feiten en meningen. Net als hoor en wederhoor, het nieuws moet van twee kanten belicht worden en vaak worden er meerdere partijen om verhaal gevraagd. De nieuwsbronnen worden ook vermeld, zodat het publiek ook weet waar het vandaan komt en eventueel na kan gaan of het ook eerlijke informatie is. Tevens heeft een journalist ook wel kennis van zaken, hij weet waar hij het over heeft, vaak is hij gespecialiseerd op een bepaald vakgebied, zoals politiek, sport, economie, kunst

Redactiestatuut staat er voor dat de directie verantwoordelijk is voor de zakelijke en financiële kant en de redactie verantwoordelijk is voor de inhoud van een krant of omroep, om toch een zo groot mogelijk publiek te trekken, zodat je een grote oplage van je krant krijgt en een groot kijkerspubliek bij de televisie.

De invloed van de media. Het beeld dat wij van misdaad en de misdadiger hebben, wordt sterk beïnvloed door de massamedia. Maar over het algemeen geven de media geen reëel beeld van de omvang en soorten criminaliteit.

De massamedia hebben dus een grote invloed op het beeld dat wij van de criminaliteit en daders hebben. Daardoor wordt: - Het vooroordeel gekweekt. - De hoeveelheid agressieve criminaliteit veel hoger ingeschat. - Een stereotiep beeld van de misdadiger gegeven. - Bij de bestrijding van criminaliteit alleen maar gedacht aan zwaardere straffen.

Een Vooroordeel -> Een oordeel over iets of iemand dat niet op kennis van zaken berust. Een Stereotypering -> Een vaststaand beeld, waarbij we aan een hele groep bepaalde kenmerken toeschrijven. Mensen gebruiken vaak vooroordelen of stereotypen om zich af te zetten tegen groepen. Alleen het gevaar hiervan is dat het leidt tot discriminatie.

Propaganda -> Er wordt uitsluitend eenzijdige informatie gegeven met als doel, de aanhangers voor een standpunt of een zaak te winnen. Doctrinatie -> Het systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek. Manipulatie -> Vervormde informatie over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.