Globalisering van de economie

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 3719 woorden
  • 1 december 2002
  • 141 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
141 keer beoordeeld

Voorwoord

Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik erg geïnteresseerd was in dit thema. Ik wist van tevoren al dat ik veel informatie kon vinden, omdat het de afgelopen tijd al veel in het nieuws was gekomen. Mijn dank gaat uit naar mijn vader, die zich samen met mij heeft ingezet om krantenartikelen bij elkaar te zamelen en naar mijn zus, die mij tussentijds extra aanwijzingen en goede raad gaf om het verslag nog te verbeteren. Overigens wil ik Dhr. W. Willemsen ook bedanken voor zijn correcties. Hij heeft economie gestudeerd en kon nog een paar fouten corrigeren.

Inleiding

“De globalisering zal leiden tot de verwezenlijking van de idealen van de moderniteit: wereldwijde welvaart, democratie en respect voor mensenrechten” stond in het artikel “Globalisering à la Napoleon” van zaterdag 2 maart 2002 (Trouw). Globalisering, een omvangrijk begrip. De afgelopen tijd is dit onderwerp vaak langsgekomen in de nieuwsberichten. Veelal vanwege demonstranten die actie voeren tegen de wereldglobalisering. Maar er worden thans ook veel columns over de economievervlechting geschreven. Er wordt steeds meer kritiek geuit op de Westerse wereld en haar besluitvorming omtrent dit onderwerp. Maar wat houdt globalisering precies in? Wat zijn de gevolgen van de globalisering voor de wereldeconomie? Zijn deze gevolgen wel allemaal zo rooskleurig? Wat zijn de toekomstverwachtingen? In dit onderzoek heb ik stil gestaan bij de vele aspecten die een rol spelen in het proces aangaande de globalisering der wereldeconomieën. Als hoofdvraag heb ik mij gesteld: “Is de vergrotende rol van de multinationals en de toenemende verwevenheid van de economie van vele landen op deze aardbol een positieve ontwikkeling, en zo ja voor wie?”

Ik heb mij hierbij gerealiseerd dat ik mij slechts moest beperken tot de economische globalisering en in iets mindere mate ook de sociale en humanitaire globalisering, omdat het onderwerp anders te breed en te veelzijdig werd.

Hoofdstuk 1 Wat is globalisering?

Globalisering is een veelomvattend begrip dat vrij nauwkeurig gedefinieerd kan worden als de wereldwijde integratie van bestaande nationale en regionale economische systemen . Dit leidt tot een groter wordende onderlinge afhankelijkheid van individuele plaatsen, regio’s en nationale staten. Globalisering is geen verschijnsel uit de laatste decennia van de twintigste eeuw. Het proces kwam al op gang in de zestiende eeuw met het toenemen van het aantal ontdekkingsreizen. De basis voor de mate van globalisering zoals wij die nu kennen werd in de 19e eeuw gelegd met het kolonialisme en imperialisme. Economieën ontmoetten elkaar en werden gedwongen samen te werken. Op die manier werd het noodzakelijk om één systeem te bedenken waardoor de economieën, evenals de betreffende gebieden, samensmolten en de authentieke kenmerken ondergesneeuwd raakten. De standaardisering van de wereldkalender en de opkomst van internationale juridische afspraken bevorderden de integratie van de verschillende bestaande economische systemen. Beslissend voor de totstandkoming van de globalisering in de huidige tijd is de versnelling van het integratieproces en het feit dat de ‘oorspronkelijke spelers in het internationale veld’ geleidelijk aan worden vervangen door andere machtige spelers (multinationals en machtige financiële instellingen). Thans overtreft de waarde van de grote multinationals het Bruto Nationaal Product van een groot aantal landen.

De oorzaken van globalisering zijn afhankelijk van 4 factoren: · De voortdurende herschikking van de patronen van internationale arbeidsverdeling. Door verschillen in productieomstandigheden (en hoofdzakelijk door verschillen in lonen) zoeken producenten voortdurend naar de meest gunstige productielocaties. Arbeidsintensieve productieprocessen werden zodoende verplaatst naar ontwikkelingslanden (lagelonenlanden). Eén van de gevolgen daarvan is geweest dat de internationale handel in de laatste 25 jaar sneller groeide dan de internationale productie. · De internationalisering van de financiële markten is een tweede belangrijke factor. Het totale bedrag aan internationale investeringen is enorm gegroeid, dit is mede teweeggebracht door flitskapitaal · De derde factor is de digitale en technologische revolutie die voor een compleet nieuw scala aan goederen en diensten heeft gezorgd, zoals zonne-energie, ICT, biotechnologie en containersering. · De groei van de consumentenmarkten is het laatste belangrijke element. Door vergelijkbare sociaal-economische processen ondergaat de welvarende consument vergelijkbare trends op de wereldmarkt. Er is in het welvarende deel van de wereld sprake van een materialistische en hedonistische cultuur. Vaak is niet de innerlijke betekenis van goederen bepalend voor de waarde, maar de waarde van het statusaspect, zoals bijvoorbeeld de Nike-schoen of de snelle BMW.

Hoofdstuk 2 Welke ontwikkeling hebben multinationals de afgelopen eeuw doorgemaakt?

“Multinationals zijn grote bedrijven of handelsfirma’s die buiten hun thuismarkt op grote schaal opereren. Over het algemeen spreekt men van een multinational wanneer deze in verscheidene landen gevestigd is. De motieven voor een multinational om in het buitenland te gaan opereren (en dus om de schaal te vergroten) zijn: · Kostenvoordelen: bepaalde diensten kunnen samengevoegd worden of worden geschrapt. · Risicospreiding: doordat het bedrijf zich in een bredere markt bevindt is men minder afhankelijk van één bepaalde markttak en dus is het risico geringer. · Toelevering van producten kan beter gegarandeerd worden. Dit geldt alleen bij voorwaartse integratie. · Wanneer een bedrijf overgaat tot het vergroten van schaal is de toegang tot de vermogensmarkt gemakkelijker dan voor kleinere bedrijfjes. · Meer geld en ruimte beschikbaar voor eventuele research . · Profiteren van lage lonen in het desbetreffende land. · Profiteren van de lage belastingdruk in het desbetreffende land. · Profiteren van lage transportkosten door dicht bij de afzetmarkt en grondstoffen te gaan zitten. · Het omzeilen van protectionistische maatregelen door de regering van het desbetreffende land. De aanleiding voor het protectionisme is vaak het behouden van de werkgelegenheid, dus wanneer een bedrijf zich in een land vestigt, zorgt dit voor het handhaven voor de werkgelegenheid van dat land.”

De afgelopen eeuw zijn veel ondernemingen naar het buitenland uitgeweken voor de hiervoor genoemde redenen. De eerste helft van de twintigste eeuw was er eigenlijk nog maar weinig sprake van echte economische ontwikkeling voor multinationals. Daar waar in de 19e eeuw nog duidelijk sprake was van globalisering en groei van de economie, werd dit al snel halt geroepen door stagnatie van de economie en het plaatsvinden van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). In de twintiger jaren van de vorige eeuw vond er voor het eerst sinds een lange periode van een vertraagde economie een duidelijke groei plaats. In deze ‘fabolous twenties’ kwam de aandelenmarkt voor het eerst ter sprake en vooral in de Verenigde Staten waren er veel burgers die speculeerden op de beurs. De welvaart steeg hier enorm en het besteedbaar inkomen was ook flink vergroot. Grote autoconcerns merkten dat hun inkomsten flink vergroot werden door een sterk stijgende omzet. De T-Ford was een zeer populaire auto die ook nog betaalbaar was voor de bevolking. Het leek erop dat er een lange periode van welvaart zou plaatsvinden. Echter, bij de grootste beurskrach ooit in 1929, bleek dat de wereldeconomie helemaal niet ‘gezond’ was. Talrijke burgers die voor een grote lening een auto en huishoudelijke apparaten hadden aangeschaft waren niet meer in staat om alles terug te betalen. Zij waren namelijk te afhankelijk van de beursnoteringen geworden en door de vrije val van de Dow Jones hielden zij er nauwelijks een inkomen aan over. Het gevolg was dat de bedrijven de dupe werden. De waarde van iedere onderneming daalde met de dag, de omzet was gedaald en er werd op grote schaal verlies geleden. Gedurende de hele jaren ’30 en het eerste deel van de Tweede Wereldoorlog (1939-1942) was er weinig reden om over te gaan tot schaalvergroting, omdat simpelweg het geld niet aanwezig was. Pas vanaf 1943, temidden van de oorlog, kwam het productieapparaat weer op gang. De oorlog kreeg voor de landen die de dupe waren geworden een positieve wending (Duitsland trok zich terug) en men werd weer optimistisch over het verloop van de oorlog. Bovendien zorgde de tegenaanval van de geallieerden voor nieuwe werkgelegenheid in de oorlogsindustrie en in de zorg. De Marshallhulp in 1945 zorgde ervoor dat er voldoende geld beschikbaar kwam om een begin te maken aan de wederopbouw van West-Europa. In 1947 werd de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT) opgericht, met als doel de wereldhandel te bevorderen. Men wilde namelijk protectionistische maatregelen voorkomen die in de jaren ’30 veel hadden plaatsgevonden. Dit was dan ook de belangrijkste taak van de GATT.

Figuur 1: De resultaten van GATT onderhandelingen. Hier is duidelijk het verband te zien tussen de daling van de gemiddelde tarieven van invoerrechten en de waarde van de wereldhandel. Vanaf de jaren ’70 is een explosieve stijging van de wereldhandelwaarde te zien .

Pas van de jaren ’50 tot de jaren ’90 was er een duidelijke ontwikkeling te zien van de multinationals in de wereld. De economie leek zich op een gezonde manier groeiende te houden en veel grote ondernemingen zagen weinig toekomstperspectief meer in hun thuismarkt, deze was immers te beperkt en te klein geworden. Deze bedrijven vertrokken dus naar het buitenland, en veelal naar lagelonenlanden. Elektronicaconcerns zoals Philips en Sony vestigden zich in de Verenigde Staten en in andere landen die steeds welvarender werden. De winsten van deze gigantische ondernemingen stegen enorm, er was volop vraag naar nieuwe producten. De producten van deze concerns werden veelal gefabriceerd in Aziatische landen, met name China, Taiwan en Japan. Olieraffinaderijen, zoals Texaco en Shell, vestigden zich in Birma (het huidige Myanmar), Nigeria en Zuid-Afrika. Ook de opbrengst en omzet van deze bedrijven namen hevig toe. Toch kwam er al gauw kritiek vanuit verschillende hoeken. De plaatselijke bevolking van het land waar Shell en Texaco zich gevestigd hadden werd namelijk verschrikkelijk uitgebuit. De lonen waren veel te laag en de arbeidsomstandigheden waren bijna mensonterend, er werd dus optimaal misbruik van de bevolking gemaakt. Bovendien zorgde Shell ervoor dat het apartheidsregime in Zuid-Afrika aan de macht bleef. Er waren (in Nederland) dan ook veel demonstranten tegen de aanwezigheid van Shell in Zuid-Afrika en Birma. Zij vonden dat een multinational als Shell teveel macht heeft in een ontwikkelingsland. Omdat Shell voor een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid zorgde, had de regering van Zuid-Afrika er alle baat bij dat aan de wensen van de oliegigant voldaan werd. Over het algemeen kan gezegd worden dat in de periode 1950-2002 de multinationals enorm zijn gegroeid. Daar waar de bedrijven aanvankelijk op de thuismarkt monopolist waren, hebben zij in meer dan 50 jaar tijd de wereldmarkt faliekant veroverd. Toch is er de afgelopen 2 decennia nog iets in de distributiemethode van de multinationals veranderd. Men is namelijk begonnen aan het JIT project, dat uitgaat van het Just-In-Time-principe. Bedrijven hebben steeds minder ruimte voor opslag. Als oplossing hiervoor is dat de producten in kleine hoeveelheden aangevoerd worden, waardoor er minder magazijnruimtes nodig zijn. Een voorbeeld voor een bedrijf die dit JIT-principe handhaaft is Albert Heijn. Per dag komen er bij de distributiecentra van AH honderden vrachtauto’s die constant kleine hoeveelheden naar de filialen brengen. Zo wordt er bijvoorbeeld gemiddeld 3 keer daags melk geleverd per filiaal. Op deze manier blijven de producten vers en is de ruimte die nodig is in de opslagplaats miniem. Minder opslagruimte zorgt voor minder kosten en daardoor wordt meer winst gemaakt. Dit JIT-project is een goed voorbeeld van de effecten die door de globalisering zijn ontstaan met haar moordende concurrentie.

Hoofdstuk 3 Welke invloed had de ontwikkeling van multinationals op de wereldeconomie?

Het is nu echter overdreven om te zeggen dat alle landen hebben mogen profiteren van de globalisering van de economie. In het Wereldbankrapport \"Mondialisering, groei en armoede\" staat kort beschreven hoe de verdeling van de globalisering ten opzichte van de wereldbevolking is. Er zijn volgens dit rapport 3 groeperingen in de samenleving: · De rijke landen, waaronder West-Europa, de Verenigde Staten en een groot deel van Zuid-Oost Azië. Deze groep bestaat uit ongeveer 1 miljard mensen. Ze vertegenwoordigt de meeste multinationals. De rijke landen profiteren volop van de globalisering van de economie. · Een groep van 24 landen die gekenschetst wordt als snelle groeier, zoals China en India, met een bevolkingsaantal van 3 miljard mensen. Uit deze groep zijn ‘nieuwe’ multinationals ontstaan. Deze multinationals zijn relatief nog erg jong en het zijn er ook nog niet zoveel. Deze groep begint steeds meer te profiteren van de vervlechting der economieën. · De arme landen, voornamelijk ten zuiden van de Sahara in Afrika, die samen met 2 miljard mensen een enorm gedeelte van de wereldbevolking in beslag neemt. De mensen uit deze klasse verdienen iedere dag minder dan 1 US $. De groep arme landen wordt steeds groter, omdat er steeds meer buitengesloten worden van de wereldeconomie. Ze hebben het vermogen niet om hun economie te integreren in de wereld.

De laatste groep is vooral de laatste decennia een stuk openhartiger behandeld. Het doel van de economieglobalisering is namelijk altijd geweest dat de hele wereld zou meeprofiteren. Hierbij vond men het noodzakelijk dat de multinationals zich zouden vestigen in arme landen. Extra investeringen zouden de economie namelijk bevorderen. De praktijk bleek heel anders, volgens de linkse politieke partij SP. Sinds Mexico de NAFTA met de Verenigde Staten en Canada tekende, zijn de reële lonen in het land 45 procent gezakt, twee miljoen mensen werkloos geworden en het aantal \"extreem armen\" gestegen van 31 procent in 1993 tot 50 procent nu. De VN-organisatie voor handel en ontwikkeling UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development), opgericht in 1964, concludeerde dat de huidige globalisering verantwoordelijk is voor een groeiende ongelijkheid in de wereld. In 1965 was het gemiddelde inkomen in de zeven rijkste landen 20 keer zo hoog als dat in de zeven armste landen. In 1995 was die kloof maar liefs 39 keer zo groot. UNCTAD wijt deze ontwikkeling aan de liberalisering van de economie en ziet regulering als voorwaarde om de wanverhoudingen aan te pakken. Deze cijfers zijn verontrustend en zeker de moeite van het bestuderen waard. Vermoedelijk is de conclusie van de SP enigszins overdreven, omdat zij sowieso tegen globalisering zijn en op deze propagandistische wijze leden probeert te werven. Desalniettemin moeten deze signalen gehoord worden.

Een ander recent voorbeeld van een globaliseringproces is de mobiele-telefonieoorlog. In een artikel uit het tijdschrift Finance (mei 2002) wordt Vodafone als absolute winnaar uit die strijd uitgeroepen. “Na in de afgelopen jaren via allianties, verkapte fusies en vooral overnames leidende marktposities in 29 landen te hebben verworven, is de laatste weg aangebroken in Vodafones weg naar de absolute top: de toetreding tot het rijtje McDondald’s, Coca-Cola en andere toptien-wereldmerken die meer zijn dan zomaar wereldmarktleider.” De strijd om de beste marktpositie heeft ervoor gezorgd dat veel telecombedrijven met grote schulden opgezadeld zitten met een relatief lage beurswaarde. Het succes van Vodafone wordt vooral toegeschreven aan het brein van de zakenbankier. Veel overnames (zoals bijvoorbeeld die van Mannesmann, een rivaal op de Duitse telecommarkt) hebben ervoor gezorgd dat de concurrentie steeds verder achterop raakt. Zo hebben vooral Deutsche Telecom, Telecom Italia, Telefonica, France Telecom en KPN veel moeite om Vodafone bij te benen, vooral omdat hun schuldenlast enorm groot is en het economische klimaat verslechtert. Die teruggang is extra gevoelig voor de telecomsector. Het bijkomend voordeel dat Vodafone heeft, is dat zij zich in veel landen heeft gevestigd, waardoor een economische tegenslag op regionale of continentale schaal (bijvoorbeeld in Zuid-Oost Azië) niet zo hard aankomt.

Op het moment dat dit verslag geschreven werd waren de cijfers voor Vodafone nog erg positief. Echter, kwartaalcijfers van 27 mei 2002 wezen uit de Vodafone heel veel verlies geleden heeft in een kort tijdsbestek. Toch zijn de vooruitzichten voor het Britse bedrijf erg optimistisch en wordt er vanaf het vierde kwartaal weer winst gemaakt volgens de verwachtingen.

Door verschillende oorzaken zetten steeds meer mensen zich af tegen deze vorm van marktstrategie. Tegenstanders van globalisering worden ook wel anti-globalisten (of nationalisten) genoemd. Zij komen steeds met een tal van slechts kleine voorbeelden, waarmee zij de huidige internationale handel de mond proberen te snoeren. Een voorbeeld daarvan is een resultaat van een onderzoek van de UNCTAD uit 1996: tussen 1993 en 1995 steeg de omzet van de top-100 van multinationale ondernemingen in ontwikkelingslanden met 25 procent, terwijl het aantal werknemers met 4 procent daalde (225.000 mensen). Het werk wordt steeds meer uitbesteed aan plaatselijke onderaannemers, die genadeloos tegen elkaar uitgespeeld worden, resulterend in lagere lonen en slechtere werkomstandigheden. Het zijn juist de activiteiten van de multinationals die de gezondheid van de wereldeconomie bedreigen, zo waarschuwt de UNCTAD. Bij dit onderzoek moeten echter wel wat kanttekeningen worden geplaatst. Tijdens een recessie neemt de werkgelegenheid immers altijd af, terwijl de omzet meetstal hoger ligt. Dus in de periode 1993-1995 is inderdaad de werkgelegenheid in de ontwikkelingslanden gedaald, maar dat gold net zo goed voor de rijke Westerse landen. Het is daarom misleidend om te beweren dat door de multinationals de ontwikkelingslanden erop achteruit zijn gegaan in die periode. Bovendien is het pover dat de anti-globalisten alleen als voorbeeld Afrika gebruiken, het continent dat al enkele decennia in slechte economische staat verkeert. Een beter voorbeeld om de situatie van ontwikkelingslanden te bekijken is het voorbeeld van Zuid-Oost Azië. Een vergelijking tussen Birma (het huidige Myanmar) en Singapore. Singapore heeft in het verleden haar grenzen helemaal opengesteld voor multinationals in tegenstelling tot Birma. Dit is goed aan te duiden met de openheidsgraad van het land. Dit is bedacht door Frankel en Romer (1999) en wijst uit dat elk percent punt extra openheid het inkomen per hoofd van het land in kwestie met 1% doet stijgen. Birma heeft een openheidsgraad van 0 procent, Singapore 100 procent. Vandaar dat het inkomen in Singapore ook zo’n 100 procent hoger ligt dan dat van Birma. Maar dit zijn niet de enige voorbeelden van het voordeel van het openstellen van de grenzen van een land. Ook de verschillen tussen Noord-/Zuid-Korea en Oost-/West-Duitsland zijn kenschetsend voor de voordelen van de internationale handel. Er wordt nu door talloze mensen beweerd dat door de globalisering de rijken rijker worden en de armen armer. Dit is absoluut niet waar: de arme landen die vastberaden hun grenzen voor buitenlandse ondernemingen hebben opengesteld zijn veel sneller gaan groeien dan de rijke landen en hun inkomen is relatief gezien enorm gestegen. China en veel andere Zuid-Oost Aziatische landen behoorden 30 jaar geleden nog tot de armste landen van de wereld en hebben nu een inkomen dat amper ondergeschikt is aan het Nederlandse inkomen.

Desondanks wijst een artikel uit Het Parool van februari 2002 uit dat men steeds minder vertrouwen heeft in de globalisering. Uit onderzoek van accountants- en adviesbureau PricewaterhouseCoopers (PWC) is gebleken dat 1 op de 3 multinationale ondernemers denkt dat de kloof tussen arm en rijk groter wordt door de globalisering. Er staat echter niet beschreven hoe groot dit aantal eerst was, maar uitgaande van een stijging is dit aantal altijd nog lager dan de 67 procent die het tegenovergestelde meent.

Hoofdstuk 4 Welke verwachtingen zijn er voor de toekomst wat betreft de globalisering van de economie?

De toekomst zal het leren, maar uit alles blijkt dat tot nu toe arme landen niet gedupeerd waren geweest, als zij hun grenzen hadden opengesteld. Het zijn juist de Westerse landen geweest die ervoor gezorgd hebben dat de ontwikkelingslanden hun economie konden integreren in de vrije markt, mits zij dit toestonden. De meest relevante toekomstverwachting is dat de huidige trend van de globalisering zich zal voortzetten. De arme landen die hun grenzen opengezet hebben voor de ex- en import van kennisverwerving en voor de multinationale ondernemingen zullen een economische bloei krijgen. De gigantische ondernemingen zorgen immers voor werkgelegenheid in een land, waarbij de bevolking haar baan niet zo snel zal verliezen. De kans is immers klein dat een multinational failliet gaat. Er moet echter wel een strenge wetgeving komen die ervoor zorgt dat de lokale bevolking van een ontwikkelingsland niet uitgebuit wordt op mensonterende manier, zoals het geval was in Zuid-Afrika, Nigeria en Birma. Wanneer dit gerealiseerd wordt, dan zal de Westerse wereld in de toekomst haar doel bereiken om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen. Nu al groeit de economie in de meeste ontwikkelingslanden harder dan die van de Westerse landen! Bovendien zullen veel landen die thans hun economie gesloten houden voor het buitenland toch overgaan op een vrije markteconomie omdat iedereen daar beter bij welvaart. Niet voor niets speelt het communisme (de ideologie waarbij men een gesloten economisch model handhaaft) al amper meer een rol in de wereld. Cuba en China zijn nauwelijks meer communistisch te noemen, omdat zij volop mee willen profiteren van de mondiale welvaartstijging en langzaam aan toetreden tot de vrije markt.

Conclusie

Om terug te komen op de hoofdvraag (“Is de vergrotende rol van de multinationals en de toenemende verwevenheid van de economie van vele landen op deze aardbol een positieve ontwikkeling, en zo ja voor wie?”) kan ik duidelijk mijn conclusies trekken. Op een paar kleine, weinig betekenende voorbeelden na, is de wereldwijde economievervlechting tot dusverre voor de meeste partijen succesvol geweest. In de eerste plaats hebben de Westerse landen met hun multinationals economisch succes geboekt. Omdat de multinationals (die hun hoofdvestiging op hun thuismarkt hebben) zich konden vestigen in ontwikkelingslanden, werden de winsten groter en daardoor steeg de welvaart en de zekerheid voor de Westerse bevolking. De ontwikkelingslanden hebben voor het grootste deel van de globalisering van de economie kunnen profiteren. Het probleem is dat niet ieder arm land dit heeft kunnen doen, omdat hun politieke en economische besluitvorming dit niet toestond. De regeringen die wèl hun grenzen opengesteld hebben voor buitenlandse vestigingen en investeringen zijn er duidelijk op vooruit gegaan. De werkgelegenheid is toegenomen en de inkomens zijn gemiddeld gezien gestegen, waarvan China een goed voorbeeld is. Enkele multinationale ondernemingen die misbruik van hun macht gemaakt hebben van de arme landen moeten naar mijn mening gestraft worden. De regering doet er niets aan en het gevolg is dat de bevolking uitgebuit wordt. Wanneer de internationale wetgeving strenger is, kunnen dit soort incidenten voorkomen worden. Vooral internationale instellingen als de GATT en UNCTAD kunnen hierbij een grote rol gaan spelen. De UNCTAD zou zichzelf een regulerende en controlerende functie kunnen geven zodat het niet uit de hand zal lopen. Ik verwacht dat in de toekomst meer landen zullen overgaan tot het openstellen van de grenzen en het stimuleren van de vrije markteconomie. Want zij zullen toch net als de Westerse wereld willen gebruikmaken van de mogelijkheden die er zijn om de welvaart te laten groeien?!

Voetnoten met bijbehorende bronnen

Bron: Universiteit Wageningen (http://www.owio.wau.nl/IntroOmgeving/begrippen/globalisering.htm) De nationale staten
Internationaal kapitaal kan snel over de wereld geschoven en verplaatst worden door de digitale revolutie
Verbeteren en vernieuwen van producten door middel van groot onderzoek dat hiervoor verricht wordt
Gegevens uit: blz. 31 en 32 van Percent, Tweede Fase VWO, Totaalvak deel 1 door H. Duijm, G.F. Gorter, D.L. Pesch en A.J. Verweij, uitgeverij NijghVersluys, 1ste druk 1998. Bron: blz. 85 van Percent, Tweede Fase VWO, Totaalvak deel 1 “Mondialisering, groei en armoede”, rapport gepubliceerd door de Wereldbank, 2001
Vrijhandelsakkoord
Bron: http://www.sp.nl/nieuws/tribune/9806/mai.stm (“Multinationals bedreigen wereldeconomie”), 2 januari 2002

REACTIES

D.

D.

Hej,

ik wil ook een werkstuk economie over globalisering gaan doen, maar nu vraag ik me af welke bronnen jij precies gebruikt hebt. Onderaan staan wel voetnoten met wat bronne, maar daar kan ik niet echt wegwijs van worden. Zou je me die bronnen even kunnen mailen? ALvast bedankt,

Dirk

21 jaar geleden

M.

M.

hinse,

Bij deze wil ik je even bedanken voor een geweldig werkstuk waar ik heel veel aan gehad heb als naslagwerk. Ik hoop dat je ooit aan een van mijn werkstukken net zo veel hebt.

groet, merel

21 jaar geleden

M.

M.

Goed gemaakt! ik reageer wel wat later dan andere mensen, namelijk 2017! 15 jaar te laat gereageerd, maar ja in 2002 was ik nog maar 4. Ik ben nu 19 en jij? Wat werk je?

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.