Hoofdstuk 1: De oorsprong en verspreiding van de katharen.
Het begint allemaal met een Christelijke beweging die verspreid was over het Balkangebied: De Bogmielen. Het eerste bericht over de Bogomielen komt uit het jaar 960. In dat jaar heeft de Bulgaarse priester Cosmas het over een ‘dissidente beweging’, die bestaat uit de volgers van de eveneens Bulgaarse priester Bogomil, wat vriend van God betekent. Het was, net als de katharen later zouden zijn, een beweging die leefde volgens de dualistische leer. Hierover meer in de rest van dit werkstuk. Na het bericht van Cosmas werden de Bogomielen al snel vervolgd door de Orthodoxe kerk vanuit Constantinopel (het huidige Istanbul). Het precieze jaartal is niet echt duidelijk, maar ongeveer rond het jaar 1000 begonnen Bogomielse missionarissen zich vanuit de Balkan te verspreiden over de rest van Europa. Zo komen ze op een gegeven moment ook terecht in de Zuid – Franse streek Languedoc, aan de Middellandse Zee. De Bogomielen die hier terechtkwamen, hebben dan ook waarschijnlijk het katharisme gesticht. Over de exacte oorsprong is echter weinig tot niets bekend. Dit komt omdat er tijdens de vervolgingen die later zouden volgen veel documenten en dergelijke is vernietigd. Wat er nu nog bekend is over de katharen is voornamelijk geschreven door de vervolgers, waardoor deze informatie niet echt betrouwbaar is. Terug naar de vestiging van de kathaarse beweging. De reden waarom ze zich vrij makkelijk in de Languedoc konden vestigen, is omdat dit in die tijd een vrij tolerante streek was. In die tijd waren er vrij goede betrekkingen tussen de streek en het door Moslims bezette Iberisch Schiereiland. Goede voorbeelden hiervan waren de universiteiten in Spanje, waar Moslims, Joden en Christenen gezamenlijk studeerden. Aan de hoven van de hertogen in de Languedoc waren ook vaak Joden aanwezig, die dan ook nog regelmatig hoge posities bekleedden. Ook kreeg de adel geregeld bezoek van Arabische geleerden om kennis te verkrijgen. Door deze tolerantie in de streek kon een groep als de katharen er zich zonder al te veel problemen vestigen. Een tweede voordeel voor hen was dat Zuid – Frankrijk in die tijd sterk gefeodaliseerd was. Dit betekent dat de landen die in het bezit waren van een hertog veelvuldig waren opgedeeld voor gebruik door hun vazallen, leenheren. Deze leenheren hadden het op hun beurt dan ook weer opgedeeld, enzovoort. Door deze feodalisatie had de Franse koning vrij weinig macht in het zuiden van zijn land en met hem de paus dus ook niet. Hierdoor kon de paus ze in het begin nog niet laten vervolgen. Een laatste belangrijk voordeel was dat de plaatselijke bevolking schoon genoeg had van de katholieken. De bisschoppen en andere katholieke leiders leefden namelijk in grote rijkdom, terwijl de bevolking zeer arm was. De katharen daarentegen leefden wél in armoede, waardoor de bevolking al snel tot hen werd aangetrokken, omdat ze deze mensen meer als hun gelijke konden zien. Verder moest de bevolking en ook de adel geld betalen om ‘bij de katholieken te kunnen horen’. Dit vonden ook de edelen te gek en ook hierdoor verloor de Katholieke kerk macht in het gebied. Kortom, het was in die tijd nog een gezonde omgeving voor de katharen om te wonen.
De Bogomielen kwamen zogezegd ook in andere delen van Europa terecht. Hier werden soortgelijke groeperingen als de katharen opgericht. Dit gebeurde onder andere in Engeland, het Rijnland en de streek rond Milaan in Italië. In deze gebieden werden ze echter al wel snel vervolgd door de katholieken die zich steeds meer bedreigt begonnen te voelen door de opkomst van deze nieuwe bewegingen.
Over het ontstaan van het woord ‘katharen’ bestaan trouwens twee theorieën:
In de eerste theorie word gesteld dat het is afgeleid van het Griekse woord ‘katharos’, wat zuiver betekent. Het zou dus zijn dat katharen ‘de zuiveren’ zou betekenen. Dit wordt echter tegengesproken door de aanhangers van de tweede theorie. Deze zeggen namelijk dat de katholiek als eersten het woord katharen gebruikten. Die zullen dan volgens hen niet hebben gesproken over ‘zuiveren’. Volgens de tweede theorie is katharen afgeleid van het woord kat. Dit denken zij omdat er in de eerste berichten over de katharen wordt gezegd dat ze kattenaanbidders zouden zijn. Hoofdstuk 2: De kathaarse leer.
Zoals eerder in dit werkstuk al gezegd leefden de Bogomielen volgens de dualistische leer. Omdat de Bogomielen de stichters waren van de kathaarse beweging, is het dan ook logisch dat de katharen ook in de dualistische leer geloofden. Het dualisme is ook wel bekend onder de naam ‘gnostiek’. Het gnostische evangelie dat men nu kent, is bekend geworden door de vondst van documenten in 1945 door een boer in het Egyptische Nag Hammadi. Dit evangelie was opgeschreven door ene Didymus Judas Thomas en was verborgen aan het begin van de opkomst van het Christendom omdat ze waarschijnlijk bang waren voor vervolging. De eerste gnostici, zoals de volgelingen van het gnostische evangelie worden genoemd, waren Joden die in ballingschap leefden in Alexandrië, voor het begin van onze jaartelling. Volgens de gnostici bestaan er twee goden (dualisme): een goede god en een slechte. Ze denken dat de slechte god de wereld heeft geschapen waarop we nu leven. Deze slechte god moest dan Jehova of Jahweh zijn, waarover in het oude testament wordt gesproken. Een goede god zou volgens hen nooit een wereld scheppen waarin dingen als haat, hebzucht en de dood bestaan. Ook vonden ze dat een goede god de mensen niet zou laten aftakelen door ziekte. Dus kwamen ze tot de conclusie dat de goede god ergens anders dan op aarde was. Hij zou leven in een geestelijke, onzichtbare en eeuwige werkelijkheid, terwijl onze wereld de materiele, zichtbare, tijdelijke werkelijkheid is. De gnostici stelden dat wij mensen ooit de onderdanen waren van de goede god in zijn koninkrijk. De slechte god zou ons hebben bedrogen en heeft ons veroordeeld tot een leven in een lichaam op deze wereld van pijn. Doordat de slechte god onze lichamen naar zijn evenbeeld geschapen had, konden wij ook alleen maar scheppen. In alle mensen schuilt echter nog iets van de goede god, alleen zijn we dit kwijtgeraakt vergeten. De enige manier om terug in het koninkrijk van de goede god te komen is om dat deel terug te vinden. Deze ‘sleutel’ werd door de gnostici de gnosis genoemd; kennis die gevoeld wordt in het hart’. Als je deze sleutel niet in dit leven terugvindt, maakt het niet uit. De gnostici geloofden namelijk in reïncarnatie. Je moet dan maar doorgaan met zoeken in het volgende leven en als je het dan niet vindt in het volgende, enzovoort. Na het leven van Christus werden de gnostici ook Christenen. Ze geloofden niet dat Jezus de zoon was van de goede god, maar een boodschapper. Ze geloofden dus niet, zoals de Katholieken dat wel doen, in de heilige drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Jezus was volgens hen een geheel geestelijk wezen dat niet in een lichaam ‘gevangen’ kon zitten. De kruisiging was volgens hen dan ook alleen een symbool om de wreedheid van Jehova te laten zien. Na het begin van het Christendom ontstonden er als snel conflicten tussen de gnostische en de Katholieke leiders over hun beide opvattingen. Dit ging een tijdlang door tot de eerste Christelijke Romeinse keizer Constantijn de ruziënde partijen in het jaar 324 in Nicaea bij elkaar riep. Bij deze bijeenkomst zou hij kiezen welke Christelijke beweging de belangrijkste van het rijk zou worden. Deze beslissing zou de basis worden van het geloof dat we nu nog kennen. Als staatsman koos hij uiteindelijk voor de organisatie van de Katholieke kerk. Niet lang hierna werd al begonnen met het vervolgen van de ene groep Christenen door de andere groep.
Hier volgen enkele belangrijke verschillen tussen de gnostiek en de Katholieke kerk:
De katholieke kerk was een goed georganiseerd geheel. De gelovigen moesten de geloofsbelijdenis afleggen en de bijbelse leerstelling accepteren. De bisschop bepaalde hierbij wat er waar was en wat niet. De gnostici daarentegen vonden niet dat zo’n sterk gezag goed kon zijn, maar ze volgden hun hart. Zij vonden dat je zelf wel contact kon maken met God en dat je daarbij niet een organisatie als die van de Katholieken nodig had. Het waren dus individualisten. Hun leer heeft de persoonlijke vrijheid als uitgangspunt en hierdoor zijn het individu en vrijheid de basiselementen van de geloofsgemeenschap. Bij de Katholieken waren dit meer de hiërarchie en de macht. De gnostici gebruikten alleen het Nieuwe Testament. Dit was zo omdat het Oude Testament volgens hen ging over de daden van de slechte god. Dit deel is daarom niet geldig voor hen. Het NT is echter wel geldig, omdat dit deel gaat over Christus’ daden. De gnostici waren volledig pacifistisch, terwijl geweld volgens de Katholieke kerk geoorloofd was voor de redding van de mens. Mannen en vrouwen waren bij de katharen gelijk aan elkaar en konden dus allebei de sacramenten opdienen. Deze mensen moesten wel ontwikkeld zijn. Bij de Katholieke kerk mochten dit soort dingen alleen gedaan worden door mannen (dit is nu nog steeds vaak het geval), terwijl deze soms niet eens geletterd hoefden te zijn. Bij de katholieken, en later ook bij de protestanten, was het vroeger zo’n beetje verplicht om in de kerk te trouwen en je kinderen te laten dopen. Dit werd door de katharen afgewezen. Ook de eucharistie, de viering van het avondmaal en de aanwezigheid van Christus in de hostie werden door hen verworpen. Ze zegenden het brood wel, maar konden niet geloven dat Jezus in zoiets onbelangrijks als een stukje brood aanwezig was. Het enige sacrament van de katharen was het consolamentum.
Hoe de kathaarse structuur in elkaar zat:
De katharen werkten ook in bisdommen, die werden geleid door een bisschop, geassisteerd door een filius major en een filius minor. Onder de filius minor staan enkele diakens en daar weer onder staan de parfaits (afgeleid van de door de inquisitie gegeven spotnaam: heriticus perfectus, wat zo veel als perfecte ketter betekent), wat eigenlijk de belangrijkste personen binnen de kathaarse gemeenschap waren. De gewone gelovigen werden ‘credentes’ genoemd. Als de bisschop stierf werd de filius major de nieuwe bisschop, de filius minor werd dan de nieuwe major en uit de diakens werd een nieuwe minor gekozen. De parfaits hadden een aantal gemeentes onder zich die ze eens per maand bezoeken. De parfaits waren de uitdragers van de ‘kathaarse boodschap’. De mannelijke parfaits trokken met z’n tweeën door het land om overal te prediken. Ze werkten vaak overdag met de mensen op het land, waarna ze ‘s avonds te eten kregen en onder de maaltijd hun boodschap aan de mensen doorgaven. Deze mannen hadden een lange, blauwe pij aan en hadden lang haar en lange baarden. Hun vaste gebed was het Onze Vader, wat ze dan 7 keer achter elkaar opzegden. Ze hadden altijd een bijbel bij zich. Dit was het aan ons bekende NT, waarbij een oude tekst was bijgevoegd dat het Céne Sacréte of ‘ondervraging van Johannes’ werd genoemd. Het was een gesprek tussen Johannes en Jezus dat nu niet meer bekend is. De vrouwen leefden meestal in de dorpen of steden waar ze scholen oprichtten en onderwijs gaven. De parfaits noemden zichzelf vaak ‘vrienden van God’ of ‘goede Christenen’. Om parfait te worden moet je eerst het ‘consolamentum’ ontvangen. Het consolamentum was de enige manier om aan de ‘gevangenis’ van je lichaam te ontsnappen. Nadat de parfait het ontvangen had, was hij / zij verplicht om zich aan zeer strenge regels te houden. Dit hield onder meer in dat ze geen seks meer mochten hebben, geen voedsel mochten hebben wat uit seks was voortgekomen; vlees, ze mochten geen zuivelproducten gebruiken, geen bezit hebben, geen mensen of dieren schaden, ze moesten werken voor hun onderhoud en ze mochten natuurlijk niet vloeken. De gewone gelovigen konden zich moeilijk aan deze strenge regels houden, waardoor zij het consolamentum vaak pas op het sterfbed kregen. Als zij dan tóch doorleefden, moesten ze zich blijven houden aan de regels en in feite gaan leven als een parfait.
Hoofdstuk 3: De vervolging van de katharen.
De Katholieke kerk begon na het begin van de kathaarse beweging al vrij snel te vrezen dat deze beweging wel eens populairder en groter zou kunnen worden dan zijzelf waren. Ze konden hier echter vrij weinig tegen doen. Incidenteel werden er wel eens katharen veroordeeld maar nooit op grote schaal. Verder konden de bisschoppen eigenlijk alleen maar rapporteren wat de katharen aan het doen waren. Ook werden er enkele conferenties georganiseerd waar katholieke priesters dan in debat gingen met katharen om hen zo te overtuigen dat de katholieken gelijk hadden en hen daarna terug te brengen naar het ‘ware geloof’. Aan deze debatten namen soms ook nu nog bekende geestelijken deel. Een van hen is de nu heiligverklaarde Dominicus Guzman, de latere stichter van de Dominicaner Orde die de katharen zal gaan bestrijden met de inquisitie. Ondanks deze debatten werden de katharen niet bekeerd, waardoor de paus steeds meer met de Languedoc in zijn maag kwam te zitten. Hier volgt een chronologische opsomming gebeurtenissen die leidden tot de complete ondergang van de kathaarse beweging:
1204 – Paus Innocentius III vraagt de koning van Frankrijk om steun om de katharen te bestrijden. Hij belooft hierbij de volledige kwijtschelding van alle zonden, maar de koning geeft hier totaal geen gehoor aan. Hierna vertrok Dominicus Guzman met drie anderen om te gaan prediken in de Languedoc. Dit loopt echter ook op niks uit. In 1208 krijgt de paus dan zijn reden om de katharen aan te vallen. In januari van dat jaar wordt een pauselijke afgezant, Pierre de Castelnau, bij het oversteken van de rivier de Rhône vermoord. De paus legt de schuld bij Raymond, de graaf van Toulouse en beschermer van de katharen. Op 10 maart 1208 verklaart hij alle katharen vogelvrij en roept op om ze te excommuniceren. In Noord – Frankrijk wordt een heuse haatcampagne opgezet waarbij ook om een kruistocht tegen het ‘kwaad’ wordt gepredikt. Deze campagne richtte zich niet alleen tegen de katharen, maar ook tegen Joden. Ook nu werd er weer vergeving van alle al begane en nog te moeten begane zonden beloofd, zo ook een grote buit. Het leger wat ontstond kwam onder leiding van Simon de Montfort. Het was de eerste keer in de geschiedenis dat er een middel als een kruistocht werd ingezet tegen andersdenkende Christenen. Op 22 juni 1209 wordt er aan de belegerde stad Béziers gevraagd om alle katharen binnen de stadsmuren uit te leveren aan de Katholieke kerk. De (katholieke) burgers weigerden en dus moesten de kruisvaarders de stad innemen van de paus. Op de lijst van de bisschop stonden echter 222 namen en hoe zou hij nou moeten weten wie er kathaar was en wie niet? Het antwoord van de paus kwam snel en was vrij simpel: “Dood ze allemaal, God zal de zijnen wel herkennen”. Wat volgde was het eerste grote bloedbad van de kruistocht. Iedereen in de stad werd vermoord, tot in de kerk aan toe, waarna de stad werd geplunderd en in brand werd gestoken. Volgens de verslagen van bisschop Arnaud-Amaury waren er 20.000 doden. 22 juli 1210 – de plaats Minerve wordt ingenomen, 140 katharen worden verbrand op een grote brandstapel buiten de stad. 23 november 1210 – Bram wordt veroverd. Omdat de dorpelingen Simon de Montfort bij de poort hebben tegengehouden, laat hij 100 van hen oppakken. Bij 99 worden beide ogen uitgestoken en de neus en bovenlippen afgesneden, 1 persoon mag een oog houden om de andere 99 naar het plaatsje Cabaret te leiden om daar te laten zien wat er gebeurt als ze daar ook de poort dichthouden. 1211 – slag om de stad Toulouse, overgave in 1215. 1215 – Dominicus Guzman richt zijn orde der Dominicanen op. 24 juni 1218 – de Montfort sterf bij Toulouse. 1221 - Guzman overlijdt. In 1226 wordt een tweede kruistocht tegen de katharen begonnen. Dit gebeurde onder leiding van koning Lodewijk III van Frankrijk. 12 april 1229 – het begin van de inquisitie van de katholieken in de Languedoc, waarbij de katharen vaak worden verbrand en waarbij zelfs de graven van katharen zijn geopend omdat zij een ‘kenteken’ zouden dragen dat vernietigd moest worden. 1232 – de katharen worden steeds verder teruggedrongen. De vesting van Montségur wordt de zetel van de kathaarse kerk. In 1233 geeft de paus het recht van de inquisitie aan de Dominicaner orde die daarna stelselmatig begint met het ondervragen en terroriseren van de bevolking. Hierbij worden hele dorpen uitgekamd, waarbij iedereen elkaar beschuldigt. Het katharisme verdwijnt langzaam maar zeker. 13 mei 1243 – het beleg van Montségur begint. 16 maart 1244 – Montségur geeft zich over. 225 katharen worden hierna verbrand. De val van Montségur was niet het einde van de katharen. Er blijven op het platteland nog steeds gemeenschappen leven. Deze worden echter beetje bij beetje vernietigd door de inquisitie.
In 1317 richt de bisschop van Pamiers, Jacques Fournier de latere paus Benedictus XII, zijn eigen inquisitie op. Hij begint hiermee met zijn eigen strijd tegen de laatste katharen, waarbij vreselijke daden werden begaan. 1328 – in de streek Sabarthes leven de laatst overgebleven katharen. In Tarascon wordt een leger gevormd onder leiding van de stadhouder van Carcassonne, bijna een eeuw na de oproep van Innocentius III. Bij de laatste expeditie worden meer dan vijftien vernietigd om nooit meer opgebouwd te worden. De laatste katharen trekken zich terug in de grote grot Lombrives. De stadhouder liet hierop de ingang dichtmetselen. De soldaten bleven drie dagen wachten tot ze niks meer hoorden. Hiermee waren de katharen opgehouden te bestaan. Volgens schattingen werden er in de kruistochten meer dan 200.000 mensen gedood, waarvan maar een klein deel katharen waren. De grote winnaar van alle kruistochten tegen de katharen en hun beschermheren was de Franse koning. Hij kreeg na de tochten het gehele graafschap Toulouse weer direct in handen, zodat hij aanzienlijk meer macht kreeg in de regio. In 1578 liet de protestante consul van Taracon de grot weer openen. Binnenin de grot vonden de mannen de botten van meer dan 500 mensen. De botten lagen rond de resten van vuren, waar de katharen waarschijnlijk rustig op hun einde hebben zitten wachten. Hoofdstuk 4: De hoofdpersonen ten tijde van de vervolgingen.
Philippe Auguste
In het begin van de dertiende eeuw regeert in Frankrijk het huis Capet met als koning Philippe Auguste. Tijdens zijn regering weet hij de koninklijke macht aanzienlijk te verstevigen, het opstandige Vlaanderen en Champagne in bedwang te houden en de Franse ambities van het Engelse huis Plantagenet (eigenlijk ook Franse prinsen die nog grote stukken Frans grondgebied bezitten) in te tomen. Het was een koning die krachtig regeerde, het feodale gewoonterecht hoog in het vaandel droeg en geen inmenging van buitenaf wilde in zaken van het koninkrijk.
Maar, en dat lijkt misschien een beetje vreemd, binnen het koninkrijk is Philippe Auguste alleen maar in naam de belangrijkste edelman. Die werkelijke eer is voorbehouden aan zijn vazal, Raymond VI de St.-Gilles, graaf van Toulouse. Het gebied waarover hij regeert is vrijwel even groot als dat van de koning.
Raymond VI de Saint-Gilles
De Raymonds, die ook \"les comtes de fer\" (de ijzeren graven) genoemd worden, vormden een sterke dynastie die onder Raymond IV tot grote bloei kwam. Na de dood van zijn vader, Pons de Toulouse in 1061, erfden hij en zijn broer Guillaume de gebieden die zijn vader in bezit had. Volgens het erfenisrecht moeten de bezittingen dan wel onder hen beiden worden verdeeld. Raymond krijgt de helft van het bisdom Nîmes, de Argence-streek, het kasteel van Tarascon in de Provence en de helft van de abdij van St.-Gilles. Het graafschap Toulouse gaat naar Guillaume en pas na diens dood kan Raymond het aan zijn eigen gebieden toevoegen. Vandaar dat hij als officiële titel, ook nog na de dood van Guillaume, steeds \"Raymond IV de St.-Gilles\" heeft.
Na de dood van Guillaume gaat hij aan de uitbreiding van zijn grondgebied werken. Via een huwelijk met de dochter van de graaf van Provence verwerft hij het Comtat Venaissin (ongeveer het huidige departement Vaucluse) en talrijke rechten in de rest van de Provence. Na de dood van zijn echtgenote volgt in 1080 een tweede huwelijk, ditmaal met Mathilde, dochter van de graaf van Sicilië. Wanneer ook zij overlijdt trouwt Raymond IV in 1093 voor de derde maal. De gelukkige is ditmaal de (onechte maar wel zeer geliefde) dochter van Alfons IV van Castillië en Leon. Intussen is ook zijn nicht Berthe overleden zonder nakomelingen en Raymond erft het hertogdom Narbonne, Agde, Béziers en de Rouerge-streek. Deze erfenis, samen met zijn \"huwelijkspolitiek\" maakt hem de machtigste edele in de Languedoc.
In 1096 is Raymond IV de belangrijkste van de vier aanvoerders van de eerste kruistocht naar het Heilige Land. Zijn leger is het grootste en hij ligt daardoor aan de basis van de verovering van Jeruzalem. Maar wie moet de stad na de inname regeren? Volgens Raymond IV, daarin bijgestaan door de meeste andere leiders, moet de kerk dit doen. Uiteindelijk zal Godfried van Bouillon, die ook nu nog vrij bekend is, van deze onbeslistheid gebruik maken om de macht naar zich toe te trekken. Zijn broer Boudewijn wordt zo de eerste koning van Jeruzalem.
In de Languedoc zijn Raymonds bezittingen inmiddels al zeer uitgestrekt. Documenten en akten worden door hem ondertekend met zijn belangrijkste titels: \"Raymond IV de St.-Gilles, graaf van Toulouse, hertog van Narbonne, markies van Provence\".
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de Raymonds echte absolute heersers zijn. Ook zij hebben af te rekenen met de randverschijnselen van het feodale systeem. Ze hebben voortdurend conflicten met onwillige vazallen zoals de graven van Foix en de machtige burggraven Trencavel van Béziers en Carcassonne. Zeer dikwijls moeten ze militair ingrijpen om hun rechten te beschermen.
Wanneer Raymond VI in 1195 titel en gebied van zijn vader, Raymond V erft ziet de toekomst er alleszins veelbelovend uit. In principe is de graaf van Toulouse vazal van de Franse koning voor het grootste deel van zijn gebied, maar dat is eigenlijk maar theorie. In de praktijk heeft de koning in de Languedoc weinig of niets te vertellen en hij zal er zich dan ook niet veel mee bemoeien. Bovendien zijn de Raymonds voor een ander deel van hun gebied vazal van de Engelse koning, de grootste vijand van de Franse. De belangrijkste vazallen van Raymond VI zijn dat eveneens van de koning van Aragon en deze koning bezit zelf, in het midden van de Languedoc, Montpellier en twee burggraafschappen, Carlat en Millau. Arles, in de Provence, is dan weer eigendom van de Duitse keizer, die ook opperleenheer is van Raymond VI voor het markiezaat Provence.
Maar de Duitse keizer zit ver weg in een paleis, de Franse koning heeft het aan de stok met de Engelse en de koning van Aragon met de Almohaden. De graaf van Toulouse zit daar vrij comfortabel tussenin. De Raymonds zullen al deze belangen meesterlijk tegen elkaar uitspelen en vooral Raymond VI, die een zeer begaafd diplomaat was, zal dit spel volkomen beheersen.
Dit betekent echter niet dat het compleet rustig is in de Languedoc. Zo heeft Raymond V het in 1181 toch aan de stok met Aragon en bij zijn tegenstanders hebben zich, buiten de graaf van Montpellier, ook zijn belangrijkste vazallen aangesloten: de graven van Foix, Commingues en burggraaf Trencavel van Béziers.
De Raymonds weten door een doordacht beleid en een juist ingrijpen dergelijke crisissituaties steeds te kalmeren. Vooral in de periode van Raymond VI zal het relatief rustig zijn in de Languedoc, in het begin van die periode althans.
In die periode breidt hij zijn gebied zelfs nog verder uit. Bij een eerste huwelijk met Jeanne, zuster van de Engelse koning Richard Coeur de Lion, verwerft hij Quercy en Agenais. De Franse koning Philippe Auguste schenkt hem Figéac. Het is dan namelijk eindelijk weer eens vrede tussen Engeland en Frankrijk en Raymond VI, grootste vazal van de Franse koning en schoonbroer van de Engelse, wordt door beiden in de watten gelegd.
In 1199 sterft Jeanne en Raymond huwt Eleonore, zuster van de koning van Aragon, weer een machtige bondgenoot erbij. Ook met de buren wordt uiteindelijk min of meer vrede gesloten: met de jonge Raymond-Roger Trencavel van Albi-Béziers-Carcassonne en met Raymond-Roger van het machtige berggraafschap Foix in de Ariège. Meer moeilijkheden blijven er in de Provence maar een echte bedreiging wordt dat nooit.
Innocentius III
Naast het feodale systeem is er natuurlijk ook nog het gezag van de Roomse kerk. En dat is niet te onderschatten, de hele samenleving wordt bepaald door een katholiek geloof dat geen enkele mededinging duldt. De pausen, de oorspronkelijke bisschoppen van Rome die zich om duidelijke redenen, maar met zeer betwistbare argumenten, tot de belangrijkste gezagsdragers binnen de Roomse Kerk hebben opgewerkt, hebben de neiging zichzelf boven elk ander gezag te plaatsen.
De pausen zijn op de eerste plaats wereldlijke heersers die van hun geestelijke status enkel gebruik maken om iedereen, van de gewone man tot koningen en keizers, naar hun hand te zetten. Alles en iedereen is ondergeschikt aan hun \"goddelijke macht\" en zij reageren dan ook verstoord als sommigen het daar niet mee eens zijn. Zij dulden geen tegenspraak. Zeker niet in geloofskwesties. Wie het niet eens is met Rome is een vogel voor de kat. Een hedendaags begrip als \"godsdienstvrijheid\" bestond in die tijd nog niet. De kerk zal dit principe trouwens pas aanvaarden in de encycliek \"Pacem in Terris\" die verschijnt in 1963 onder Johannes XXIII. In de dertiende eeuw is zoiets gewoon ondenkbaar. Wie er andere ideeën op nahoudt wordt via een door de kerk gemanipuleerde rechtbank (en later door de Inquisitie) in een soort parodie op een proces, waarin de aanklagers tevens rechters zijn en zonder dat enige vorm van verdediging mogelijk is, veroordeeld. Levenslange opsluiting in een koude vochtige kerker moet als een \"gunst\" beschouwd worden.
In 1198 wordt kardinaal Lothario di Segni tot paus gekozen. Hij kiest de naam Innocentius III. Innocentius is uitgegroeid tot wat men één van de grote pausen\" is gaan noemen. Met het uitdragen van de boodschap van Christus heeft dit vrij weinig te maken gehad. Innocentius werd eens als volgt beschreven: \"Bij het nastreven van zijn doeleinden vergoot hij meer bloed dan iedere andere paus. Hij gaf een totaal verkeerde uitleg aan het evangelie, de Kerk, het pontificaat en zelfs het onderscheid tussen goed en kwaad. De meesterlijke verdraaiing van al deze waarden vatte hij samen in één adembenemende verklaring - Iedere geestelijke is gehoorzaamheid verschuldigd aan de paus, zelfs als hij kwaad beveelt, want niemand is gerechtigd over de paus te oordelen.-.\"
Deze paus is verantwoordelijk voor de verdwijning van het totaal ongevaarlijke kathaarse geloof. Nochtans is het ook deze Innocentius III die de beweging van Franciscus van Assisi heeft erkend. Maar Franciscus was met zijn volgelingen binnen de kerk gebleven en had zich in Rome duidelijk aan de paus onderworpen. Zoiets zou voor de katharen volstrekt ondenkbaar geweest zijn.
Andere hoofdpersonen
Buiten deze drie hoofdfiguren, koning, graaf en paus, zijn er uiteraard nog vele anderen die een belangrijke rol in de gebeurtenissen hebben gespeeld. De vazallen van de graaf van Toulouse, de graven van Foix, Commingues en Béarn, koning Pedro II van Aragon en zijn vazal, burggraaf Trenvacel van Béziers en Carcassonne en niet te vergeten de kleinere landadel waaronder de vazallen van de Trencavels wel het meest tot de verbeelding spreken. Ook Guillaume de Minerve, Pierre-Roger de Cabaret, Raymond de Termes zijn nu nog bekend.
Eén wat eigenzinnige persoonlijkheid is burggraaf Aimery van Narbonne. Hij zal zich opwerpen als een vrije onafhankelijke figuur die met beide partijen samenwerkt al naargelang hem dat het beste uitkomt.
En dan is er ook nog één heer op wie de paus onvoorwaardelijk rekenen kon: Guillaume de Montpellier. Oorspronkelijk had hij de stad Montpellier in leen van de bisschoppen van het machtige Maguelone en de rest van zijn gebied van de graaf van Toulouse. Hij zal zich echter onttrekken aan Toulouse en trouw zweren aan Aragon. Guillaume is de enige heer in de Languedoc die maatregelen neemt tegen de katharen door ze te laten opsluiten of verjagen. Spijtig voor Rome vertegenwoordigt Montpellier in de Languedoc slechts een te vrij kleine macht.
Hoofdstuk 5: Mysteries rond de katharen.
Als mensen eens van de katharen gehoord hebben, is dit vaak in combinatie met een van de mysteries die rond de groepering bestaan, vaak versterkt door documentaires waarin ‘experts’ hun verhaal vertellen. Hier volgen er enkele:
Als je bij de katharen wilde komen moest je eerst een jarenlang durend inwijdingsritueel ondergaan. Met dit ritueel zou een grote hoeveelheid mystiek en toverkunsten gepaard gaan.
De katharen waren de bewakers van de Heilige Graal, iets wat in de jaren ’30 en ’40 ook nog door de nazi’s is onderzocht.
De relatie tussen de katharen en de Tempelridders. Ze zouden beiden de Graal hebben bewaakt.
Nog even verder doorgaand op de nazi onderzoeken, dit werd gedaan door Otto Rahn in 1933. Hij moest de oorsprongstheorie van het zuivere Arische ras geven. Volgens hem stamden de katharen af van de druïden uit oude tijden en stamden de Ariërs weer van hen af.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Hee,
Ik kwam bij het zoeken je werkstuk tegen, heel handig dankjewel! Ik zit namelijk in een groepje voor Profielwerkstuk en 't gaat over de Katharen. Waarschijnlijk zit je er niet meer zo in, maar ik wilde toch ff vragen of je misschien nog tips, informatie of sites weet (die jij gebruikt heb) voor ons...nouja..iig goed dat je werkstuk online staat :)
gr, marijke
20 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
hey echt zalig jom, merci dees was een beestigen hulp voor mij echt zaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaleg
20 jaar geleden
Antwoorden