Aardrijkskunde Module 6a: Mens en Milieu; Het ontstaan van het Nederlandse landschap
Hoofdstuk 1: Natuurlijke Factoren
Tekst 1 Landschap
Landschap gebied met bepaalde kenmerken
Elementen v.h. landschap - grondsoort - reliëf - water
- water - begroeiing - agrarisch grondgebruik
- gebouwen - wegen - nederzettingen
cultuurlandschap ontstaat uit een natuurlandschap als dit wordt veranderd door menselijk handelen
veranderingsfactoren - klimaat - sedimentatie
v.e. landschap - erosie - iongrijpen van de mens
GEOLOGISCHE PROCESSEN
Tekst 2 Geologie
Geologie de wetenschap die zich bezighoudt met de aarde als geheel, haar structuur, samenstelling en geschiedenis, en met de processen die bepalen hoe de aarde er nu uitziet
Kwartair periode waarin wij nu leven
Sedimentatie het verschijnsel dat los materiaal na transport door water, wind of ijs op het aardoppervlak terecht komt en blijft liggen.
Nederland & Kwartair Door continue toestroming van riviersedimenten komt Nederland tijdens het Kwartair langzaam maar zeker boven de zeespiegel te liggen. Factoren als klimaat, water, bodem, begroeiing, reliëf en gesteente zijn belangrijk geweest voor de lagenvorming van het Nederlandse landschap.
Tekst 3 De tijd voor het Kwartair
Kwartair & Limburg Limburg bestaat als enige plek in Nederland niet uit afzettingen uit het Kwartair maar van perioden daarvoor, o.a. het Carboon.
Mergel een kalksteen met veel klei
Doline oplossingslaagte ontstaan door kalk opgelost door (regen)water
PLEISTOCEEN
Tekst 4 Veranderlijk klimaat
Glaciaal ijstijd
Interglaciaal warmere periode tussen ijstijden in
Pleistoceen eerste tijdvak in het kwartair. We onderscheiden:
- Vroeg-Pleistoceen: fluviatiele afzettingen
- Midden-Pleistoceen: glaciale afzettingen
- Laat-Pleistoceen: eolische afzettingen
Tekst 5 Nederland in het Pleistoceen
Vroeg-Pleistoceen Erosiemateriaal van rivieren, afkomstig van smeltende gletsjers, vult Nederland. De zeespiegel steeg als gevolg van smeltend poolijs.
Midden-Pleistoceen Het glaciaal Saalien beïnvloedt Nederland. Grote ijslobben duwen de rivierdalen opzij. Zo ontstonden de stuwwallen (bijv. Utrechtse Heuvelrug)
Tongbekken Door het ijs diep uitgesleten dalen.
Kleileem tot leem vermalen keien vermengd met stenen, achtergelaten door het wegtrekkende ijs
Sandrs grote vlakten met zand en grind aan de voet van de stuwwallen
Laat-Pleistoceen Het glaciaal Weichselien heeft grote invloed. Nederland werd koud, maar er kwam geen ijs ons land binnen. De Noordzee was drooggevallen, Nederland was een poolwoestijn.
Dekzand eolishe afzetting
Löss zeer fijne eolische afzetting
Rivierduin (donk) Duinen gevorm doordat zand uit de bedding van de rivieren geblazen werd.
Tekst 6 Vroeg-Pleistoceen
Daling zeespiegel De zeespiegel daalde enorm als gevolg van het ijs. IJs verzamelde zich in de bergen en zorgde voor veel erosie, met als gevolg veel sedimentaire afzettingen in Nederland. Hierdoor ontstonden vlechtende rivieren in Limburg. Tijdens de interglacialen werden ze smaller en dieper: meanderende rivieren.
Tekst 7 Midden-Pleistoceen
Saalien Het glaciaal dat Nederland gedeeltelijk bedekte. Het ijs hiervan schoof over de fluviatiele afzettingen richting het zuiden en drukte de rivierdalen waar ze doorheen trok uit, wat stuwwallen tot gevolg had. De achtergebleven dalen worden tongdalen genoemd. Het materiaal op de bodems was grondmorene: fijngestampte keien. Ook liet het ijs zwerfstenen achter, tijdens de koude terugtrekperiode van het ijs.
Sneeuwsmeltwaterdalen dalen die werden veroorzaakt door smeltend sneeuwwater.
Ijssmeltwaterdalen afkomstig van smeltwater van het ijs.
Tekst 8 Laat-pleistoceen
Eemien De zee drong diepe tongbekkens in, gevormd door het Saalien ijs.
Weichselien West Europa was een poolwoestijn, de Noordzee drooggevallen.
Poolwoestijn de ondergrond is in de greep van de permafrost, de bovengrond is ongbegroeid en de wind heeft dus invloed op de zandkorrels e.d. Dekzand is dus de belangrijkste afzetting
Dekzand zand afgezet door de wind
Löss zeer fijne afzetting die zich over veel grotere afstanden dan zand verspreidt.
Eind Laat-Pleistoceen De poolwoestijn maakt plaats voor een toendra., door een temeperatuurtoename gaan er weer planten groeien.
Dekzandrug zand dat blijft liggen als gevolg van plantengroei, vaak in een U-vorm gericht met de open kant naar de overheersende windrichting (paraboolduin)
Rivierduinen (donken) gevormd doordat zand uit de bedding van de rivier geblazen werd.
HOLOCEEN
Tekst 9 Holoceen
Eind Weichselien 10.000 jaar geleden.
Holoceen interglaciaal, volgde het Weichselien op. Kenmerken van deze periode:
- een belangrijke temperatuurstijging: sterke zeespiegelstijging
- een verandering van de begroeiing: toendra werd naaldbos
Aparte kenmerken v.h. - veel soorten zoogdieren sterven uit
Holoceen t.o.v. Pleistoceen - de mens grijpt in in het natuurlijke milieu
Ontwikkeling Nederland: - Westen & Noorden staan sterk onder invloed van de zeespiegelstijging
- midden van Nederland stond onder indirecte invloed: overstromingen waren orde van de dag. Fluviatiele afzettingen & veenvorming overheersten
- het Zuiden & Oosten zijn nog onder invloed van de Pleistocene afzettingen, met name kleileem en stuwwallen.
Tekst 10 Zeespiegelstijging
Absolute zeespiegelstijging de zeespiegel stijgt daadwerkelijk, oa door smelting van het ijs
Relatieve zeespiegelstijging het lijkt alsof de zeespiegel stijgt, maar het gaat om een bodemdaling
Totale zeespiegelstijging resultaat van de absolute en relatieve zeespiegelstijging samen.
Inklinking klei veroorzaakt de absolute bodemdaling in Nederland nu.
Inklinking het verschijnsel dat veenlagen en kleilagen in elkaar worden gedrukt door het gewicht van de afzettingen erboven. Dit treedt ook op als kleilagen en veenlagen vocht verliezen.
Ooraak absolute zeespie- toename broeikaseffect: de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt en er zal veel ijs
gelstijging smelten.
Tekst 11 Veenvorming
Veen onvolledig afgebroken resten van planten die ter plaatse hebben gegroeid en zijn afgestorven.
Mineraliatie het proces waarbij organische stoffen worden afgebroken tot anorganische stoffen, die zo opnieuw voor planten ter beschikking komen.
Humuszuren de zure stoffen die de plantenresten afscheiden.
Verlanding dichtgroeiing van een gebied met planten en bomen.
Eutroof water voedselrijk
Oligotroof water voedselarm
Gyttja afgestorven organisch materiaal op de bodem van een eutrofe plas.
Dy afgestorven organisch materiaal op de bodem van een oligotrofe plas (vooral humus)
Humus mengsel van koolstofverbindingen dat achterblijft nadat dode planten en dieren zijn afgestorven.
Verder verloop verlanding na de vorming van gyttja (of dy) hoogt de bodem van een plas op. Als de bodem minder diep is dan 2 meter gaat er riet vormen (rietveen). Als de plas nog ondieper wordt, vormt zich zegge (zeggeveen). Als de plas vervolgens bijna droog ligt gaan bomen en planten groeien (bosveen). Het totale pakketje dat er nu ligt wordt laagveen genoemd. Het veenproces kan nu stoppen, maar in een natte omgeving kan deze ook doorgaan. In de lagere delen wordt het grondwater verdrongen door regenwater. Als gevolg hiervan neemt de voedselrijkdom af. Veenmos krijgt de kans te groeien en verdringt de bomen of zegge. We spreken nu van hoogveen.(veen dat onder invloed van regenwater is ontstaan)
WEST- EN NOORD-NEDERLAND
Tekst 12 Basisveen en oude zeeklei
Waddengebied een ondiep zeegebied dat bij eb over grote oppervlakten droogvalt en bij vloed weer onder water loopt. (wadafzettingen zijn met name klei en zand)
Wadsediment zand en klei worden aangevoerd door de sterke vloedstroom, de zwakkere ebstroom zorgt ervoor dat deze blijft liggen. In de wadgeulen sedimenteert alleen zand, dichter naar de kust kan ook klei sedimenteren vanwege minder stroming. Hier gaan de eerste zoutminnende planten groeien, die de klei vasthouden. Zo wordt de kust opgehoogd. (slikken)
Slikken wadplaten van klei
Kreken waterstroompjes in geultjes tussen de planten
Kwelders slikken die niet meer overstromen
Kreekruggen het opgehoogde zand dat achterblijft van de gewone vloed.
Oude zeeklei ontstaan in het Holoceen door de in gelijke tred zijnde beweging van de ophoging van zand en klei t.o.v. de zeespiegelstijging.
Tekst 13 Oude duinen
Strandwallen zandlichamen die evenwijdig aan de kust liggen (regelmatig overstroomd)
Vorming oude duinen zandwallen die begroeid raakten met zoutminnende planten vormden de eerste duinen.
Tekst 14 Jonge zeeklei
Jonge zeeklei rond 500 jr. v. Chr. afgezet achter de duinen en strandwallen (de zee brak erdoorheen)
Tekst 15 Jonge duinen
Ontstaan jonge duinen tussen 1000 en 1200 na Chr. kwam er veel zand van de kust vrij door o.a. erosie. Zeestromingen voerden meer zand aan dan normaal en de wind kreeg vat op het zand. Zo ontstonden de jonge duinen, die delen bedekken van de oude duinen en van veen en klei grond.
Hollandveen Het gebied achter de jonge duinen, dat afgesloten was van de zee. Het water verzoette er en er vormde zich een dikke laag veen.
MIDDEN-NEDERLAND
Tekst 16 Fluviatiele afzettingen
Vlechtende rivier kwam vooral voor tijdens het Weichselien
Meanderende rivier ontstaan tijdens het Holoceen als gevolg van stijging van de zeespiegel.
Zijn smaller en dieper dan vlechtende rivieren, ze stromen in bochten
Rivierafzetting bij een grote stroming (in en dicht bij de rivier) zet alleen zand zich af. Het lichtere materiaal (klei) bezinkt op een grotere afstand hiervan (bij o.a. overstromingen)
Oeverwallen afgezet zand aan de zijkant van de rivier dat zich vormt
Stroomrug bedding van de rivier en de oeverwallen samen.
Rivierengebied dit bestaat vaak uit een stelsel van stroomruggen en afgesneden meanders in het rivierengebied.
Komgronden hier bevindt zich gesedimenteerd klei en vormt zich plaatselijk veen tussen de oerwallen in het rivierengebied.
Tekst 17 Stuifzand en veenvorming
Stuifzand dekzand dat tijdens het Holoceen verstuift. (bijv. in Drunense Duinen)
Gevolgen stuifzand in extreme gevallen kunnen door de wind complete heuvelstukken verplaatst worden.
ZUID- EN OOST-NEDERLAND
Tekst 18 Zuid- en Oost-Nederland
Effect zeespiegelstijging in zuid en oost Nederland nauwelijks
Onder het dekzand bevinden zich hier klei en keileem, deze ondoordringbare lagen zorgden voor plaatselijke moerassen.
AANVOER VAN WATER
Tekst 19 Aanvoer van water
Aanvoer van water - uit de atmosfeer (neerslag. In Nederland valt er meer neerslag dan dat er water verdampt)
- de hydrosfeer (via rivieren en meren. Bijvoorbeeld de Rijn)
kwel waterstroom onder de dijken door als gevolg van de waterstand. Die is nl. met name in de winter lager dan de waterstand in de rivieren wat stroming tot gevolg heeft.
Tekst 20 Afvoer van water
Infiltratie indringing van water in de bodem (afhankelijk van de doorlaatbaarheid van de bodem)
Transpiratie verdampen van water door planten
Evaporatie verdamping van water uit de bodem
Evapotranspiratie transpiratie en evaporatie samen
Effectieve neerslag evapotranspiratie afgetrokken van de hoeveelheid neerslag
Bijdrage v.d. mens aan - waterwinning
waterafvoer - polderbemaling
Tekst 21 Waterzones in de bodem
Grondwater water dat zich in de grond bevindt, verzadigd tussen de bodemdeeltjes (er is dus geen lucht meer)
Grondwaterspiegel oppervlak van het grondwater
Bodemwater water dat tussen het aardoppervlak en de grondwaterspiegel zit (het verzadigt dus niet de complete bodem)
Poriën holtes tussen de bodemdeeltjes
Capillaire zone vlak boven het grondwater zijn de poriën helemaal gevuld met water (vol-capillaire zone)
Iets daarboven is de waterconcentratie geringer (open capillaire zone)
Stijghoogte hoogte die het capillair water kan afleggen in de bodem vanaf het grondwater (hoe kleiner de poriën, hoe groter de stijghoogte
Hangwaterzone hierin bevindt zich infiltratiewater dat nog niet door de zwaartekracht is afgevoerd.
BODEM
Tekst 22 De bodem
Bodem het voor de plantengroei belangrijke bovenste deel van de verweringslaag of los sediment, waarin bodemvorming is opgetreden
Bodemhorizonten verschillende lagen van dichtheid, vorm of kleur in de bodem.
Bodemvorming verandering van de bodem, treedt op onder invloed van de factoren reliëf, klimaat, (grond)water, biosfeer, (flora en fauna), benodigde tijd en het moedermateriaal
Moedermateriaal het oorspronkelijke materiaal waarin de bodem zich vormt
Bodemprofiel een evenwichtssituatie met een karakteristieke opeenvolging van horizonten
Bodemsoorten bestaan aan de hand van verschillende soorten bodemprofiel
Tekst 23 Bestanddelen van de aarde
Onderdelen bodem - vaste fase (grond); zand, klei, löss, organische verbindingen & plantenresten
- vloeibare fase (grondwater)
- gasvormige fase (lucht)
humus mengsel van koolstofverbindingen dat in de bodem achterblijft nadat dode planten en dieren grotendeels zijn afgebroken.
Plantengroei wordt sterk beïnvloedt door de verhouding waarin de drie fasen voorkomen
Tekst 24 Bodemvormende factoren
Klimaat invloed via temperatuur en neerslag. De temperatuur heeft invloed op de oplossnelheid van stoffen. Hoe warmer het is, hoe talrijker het bodemleven. Neerslag vervoert stoffen die opgelost zijn mee de grond in (uitspoeling). Hierbij speelt ook aanwezigheid van zuur een rol. Bij negatieve effectieve neerslag droogt de grond op en vervoert het water de eerst naar beneden getransporteerde zouten en kalk weer naar boven, waar ze een harde deklaag vormen.
Zonaliteit het verschijnsel dat klimaat, plantengroei en bodemsoorten een samenhang vertonen
Biosfeer Planten dragen bij aan bodemvorming door hun wortels en strooisel, door opname en afgifte van stoffen. Dieren die plantenresten afbreken beïnvloeden op die manier ook.
Moedermateriaal De oorspronkelijke samenstelling van de bodem speelt ook een rol, zoals bijvoorbeeld korrelgrootte de uitspoeling beïnvloedt.
Tijd De tijd is bij bodemvorming ook van belang. Sommige bodems hebben tientallen jaren nodig om te vormen, andere honderden jaren.
Tekst 25 Bodemprofiel
Deze tekst gaat alleen over 1 afbeelding.
Tekst 26 Bodemsoorten in Nederland
Classificering Nederland - gebaseerd op de bovenste 80 cm van het aardoppervlak
- er wordt gekeken naar o.a. dikte van lagen, samenstelling en kleur
- verdeling in vijf orden: veengronden, podzolgronden, brikgronden, eerdgronden en vaaggronden.
Podzolgronden vooral op de oudere zandgronden
Brikgronden klei en löss, water gaat door scheurtjes en neemt fijn materiaal mee de grond in.
Vaaggronden gronden waar bodemvorming net aan de gang is.
Eerdgronden ontstaan onder invloed van de mens
Veengronden te herkennen aan het moedermateriaal. De bovenste helft bestaat voor meer dan de helft uit veen
NATUURLIJKE FACTOREN NU
Tekst 27 Huidige invloed van de natuurlijke factoren
Invloed v.d. mens sinds de mens ten tonele is verschenen wordt het landschap voor een groot deel door hem bepaald. Vooral de technische vooruitgang heeft ervoor gezorgd dat de mens het landschap is gaan bepalen. We hebben soms meer of minder invloed dan we zelf denken.
Tekst 28 Functies van het landschap
Productiefunctie het landschap speelt een rol bij zowel stoffelijke goederen als diensten.
Draagfunctie de mens gebruikt het landschap als ondergrond voor zijn activiteiten en voor het plaatsen van inrichtingselementen
Informatiefunctie het landschap heeft ons iets te leren
Regulatiefunctie bepaalde elementen van het landschap werken regulerend -> duinbeplanting heeft duinaangroei tot gevolg
Tekst 29 Verschillende Nederlandse landschappen
Landschapssoorten - duinlandschap - zeekleilandschap rivierkleilandschap
- zandlandschap - krijt/löss landschap
invloed van de mens landaanwinning, legging van dijken, delfstofwerving, landbouwbeoefening
LANDBOUW
Tekst 30 Veranderingen in de landbouw
Verandering v.d. invloed Tegenwoordig past men het land aan, vroeger was de mens afhankelijker van het
van het landschap landschap. Dit komt door o.a. kunstmest, beter zaaigoed en grondwaterstandregeling
Tevens leidt specialisatie van het landschap ook tot aanpassing
Tekst 31 Verkaveling
Verkaveling manier waarop dat gebied in allerlei afzonderlijke stukjes is opgedeeld
Perceel door duidelijke grenzen afgebakend stuk grond met meestal één soort grondgebruik.
Kavel aaneengesloten stuk grond van één eigenaar of gebruiker, omgeven door grond van andere eigenaren of gebruikers, of door wegen, kanalen of spoorlijnen. Het is een juridische eenheid
De vier Nederlandse typen verkaveling:
1Blokverkaveling patronen van kreekruggen, oeverwallen e.d. Riviertjes e.d. vormen de perceelgrenzen
2Strokenverkaveling het kenmerkende verkavelingpatroon van de akkertjes die men vroeger bewerkte voor
zonder bewoning zelfvoorzienende landbouw
3Strokenverkaveling kenmerkende verkaveling voor ontginningsgebieden die rond het jaar 1900 moerassig
met bewoning waren
4modern rationele gekenmerkt door grote rechthoeken in komt vooral voor in de droogmakerijen en in de
verkaveling sinds de 16e eeuw ingedijkte en ingepolderde gebieden.
Tekst 32 Schaalvergroting
Schaalvergroting alle veranderingen die leiden tot een grotere productie per arbeider.
- bedrijfsvergroting efficiënter werken door groter bedrijf
- mechanisatie vervanging van arbeiders (en dieren) kracht door machines
- intensivering zorgen voor hogere opbrengsten door de productie per hectare te vergroten of door gewassen te gaan verbouwen die meer opbrengen
bio-industrie extreem voorbeeld van intensivering
afwenteling import van externe grondstoffen
- specialisatie toelegging op de productie van één gewas of het fokken van één diersoort
monocultuur een vorm van landbouw waarbij in een uitgestrekt gebied gedurende een lange tij maar één gewas wordt bebouwd.
Tekst 33 Ruilverkaveling en landinrichting
ruilverkaveling streven om de verspreid liggende kavels samen te voegen tot een groot kavel, gelegen rond de bedrijfsgebouwen. Het land wordt dus opnieuw, efficiënter ingericht.
Landinrichting herinrichting van een landschap, waarbij naast de landbouw ook rekening wordt gehouden met recreatie, natuur, bosbouw en verkeer
ZANDLANDSCHAP
Tekst 34 Cultuurlandschap
Zandlandschap is als natuurlandschap voornamelijk gevormd tijdens het Pleistoceen.
Gemengd-bedrijf-oude-stijl dit is de manier van bedrijfsvoering waardoor mensen toch konden overleven in het relatief onvruchtbare zandlandschap
Tekst 35 Gemengd-bedrijf-oude-stijl
Bebouwing v.h. gemengd - Akkerbouwgrond: essen, enken of akkers: Concentraties kleine akkertjes in particulier
bedrijf oude stijl bezit. Ze lagen dicht bij het dorp; het esdorp
- Weidegrond: gemeenschappelijk bezit, markegronden die uiteen vielen in:
- broek/groengronden; drassige stukken langs een beek waar koeien graasden
- het veld; de hogere gebieden, te hoog voor landbouw, schapen graasden hier
poststal systeem dit onderhield bovenstaande gebieden door de mest die ‘s nachts verzameld werd uit de stallen van de koeien en schapen.
1000 jr. na Christus door bevolkingsgroei was er meer akker nodig en dus ook meer mest. Hiervoor werden meer schapen gehouden, wat resultaat had dat de bebossing plaastmaakte voor heide.
Kransakkerdorp dichte bebouwing in allerlei gehuchtjes rond een gemeenschappelijk gebied. Komt vooral voor in het zandlandschap van het door riviertjes gescheiden Zuid-Nederland.
Tekst 36 Veranderingen na 1900
1900 jr. na Christus Door weer een enorme bevolkingsgroei verdween het gemengd bedrijf oude stijl. Jonge mensen vestigden aan de rand van de markengronden.
DUINLANDSCHAP
Tekst 37 Cultuurlandschap
Wind Belangrijke factor bij vorming van de duinen
Tekst 38 Oude duinen
Binnenduinen hier werden voor het eerst nederzettingen gevestigd., die de vorm hadden van de langgerekte strandwallen
Geestgronden de afgegraven duinen om wegen te verharden en de grond in de steden te verstevigen
Tekst 39 Jonge duinen
Functies duinen - bescherming tegen de zee
- drinkwaterwinning (zoetwaterbel van o.a. neerslag), waardoor de duinen vervuild raken – zowel voedingsstotffen al schadelijke stoffen uit het water blijven achter, dit zorgt voor een verandering van de plantengroei.
KRIJT -LÖSSLANDSCHAP
Tekst 40 Cultuurlandschap
4000 jr. voor Christus Het Krijt -lösslandschap herbergt het oudste Nederlandse cultuurlandschap. De eerste bewoners vestigen zich in de beekdalen. Vruchtbare lössbodem maakte akkerbouw mogelijk, waardoor veel bosgrond verdween
Tekst 41 Bodemerosie
Löss bedekte een groot deel van Zuid Limburg. Het is erg erosiegevoelig
Colluvium samengespoelde löss in het dal van een rivier
1200 na Christus Door nederzettingsvorming verdween er veel bos.
Graften steilrandjes in heuvels begroeid met bos of struikgewas
Holle wegen door erosie sterk verdiepte wegen in löss
Tekst 42 Grondgebruik
Plateaus open karakter, akkerbouw domineerde er, vooral graanteelt. Akkers werden bemest met kalk of organische mest.
Dal graslanden voor het vee en natuurlijk de dorpen en nederzettingen. Ook kwamen hier boomgaarden voor.
ZEEKLEILANDSCHAP
Tekst 43 Cultuurlandschap
Zeekleilandschap gevormd door de zee in het Holoceen, de vorming blijft plaatsvinden. Het heeft vooral een agrarische productiefunctie en een draagfunctie voor zeeweringen.
3 gebieden: - noordelijke zeekleigebied
- zuidwestelijk zeekleigebied
- de droogmakerijen
zeepolders liggen in het noordelijk en zuidwestelijk zeekleigebied, ontstaan door indijking van de kwelders
natuurlijke lozing lozing door gebruik te maken van de zwaartekracht
kunstmatige lozing lozing met behulp van spier en windkracht en tegenwoordig ook met behulp van elektrische gemalen
droogmakerij polder die is ontstaan door het leegpompen van een meer of een deel van een zee.
veenpolder ontstaan uit veengebieden die onder het zeeniveau lagen door inklinking en door stijging van de zeespiegel. Ze bevinden zich vooral in laagveenlandschap
Tekst 44 Noordelijk Zeekleigebied
Kwelderwallen oude kwelders die extra hoog zijn opgeslibt door stormvloeden.
Terpen verhoogde levensgebieden van mensen die vanaf 600 v. Christus zich vestigden op de kwelderwallen. De verhogingen waren gemaakt van afval en klei.
1000 na Christus bedijking zorgt er steeds meer voor dat grotere stukken land van de zee werden afgescheiden.
Recht van opstrek mensen die gebieden binnen de dijken bezaten kregen ook eigendom over de buiten de dijken liggen aangeslibde kwelders.
Knipklei klei van zeer fijn materiaal met een slechte vruchtbaarheid
Tekst 45 Zuidwestelijk Zeekleigebied
Tot middeleeuwen de zee kreeg meer invloed, was wild en overmeesterde veel landelijke gebieden
Poelgronden kleiopveengronden
Oudland het geheel van poelgronden en kreekruggen
Nieuwland geheel van bedijkte opwas en aanwas
Tekst 46 Droogmakerijen op oude en jonge zeeklei
Droogmakerij begint met een ringdijk rondom het meer. Er wordt een ringdijk gegraven aan de buitenkant van de dijk. Watermolens werden voornamelijk gebruikt voor het wegpompen van het water
Problemen ligging door de lage ligging hebben de droogmakerijen last van kwel
Jonge droogmakerijen liggen op jonge zeeklei. (flevopolders, noordoostpolder). Door goede afwatering hebben deze jonge polders geen last van kwel
RIVIERKLEILANDSCHAP
Tekst 47 Cultuurlandschap
Stroomruggronden bestaan uit oeverwallen en drooggevallen, met sediment opgevulde (oude) rivierbedding
Komgronden bestaan uit klei, soms afgewisseld met lagen veen. Het is nat door de lage ligging
Tekst 48 Gevolgen van de aanleg van rivierdijken
Overslaggronden gebied achter een dijk dat, na een dijkdoorbraak, diep uitgesleten wordt.
Winterdijken dienden om het waterbergend vermogen van rivieren te vergroten. Hierdoor werd een overstroming van de zomerdijken tijdig gestopt.
VEENLANDSCHAP
Tekst 49 Cultuurlandschap
Holoceen tijdens deze periode waren de voorwaarden voor veengroei ruimschoots aanwezig: een vochtig klimaat waarin veel plantengroei aanwezig was zorgde voor de vorming van enorme pakken veen in bijvoorbeeld Nederland
Tekst 50 Laagveenlandschap
Laagveen Holland Dit laagveen gebied in Noord- en Zuidholland en Utrecht is van oorsprong hoogveen. Omstreeks ca. 1000 begon de mens dit gebied te ontginnen.
Cope-ontginning het systeem waarmee het veenlandschap tussen de duinstreek en de hogere zandgronden is ontgonnen. Een groep ontginners kreeg het recht een cope (gebied) te ontginnen
Tekst 51 Veenwinning in Laag-Nederland
Droge vervening het afsteken van veen vanaf de oppervlakte
Natte vervening het winnen van veen met behulp van een baggerbeugel die onder water veen wegschepte
Tekst 52 Hoogveenlandschap
Droge vervening het bolster (veenmosveen) is zo droog dat het na ontwatering afgestoken kan worden. Dit is prima te gebruiken als bemesting, echter niet als turf
Dalgrond (veenkoloniale grond) Een afgegraven veengebied waarin het zand werd vermengd met de opzij gelegde bolster, zodat er een betere waterhuishouding ontstond (organisch materiaal kan water vast houden.
Tekst 53 Ontwikkeling van de steden
Steden Ontwikkelden zich langzamerhand als handeltechnisch gunstig gelegen gebieden.
Module 6b: Mens en Milieu; Milieu
Hoofdstuk 1: Natuurlijk milieu en de mens
ECOSYSTEMEN
Tekst 1 Het natuurlijk milieu
Natuurlijke milieu natuurlijke omgeving zoals die door natuurlijke processen is gevormd, zonder invloed van de mens.
Ecosysteem ruimtelijke eenheid waarbinnen een wisselwerking plaatsvindt tussen het biotische (planten en dieren) milieu en abiotische (niet-levende) milieu. Ieder ecosysteem herbergt een karakteristieke groep planten en dieren, afhankelijk van de milieuomstandigheden die er in het ecosysteem heersen, bijvoorbeeld de Waddenzee of een tropisch regenwoud.
Tekst 2 Werking van een ecosysteem
Evenwicht ecosysteem een ecosysteem is een open systeem, waar energie voortdurend in- en uitgaat. Deze in- en uitstroom moet in de loop van de tijd ongeveer gelijk blijven voor een stabiel ecosysteem.
Dynamisch evenwicht evenwicht tussen de hoeveelheid energie en materie die erin (input) en eruit (output) gaat.
Terugkoppelings- mechanisme in het ecosysteem dat ervoor zorgt dat het ecosysteem in een dynamisch
mechanisme evenwicht blijft (stabiel ecosysteem)
instabiel ecosysteem wanneer de verstoring te lang duurt of te heftig is, raakt het ecosysteem instabiel en verandert drastisch, bijvoorbeeld bij het kappen van bomen in een tropisch regenwoud
Tekst 3 Successie en climaxecosysteem
Successie de ontwikkelingen in een ecosysteem tijdens de vorming van een dynamisch evenwicht.
Bodemvorming korstmossen en micro-organismen zullen proberen voedingsstoffen aan het organisme te onttrekken. Steeds grotere planten kunnen zich gaan vestigen op de grond en de soortenrijkdom neemt toe en de aanwezige soorten gaan steeds meer samenhang vertonen. Deze groei gaat door tot invloed van buitenaf is verdwenen. Een microklimaat, een klimaat in een klein gebied, vormt zich. Er is een climaxecosysteem ontstaan.
Diversiteit aanwezigheid van veel soorten planten en dieren.
Tekst 4 Grensmilieus
Gradiënt een geleidelijke verandering van een verschijnsel tussen ecosystemen. Een gradiënt tussen twee ecosystemen vormt een grensmilieu
Grensmilieu beschermen ecosystemen voor invloeden van buitenaf
Tekst 5 Ecosystemen en schaal
Schaalniveaus van lokale schaal (= processen die plaatsvinden en samen een ecosysteem vormen)
ecosystemen regionale schaal (= verschillende ecosystemen op lokale schaal samen)
continentale schaal (= verschillende regionale schalen samen)
mondiale schaal (= omvat alle ecosystemen en vormt er zelf ook één
fluviale schaal (= schaalniveau die te maken heeft met ecosystemen die een stroomkarakter hebben)
VERPLAATSINGEN, ECOLOGISCHE INFRASTRUCTUUR EN HOOFDSTRUCTUUR
Tekst 6 Verplaatsing van planten en dieren tussen ecosystemen
Ecologie wetenschap die de relaties tussen planten, dieren en de omgeving waarin zij leven bestudeert.
Verplaatsingen met een verplaatsingen over korte afstanden als onderdeel van dagelijkse handelingen
pendelkarakter
trek verplaatsingen over lange afstanden, vaak met een vast periodiek patroon
verbreiding verplaatsing van jonge dieren die op zoek gaan naar een eigen territorium
Tekst 7 Verbreiding
Redenen verbreiding - ontsnapping aan ongunstige omstandigheden
- ontstaan van nieuwe groepen van dieren in nieuwe gebieden -> verkleining van het risico voor uitsterving
Tekst 8 Verbindingswegen en barrières
Wissels paden en verbindingswegen tussen leefgebieden die generaties lang worden gebruikt
Barrières obstakels in het landschap zoals rivieren, zee e.d.
Geïsoleerd gebied ligt volledig omringd door barrières
Tekst 9 Eilandtheorie
Eilandtheorie Er ontstaat altijd een constante populatie op een eiland, mede door een evenwicht tussen aankomende en vertrekkende diersoorten.
Verklaring eilandtheorie - Hoe voller het eiland is, hoe minder aantrekkelijk om te vestigen (weinig voedsel etc)
- Hoe voller het eiland is, hoe groter de kans op wegtrekken of uitsterven v.e. soort
- Op kleine eilanden is geen ruimte voor grote populaties dus zullen ze er snel uitsterven
- Nieuwe soorten kunnen afgelegen eilanden lastig bereiken
Tekst 10 Ecologische infrastructuur
functiegebieden verzameling van landschapselementen
1. verblijfplaatsen broedplekken, ruiplekken, rustplekken etc.
2. refugia standplaatsen waartoe een soort is teruggedrongen, maar van waaruit herkolonisatie kan
3. stepping stones / gebieden waarin of waarlangs dieren zich verplaatsten; bij stepping-stones grondgewijs,
corridors bij corridors gaat het om een beweging langs of door het gebied.
4. verbreidingskernen kwalitatief hoogwaardige leefgebieden waarin de soort tot voortplanting komt en van waaruit kolonisatie naar andere gebieden plaatsvindt.
Tekst 11 Een ruimtelijke en ecologische hoofdstructuur
Ruimtelijke ecologische ecologische hoofdstructuur van het land: een divers landschap met een rijke flora en
structuur van Nederland fauna. In Nederland zijn dit vooral grote natuurgebieden met water. Houtsingels etc. vormen een verfijning van deze hoofdstructuur. Op het laagste niveau vormen sloten, wegbermen etc. de kleinste details
INVLOED VAN DE MENS OP ECOSYSTEMEN
Tekst 12 Gevolgen van menselijk ingrijpen
Aanpassing ecosystemen De mens heeft veel ingewikkelde climaxecosystemen versimpeld door bijvoorbeeld bestrijding van onze concurrenten of zelfs bestrijding van nutteloze planten, zoals in de landbouw gebeurt.
Conflict tussen mens en de natuur probeert stabiliteit in ecosystemen op te bouwen door een enorme diversiteit,
natuur de mens probeert deze stabiliteit te verkrijgen door een zo simpel mogelijk ecosysteem.
Tekst 13 De mens heeft invloed op verschillende schaalniveaus
Veranderingen in de in- - processen werken op verschillende ruimtelijke schaalniveaus
vloed van de mens - de schaalniveaus gaan geleidelijk in elkaar over; ze kunnen elkaar beïnvloeden
op het landschap - menselijke invloed groeit steeds meer richting de hoogste schaalniveaus
Tekst 14 Milieuproblemen en grenswaarde
Milieuprobleem wanneer er sprake is van een actuele of potentiële verstoring van de mens-milieu-relatie of van het welzijn van andere organismen (als deze door mensen wordt veroorzaakt)
Milieubelasting(druk) alle verschillende milieuproblemen samen
Milieuverontreiniging milieuvervuiling waarbij stoffen in grotere hoeveelheden dan in de standaardhoeveelheid, met nadelige gevolgen (bodem, water en luchtverontreiniging)
Milieu-uitputting het verbruiken van elementen uit het milieu met zo’n omvang of snelheid dat het niet door natuurlijke aanvulling kan worden gecompenseerd. (wild, hout, olie etc.)
Milieuaantasting kwaliteitsvermindering van het milieu, die niet veroorzaakt is door een milieuverontreiniging of milieu-uitputting. (wegenaanleg etc = landschapswijziging)
Grenswaarde maximale hoeveelheid stoffen die in een natuurlijke situatie voorkomen
Streefwaarde hoeveelheid stoffen in een milieu waarnaar gestreefd wordt.
Tekst 15 Afwenteling
Afwenteling het verschijnsel dat handelingen die ongunstig zijn voor het milieu verplaatst worden naar een andere tijd (afwenteling in tijd) of gebied (afwenteling in ruimte).
Tekst 16 Oorzaken van milieuproblemen
1 demografische ontwik- de excessieve groei van de wereldbevolking zorgt voor een stijging van het grondstof-
kelingen fen- en energie verbruik. De druk op het milieu zal hierdoor toenemen
2 economische ontwik- deze kunnen een factor in het vergroten of verkleinen van de milieubelasting zijn, bijv.
kelingen door hogere milieubelasting.
3 politieke ontwikkelingen overheidsmaatregelen kunnen de milieubelasting verminderen of vermeerderen
4 technologische ontwikk. Ontwikkeling van producten als kunstmest, pesticiden, kunstvezels etc zorgen voor verhoging milieubelasting.
5. Sociaal-culturele ontwik. Iedere maatschappij gaat op zijn eigen manier om met het milieu.
Tekst 17 Activiteiten die tot milieuproblemen leiden
Industrie zorgt voor bijna de helft van de milieuverontreiniging, zowel lucht, bodem als watervervuiling.
Landbouw uitbreiding van de intensieve veehouderij heeft geleid tot een mestoverschot. Vermesting en hiermee verzuring is een groot probleem.
Verkeer en transport het rijden op diesel is erg schadelijk voor het milieu; toch gebeurt dit op grote schaal. Tevens neemt het autobezit sterk toe.
Wijzelf huishoudens etc belasten het milieu door waterverbruik, afval en energieverbruik. Levensruimte die groter wordt resulteert ook in een hogere milieudruk.
MILIEUPROBLEMEN OP VERSCHILLENDE SCHAALNIVEAUS
Tekst 18 Verschillende schaalniveaus
Milieuproblemen hebben effect op verschillende schaalniveaus
Tekst 19 Een milieuprobleem op lokale schaal: smog
Menselijke invloed de lucht boven een groot deel van Nederland bevindt zich in een stadsklimaat. Smog zorgt hiervoor. Door opwarming van stedelijk materiaal kan het er wel 3-5 C warmer zijn dan op het platteland in de winter.
Smog de warme lucht boven de stad kan niet weg omdat deze omringd is door een koude lucht. Hierdoor ontstaat smog, wat schadelijk kan zijn voor de gezondheid
Fotochemische smog Bestaat uit uitlaatgassen etc die omgezet worden in schadelijke stoffen na contact met zonlicht.
Tekst 20 Een probleem op regionale schaal: verdroging
Oorzaken verdroging in - nieuwe landbouwtechnieken zorgen voor een te goede afwatering
Nederland - drinkwatervoorziening: deze is voor een groot deel afhankelijk van het grondwater
Tekst 21 Een milieuprobleem op fluviale schaal: waterverontreiniging
Waterverontreiniging: daar waar vroeger alleen biologisch afbreekbare producten weggegooid werden, belanden tegenwoordig ook veel pesticiden etc. in het water. Ook worden recentelijk zware metalen in zee gedropt wat ook een nadelig effect heeft op de in rivieren aanwezige slibdeeltjes.
Tekst 22 Een milieuprobleem op continentale schaal: ontbossing
Oorzaken en gevolgen - commerciële houtkap, gebruik van brandhout door de lokale bevolking en platbranden
van de ontbossing van bos voor landbouwdoeleinden zorgen voor ontbossing op grote schaal. Ook moet aanleg van stuwmeren, mijnen etc. niet vergeten worden.
- hierdoor verdwijnen veel onbekende diersoorten, lopen hele ecosystemen gevaar en ook de structuur van het land is ernstig gewijzigd. De platgebrande bosgronden kunnen regenwater niet meer vasthouden waardoor het alle kanten op stroomt.
Tekst 23 Een milieuprobleem op mondiale schaal: aantasting van de ozonlaag
Ozonafbraak dit is de oorzaak van de ozonlaagaantasting. Cfk’s breken de O3 moleculen hoog in de lucht af, wat resulteert in een ‘dunnere’ ozonlaag.
Hoofdstuk 2: Milieugebruiksruimte, afwentelingsprocessen en duurzame ontwikkeling
MILIEUGEBRUIKSRUIMTE
Tekst 24 Natuurlijke hulpbronnen
Milieuvoorraden - niet vernieuwbare voorraden: deze worden niet of slechts langzaam aangemaakt in de natuur. (fossiele brandstoffen, mineralen)
- Vernieuwbare voorraden: deze worden in een relatief snel tempo aangemaakt. (voedsel)
- Milieuvoorraad ruimte: concurrerende ruimte sluit concurrerend ruimtegebruik uit (door aanleg v.e. nieuwe luchthaven is natuur niet meer mogelijk )
Tekst 25 Milieugebruiksruimte
Milieuvoorraden: Hoe rijker, hoe meer de mens er gebruik van maakt. Televisies, auto’s, telefoons etc. vallen hier allen onder.
Milieugebruiksruimte het geheel van mogelijkheden dat het ecosysteem aarde biedt aan de bevolking in de vorm van de totale voorraad natuurlijke hulpbronnen en de mogelijkheid van de aarde om milieubelasting op te vangen.
Tekst 26 Verschillen in milieugebruiksruimte en globalisering
Landelijke gebruiksruimte Nederland gebruikt bijvoorbeeld bomen uit Afrika; ook dit wordt dan tot de Nederlandse milieugebruiksruimte gerekend. Door een groei van de wereldbevolking zal de milieugebruiksruimte per persoon afnemen.
Globalisering verschijnsel dat contacten steeds meer wereldwijd plaatsvinden
Tekst 27 Begrenzing van milieugebruiksruimte
Factoren v.d. grootte -1 de ons bekende omvang van winbare hulpbronnen: we achten hulpbronnen soms
milieugebruiksruimte groter dan ze in werkelijkheid zijn.
-2 mate van onttrekking van de grondstoffen: steeds meer hulpbronnen worden in steeds grotere hoeveelheden aangesproken, de ontdekking van alternatieven kan de onttrekking van hulpbronnen weer verminderen
-3 tempo van aanwas van de natuurlijke hulpbronnen: vernieuwbare hulpbronnen groeien snel weer aan waardoor we er weer gebruik van kunnen maken.
-4 uitbreiding van kennis en techniek; zorgen voor ontdekking van nieuwe grondstoffen en voor zuiniger gebruik
-5 kwaliteit van het natuurlijk milieu
MILIEUGEBRUIKSRUIMTE VAN NEDERLAND EN ONTWIKKELINGSLANDEN
Tekst 29 Landbouwgrond
Nederlands gebruik doordat wij veel landbouwgrond indirect gebruiken in andere landen, is onze gebruiksruimte veel groter dan dat eigenlijk kan volgens de hoeveelheid grond die Nederland heeft.
Tekst 30 Energie
Groei energiebehoefte mede door de enorme bevolkingsgroei is ook de behoefte aan groei van energie enorm toegenomen. Brandstoffen zijn een steeds belangrijkere rol gaan spelen in onze energiebehoefte.
Tekst 31 Zoet water
Waterschaarste Slechts 2,5 % van het water op aarde is zoet en dus geschikt voor de mens om te drinken. Nederland heeft vrij veel watertoevoer uit de rivieren en neerslag. In veel ontwikkelingslanden is een ernstig watertekort.
Tekst 32 Grondstoffen
Beperking grondstof- - hergebruik van grondstoffen
verbruik - zuinigere (en schonere) productieprocessen.
Tekst 33 wat is de toekomst van de vier componenten van milieugebruiksruimte?
Landbouw - het tegengaan van monocultuur door verbouwing van meer soorten gewassen kan zorgen landbouwgrond te houden.
- gebruik van natuurlijke mest in plaats van kunstmest en natuurlijk biologische bestrijdingsmiddelen
Water - bezuiniging op watergebruik kunnen behoud van zoet water ondersteunen
- regenwater kan hergebruikt worden
Fossiele brandstoffen - het stijgend gebruik moet omgezet worden in een dalend gebruik
Energie - door hergebruik van afvalstoffen
DUURZAME ONTWIKKELING
Tekst 34 Een veranderende maatschappij
Relatie economie-milieu Hoewel men vlak na de Tweede Wereldoorlog deze twee als water en vuur zag, begint dit beeld langzaam te veranderen. Men ziet in dat voor welvaart ook een gezond milieu een vereiste is. Tegenwoordig wordt er veel meer aandacht aan milieuzaken besteedt als gevolg hiervan.
Tekst 35 Een omslag in het denken over het milieu: duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling een ontwikkeling waarbij de milieugebruiksruimte niet in sterke mate en niet onomkeerbaar wordt aangetast, zodat komende generaties ook nog kunnen beschikken over deze milieugebruiksruimte.
Speerpunten duurzame - duurzaam beheren van natuurlijke hulpbronnen
ontwikkeling - voorkomen van afwenteling: milieukosten meenemen bij het berekenen van de prijs van een product.
- voorkomen van aantasting en verontreiniging van het natuurlijk milieu
MILIEUBELEID OP NATIONAAL NIVEAU
Tekst 36 Milieubeleid
Milieubeleid het geheel van maatregelen dat gericht is op het behoud of de verbetering van het milieu
Milieuhygiëne de zorg voor de kwaliteit van water, bodem en lucht en het bestrijden van geluidshinder
Milieubeheer beleid gericht op het beschermen van het leefmilieu van de mens en het hier inpassen van de menselijke gewoonten. Er wordt gestreefd naar een evenwicht tussen mens en milieu
Milieueffectrapportage (m.e.r.) een onderzoek waarin wordt weergegeven wat de gevolgen van bepaalde maatregelen voor het milieu zijn.
Brongericht milieubeleid bestrijding waarbij het voorkomen van milieuschade centraal staat
Effectgericht milieubeleid bestrijding van milieuschade die er al is en moet worden weggenomen
Tekst 37 Het Nederlandse milieubeleid
NMP Natuur Milieubeleids Plan dat tot doel heeft een duurzame relatie te laten ontstaan tussen economie en milieu. Hiervoor zijn de volgende doelstellingen opgesteld:
- omlaagbrengen van het energiegebruik
- beheersen van de productie-consumptieketen
- controleren van de kwaliteit van producten en het hergebruik ervan
prod. consumptieketen 1 het winnen van grondstoffen
2 bewerken van grondstoffen tot basisstoffen
3 maken van eindproducten
4 gebruiken of consumeren van eindproducten
5 afdanken en verwerken van producten
ecologische hoofdstructuur Totaal van de ecologisch belangrijke landschappen in een land
kerngebieden gebieden met bestaande waarden van internationale of nationale betekenis van voldoende omvang
natuurontwikkelingsgebied gebied dat een reëel perspectief biedt voor het ontwikkelen van natuurwaarden
natuurontwikkeling het sturen van processen die de ecologische ontwikkeling van een gebied in een bepaalde richting kan laten gaan
MILIEUBELEID OP MONDIAAL NIVEAU
Tekst 38 Red de Aarde
VN ’92 De conferentie ’92 over milieu en ontwikkeling is belangrijk voor de ecologische toekomst van Nederland. Er worden plannen gemaakt voor de toekomst van het aardse milieu
Joint Implentation Maatregelen van een land om de CO2 uitstoot van een ander land te verminderen. Hierdoor kan zij toch voldoen aan het Klimaatverdrag.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Hallo Koen,
Heel erg bedankt voor je samenvattingen van ak!
Gr. Monique
20 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Super bedankt scheelt zo'n 150 pagina's! KUSS
20 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
jij bent echt geweldig :P thnx man zo red ik me PTA wel ;)
18 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
lekkere samenvatting gek
7 jaar geleden
Antwoorden