Voorwoord Ik maak dit werkstuk omdat ik niet mee kan doen met de gym door een armblessure. In 1995 ben ik van het paard gevallen. Daardoor was mijn arm gebroken en uit de kom. Om de functie van mijn arm terug te laten komen moest ik naar fysiotherapie. Nu is de functie van mij arm voor 100% terug, maar bij inspanning krijg ik erge last van mijn arm. Van de buitenkant kun je ook nog steeds zien waar de breuk heeft gezeten, want daar steekt mijn bot een stuk uit. Ik hoop met veel plezier aan dit werkstuk te mogen werken.
Inleiding Dit werkstuk gaat over paardensport. De paardensport vind ik leuk om te beoefenen en er is veel over te leren. Dat komt omdat er veel verschillende onderdelen en regels zijn, die in dit werkstuk besproken zullen worden.
Hoofdstuk 1: De geschiedenis De mens heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het paard. Vanaf het moment dat de mens het paard als een goede hulp zag, heeft de mens de eigenschappen die bruikbaar waren uitgekozen. Met die eigenschappen is de mens doelgericht gaan fokken. Zo ontwikkelde het paard zich als trekdier, lastdier en/ of rijdier. Na de Tweede Wereldoorlog nam het gebruik van het paard in de landbouw door mechanisatie sterk af. Hierdoor werden de paarden verwaarloosd op werkgebied. Maar doordat de mens meer vrije tijd kreeg door mechanisatie, kreeg het paard weer nieuwe taken. Het paard kreeg een functie in de sport en recreatie.
Hoofdstuk 2: Het paardrijden
1. De principes Het is belangrijk om allereerst de grondbeginselen van het paardrijden te leren kennen, zoals het op- en afstijgen, de goede houding, het geven van hulpen, rijbaanregels, het harnachement (= zadel, hoofdstel en andere uitrusting) en de gangen. Een goede instructeur of instructrice kan je daar goed bij helpen.
2. De houding Een goede houding is erg belangrijk voor het geven van de juiste hulpen aan het paard. Om een goede zit te oefenen zijn vooral zitlessen aan de longe erg geschikt. Op die manier leer je goed de bewegingen van het paard te voelen en mee te gaan met die bewegingen. Ook kan je er goed op je evenwicht oefenen. Maar wat is dan de juiste houding? Bij de juiste houding zit je rechtop en houd je je schouders ontspannen naar achteren en naar beneden. De bovenarmen hangen losjes langs je lichaam (ellebogen mogen niet naar buiten staan) en de onderarmen vormen als het ware een verlengstuk van de teugels. Het bovenbeen en de knie liggen ontspannen tegen het zadel. De stand van de knie mag niet veranderen, want de ligging van de knie vormt de basis voor de ligging van het onderbeen waarmee je een groot deel van de hulpen geeft. De onderbenen hangen naar beneden en liggen op of achter de singel. De voet steunt met de bal in de beugel en hakken zijn naar beneden gedrukt. De punt van de voet houd je naar voren. De lengte van de stijgbeugels is erg belangrijk voor de zit. De beugelriem krijgt ongeveer de lengte van een uitgestrekte arm (van de vingertoppen toot aan de oksel). Als je in het zadel zit kun je eventueel de beugels nog bijstellen.
3. De rijbaan
- De rijbaan
Een rijbaan bestaat uit 2 lange en 2 korte zijden. De afmetingen zijn 20x40 meter of 20x60 meter. Het pad langs de wanden heet de hoefslag. Ongeveer 1,5 meter van de wand ligt een tweede hoefslag, de binnenhoefslag.
De zijde van het paard die naar het midden van de rijbaan is gericht noemen we de binnenzijde, de andere zijde die naar de wand is gericht noemen we de buitenzijde. Op deze manier onderscheiden we ook de binnen - en buitenteugel, het binnen – en buitenbeen enzovoort.
Rijd je rechtsom dan rijd je op het rechterbeen, rijd je linksom dan rijd je op het linkerbeen.
- de rijbaanfiguren
Aan de rand van de rijbaan staan letters. Tijdens het rijden van allerlei manegefiguren kun je controleren of je het paard op de juiste manier kunt “besturen”. De manegefiguren werken ook als een goede gymnastiek voor de paarden. Hieronder zie je de manegefiguren.
- De rijbaanregels Als meerder mensen op dezelfde tijd de rijbaan gebruiken moet je rekening met elkaar houden. Een paar regels waaraan je je moet houden: - Als er niet op dezelfde wordt gereden, hebben ruiters die op de linkerhand (dus linksom) rijden voorrang - De hoefslag is de “hoofdweg” van de rijbaan. Als je hier langzaam rijdt, houd je iedereen op. Als je je paard bijvoorbeeld aan de lange teugel wilt laten stappen, ga je naar de binnenhoefslag. - Rijd nooit te dicht op een ander paard.
Hoofdstuk 3: voorbereidingen op de wedstrijden Als je wedstrijden gaat rijden is het erg belangrijk dat je je goed voorbereidt.
1. voorbereiding op het springen Om goed te kunnen springen moet je eerst een onafhankelijke zit hebben om met het paard te kunnen werken. Een goede oefening daarvoor is Cavalettiarbeid (cavaletti zijn houten bomen). Doordat het paard over de cavaletti moet stappen of springen, moet het gewicht op de rug van het paard niet te veel zijn. Daarom moet je een verlichte zit toepassen.
2. voorbereiding op dressuur Voor je een goed dressuur kan rijden ben je heel wat jaren bezig. Er zijn veel dingen waaraan je moet werken. Je moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat het paard goed naar je luistert. De goede houding en de juiste hulpen helpen je daarbij. Als je weet hoe de proef eruit ziet, ga je de proef uit je hoofd leren. Daarna met je paard oefenen, zodat je paard ook weet wat het ongeveer moet doen.
3. voorbereiding op het mennen Mennen is aangespannen rijden. Dat betekent dus dat je je paard(en) voor een rijtuig spant. Als je met mennen begint is het belangrijk dat je de handgrepen voor de teugels goed kent (dus hoe je de teugels vast houdt). Wanneer je de handgrepen goed kent, span je de paarden voor het rijtuig. Nu ga je dus werken met je paarden en zorgen dat ze naar jou stem en je hulpen luisteren.
Hoofdstuk 4: Wedstrijden
1. springen Na een goede voorbereiding en hard en veel trainen, ben je klaar voor de wedstrijden. Bij het rijden van springconcoursen zijn er vier klassen: - B (hoogte van de hindernissen maximaal 1 meter) - L (maximale hoogte 1,10 meter) - M (maximale hoogte 1,20 meter) - Z (maximale hoogte 1,30 meter) Het gaat erom dat een ruiter winstpunten haalt om in een hogere klassen te komen. De wedstrijden worden onderverdeeld in A – wedstrijden en in C – wedstrijden. Bij de A – wedstrijden gaat het vooral om de vaardigheid van het springen, bij de C – wedstrijden gaat het om de snelheid.
2. dressuurproef
Bij het rijden van een dressuurproef wordt er gekeken of de ruiter het paard onder controle heeft en of de oefeningen goed worden uitgevoerd.
Dressuurproeven worden verdeeld in korte oefeningen die elk een cijfer van 1 tot 10 krijgen. De manier waarop de oefening wordt uitgevoerd is het belangrijkste bij de beoordeling. Bij de beoordeling wordt gelet op:
- oefening bij de gevraagde letter wordt uitgevoerd
- geen tempo verlies als het paard door de hoek gaat
- geen hoeken afsnijden
- voltes rond en juiste afmeting
De dressuurproeven zijn onderverdeeld n vier klassen: B, L, M en Z. een ruiter start meestal in B. met winstpunten kan je in een hogere klasse komen.
3. mennen
Er kan op verschillende manieren worden deelgenomen aan wedstrijden:
- met een eenspan
- met een tweespan
- met een tandem (2 paarden in 1 tuig, achter elkaar)
- met een vierspan
Mennen wordt onderverdeeld in verschillende vormen:
- dressuur; hierbij gaat het om figuren rijden
- vaardigheid; hierbij gaat het om goede en snelle wendingen tussen obstakels door
- marathon; hierbij wordt er een terreinrit gereden
- concoursrijden; hierbij gaat het om de “keuring” van het paard, er wordt gelet op de houding en beweging van het paard
4. de kleding Bij het wedstrijd rijden zijn er kledingvoorschriften waaraan je je moet houden.
- springen
Ruiter, paard en harnachement moeten er schoon en verzorgd uitzien. De ruiter moet in ieder geval aan:
- rijlaarzen
- rijbroek
- overhemd
- das of plastron
- cap
Bij extreme hitte kan de jury beslissen dat het dragen van een rij-jasje niet verplicht is. Bij slecht weer kan de jury het dragen van een regenjas toestaan.
- dressuur
Ook bij dressuur moeten het paard, de ruiter en het harnachement er schoon en verzorgd uitzien. In ieder geval moet de ruiter aan:
- een zwart of donkerblauw rij-jasje
- een witte, beige of gele rijbroek
- een bijpassende witte, beige of gele stropdas of plastron
- een paar handschoenen
- een paar zwarte rijlaarzen
- een cap, hoge hoed of bolhoed
In de klassen B en L is het gebruik van een zweep en/ of sporen toegestaan. In de klassen M en Z zijn sporen verplicht en is een zweep verboden.
- mennen
Tijdens menwedstrijden dragen de heren een donker kostuum met stropdas. Als hoofddeksel dragen ze een bolhoed of een ander model vilthoed.
De dames dragen een mantelpakje met het liefst een lange rok, of een nette blouse en een lange rok. Zij dragen een hoofddeksel dat bij hun kleding past.
Voor dames en heren zijn handschoenen en schootskleed verplicht. Het schootskleed moet strak om de bovenbenen en de knieën zitten.
Nawoord Ik vond het erg leuk om dit werkstuk te maken. Ik wist al veel van de paardensport af, maar nu nog meer. Ik hoop dat degenen die dit gelezen heeft/ hebben er veel plezier mee hebben gehad.
Bronvermelding
Titel: Gids voor de ruiter: Cavalettiarbeid
Schrijfster: Jane Wallace
Uitgeverij: LRV
ISBN: 90-384-0786-6
Titel: Gids voor de ruiter: De dressuurproef
Schrijfster: Judy Cammaerts
Uitgeverij: LRV
ISBN:90-384-0788-2
Titel: Paard en paardensport
Schrijfster: Josee Hermsen
Uitgeverij: Lisse: Zuid Boekproducties
ISBN: 90-6248-838-2
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
dit vind ik niet niet duidelijk genoeg en ik vind het heel dom!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
12 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
hej,
zou ik jou mogen vragen welke school je zat want ik moet ook hier een werkstuk overmaken voor presies het zelfde vak en presies de zelfde vragen om te beantwoorden
11 jaar geleden
Antwoorden