Classicisme

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 1435 woorden
  • 19 maart 2001
  • 96 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
96 keer beoordeeld

Inleiding: Omdat in dit werkstuk de term classicisme herhaaldelijk voorkomt wil ik proberen deze term eerst kort te omschrijven. Classicisme is een aanduiding van een richting in de beeldende kunst en de bouwkunst die zich inspireert op de idealen en de vormgeving van de klassieke kunst van de oudheid. In iedere cultuur en in verschillende perioden zijn classicistische tendensen aanwezig; de term wordt echter bij voorkeur gebruikt voor die stijlen die bewust teruggrijpen op de Griekse en Romeinse kunst. In dit werkstuk is het de bedoeling dat je gaat onderzoeken hoe de westerse kunst is omgegaan met het klassieke voorbeeld van o.a. de drie Gratiën. Hiervoor moest je kijken naar de bronnen in het opdrachten- en basisboek. De bronnen moesten vervolgens in chronologische volgorde geplaatst worden, daarna goed bestudeerd en vergleken worden. Als je deze stappen volgde kon je het antwoord op de hoofdvraag formuleren. Je kon uit 2 indelingen kiezen, ik heb gekozen voor een indeling op basis van perioden. Dat leek me overzichtelijker.

Middeleeuwen: De middeleeuwen waren ongeveer van de 5de tot de 15de eeuw. De middeleeuwen kunnen namelijk niet precies aan een aantal jaartallen gehangen worden. In de middeleeuwse kunst schilderde westerse kunstenaars voornamelijk christelijke taferelen bijvoorbeeld het leven van Christus of van heiligen. De kerk stond vaak centraal in de schilderijen. De kunstschilders werkten vaak met felle kleuren en bladgoud ook vertoonden de schilderijen nog geen perspectief. Ondanks dat de schilderingen vaak wat vlak leken, straalden zij toch een enorme kracht uit. Wat ook vaak voorkwam in de middeleeuwse kunst was anachronisme. In dossierbron negenkomen een aantal kenmerken van de middeleeuws kunst duidelijk naar voren. Er is geen sprake van navolging, want de vrouwen dragen sieraden en de achtergrond heeft een nogal eigen uitwerking gekregen. Een ander verschil is dat er anachronismen op het doek zijn geplaatst tussen de klassieke onderwerpen, denk aan het harnas, paard en kasteel. Een verklaring hier voor is dat de schilders de klassieke onderwerpen plaatsten in hun tijd, daarbij hun kenmerken toevoegden en hierdoor als het ware “fouten” maakten. Verder zijn de kleuren en anachronismen erg kenmerkend voor die tijd.

Renaissance: De renaissance betekent de opbloei van de kunst van wetenschap in de 15de tot 16de eeuw die het gevolg was van een hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid. Geleerde mensen ontwikkelden nieuwe ideeën over het leven en ontdekten de leer en de kunst van de Grieken en Romeinen. En er kwam een einde aan de middeleeuwen. Het was een van de hoogte punten van de Europese kunst. De schilders gingen een wat realistischere stijl aanwenden. Ook werd het perspectief en het menselijk lichaam bestudeert; het
portretschilderen kwam o.a. tot ontwikkeling. Ze schilderden onderwerpen uit de werkelijkheid, uit de mythologie en uit de
bijbel. Echter had de schilder ook een boodschap, hij wilde de beschouwer aansporen tot wijsheid en goedheid. Een ander kenmerk van de renaissance is dat er geen afsnijdingen plaats vinden in de schilderijen. En er werd afgebeeld naar klassiek voorbeeld. Zoals ook te zien is op bron vijf. Daar is duidelijk sprake van navolging van het thema. De houdingen zijn precies nagebootst. Het verschil is dat ze alledrie een appel hebben en sieraden dragen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de schilder toch een beetje een eigen wending aan het schilderij wilde geven.

Barok: De Barok is een kunststroming die ontstond aan het einde van de 16de eeuw. Tot ongeveer het einde van de 18de eeuw bleven de kunstenaars in deze stijl werken. De term barok is afgeleid van het woord “barok” dat juweliers op het Iberische schiereiland (Spanje en Portugal) gebruikten voor een grillig gevormde parel. De term verwijst daarmee naar de grillige stijlkenmerken die in deze periode in de beeldende kunst en bouwkunst hun intrede deden. De term barok ontstond in eerste instantie als een scheldwoord dat de nieuwe bizarre vormen die afweken van het sobere renaissance-ideaal hekelde. De barok schilder schilderde realistisch, en probeerde de werkelijkheid zo echt mogelijk af te beelden. De kunstenaars van de barok streefden naar een zo groot mogelijk dramatische effect in hun werk en op de toeschouwer. De personen op schilderijen werden daarom gekenmerkt door sterk uitgebeelde gevoelens en heftige gebaren.

Verder werden de dramatische effecten bereikt door sterke licht- donker contrasten, en diepe volle kleuren. Dat kenmerk kan je erg goed zien op de afbeelding van dossierbron zes. Als je het vergelijkt met het origineel zie je wel verschillen, bijvoorbeeld de “kleding” die ze bij zich hebben en de achtergrond. Het thema is wel aangehouden maar de uitwerking is geheel anders. De verklaring voor de verschillen is een al eerder genoemd kenmerk, er werd gestreefd naar een zo groot mogelijk dramatisch effect.

Rococo: De rococo is een stijl in de versierde kunst uit de eerste helft van de 18de eeuw, met overdadige sierlijke lijnen en krullen. Ook is het een benaming voor de laatste speelse fase van de barok. De kunstwerken behandelen aloude thema’s op een luchtige en erotische manier. In dossierbron tien is deze stijl wel herkenbaar. Op andere schilderijen wordt het Parisoordeel gewoon buiten afgebeeld, maar hier wordt het in een soort van hemel afgebeeld. Verder zijn er veel decoraties zoals engeltjes, sluiers en kussentjes en liggen de godinnen er op een erotische manier bij. Een totaal andere uitwerking heeft de schilder hier dus aan gegeven. Het thema is nog wel herkenbaar, de appel is bijvoorbeeld nog wel aanwezig. Het verschil is dat de originele situatie helemaal niet is aangehouden. De verklaring is dat er een luchtige en erotische wending aan is gegeven.

Neoclassicisme: In de 2de helft van de 18de eeuw tot 1850 wordt de rococo beconcurreerd en ten slotte verdrongen door een nieuw classicisme. Dit neoclassicisme idealiseerde de Griekse kunst uit de tijd van Perikles. Het neoclassicisme is een opnieuw ontwaakte belangstelling voor de klassieke oudheid.

Het had een stijl van edele eenvoud en serene grootsheid. In bron 11 is dit terug te vinden: alleen de drie mooie godinnen, alles waar het om gaat, en omdat alleen zij er staan met een zwarte achtergrond valt hun schoonheid en grootsheid des te meer op, wat ook de bedoeling is. Het origineel komt op die afbeelding heel erg naar voren. Een duidelijk navolging dus.

Nazi-kunst: Door Mussolini, Stalin en Hitler werd het classicisme uitgeroepen tot officiële kunst. Het nazisme wilde tegenover de ontaarde kunst een “gezonde” kunst scheppen. Het schilderij van dossierbron acht ziet er dan ook meer uit als een medische keuring van drie arische vrouwen dan een “schoonheidswedstrijd” van drie godinnen. Er is dus een eigen uitwerking aan gegeven. De verschillen zijn de achtergrond en de moderne kleding (zeker die van Paris). Het is idealistisch geschilderd, iets wat ook erg kenmerkend voor die tijd is.

Postmodernisme: Na de tweede wereldoorlog overheersden het modernisme en het functionalisme. Aanvankelijk moest men in die tijd (net na de oorlog) ook niet veel meer van het classicisme hebben, dit was namelijk de officiële kunst in de tijd van Hitler geweest. Rond 1980 komt er pas weer een nieuwe gevoeligheid voor vormvastheid in de literatuur, beeldende kunst en bouwkunst te bespeuren. Maar dan vaak in een andere vorm: het New Classicism. Ironiserend, zoals in bron 1 waar op een statig het latijnse opschrift “HOMO SAPIENS NON URINAT IN VENTUM’ staat, maar wat gewoon ‘een wijs man plast niet in de wind’ betekent. En bij bron zeven, waarin de drie gratiën staan afgebeeld als drie gewone vrouwen in spijkerstofkleding. Er is bijvoorbeeld geen appel te zien, het thema is niet aangehouden en er is geen achtergrond. Ook is het vaak vervreemdend (antieke zuilen van glas). Maar vaak toch ook weer serieus.

Conclusie: Op de vraag: “Hoe is de westerse kunst omgegaan met het klassieke voorbeeld van o.a. de drie gratiën?” is geen kort samengevat abtword te geven. Elke tijdperiode is er anders mee omgegaan. In elk tijdperk zijn de klassieke voorbeelden wel terug te vinden, maar wel in de kunststijl die voor die tijd typerend was. Ook worden in verschillende tijdperken verschillende conclusies uit de klassieke oudheid getrokken, zo was het classicisme in de renaissance zo belangrijk omdat het de nieuwe manier van denken en het bekijken van het leven enzo was. In de barok en de rococo was het classicisme in de schilderkunst vooral belangrijk omdat men zo ongestraft weelderig bloot kon schilderen, en omdat griekse mythologien ‘in’ waren. Verder vond ik het werkstuk interessant om te maken. Anders zou ik me niet zomaar verdiepen in de kunstgeschiedenis van een aantal perioden.

Bronnenlijst: - Het geschiedenis basis- en opdrachtenboek - Encyclopedie voor de jeugd - Encarta - Internet (www.boijmans.nl) - Wereldgeschiedenis van de kunst (H.W. Janson)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.