§1: Hoe is het Nederlandse landschap ontstaan?
Nederland is geologisch heel jong, dat wil zeggen dat het voornamelijk in het Kwartair genoemd is: Ö Pleistoceen: 2,5 miljoen jaar geleden t/m 10000 B.P. (Before Present) Kwartair Ø Holoceen: vanaf 10000 B.P.
Nederland is in het Kwartair gedaald als een kantelend blok (zie bron 4 (boek))
In het noordwesten zijn steeds nieuwe afzettingen bovenop de oude afzettingen neergelegd. Op de volgende manieren:
1) door het ijs -> glaciale afzettingen
2) door de rivieren -> fluviatiele afzettingen
3) door de zee -> mariene afzettingen
4) door de wind -> eolische afzettingen
§2: Wat was de invloed van water en ijs?
In het Pleistoceen lag Nederland ten Noorden van de HUN-lijn* onder het ijs ->
glaciale afzettingen:
a) zwerfstenen
b) keileem -> ondoorlatend (waterdicht)
Daarnaast door het ijs lagen weggedrukt -> stuwwallen (bron 3 (boek))
In het Holoceen waren er veel fluviatiele afzettingen -> grofste materiaal (grind) in Zuidoost Nederland want doordat de stroomsnelheid groter was, was verder naar noordwest Nederland steeds fijner materiaal (zand+klei)
Aan de kust ook mariene afzettingen -> bij de branding (zand). Verder landinwaarts ook kleiafzettingen na overstromingen.
*HUN-lijn -> HUN staat voor Haarlem, Utrecht en Nijmegen. Tot die lijn lag Nederland onder het ijs.
§3: Welke landschapvormen maakt de wind?
Aan het eind van het Pleistoceen is er geen ijs meer in Nederland, wel nog een toendraklimaat -> heel kaal en koud.
Permafrost permanente begroeiing van de grond -> weinig begroeiing -> Noordzee is droog -> los materiaal kan makkelijk door de wind meegenomen worden -> eolische afzettingen. 1) dekzand -> sprongsgewijs (stukje voor stukje) -> zwak golvend landschap in heel Nederland. 2) 2) löss -> zwevend vervoerd ->pas neergelegd in de luwte van het reliëf = Zuid-Limburg
In het Holoceen eolische afzetting: 1) de duinen -> door de zee (marien) aangevoerd maar door de wind tot duinen gevormd. 2) Stuifzand -> zandverstuivingen = dekzand dat opnieuw wegwaait als de mens de vegetatie weghaalt.
§4: Zijn planten en dieren ook landschapbouwers?
Veen is afgestorven plantenresten die onderwater niet volledig zijn afgebroken.
Er zijn twee soorten veen:
1) laagveen -> resten van waterplanten zoals riet of bomen -> haalt voedingsstoffen uit grondwater -> voedselrijk = eutroof
2) hoogveen -> resten van veenmos -> haalt voedingsstoffen uit regenwater -> voedselarm = oligotroof
Als veen gedroogd wordt ontstaat er turf -> bruikbaar als brandstof. Bij laagveenwinning ontstaan veenplassen. Bij hoogveenwinning ontstaan er dalgronden.
Organogene afzettingen: Afzettingen die bestaan uit organisch materiaal.
Kalksteen = mergel bestaat uit skeletten van zeedieren. Afzettingen uit Tertiair alleen in Zuid-Limburg want daar was toen een ondiepe zee.
§5: En wat maakte de mens ervan?
Natuurlandschap -> een landschap met alleen maar natuurlijke elementen. Cultuurlandschap -> een landschap met natuurlijke elementen en inrichtingselementen.
Ingrepen van de mens in het Nederlandse landschap: 1. drooglegging - polders -> een door dijken omgeven gebied, waar de grondwaterstand kunstmatig geregeld wordt. - droogmakerijen -> een drooggemaakte veenplas. 2. normaliseren, kanaliseren en bedijkingen. 3. grondstofwinning: - veen -> veenplassen wordt gebruikt voor recreatie - zand -> zandmeren. - (rivier)klei -> kleiputten, wordt gebruikt voor bakstenen. - Grind -> grindgaten, wordt gebruikt voor beton. - Mergel -> mergelgroeve.
§6: Hoe zijn de landschappen over ons land verspreid?
- Zand -> Midden Oost Nederland - Löss -> Zuid – Limburg - Duinzand -> aan de kust - Hoog- en laagveen -> verspreidt over Nederland
Verkavelingtype: - Strokenverkaveling - Blokverkaveling - Moderneverkaveling
§7: Hoe uniek is het Nederlandse landschap?
Soort Hoogte Op de kaart
Laagland 0 t/m 200m Groen
Heuvelland 200 t/m 500m Geel
Middelgebergte 500 t/m 1500m Lichtbruin
Hooggebergte > 1500m Donkerbruin
§9: Hoe ontstond het landschap van de Grand Canyon?
Er zijn drie soorten gesteenten namelijk: 1. stollingsgesteente, dat ontstaat na de afkoeling van vloeibaar gesteente, -> graniet en basalt.
2. sediment gesteente, dat is ontstaan doordat het materiaal is neergelegd ->zandsteen en kalksteen.
3. metamorfe gesteente, gevormd door hoge druk en/ of temperatuur -> steenkool en marmer.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
paraaf acht zit er niet tussen hij gaat van zeven naar negen
16 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Er ontbreken veel dingen en is niet erg duidelijk......
12 jaar geleden
Antwoorden