Bevolking van Suriname en de invloed van Nederland
De geschiedenis
Tegenwoordig bestaat Suriname uit verschillende bevolkingsgroepen, dat komt door de slavenhandel in de 17e eeuw en daar deed Nederland ook aan mee. In de17 eeuw reisden veel Europeaanse handelaren de wereld af. Zo kwamen Europeanen in Suriname terecht. Met name Nederlanders begonnen er grote plantages, nadat ze in Amerika de nederzetting Nieuw Amsterdam, het tegenwoordige New York, voor Suriname geruild hadden. Het klimaat van Suriname was geschikt voor het verbouwen van suiker, cacao, koffie, katoen en tabak, maar daarvoor hadden de Europeanen veel arbeiders nodig. Voordat de Europeanen naar Suriname kwamen woonden er al indianen. Ze lieten de indianen op de plantages werken, maar de indianen waren te zwak voor het werk op de plantages. Toen probeerde men Europese arbeiders op contract naar Suriname te krijgen. Veel kwamen niet en als ze kwamen waren ze niet tegen het zware Tropische klimaat opgewassen. Omdat ook de Europeanen niet geschikt bleken om op de plantages te werken, werden er duizenden slaven uit Afrika gehaald. Sommige slaven konden ontsnappen en vluchtten direct na aankomst het woud in en daar ontwikkelden ze een eigen cultuur. Hun nakomelingen worden bosnegers genoemd en de nakomelingen van overige slaven worden creolen genoemd. In 1863 werd de slavernij afgeschaft in Suriname. Na de afschaffing was er op de plantages een tekort aan arbeiders krachten. Daarom werden er Hindoestanen uit India en Pakistan gehaald, maar ook Javanen en Chinezen. De bevolking, taal en godsdienst
Het aantal inwoners van Suriname is in de afgelopen 100 jaar sterk toegenomen. Toen de 20e eeuw begon woonden er in Suriname nog geen 100.000 mensen in de kuststrook en ongeveer 20.000 in het binnenland (Bosnegers en Indianen). Het aantal inwoners is in de 20e eeuw toegenomen tot ongeveer 450.000, ondanks de grote trek naar Nederland van de jaren \'70, waarbij ongeveer een derde deel van de Surinaamse bevolking het land verliet om elders een beter bestaan op te bouwen. In 1994 woonden er in Suriname ongeveer 418.000 mensen. Er zijn 8 verschillende bevolkingsgroepen te benoemen. In 1994 waren van de hele bevolking 35% Hindoestanen, 32% Creolen, 15% Javanen, 10,5% Marrons of Bosnegers, 2,5% Indianen, 2% Chinezen, 1,5% Europeanen, 1,5% anderen. Paramaribo, de hoofdstad van Suriname heeft ongeveer 200.000 inwoners. De resterende bevolking woont in kleine nederzettingen langs de kust en langs de rivieren. Er worden in Suriname ongeveer 18 talen gesproken, maar de officiële taal is het Nederlands. Het Surinaams of Sranantongo ontwikkelde zich tijdens de slaventijd als Creoolse taal. De Bosnegers spreken talen zoals het Saramakaans en het Aukaans en de Indianen spreken verschillende Indiaanse talen. De in 19e eeuw gearriveerde contractarbeiders brachten het Hindi, Javaans en Chinees. De omgangstaal tussen de groepen is het Sranantongo. De godsdienstige verscheidenheid komt in grote lijnen overeen met de etnische. De Creolen behoren voornamelijk tot de Christelijke kerken, maar ruim 40% van hen is Rooms-katholiek. De religieuze uitingen van Creolen, Bosnegers en Indianenmoet ook tot de Winticultus gerekend worden, omdat deze bevolkingsgroepen zowel Winti als een Christelijke godsdienst zijn toegedaan. 80% van de Hindoestanen geloofd in het Hindoeïsme, 15% is Islamiet en 5% is Christen. De Javanen zijn overwegend Islamiet en de Indianen zijn grotendeels gekerstend.
De Indianen
De oorspronkelijke inwoners van Suriname zijn de Indianen. In het begin toen er Europeanen kwamen toonden ze verzet, maar later merkten ze dat ze niet opgewassen waren tegen de macht van de Europeanen, sloten ze vrede. De belangrijkste punten waren dat de kolonisten in Suriname mochten blijven, dat de stammen geen oorlog meer mochten voeren en dat Surinaamse Indianen niet meer tot slavernij gebracht mochten worden. In 1600 waren er ongeveer 70.000 Indianen, maar met de komst van de Europeanen daalde het aantal. Dat kwam doordat de Indianen zich bedronken en ze hadden geen weerstand tegen de Europese ziektes. Het aantal herstelde weer, omdat er een hoog geboorte niveau was en de nakomelingen van de overlevenden hadden wel weerstand tegen de Europese ziektes. Op het ogenblik vormen de Indianen een kleine minderheid, want volgens de volkstelling van 1971 beschouwen 10.234 van de bijna 400.000 Surinamers zich als Indiaan. Ze leven voornamelijk buiten de steden en zijn grotendeels zelfvoorzienend. De Bosnegers
Omdat de Indianen en de Europeanen niet geschikt bleken, werden duizenden slaven uit Afrika gehaald. Sommige slaven vluchtten het bos in. Hun nakomelingen worden Bosnegers genoemd. Er was in 1690 een slavenopstand. Toen het aantal ontvluchtingen vermeerderde werden er maatregelen genomen. In 1721 werd op het weglopen de doodstraf gesteld. Het aantal Bosnegers bedroeg 57000, maar in 1738 bedroeg het aantal 6000 later steeg dit aantal en in 1863 waren er ongeveer 8000 bosnegers. Rond 1850 hielden de Bosnegers zich bezig met het vervoer van gouddelvers en balatawerkers (balata is een soort rubber) over de stroomversnellingen en watervallen. Na de tweede wereldoorlog trokken veel bosnegers naar Paramaribo en omstreken om daar als arbeider geld te verdienen. De Creolen
De Creolen zijn de afstammelingen van de uit Afrika ingevoerde negerslaven die zich niet, zoals de Bosnegers, het binnenland ingevlucht zijn om aan slavernij te ontrekken. Ze werden zeer slecht behandeld en kregen slechte voeding en ook de gezondheidstoestand was slecht. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 zijn veel ex-slaven nog 10 jaar tegen betaling onder staatstoezicht op de plantages blijven werken. Na afloop van deze periode zijn velen van hen naar de stad getrokken. Veel creolen wonen tegenwoordig nog steeds in en nabij de stad Paramaribo, maar de meeste Creolen zijn naar andere landen gemigreerd.
Hindoestanen, Javanen en Chinezen Na de afschaffing van de slavernij trokken veel van de voormalige slaven naar de stad. Op de plantages was er een tekort aan arbeiderskrachten. Daarom werden rond de eeuwwisseling Hindoestanen, Javanen en Chinezen gehaald om voor een periode van vijf jaar als contractarbeiders te werken. Na afloop zijn velen in Suriname gebleven. De eerste Hindoestanen kwamen in 1873. In totaal zijn er 35000 Hindoestanen naar Suriname gekomen. De Hindoestanen bezitten de grootste deel van de plantages, veel landbouwbedrijven, melkwinkels, transportondernemingen en confectie bedrijven. In 1965 werd de Hindoestaanse bevolkingsgroep de grootste etnische groep van Suriname. De eerste Javanen kwamen in 1890. In totaal zijn er ongeveer 33000 Javanen naar Suriname geëmigreerd. Na de sluiting van vele plantages gingen talloze Javanen in de bauxietmijnen werken. Daarnaast zijn er ook kleinlandbouwers en sommigen beoefenen huisindustrie. Javanenvormen een vrij klein groep dan de Hindoestanen en de Creolen, dus hebben ze geen politieke macht. Bovendien is de helft Indonesisch staatsburger, zodat maar de helft van de Javaanse bevolkingsgroep kiesrecht heeft. De eerste Chinezen kwamen in 1853. Er waren 2500 Chinezen gekomen. Na de afloop van de vijfjaren contract vonden een bestaan als vrije arbeiders op plantages of in de kleine landbouw in de handel en in sommige winkelambachten. De Chinezen vormen de middenklasse. Nationalisme en onafhankelijkheid Doordat de bevolking uit verschillende groepen bestond, richtten de Creolen, Hindoestanen en Javanen hun eigen politieke partijen op. Die wilden geen onafhankelijkheid, maar meer zelfbestuur. In 1954 werd Suriname werd Suriname een zelfstandig onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden met een eigen regering en volksvertegenwoordiging. Alleen buitenlandse politiek en defensie bleven de taak van de Nederlandse regering. Later waren er wel mensen die onafhankelijkheid wilden. Veel Creolen voelden zich gediscrimineerd door de Nederlanders en een deel van de Creoolse bevolking was met hen eens. In 1961 werd een partij opgericht door Creoolse Studenten in Nederland die onafhankelijkheid wilde. De Hindoestanen waren tegen onafhankelijkheid, omdat ze bang waren dat de Creolen hen zouden gaan overheersen als Suriname onafhankelijk werd. De Creolen waren degenen, die de voornaamste bestuursposten gingen bezetten. In 1970 hadden de Surinaamse nationalisten weinig steun onder de bevolking. In dat jaar kreeg de Creoolse partij een nieuwe leider, die Suriname zo snel mogelijk onafhankelijk wilde maken, maar daarvoor moest zijn partij de verkiezingen winnen. De partij had de verkiezingen gewonnen. 25 November 1975 is een heel bijzondere dag voor de Surinaamse samenleving, want het is de onafhankelijkheidsdag.
Onderwijs Na 1863 probeerde de Nederlandse regering de Surinaamse bevolking te europeaniseren. In 1876 werd de leerplicht ingevoerd. Kinderen van immigranten moesten naar de zogenaamde koeliescholen. Maar daar kwam meestal weinig van terecht. De afstand van de plantage naar school was vaak te groot en veel ouders zagen het nut van onderwijs niet in. Ook de Nederlandse taal was voor hen een grote hindernis. Het nederlandse taal was erg belangrijk. Als je een onvoldoende had voor Nederlands dan zakte je, ook al had je voor alle vakken acht en negens. De leraren waren blanken, die les gaven over de Nederlandse geschiedenis. Maar de laatste jaren moesten ze les geven over eigen geschiedenis, eigen aardrijkskunde van Suriname. Omdat veel leerlingen in Nederland gingen studeren, moesten ze kennis hebben over Nederland.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
er staat elder in plaats van kelder
16 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
ik wou graag dt er ook over balatawinning werd geschreven
13 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
creolen als kleinlandbouwers
12 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Super stuk
7 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Heel boeiend
6 jaar geleden
Antwoorden