Diabetes

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • 6e klas vwo | 823 woorden
  • 1 maart 2004
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
38 keer beoordeeld

Diabetes mellitus is een stofwisselingsziekte, die ook wel suikerziekte genoemd wordt. Het glucosegehalte of suikergehalte van het bloed is dan hoger dan normaal. Die glucose komt via voedsel in het bloed en wordt zo vervoerd naar alle cellen in het lichaam. Om de glucose in die cellen te laten komen is insuline nodig. Bij mensen met diabetes wordt er te weinig of geen insuline aangemaakt waardoor de glucose niet de cel in kan. Het blijft eerst in het bloed rondzwerven en zal uiteindelijk via de urine het lichaam verlaten.

Er zijn twee verschillende vormen van diabetes. Die worden ook wel type 1 en type 2 genoemd. Bij type 1 wordt er helemaal geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier en zal iemand steeds insuline moeten spuiten om de bloedglucose stabiel te houden. Deze vorm wordt meestal voor iemands dertigste ontdekt, daarom wordt het ook wel jeugddiabetes genoemd. Type 2 komt voornamelijk voor bij mensen boven de veertig en wordt daarom vaak ouderdomsdiabetes genoemd. Hierbij maakt de alvleesklier nog wel insuline aan, maar dat is niet genoeg. Ook komt het voor dat het lichaam niet goed op de insuline reageert. Bij deze vorm hoeft er vaak geen insuline gespoten te worden, maar krijgt iemand voedingsadvies en eventueel tabletten.

Voedsel is nodig om de cellen van brandstof en bouwstoffen te voorzien. Ons dagelijks voedsel bestaat uit drie hoofdbestanddelen. Dat zijn koolhydraten, eiwitten en vetten. Koolhydraten is de verzamelnaam voor suikers en zetmeel. Zij leveren de meeste energie.

Zetmeel bestaat uit 10.000 of meer glucosemoleculen. Dat wordt in de mond al in stukjes geknipt van 2 tot 9 glucosemoleculen met behulp van het enzym amylase. Deze ketens komen dan via de slokdarm en de maag in de dunne darm terecht waar ze door het enzym maltase in aparte glucosemoleculen worden gesplitst. Deze glucosemoleculen gaan dan door de darmwand het bloed in.

Het bloed transporteert de glucose naar al de cellen in het lichaam, waar het via verbranding wordt omgezet in energie. Om in de cel opgenomen te worden is het hormoon insuline nodig. Dit hormoon wordt gemaakt door de bètacellen, die in groepjes in de alvleesklier liggen. We noemen dit ook wel de eilandjes van Langerhans. De insuline werkt als een soort sleutel die in een receptor past op de celwand. Als de insulinesleutel op het receptorslot past, gaat er een deurtje in de cel open en kan er glucose naar binnen. Als er niet genoeg insuline is blijft de celdeur dicht en kan de cel de glucose niet gebruiken. Bij een teveel aan glucose in het bloed, wordt de glucose opgeslagen in de lever of spiercellen als glycogeen. Dit gebeurt ook onder invloed van het hormoon insuline. Bij mensen met diabetes gaat dit allemaal iets anders. Hun bètacellen worden (gedeeltelijk) door afweercellen vernietigd. Ze kunnen dus geen of niet genoeg insuline meer aanmaken, waardoor er een insuline tekort kan ontstaan. Hierdoor stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed, omdat het niet de cellen en ook niet de lever in kan. Omdat de glucose de cellen niet in kan zullen die vetten en eiwitten moeten verbranden voor hun energie, ook al zit er zoveel glucose in het bloed. De vetverbranding heeft onder andere tot gevolg dat er ketonen in het bloed en de urine komen. Dat zijn afbraakproducten van de vetstofwisseling, die gevormd worden in de lever. Als hier erg veel van gevormd worden, kan dit leiden tot verzuring van het bloed.

Diabetes kan behandeld worden met insuline of met tabletten. Wanneer iemand zelf geen insuline meer aanmaakt, zal er insuline moeten worden toegediend via een injectie. Om de insuline te injecteren kan gebruik gemaakt worden van een insulinepen of een insulinepomp. Hierbij loopt de insuline via een buigzaam slangetje naar een naaldje in de buik.

Als het lichaam nog wel insuline aanmaakt, maar niet voldoende of het lichaam reageert hier niet goed op, dan wordt dat vaak behandeld met tabletten. Deze tabletten bevatten geen insuline, maar chemische stoffen. Er zijn tabletten die de insulineproductie van de alvleesklier stimuleren, die de insulinegevoeligheid verbeteren en tabletten die de opname van koolhydraten vanuit de darmen remmen.

Met insuline en tabletten wordt geprobeerd de glucosespiegel van het bloed tussen de 4 en 10 millimol per liter te houden. Als de bloedglucosewaarde onder de 4 millimol per liter komt, wordt dat hypoglycaemie, ofwel hypo genoemd. Een aantal symptomen hiervan zijn zweten, honger, duizeligheid en beven. Een hypoglycaemie kan je behandelen met druivensuiker, omdat de koolhydraten die erin zitten snel worden opgenomen in je lichaam. Wanneer iemand buiten bewustzijn is zal er glucagon geïnjecteerd moeten worden, zodat de lever het opgeslagen glycogeen weer omzet in glucose en aan het bloed afgeeft.

Een bloedglucosewaarde boven de 10 millimol per liter wordt hyperglycaemie, ook wel hyper genoemd. Symptomen hiervan zijn dorst, vaak plassen en moeheid. Een hyperglycaemie kan behandeld worden door insuline te spuiten. Heeft iemand te vaak te hoge glucosewaarden, dan heeft hij een grotere kans op latere complicaties aan de ogen, nieren, hart en bloedvaten, voeten zenuwen en gewrichten.

REACTIES

J.

J.

heb je nog meer spreekbeurten voormij ik ben je heel erg dankbaar hiervoor maaar ik wil nog meer

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.