India

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas havo | 2743 woorden
  • 24 maart 2003
  • 93 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
93 keer beoordeeld

De armoede van de bevolking van India

In India is een heleboel armoede, dit is een gevolg van de honger. In India is er een discussie om de armoede te verhelpen. De regering vindt dat er veel armoede is doordat de gezinnen een heleboel kinderen nemen. De gezinnen zeggen: “Nee, wij nemen veel kinderen, omdat die in de landbouw kunnen werken. Zij hebben maar één mond maar twee handen en bovendien kunnen zij later voor ons zorgen.” Doordat de bevolking steeds meer kinderen neemt is er een grote bevolkingsgroei. Daardoor blijft het bedrag wat per persoon verdiend wordt laag. Door de armoede zijn er twee soorten honger: kwalitatieve honger en kwantitatieve honger.
Bij kwalitatieve honger is er wel genoeg eten maar in dat eten zijn vitamines en eiwitten te kort. Hierdoor ontstaat er toch ondervoeding. Door die ondervoeding kunnen de mensen minder hard werken. Kwalitatieve honger is erg moeilijk aan de buitenkant te zien.
Kwantitatieve honger is daar in tegen makkelijker aan de buitenkant te zien. Bij deze vorm van honger is er niet genoeg eten om de maag te vullen. Het gevolg hiervan is de dood. De oorzaak kan zijn, een natuurramp of een oorlog waardoor de oogst mislukt.
Doordat er veel armoede is denkt men in de grotere steden beter verdiend werk te vinden waardoor ze hun gezin beter kunnen onderhouden. Daardoor gaan vele gezinnen naar een stad maar dat is ook niet handig, want zo veel werk is er ook niet. In de grote steden wonen velen mensen in krottenwijken, dat is ruim 50%. Dit is ook niet erg luxe maar er zijn ook velen die gewoon op de straat moeten wonen. Flats of appartementen zijn niet te betalen, die huur je voor maar liefs €5.000 per maand. Wat natuurlijk niet te betalen is.
Bij ons in Nederland is er altijd genoeg eten en geld. De armoede valt ook wel mee, maar het is er wel.

Het kastensysteem

Het kastensysteem is een regeringssysteem, waarbij mensen tot verschillende kasten behoren. Per dorp zijn er ongeveer 25 verschillende kasten. Er bestaan circa 70 miljoen hindoe kasten.
Een kastensysteem is een gesloten sociale groep, in India wordt dat een Jati genoemd. Jati betekent letterlijk geboortegroep. Als je geboren wordt zit je meteen in een bepaalde kaste, dat is de kaste waar je ouders in zitten. Je beslist in je vorige leven in welke kaste je komt, kom je in een hoge of lage kaste? Die kasten worden bepaald door de manier van leven in je vorige leven. Als je in je vorige leven slecht hebt geleefd en je hebt bijvoorbeeld veel gestolen, dan kom je in je volgende leven terug in een lagere kaste. Als je zo slecht geleefd hebt dat je te goed bent om in een kaste te leven, dan kom je niet terug als mens maar kan je terug komen als een dier. De laagste kaste die er is, dat zijn de kasten van de Hirijans, wat kinderen van god betekent. Dat zijn de onaanraakbaren. Als je in een ander kaste bent moet je ook uitkijken als zij in de buurt zijn.
In kasten zijn voorschriften en regels waar je je aan moet houden. Zo mag je bijvoorbeeld geen onreine mensen aanraken. Onreine mensen zijn mensen die vergeleken met jou uit een lagere kaste komen. Daarom worden de Hirijans de onaanraakbaren genoemd. Als je een onrein mens aangeraakt hebt moet je gelijk gewassen worden, anders word jij namelijk ook onrein. Het verschil van de kasten zie je met kinderen onderling niet. Alle kinderen van verschillende kasten zitten allemaal gemengd met elkaar op school. Alle kinderen gaan ook met elkaar om alsof ze in de zelfde kaste zitten.
Een andere regel van het kastensysteem is dat je altijd moet trouwen met een persoon uit je eigen kaste waar je nu in zit. Ook het beroep wordt voor je gekozen, het maakt niet uit hoe intelligent je bent. Zo wordt ook de ontwikkeling van India afgeremd of in sommige gevallen zelfs tegen- gehouden. Als je bijvoorbeeld uit een lagere kaste komt en je bent heel intelligent, mag je toch geen beroep kiezen waar je geschikt voor bent als intelligent persoon. Als het kastensysteem niet had bestaan dan had je docent kunnen worden. Dus dan had de kaste waar je in leeft iets van de leerstof van je mee kunnen krijgen met de tijd mee. Als dat zo zou gaan dan zou de generatie na jou telkens door ontwikkelen. Maar omdat je uit een lagere kaste komt kan dit allemaal niet, maar moet je misschien wel schoenenpoetser worden. Iets waar de volgende generatie niets aan heeft.
Maar als je bijvoorbeeld uit een hoge kaste komt, en je bent eigenlijk niet zo slim, ziet niemand dat. Omdat je uit een hogere kaste komt is het vanzelf- sprekend dat je intelligent bent. Je hoeft daarom ook niet te studeren als je les wilt geven. De kinderen die je les geeft kunnen maar weinig van je leren, omdat je het gewoon niet in je hebt. Zo blijft die volgende generatie net zo dom als jij. Zo gaat de ontwikkeling niet verder en eindig je bij het begin.
Officieel heeft de regering van India het kastensysteem afgeschaft, maar toch blijft het kastensysteem bestaan.
Als je in India bij een restaurant gaat eten, hebben ze altijd obers en kokken. Dat moeten ook allemaal reine mensen zijn, mensen van een van de hogere kasten. Als dat niet zo was maar er stonden mensen van een van de laagste kasten, zouden zij iedereen onrein maken. Dus een restaurant zorgde voor mensen uit een hoge kaste.
Vroeger zat het kastensysteem anders in elkaar (varnas), toen waren er de brahman en de ader (ksatriyas). Landbouwers en handelaars (ksatriyas), en diediendestand (sjudras).
Wij leven hier niet in een kastensysteem. Wij hebben gewoon een familie en we mogen met iedereen trouwen. In Nederland is het ook normaal als je iemand een hand geeft, dat is voor de mensen in India walgelijk.

De godsdiensten in India

In India zijn verschillende godsdiensten. De grootste godsdienst is het Hindoeïsme. Ongeveer 82,6% van de bevolking van India is Hindoe, dat zijn ongeveer 929 miljoen inwoners. Maar het is niet gemakkelijk om dat getal zo vast te zetten omdat er verschillende organisaties zijn. De twee belangrijkste organisaties zijn Sanatan Darm en Arya Samaj.
Het Hindoeïsme is heel verschillend met de godsdiensten die we hier kennen.
Hindoeïsme wordt op verschillende manieren beoefend. De god Vishnu is de behoeder van het heelal, de oorsprong der dingen. Hij ligt in slaap in de ‘oeroceaan’ op de duizendkoppige slang Sheshna. Tijdens zijn slaap groeit uit zijn navel een lotusbloem. Uit deze lotusbloem wordt Brahma geboren, die de wereld schept. Nauwelijks is de wereld ontstaan, of Vishnu ontwaakt uit zijn slaap, om in Valkhunta, de hemel, te regeren.
Volgens de Hindoeïstische mythologie heeft Vishnu zich negen keer op aarde vertoond. Alleen dan telkens in een ander lichaam. (Reïncarnatie). De gedaanten waarin hij negen keer op de wereld is gekomen, zijn: een vis, een schildpad, een wild zwijn, een leeuwenmens, een dwerg, Rama, mens, Krishna en Boeddha. Krishna is een belangrijke persoon in het Hindoeïsme. Hij is belangrijk omdat hij de heilsleer voordraagt: God is de bron van alle zijn, alles is in Hem en Hij is in alles. Vishnu is de belangrijkste god, alle andere zijn uit hem geschapen, zijn aanblikken of zijn eigenschappen van Vishnu. Daarom is het ook zo moeilijk vast te stellen wie hindoe is en wie niet. Men zegt dat je hindoe bent door geboorte. Hindoes geloven namelijk dat de mens na zijn dood in een ander wezen, mens of dier weer herboren wordt. Dus reïncarnatie.
In de hindoe filosofie neemt het begrip ‘dharma’ een centrale plaats in. Dharma betekent gedrag. Daarmee verbonden is het begrip karma: elke daad, bijvoorbeeld een inbreuk op de dharma, heeft zijn onuitwisbare consequentie, niet in dit leven dan wel in een volgend bestaan. En daar vloeit de reïncarnatie dan ook uit. Zoals eerder gezegd, wordt het leven bepaald door het voorafgaande en je huidige leven bepaalt het volgende. Alleen door systematische strenge onthouding van alle zinnelijke genoegens (bijvoorbeeld seks), lichamelijke straffen en geestelijke oefeningen, kan men uit dit nooit ophoudende leven van moeiten verlost worden.
De belangrijkste drie goden van het Hindoeïsme (er zijn er heel erg veel) zijn Brahma (de `schepper\' en oppergod, zo verheven dar hij veel vereerd wordt), Visjnu (de `onderhouder\' van de wereld) en Sjiva (de `verdelger\') De grote meerderheid van de Indiase sekten kan men Visjoeieten of Sjivaieten noemen.
Fakirs waren mannen die door middel van geestelijke oefeningen (slangenbezweren) en door lichamelijke kwellingen proberen een bovenmenselijke uithoudingsvermogen te krijgen. Men vindt ze niet alleen onder de Hindoes, maar ook bij de Mohammedanen en de Djains. Vooral wanneer er godsdienstige feesten zijn, zijn ze in groten getale aanwezig. Het uiterlijk is erg verschillend. De ene loopt in zalmkleurige gewaden, de ander is bijna naakt, de één heeft een kaalgeschoren hoofd en de ander heeft lange haren.
Hindoes vind je overal in India, maar vooral in de vlakte van de Ganges en in de centrale deelstaten, zoals Madhya Pradesh (meer dan 90%) In een grensstaat als Kasjmir en de noordoostelijke bergstaat is hun aandeel kleiner, ongeveer 37% en 14%.
Uit het Hindoeïsme vormden zich nieuwe godsdiensten, zoals die van de Sikhs, de Djains en de Boeddhisten. Het zijn alle drie stichtergodsdiensten.
Sikh-religie is een godsdienst die werd gesticht omstreeks 1500 door Guru Nanak in Punjab. Een eerbiedwaardig persoon, vooral een familievader of een geestelijk leraar, wiens leerlingen hem volledige gehoorzaamheid verschuldigd waren. De sikhs hadden in de 19e eeuw zelfs een eigen staat, waar de Britten heel erg veel problemen hebben gehad met hun verovering. Dit gebeurde in 1849 uiteindelijk wel.

De bestaanmiddelen

Bestaanmiddelen zijn verdeeld in drie soorten: Landbouw, industrie en diensten.
Er is een verschil in boerenbedrijven. In arme landen word zonder machines alleen voor je eigen gezin geproduceerd. In een rijk land produceer je met machines voor de handel om er wat aan te verdienen.
Het kenmerkende voor een ontwikkelingsland is dat er weinig industrie is. Het aantal werknemers in de industrie is dan ook laag. De rijke ontwikkelde landen worden dan ook wel eens industrielanden genoemd, om duidelijk de tegenstelling aan te geven met de veel minder geïndustrialiseerde ontwikkelingslanden.
In de rijke landen is de dienstensector de grootste sector. In ontwikkelingslanden komt de dienstensector meestal op de tweede plaats na de landbouw. Banen in de dienstensector in een rijk land vereisen meestal een goede opleiding en worden over het algemeen goed betaald. In de derde- wereld landen (en dus ook in India) vind je daar juist de mensen die ongeschoold, slecht betalend werk doen zoals schoenen poetsen. Wie geen werk kan vinden vlucht naar de dienstensector. (vluchtsector)

Landbouw

In India bepaalt de regering het centrale landbouwbeleid, terwijl de deelstaten zorgen voor de praktische uitvoering. De deelstaten mogen ook zelf wetten opstellen.
Na de onafhankelijkheid wilde men grootgrondbezitters uitschakelen en het land eerlijk verdelen. Dit ging niet door, want de boeren met veel land zetten hun grond op naam van de familie. Nu viel er niets meer te verdelen.
India is voornamelijk een agrarisch land. Ongeveer 75% van de bevolking woont en werkt op het platteland. De agrarische sector levert aan 65% van de beroepsbevolking werkgelegenheid en draagt voor ongeveer 30% bij aan het nationaal inkomen. Het landbouwterrein wordt voor meer dan 80% gebruikt voor de verbouw van voedselgranen zoals rijst en tarwe. Door het klimaat heeft India twee oogstseizoenen: de natte, hete zomer, de kharif, dan worden er voornamelijk rijst, katoen en gerstsoorten verbouwd. En de koele winter, de rabi, dan worden er heel veel tarwe, bonen en aardappelen verbouwd. Rijst wordt het meest in het nattere deel van India verbouwd, onder andere bij de Ganges.
De belangrijkste exporthandelsgewassen zijn katoen, thee en jute. Koffie, suiker, specerijen, noten, tabak en rubber zijn voornamelijk gewassen voor de binnenlandse markt. Hiervan worden thee, koffie, tabak, specerijen en rubber op plantageondernemingen verbouwd.
Het vee brengt heel weinig op en dat komt voor een groot deel doordat de koe heilig is in India. De koe mag alleen maar gebruikt worden als trekdier.
Nederland heeft daar in tegen veel commerciële bedrijven, er is ongeveer even veel akkerbouw als veeteelt. Zelfverzorgende bedrijven komen nauwelijks voor. 5% van de bevolking is werkzaam in de landbouw.

Industrie

Er werken erg weinig mensen in de industrie. Na de onafhankelijkheid is er een gemengde economie ontwikkeld. Er zijn maar weinig machines terwijl je die nodig hebt. Er is maar 5% industrie.
Terwijl er in Nederland veel goede machines zijn en er met de hand bijna niet wordt gewerkt. Dat is 25%.
India probeert zo veel mogelijk producten zelf te maken om zo een onafhankelijkheid tegenover het buitenland te creëren. In 1994 was het aan- deel van de industrie in het BNP (Bruto Nationaal Product) nog 28%. De grootste industriegebieden komen nog uit de koloniale tijd. Het grootste industriegebied is nog rond Bombay en Poona. De katoenindustrie is de grootste vorm van industrie, maar er is ook chemische, petrochemische, elektrotechnische, auto- en plasticindustrie. De jute-industrie is het grootst in Calcutta. Verder bestaat in Calcutta metaalverwerkende industrie, papierindustrie, chemische industrie en farmaceutische industrie.
Het Ruhrgebied van India is het centrum van mijnbouw en zware industrie. Er staan hoogovens, staalfabrieken en machinefabrieken. Belangrijk in India is ook de filmindustrie; India is één van de grootste filmproducenten ter wereld. De voornaamste centra zijn Malayalam en Bombay.

Diensten

Ongeveer 40% van de bevolking van India werkt in de dienstverlening, terwijl dat in Nederland 70% is.
In de handel importeert India bijvoorbeeld machines en ijzer. De belangrijkste leveranciers zijn de VS, Groot-Brittannië, Duitsland, Iran, Saoedi-Arabië en Japan. Een aantal exportartikelen zijn edelstenen en kunstnijverheid. Een relatief nieuwe, sterk groeiende categorie exportartikelen wordt gevormd door de ‘engineering products’: spoorwegwagons, koelkasten, elektrische kabels en leidingen, dieselmotoren en auto’s, maar de export daarvan nam aan het begin van de jaren tachtig af als gevolg van de teruggang in de ontwikkelde landen. De belangrijkste afnemers zijn de VS, Japan, Groot-Brittannië, Hong Kong, de Verenigde Arabische Emiraten en de Benelux.
De Indiase handelaren en ondernemers spelen in Azië een grote rol, daarnaast werken vele Indiërs als gastarbeiders in de landen rond de Perzische Golf en hun verdiensten vormen een erg belangrijke bron van inkomsten voor het land.
De handelsbalans was sinds de jaren tachtig vrijwel steeds negatief (in 1996 opgelopen tot bijna $ 4 miljard) de tekorten werden alleen overbrugd met omvangrijke buitenlandse kredieten. Veelzijdige hulp ontvangt India voornamelijk in de vorm van leningen via de Wereldbank. Tweezijdige hulp wordt hoofdzakelijk gegeven door de landen van de EU (onder andere Duitsland en Groot-Brittannië), de VS en Japan.
De spoorwegen, scheepvaart en luchtvaart zijn voor India belangrijker dan het wegennet in de nationale economie. Want het wegennet is nog niet voldoende uitgebreid. In 1991 had het wegennet een lengte van 2,04 miljoen km waarvan ongeveer de helft verhardt. Het spoorwegnet, dat staatseigendom is, is met bijna 622.500 km het langste van Azië en het op drie na langste ter wereld. Als scheepvaartland staat India op de zeventiende plaats in de wereld. Het luchtvervoer wordt verzorgd door staatsbedrijf Air India.
New Delhi, Bombay, Calcutta en Madras zijn de belangrijkste van de achtentachtig luchthavens.

Toerisme

In 1998 brachten 1,3 miljoen buitenlandse toeristen een bezoek aan India. Dat leverde 1,3 miljard dollar op. Daarmee is de toeristensector een belangrijke inkomstenbron voor India. De toeristen-industrie in India is niets bij dat van Thailand, Singapore of Hong Kong waar het bezoekersaantal zo drie tot vier keer hoger ligt. Met het ruime toeristische aanbod zou India deze aantallen gemakkelijk kunnen ophalen en het betalingsbalansprobleem in één keer kunnen oplossen. Het komt door de nationale overheid dat het toerisme in India tot nu toe niet zo veel oplevert. Er was een tekort aan hotelkamers en de vervoerscapaciteit van de Indiase luchtvaartmaatschappijen bleek onvoldoende om een grote toeristenstroom te verwerken. Vanaf 1986 is er een verandering opgetreden in het beleid van de overheid. In dat jaar kreeg het toerisme de status van industrie en behaalde het daaraan verbonden financiële voordelen. Buitenlandse bedrijven werden aangemoedigd om te investeren en buitenlandse luchtvaartmaatschappijen kregen toestemming op India te vliegen. Er werden speciale trein- en vliegtuigabonnementen geïntroduceerd. Als gevolg van het nieuwe beleid heeft het toerisme een flinke impuls gekregen. De groei hiervan komt vooral door de grote groei van het binnenlandse toerisme. De Indiase overheid stimuleert ook landgenoten om te gaan reizen. Dit gebeurt onder het motto ‘Discover India, discover yourself’. Voor de Indiase overheid is het belangrijk dat Indiërs hun eigen land als een eenheid gaan zien. Dit moet de kans op binnenlandse onrust en de drang naar afscheiding verkleinen.

REACTIES

P.

P.

WoW!! Waar heb je al die info vandaan, super veel, maar ook super goed!!
ThnQ so much, dat scheelde veel tijd!!

Paola

21 jaar geleden

M.

M.

eej michael!
thanx voor je werkstuk, ik had ut iets veranderd,
en k had een 8!!!
tog ff lekker me cijfer opgehaalt.

kiz. mandy

21 jaar geleden

B.

B.

mooi verhaal...
wat voor punt had je ervoor?

21 jaar geleden

A.

A.

Hallowww :D mooi hooi ;) ahha, tnkz XxX Audrey

21 jaar geleden

T.

T.

heej michael,

ik wil ff zeggen dat ik heel erg veel aan je werkstuk heb gehad, ik zit ook in 3 havo en vind werkstukken maken nogal lastig, maar jou werkstuk heeft me heel goed geholpen. bedankt kus truke

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.