1.1 Inleiding
Je ziet je toekomst al helemaal voor je: een fijn leven en een baan die bij je past, maar daar moet je wel iets voor doen. Ga studeren en probeer zelfstandig te worden, want je verruilt je eigen mooie huis in voor een duur piepklein hokje in een stad, die tot nu toe nog helemaal vreemd voor je is. Het wordt sowieso al even wennen als je straks je huur, verzekeringen en boodschappen moet gaan betalen. Maar nu het economisch ook al niet echt zonnestralen regent, wordt dat helemaal een pretje. Maar let wel op dat die vrijheid die je hebt, je wel een flink aantal duiten gaat kosten. Daarom moet je ook weten dat over het algemeen bekend staat dat de gemiddelde Nederlandse student niet in grote welvaart leeft.
Wij willen onderzoeken of dit wel waar is d.m.v. onze onderzoeksvraag en deelvragen. Daarom is onze onderzoeksvraag: Neemt de welvaart van een student toe, of af als hij/zij gaat studeren. Hiermee willen wij ook laten zien wat de verschillen en de overeenkomsten zijn tussen studenten die thuis studeren en studenten die op kamers studeren.
1.2 Onderzoeksvraag
Onze onderzoeksvraag luidt als volgt: Neemt de welvaart van een student toe of af als hij/zij gaat studeren? Dus willen we onderzoeken of de welvaart van een persoon stijgt of daalt als diegene gaat studeren. Voordat we verder gaan met het onderzoeken en antwoordt te vinden op deze onderzoeksvraag (d.m.v. de deelvragen), moeten wel eerst ons afvragen wat welvaart is en we stellen dan eerst deze vraag af: Wat verstaan we in de economie onder welvaart? Om deze vraag te beantwoorden, hebben we definities uit het economieboek ‘Praktische Economie’ en een definitie uit het woordenboek van Wolters Noordhoff: Volgens het boek en internet kunnen wel welvaart onderscheiden in enge zin en welvaart in ruime zin. Je kunt ze als volgt omschrijven: - Welvaart in enge zin: Mate van behoeftebevrediging voor zover de omgang met schaarse middelen betreft. - Welvaart in ruime zin: Mate van behoeftebevrediging met schaarse middelen en niet-schaarse middelen betreft. Het verschil tussen die twee, is dat de welvaart in ruime zin het gevoel van een persoon heeft en toont. De definitie volgens het boek ‘Praktische Economie’ is: - Welvaart: De mate waarin mensen erin slagen de schaarste te verminderen. Volgens het woordenboek is de definitie als volgt: - Welvaart: Toestand van maatschappelijke voorspoed.
1.3 Deelvragen
Omdat deze onderzoeksvraag niet direct kan worden beantwoordt, worden er bij voorkeur eerst een aantal deelvragen gesteld. Deze deelvragen worden allemaal beantwoordt en aan het einde van het verslag wordt er een conclusie getrokken. De deelvragen zijn als volgt:
1. Wat is de gemiddelde studiefinanciering die een student krijgt per maand? 2. Maakt het uit hoeveel je ouders verdienen m.b.t. jouw studiefinanciering? 3. Wat is de prijs van het verblijf op kamers in een studentenstad per maand? 4. Is er nog genoeg geld over om in jouw eigen behoeften te voorzien? 5. Blijft er nog genoeg geld over om in het weekend uit te gaan en/of een betaalde vrijetijdsbesteding te beoefenen? 6. Zou het verstandig zijn om een baan te nemen naast je studie om de kosten die zijn gemaakt te financieren? 7. Heb je als uitwonende student meer/minder geld om te besteden, dan een thuiswonende student? 8. Wat zijn de verschillen of overeenkomsten tussen een gewone scholier en een student -ua welvaart?
2.1 Onderzoeksplan
We hadden eerst bij de welvaart bedacht wat de inkomsten zijn bij studenten, dus zijn we op internet gaan zoeken over informatie van de bijdrage -ua beurzen, ouders en studenten zelf. De tweede stap is natuurlijk de uitgaven van studenten. Wij hadden hierbij afgesproken om veel tijdschriften over/van studentenlevens op te zoeken en studentensites te bekijken. Steeds 2 dagen zoeken en dan 1 dag afspreken om 1 of 2 deelvragen te beantwoorden. Nadat we dat allemaal hadden opgezocht moesten we natuurlijk alles in een begroting zetten en kijken wat studenten tekort zouden hebben of misschien wel iets over zouden hebben. Na al dit gereken, hadden we toch al meer dan de helft van de deelvragen beantwoord, maar we moesten alles ook nog bewerken. Dus hadden we allebei apart naar nog meer informatie gezocht op studiesites, enz. De andere deelvragen van wat het verschil is tussen studenten en scholieren, hebben wij een en-uête gemaakt over wat ze verdienen, uitgeven en of ze sparen. Na goedkeuring van de en-uête hebben we de en-uête in 2 klassen gehouden en kwam er resultaat uit. Dit resultaat hebben wij vergeleken met wat studenten verdienen. Zo hebben wij dat resultaat in een deelvraag bewerkt en dus kunnen beantwoorden. Na alle deelvragen hebben beantwoord hebben we de conclusie getrokken m.b.v. de onderzoeksvraag. De afronding hadden we al tijdens het onderzoek bijna klaar, want dat was het logboek en de bronnen. Het logboek hadden we alleen nog maar hoeven te ordenen en eveneens de bronnen. En hebben het tenslotte met wat leuke plaatjes uitgeprint en samengebonden.
3.1 Beantwoording deelvragen
Deelvraag 1 àWat is de gemiddelde studiefinanciering die een student krijgt per maand?
De studiefinanciering gaat ervan uit dat 3 partijen meebetalen aan de kosten van studeren, namelijk: - De overheid: Die geeft iedereen een basisbeurs, ongeacht het inkomen van de ouders. Want iedereen met de juiste vooropleiding moet tenslotte naar het hoger onderwijs of universiteit kunnen. Ook krijgt iedereen een OV-kaart. - De ouders: Er wordt verwacht dat zij ook een ouderbijdrage geven aangepast aan de situatie. Die bijdrage kan bestaan uit geld, kamerhuur, studieboeken enz. Als ze niets kunnen bijdragen, geeft de overheid hun een aanvullende beurs bovenop de basisbeurs, in de deelvraag meer hierover. - De studenten: Zij moeten ook meebetalen en dat kunnen ze door de kosten te betalen door te lenen of een bijbaantje te nemen.
Maandbedragen prestatiebeurs
Hier vind je een overzicht van de maximale bedragen die je kunt krijgen.
Bron: www.ib-groep.nl
Wanneer je gaat studeren aan een hogeschool of universiteit heb je recht op studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs: - een basisbeurs - een aanvullende beurs - ook kun je een gewone lening afsluiten
De basisbeurs
Elke jongere die een voltijd-opleiding volgt aan een hogeschool of universiteit, heeft recht op een basisbeurs en ook nog een OV-studentenkaart. Het inkomen van de ouders speelt hier geen rol.
De studenten hoeven deze beurs en de OV-kaart niet terug te betalen, tenzij ze te weinig studieprestaties leveren. Daar valt onder dat ze ervoor moeten zorgen dat ze de eerst 12 maanden minstens de helft van hun studiepunten halen. Lukt dit niet, dan worden de basisbeurs en OV-kaart aan het einde van de periode omgezet in een gift (want het wordt eerst uitbetaald als een lening).
Lukt dit niet, dan moeten ze ervoor zorgen dat ze hun diploma binnen 10 jaren halen en wordt het als nog een gift. Anders moeten ze de gehele studiebeurs in de vorm van rente terugbetalen.
De hoogte van deze beurs is afhankelijk van de woonsituatie. Uitwonende studenten ontvangen een hogere beurs dan thuiswonende studenten, omdat de woonlasten een grote kostenpost zijn voor uitwonende studenten.
De aanvullende beurs
Bij deze beurs is de hoogte afhankelijk van het inkomen van de ouders. Wij gaan hier verder op in bij de volgende deelvraag, want daar gaan we het probleem helemaal uitleggen over de inkomens van de ouders.
De studielening
Elke student die recht heeft op een studiefinanciering kan een studielening afsluiten. Zo kan die student een studielening afsluiten om de prestatiebeurs aan te vullen, maar dat kan ook als diegenen geen basisbeurs of aanvullende beurs (meer) krijgt.
Over deze lening moet je rente betalen en aan het einde van je studie moet je hem terugbetalen.
De maximale hoogte van deze lening is in de eerst 48 maanden dat nodig is om uit te komen op het maandbudget. En het maximale is €234,29 per maand.
De studielening kun je afsluiten bij de IB-groep (Informatie Beheer Groep), maar ook bij verschillende banken zoals de Rabobank en de ABN-AMRO bank.
Deelvraag àMaakt het uit hoeveel je ouders verdienen met betrekking tot jouw studiefinanciering?
Deze vraag heeft betrekking op de aanvullende beurs studiefinanciering, want de hoogte van de aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van de ouders. Want wanneer je ouders een gezamenlijk belastbaar inkomen hebben van minder dan €25.749 heeft een student recht op de volledige aanvullende beurs. Als het inkomen van de ouder boven €25.749, dan heeft een student recht op een gedeelte van de aanvullende beurs. Want de overheid gaat ervan uit dat de ouders het verschil bijpassen. Dus hoe hoog die gedeeltelijke aanvullende beurs is, hangt af van het inkomen van de ouders. Hoe minder zij verdienen, des te hoger de beurs. Ook wordt nog rekening gehouden met de lasten van het gezin. Want als je ouders toch boven de €25.749 verdienen en ze hebben te maken met meer studerende kinderen, krijgen ze een hoger gedeeltelijke aanvullende beurs dan een gezin met maar 1 studerend kind.
Deelvraag 3 à Wat is de prijs van het verblijf op kamers in een studentenstad per maand? Dit is moeilijk te zeggen, want die prijs hangt af van: - De stad: een stad zoals Amsterdam is natuurlijk duurder dan een stad zoals Nijmegen, want Amsterdam staat bekender als een studentenstad. - De locatie: het is duurder als je bijv. bij het water woont dan als je in een oud, vervallen pand in een achterbuurt woont. En of je in of buiten de stad woont. - De grootte in m2: hoe groter de ruimte, hoe meer je betaalt aan huur. - Luxe middelen: als je over een aantal luxe apparaturen komt te beschikken, zoals wasmachine, ligbad, balkon, vaatwasser enz. betaal je meer dan als je alleen maar een toilet, badkamer met douche en een kleine keuken te beschikken hebt. - Huisgenoten: hoe meer huisgenoten je hebt, des te minder geld je hoeft te betalen aan de huur. Tenzij je geen huisgenoten hebt en alleen op een kamertje woont. Dus hierbij is het hoe luxer je woont, des te meer huur je moet betalen. En wij gaan afwegend met een minder studentenstad uit van ongeveer €187 per maand. Deze deelvraag hoort natuurlijk wel thuis op de lijst van uitgaven van een uitwonende student. En deze staat dan natuurlijk ook op nummer 1.
Hieronder vind je een paar advertenties (bron: www.studentenkamers.nl )
Heb jij een magnetron??? Wij zijn op zoek naar een leuke nieuwe huisgenoot. Onze voorkeur gaat uit naar iemand van het vrouwelijk geslacht van 20 jaar of ouder. Behalve 7 leuke huisgenoten krijg je een kat, 2 douches, 2 WC\'s, een tuin, gezamelijk keuken en wasmachine en kabelinternet. Fontys, TUe en centrum op 5 minuten fietsen. in Eindhoven rond Eindhoven € 190,00 per maand incl. oppervlakte 11,0 m2 in 1 kmr. per 01-10-2003 tot/voor onbepaalde tijd
Rivierenbuurt room
Beautiful luxsury furnished apartment, best area of Amsterdam, big room for a single person (600euro), shared with a student living in another room in the house. washing machine, tv, stereo etc. small garden, shed, living room, neat easy living only
in Amsterdam Zuid
€ ? per maand incl.
oppervlakte 12,0 m2 in 1 kmr.
per 15-09-2003 tot/voor tot 01-02-2004
Hey ! Ik ben op zoek naar een realxte gast (19-25)die op zoek is naar een leuk studenten huis 5 min. van centraal station. Bel nu en dan maken we vanavond nog een afspraak! Centrum | € 300,00 | incl. | 25,0 m2 | 1 kmr. | per 28-08-2003 | onbepaalde tijd
Zoals je hier dus al kunt zien verschillen de prijzen van een kamer heel erg. Dit ligt aan bovenstaande genoemde dingen liggen.
Deelvraag 4
à Is er nog genoeg geld over om in jouw eigen behoeften te voorzien?
Bij deze deelvraag hebben we een begroting opgesteld voor thuiswonende en uitwonende studenten en dan over alle artikelen die die 2 groepen studenten nodig hebben in het dagelijks leven. Daaronder vallen de basisbehoeften van de mens; zoals voeding, kleding en beschutting.
Gemiddelde Maandinkomen Uitwonende student Thuiswonende student Inkomsten uit werk € 345 € 233 Studiefinanciering € 167 € 116 Ouderlijke bijdrage € 119 € 59 Studielening IBG € 50 € 15 Overige inkomsten € 90 € 26 Totaal € 771 € 449 Bron: Nibud / Studentmonitor 2001 Ministerie van OC&W
Top 5 uitgaven thuiswonende studenten, per maand
1. collegegeld & studiemateriaal € 156
2. uitgaan & sport € 83
3. kleding € 59
4. levensonderhoud € 44
5. overige (o.a. reiskosten) € 36
Top 5 uitgaven uitwonende studenten, per maand
1. huur € 187
2. levensonderhoud € 167
3. collegegeld en studiemateriaal € 142
4. uitgaan & sport € 69
5. kleding € 49
Bron: Nibud/ Studentenmonitor 2001 Ministerie van OC&W
Bron: www.schoolweb.nl
Ook hebben we deze begroting gevonden. (op schoolweb.nl) Deze begroting is van een uitwonende student. Maar we hebben geen begroting van een thuiswonende student, in ieder geval niet een die hier op lijkt. Maar als je kijkt naar deze begroting heeft een thuiswonende student bepaalde uitgaven niet zoals: huur, huishoudelijke kosten. Een thuiswonende student geeft meer geld uit aan kleding, uitgaan & sport (zoals je kunt zien in de top 5 van de studenten) De studiefinanciering van een thuiswonende student zal ook lager zijn dan bij een uitwonende student. Je kunt hier in deze begroting ook zien dat studenten een groot tekort hebben. Tekort per jaar is hier €6.201,76. Per maand is dit dus € 516,81 tekort. Maar elke begroting is voor elke student weer anders, dus dit wil niet gelijk zeggen dat alle studenten zo’n groot tekort hebben. Dit kan liggen aan je woonsituatie, je studiefinanciering of je bijbaan. Deze bovenstaande begroting is gemiddeld genomen. Ook kun je hier wel zien dat een student nog wel genoeg geld heeft om in zijn eigen behoeften te voorzien. Met een lening erbij zijn volgens ons de studenten wel in staat om in hun eigen behoeften te voorzien.
Deelvraag 5
à Blijft er nog genoeg geld over om in het weekend uit te gaan en/of een betaalde vrijetijdsbesteding te beoefenen?
Studeren en op kamers gaan betekent voor de meeste studenten dat ze er financieel niet op vooruit gaan (en dat is dan zacht uitgedrukt). Huur, boodschappen, leuke meubeltjes voor je kamer en natuurlijk het nachtleven in studentensteden: het kost handenvol euro’s. Een bijbaantje als serveerster of telefonisch en-uêteur kan je uit de ergste rode cijfers helpen, maar neemt wel een hoop tijd in beslag. Maar wat moet je dan als student? Je moet een baan vinden dat niet zoveel uur is en veel verdiend, dus je moet verder kijken dan een doorsnee studentenbaan. Van studenten moet men natuurlijk niet verwachten dat ze geld netjes op de bankrekening zetten. Van al het geld dat er nog over is moet een gemiddelde student nog uit en gaan sporten. Onder sporten verstaan we natuurlijk sport waarvoor betaald moet worden (bijv. fitness) Deze deelvraag heeft ook wel wat te maken met deelvraag 4. Zoals bij deelvraag 4 ziet staat er in de begroting geld voor uitgaan en sport. En als je ook kijkt bij de uitgaven top 5, kun je zien dat aan uitgaan en sport zeker geld wordt uitgegeven.
Als je een betaalde sport beoefent blijft er haast geen geld meer over om uit te gaan. Je zult als student nu toch je ouders een keer lief aan moeten kijken, om deze luxe behoefte te bevredigen. Een betere optie is dan ook een bijbaantje zoeken, ’s avonds of in het weekend. Deze optie wordt in de volgende deelvraag behandeld. En uiteindelijk zal je als student toch een beetje moeten bezuinigen.
Deelvraag 6 àZou het verstandig zijn om een baan te nemen naast je studiefinanciering om de kosten die zijn gemaakt te financieren?
De meest bekende manier om naast je studiefinanciering aan extra geld te komen is het nemen van een baantje. Dit is wel zeer verstandig zo aan het maandbudget te zien en natuurlijk als je een lening hebt, zodat die lening niet te hoog is. Want als een student een bijbaantje heeft mag die circa €9400 netto per jaar bijverdienen. En zo hoeven ze niet zo’n grote lening af te sluiten naast de studiefinanciering die je krijgt. En studenten met een bijbaan tot 8 uur in de week halen evenveel studiepunten als studenten die niet werken naast hun studie. Wie meer dan 12 uur per week werkt, loopt toch wel een grote kans op studievertraging. En als laatste voor degenen die 15 uur per week of meer werken, halen niet meer dan de helft van het maximale aantal studiepunten. Nog een belangrijke opmerking is dat 84% van de studenten een bijbaan heeft en werken gemiddeld 13 uur per week. Daarmee verdienen ze gemiddeld zo’n €299 per maand. Ze kunnen natuurlijk voor een bijbaantje reageren op een advertentie en naar een uitzendbureau gaan, maar de scholen bemiddelen ook wel tussen studenten en bedrijven. Of er zijn speciale studentenuitzendbureaus die voor hen gaan zoeken en zo bij die instellingen kunnen ze ook rekening houden met collegetijden. Dat is natuurlijk ideaal. Hieronder in de grafiek kun je zien hoeveel % van de scholieren en studenten een bijbaan heeft. Deze grafiek is van 2001 en zal waarschijnlijk veranderd zijn.
Deelvraag 7
àHeb je als uitwonende student meer/minder geld te besteden, dan een thuiswonende student?
Het verschil tussen een uitwonende en thuiswonende student is, dat de uitwonende zijn huur van de kamer moet betalen en ook geld nodig heeft om in zijn basisbehoeften te voorzien. De ouders hebben dan ook ineens niet meer zoveel invloed en geven het geld niet meer zo gemakkelijk weg. Een uitwonende student moet meer gaan werken dan een thuiswonende student om de eigen behoeften en vaste lasten (huur) te kunnen bekostigen. De uitwonende student heeft nu ook eigen verantwoordelijkheid over zijn geld en zal dus ook zuiniger zijn. Waarschijnlijk heeft een uitwonende student meer geld nodig om te besteden. Maar blijft er minder geld over voor zijn luxe behoeften. Omdat de vaste lasten per maand hoger zijn dan een thuiswonende student. Dus een uitwonende student heeft minder geld om te besteden, omdat zijn vaste lasten hoger zijn. -ua studiefinanciering van de basisbeurs krijgt een uitwonende student € 220,78 en een inwonende student € 71,70. Dat komt doordat de woonlasten een grote kostenpost zijn voor uitwonende studenten.
Deelvraag 8
à Wat zijn de verschillen of overeenkomsten tussen een gewone scholier en een student -ua welvaart?
Als je kijkt naar bijbaantjes (grafiek deelvraag 6) kun je duidelijk zien dat meer studenten een bijbaan hebben. Als student verdien je ook meer dan een gewone scholier.
Als je een uitwonende student bent is dit natuurlijk bijna niet te vergelijken met dat van een scholier.
Een scholier leeft nog gezellig is zijn eigen huis met eigen familie. Een scholier (zeg maar iemand van 15/16 jaar) krijgt meestal nog zakgeld/kleedgeld. En deze krijgt ook geen studiefinanciering, maar dat is logisch.
De gemiddelde student gaat ook meer uit dan een scholier. Dus die zal daar dan ook meer geld aan besteden. De studenten geven over het algemeen meer geld uit dan dat ze als scholier deden.
Je zult nu dus eigenlijk als student beter uit moeten komen met je geld. Maar gezien het aantal studenten die bijbaantjes hebben, zul je als student wel meer geld hebben dan als scholier.
Je zult nu als student wel in welvaart stijgen, omdat je nu beter uitkomt met het geld en meer uit kan
Ook hebben wij een en-uête gehouden in 2 havo-klassen.
Resultaat en-uête
Leeftijd tussen de 16-18. En deze hadden vrijwel allemaal een bijbaantje, die meestal wel goed verdiende. En kunnen goed rondkomen met het geld dat ze daar voor krijgen. Ook veel krijgen nog zakgeld of kleedgeld.
Uitgaan moet iedereen zelf betalen, zo’n 15-20 euro in de maand.
Eigen vakanties moeten vaak zelf betaald worden of een gedeelte door de ouders.
Veel mensen krijgen ook kleedgeld en moeten daar hun kleding van kopen.
Mobiele kosten, zoals beltegoed, moeten alle leerlingen zelf betalen.
Schoolspullen en lesgeld betalen de ouders.
Het verschil is ook dat studenten meer geld uitgeven aan levensonderhoud. Maar dat lijkt ons logisch, als je een scholier vergelijkt met een uitwonende student. Bij scholieren gaat verder veel geld op aan beltegoed, kleding etc. Dit verandert zeker als je student bent, dan moet je beter kijken naar wat er wordt uitgegeven, anders kan je in problemen komen en kun je een tekort krijgen. Uit gegevens is gebleken dat veel studenten een bijbaan hebben. Het verschil met een scholier is dat een student meer verdient dan een gemiddelde scholier. En dit kan zijn omdat studenten ouder zijn. Een overeenkomst tussen student en scholier is dat het lesgeld meestal wordt betaald door de ouders. Het staat bekent dat studenten niet kunnen sparen, door hun grote tekorten op leningen, en het bleek uit onze en-uête dat wel degelijk veel mensen geld opzij zaten.
4.1 Conclusie
De conclusie is nu dus eigenlijk het antwoordt op de hoofdvraag: Neemt de welvaart van een studenten toe of af als hij/zij gaat studeren? Hierbij kunnen we dus kijken naar de twee vormen van welvaart, de welvaart in ruime en in enge zin.
Neemt de welvaart in ruime zin toe of af, als hij/zij gaat studeren? Het gevoel van de student speelt hierbij een grote rol. De student heeft veel meer eigen verantwoordelijkheid over wat hij/zij doet als hij/zij gaat studeren. Dit gevoel van eigen verantwoordelijkheid geeft over het algemeen een goed gevoel. De student kan nu zijn eigen zaakjes regelen. En zo kom je erachter dat je toch veel dingen zelf kan doen. Maar een nadeel is dat je wel van huis bent, je zit nu niet meer gezellig samen met je familie, maar je zit alleen op een kamer. Je kan hierdoor wel eenzaam raken. Maar je maakt er vast wel weer een heleboel vrienden, dus die eenzaamheid gaat wel weer over. Dus de welvaart in ruime zin zal in de meeste gevallen stijgen.
Neemt de welvaart van de student in enge zin toe? De studenten geven over het algemeen meer geld uit dan dat ze als scholier deden. Maar de kinderbijslag was toen wel lager dan dat je nu als student aan studiefinanciering krijgt. Je zult nu dus eigenlijk als student beter uit moeten komen met je geld. Maar gezien het aantal studenten die bijbaantjes hebben, zul je als student wel meer geld hebben dan als scholier. Je zult nu als student wel in welvaart stijgen, omdat je nu beter uitkomt met het geld en meer uit kan geven.
4.2 Evaluatie
Als wij terug kijken wat wij voor dit PO hebben gedaan, hebben we wel veel moeten doen. We hebben vorig jaar besloten dat we dit PO in de 5e klas zouden inleveren. Zo gezegd, zo gedaan. Maar we zijn volgens ons wel op tijd begonnen. Wat wel veel tijd in beslag nam was de en-uête. We waren eerst niet van plan om een en-uête te houden, maar dat hebben we uiteindelijk toch maar wel gedaan. Verder konden we ook geen goeie grafieken vinden op het CBS. Wij dachten dat daar wel dingen op stonden over studenten, nou niet dus. We hebben alleen een staafdiagram gevonden over bijbaantjes. Verder zijn er heel veel sites over studenten. Aan 9 van de 10 heb je niks. We hebben ze wel bekeken, maar dat was het dan ook. Uiteindelijk zijn wij tot een goed PO gekomen, tenminste dat vinden we zelf. Onze samenwerking verliep goed. Onze planning kon natuurlijk beter, maar we hadden het op tijd af. Wij vonden het een leuk onderwerp voor een PO, en ook interessant. We hebben ook veel geleerd van dit onderwerp, dingen die we nog niet wisten. Een leerzaam PO zullen we dan maar zeggen!
4.3 Eigen mening
Zoals wij al eerder zeiden vonden wij dit een leuk onderwerp voor een PO. Het onderwerp sprak ons erg aan, omdat als wij gaan studeren dit ons ook aangaat. Wij hebben nu een goed overzicht gekregen over wat het is om een student te zijn -ua inkomsten en uitgaven dan. Het antwoord op de onderzoeksvraag of studenten wel in welvaart leven, hadden we van tevoren ook wel kunnen bedenken. Je hoort verhalen en ziet dingen op TV over studenten en daar hoor je altijd hoe slecht hun het wel niet hebben. En problemen met het huren van kamers hoor je steeds vaker. Nog een paar jaar wachten en dan zijn wij zelf misschien studenten en dan zitten wij dik in de schulden. Maar ja, daar gaan we nu dan maar even niet vanuit!
Bronnenlijst/ Literatuurlijst
- Economieboek ‘Praktische Economie’ - Woordenboek van Wolters Noordhoff - De TKMST (tijdschrift voor scholieren & studenten)
- Internetsites · www.schoolweb.nl · www.studentenkamers.nl · www.cbs.nl · www.ib-groep.nl · www.nibud.nl (Nibud/ Studentenmonitor 2001 Ministerie van OC&W)
Logboek PO Economie
We waren van plan om eerder met dit PO te gaan beginnen, maar dat is wegens omstandigheden niet gelukt.
We hebben geen datums opgeschreven, wanneer we wat deden.
We hebben over het algemeen alles samen gedaan. Sommige dingen zoals informatie opzoeken op internet hebben we vaak in tussenuren, dus apart gedaan.
We hebben vaak afgesproken om samen te overleggen, over het PO.
Ook hebben we lang achter internet gezeten. Aan een paar sites had je daadwerkelijk wel wat aan, maar de rest was niet bruikbaar.
We hebben alles van de PO in de weken 34 t/m 39 gedaan.
- Week 34: Deelvragen, onderzoeksvraag + onderzoeksplan gemaakt en bedacht.
- Week 35: Informatie verzamelt
- Week 36: begrotingen gemaakt (berekeningen) + extra informatie verzameld.
- Week 37: Informatie bewerkt in verslagvorm
- Week 38: En-uête gemaakt en laten controleren, en uitgedeeld.
- Week 39: Afronding PO Economie
Het kon natuurlijk eerder, maar ja, we verstelden het telkens.
We hadden ook een en-uête gemaakt en deze in 2 havo-klassen uitgedeeld (dit was in week 38)
Het invullen van die en-uête was zo klaar, maar de uitwerking ervan duurde wel iets langer
Toch hadden we ondanks dat de PO op tijd af.
Bijlage 1 En-uête
Hallo luitjes!
Wij, Dinja en Rosanne, willen bij een deelvraag onderzoeken voor economie welke verschillen en welke overeenkomsten er zijn tussen een student en een scholier. Wij vragen daarom aan jullie om een aantal vragen te beantwoorden om die deelvraag te kunnen beantwoorden. Alvast bedankt voor je medewerking!
Vraag 1: Hoe oud ben je? …….jaar
Vraag 2: Heb je een bijbaantje? - Ja, ik heb een bijbaantje. En ik verdien ongeveer €……. gemiddeld per maand - Nee, ik heb geen bijbaantje op dit moment.
Vraag 3: Je ouders betalen we een heleboel voor je, maar zelf heb jij ook een aantal posten. Hieronder zie je een paar uitgave posten en kruis aan welke posten jij zelf moet betalen van je ouders. Geef ook aan hoeveel je er aan uitgeeft gemiddeld per maand. Er zijn hier meerder antwoorden mogelijk! - huishoudelijke spullen €……. (bijv, schoonmaakdoekjes, stoffer en blik enz) - uitgaan €.…… - openbaar vervoer €.…… - vakantie €.…… (-ua uitgave van als je op vakantie bent.) - kleding €.…… - voeding €.…… - duurzame goederen €.…… (bijv. een TV, video, PC, enz) - telefoonkosten €.…… (inclusief internetkosten) - het lesgeld en de schoolspullen €.…… - anders, nl………………………….. €.……
Vraag 4: Spaar je nog geld naast jouw uitgaven? - Ja, ik spaar geld als ik iets over heb €.…… per maand - Nee, ik kan niet sparen, want ik houd niets meer over door al mijn uitgaven. - Nee, ik spaar niet, want zo kan ik extraatjes kopen voor mezelf.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
weet je ook misschie hoeveel je op de leeftijd van 13/18 minimaal en macimaal verdient
11 jaar geleden
Antwoorden