De Romeinen

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 3340 woorden
  • 3 november 2011
  • 100 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
100 keer beoordeeld

Wat (en hoe) aten de Romeinen?
De Romeinen aten veel fruit maar in de winter was dat moeilijk, omdat het niet verbouwd werd, en je het voedsel niet lang kan bewaren. Er waren wel manieren om het voedsel wat langer te kunnen bewaren, zoals drogen, roken, inzouten of inmaken. Alles werd bewaard in grootte aardewerken potten. Toch aten veel Romeinen vaak bijna bedorven voedsel. Vandaar dat de Romeinen van sausjes hielden. Deze sausjes zorgden nog voor een aangename smaak. De Romeinen kenden geen aardappelen, sinaasappels, tomaten, citroenen, thee of koffie. In de morgen aten de Romeinen water en brood. Het middageten bestond uit vlees, vis, fruit en wijn. De Rijke Romein ging al om 2 of 3 uur \'s middags naar huis. Dan begon het diner, de hoofdmaaltijd. Het diner duurde vaak meerdere uren. Soms waren er vrienden uitgenodigd die mee aten. Men kleedde zich om voor het diner en men at liggend op een bank. De Romeinen gebruikten geen vorken, dus moesten de handen regelmatig gewassen worden.


Wat deden de Romeinen in hun vrije tijd?
Als de Romeinen wat vrije tijd over hadden dan gingen ze verschillende dingen doen. Vooral om zichzelf te vermaken. Ze gingen bijvoorbeeld naar een badhuis. Ook gingen ze vaak naar Circus Maximus. Dat is een circus in Rome. Daar werden paardenraces gehouden. De meeste kwamen alleen maar om te kijken, alleen de rijke mensen hadden geld om te wedden. Degenen die er geld voor hadden konden wedden op het team dat volgens hen zou winnen Elk team had een menner die bestuurde paard en wagen. Aan een wagen zaten meestal 4 paarden. Mennen was vreselijk zwaar werk. En gevaarlijk bovendien. Een wedstrijd duurde zeven rondes. Wie won, werd als een held behandeld. Maar veel menners haalden de eind streep niet. De wagen ging kapot of de paarden steigeren. Maar de Romeinen vonden het prachtig.

Veel Romeinen gingen naar het Colloseum, een amfitheater. Het programma bestond uit drie delen. Eerst kwamen de wilde dieren. Die werden met heel veel tegelijk uit allerlei landen gehaald. Ze moesten tegen elkaar vechten. Daarna moesten (dat waren vaak slaven) mensen tegen de wilde dieren vechten. En tot slot vochten mensen tegen elkaar. Er werd net zolang gevochten tot er doden vielen, zowel bij de dieren als bij de mensen.
De Romeinen gingen ook naar een gewoon theater. Griekenland hoorde ook bij het Romeinse Rijk. Veel Griekse slaven werden acteur in Rome. De Romeinen bedachten een nieuwe vorm van toneelspelen, de pantomime. De theaters zaten altijd vol. Want ook dit was gratis. Vrouwelijke acteurs kenden de Romeinen niet. De rollen van vrouwen werden ook door mannen gespeeld. Dat kon best, want alle acteurs droegen een masker. Vrouwen hoorden geen toneel te spelen, vonden de Romeinse mannen. Alles moest er zo echt mogelijk uit zien en dat was ook wel terug te zien. Want als er in het script stond dat ze moesten vechten dan zag je ook echt bloed.


Wat deden de romeinse kinderen thuis, en waar speelden ze mee?
Bij de Romeinen werden veel kinderen als slaaf geboren. Op de leeftijd van 6 of 7 jaar, moesten ze al werken. Bijna niemand ging naar school, ook de kinderen niet die niet zo heel erg arm waren. Ook zij moesten hun ouders helpen bij hun werk. Toch kregen een paar rijke kinderen les. Ze kregen les van hun vader of moeder of van een huisleraar, maar meestal was de leraar een Griekse slaaf. Ze kregen les in rekenen en lezen en schrijven in het Latijn en Grieks. Als dat lukte, moesten de kinderen stukken uit boeken uit hun hoofd leren. Als je fouten maakte of niet oplette, kreeg je erge straf.
Ze schreven op een houten plankje met een dun laagje was erop. Veel mensen denken dat kinderen vooral mee moesten helpen met het werk van hun ouders en de tijd die ze naast dit werk overhadden naar school moesten. Dit is echter niet zo. Romeinse kinderen hadden ook de beschikking over opvallend veel soorten speelgoed. Veel speelgoed waar de kinderen tegenwoordig mee spelen, daar speelden was tali, een bikkelspel, heel populair. Dit werd zelf door volwassenen graag gespeeld. Het was een soort dobbelspel met botjes. Botjes van de hielbeentjes van schapen en geiten werden gebruikt als bikkels. De bedoeling van het spel is dat je een van tevoren afgesproken handelingen uitvoert, nadat je een balletje omhoog hebt gegooid. Als de handelingen klaar zijn moet je het balletje weer vangen.
Ook zijn bikkels uitermate geschikt voor gokpelletjes vanwege de onregelmatige vorm van de botjes. Vaak worden de gokspelletjes met bikkels verbonden met volwassenen.

Romeinse kinderen hadden ook schommels, wipplanken, vliegers, hoepels en poppenhuizen om mee te spelen. Meisjes speelden ook met houten poppen die scharnieren in armen en benen hadden. Deze popen zijn er alleen in vrouwelijk figuur. Spelen met een pop is een kinderversie van het zorgen voor personen. Dit is een typisch vrouwelijke bezigheid. Als de meisjes 14 jaar worden, worden de poppen gewijd bij het huwelijk als teken van het einde van de kindertijd van de meisjes.
Er is geen reden om aan te nemen dat alleen rijke meisjes (in Rome) met poppen speelden. Er zijn poppen gevonden in graven uit verschillende jaartijden. Men kan erg precies het jaartal vaststellen, omdat bij de datering is gekeken naar het kapsel van de pop. Dit kapsel werd vergeleken met de kapsels van keizerinnen op munten. De poppen volgen namelijk altijd de trend van het moment.
Beweegbare poppen behoren tot het belangrijkste speelgoed in de Romeinse Tijd.
de Romeinse kinderen ook mee.

Ongeveer een derde van de Romeinse bevolking was kind.
Kinderen kunnen verdeeld worden in drie leeftijdsgroepen. Kinderen in de eerste leeftijdsgroep, kinderen van nul tot zeven jaar, werd de infantia genoemd. Ze kunnen vanaf de leeftijd van 6 of 7 jaar beginnen met leren of werken en gaan voor het eerst naar school. In de tweede leeftijdsgroep, jongens tot 12 jaar en meisjes tot 14 jaar, werden puerita genoemd. In deze eerste twee leeftijdsgroepen hadden de kinderen nog genoeg tijd om te spelen naast het leren of werken. Vanaf, bij de jongens 12 jaar en bij de meisjes14 jaar, gaan de kinderen over tot volwassenheid. Al hun symbolen uit de kindertijd worden geofferd.

Ballen werden zowel door volwassenen als kinderen gebruikt. Ook werden ze professioneel gebruikt, bijvoorbeeld door jongleurs of om mee te voetballen.
De ballen uit de Romeinse tijd zijn goed bewaard gebleven, voornamelijk in Egypte. Meestal zijn deze gemaakt van textiel of leer voor de buitenkant, en haren voor de opvulling.

Knikkers stammen ook al uit de Romeinse tijd, maar komen wel uit latere periodes. Eerst werken noten als knikkers gebruikt. Kinderen maakten een kuiltje in de grond en vanachter een lijn was het de bedoeling dat je je knikker in het kuiltje gooide.
Walnoten waren de meest gangbare noten die werden gebruikt.

Speciaal voor de Romeinse jongens waren er ook speelgoedwapens en stokpaarden. Zo konden ze de strijd naspelen en, zoals de pop voor de meisjes een voorbereiding is op het verzorgen vaan haar eigen kind later, is het wapen en het stokpaard voor de jongen een soort van voorbereiding op misschien zijn ‘carrière’ in het leger.

Uit al deze soorten speelgoed valt wel te concluderen dat kinderen van nu nog steeds met speelgoed spelen waar Romeinse kinderen ook mee speelden. Sommige dingen veranderen, verbeteren, evolueren, maar speelgoed is voor alle tijden. Natuurlijk is ons speelgoed van andere materialen gemaakt, en vaak ook wat kindvriendelijker (minder scherpe kantjes). Toch zie je duidelijk de overeenkomsten.


Waarom hadden de Romeinen een badhuis?
Er is geen volk in de geschiedenis dat zoveel tijd en aandacht heeft besteed aan de hygiëne en het verzorgen van het lichaam als het Romeinse volk. Bijna alle steden hadden badhuizen; ook wel ‘thermen’ genoemd. Dit waren openbare gebouwen. Deze thermen waren erg belangrijk voor het Romeinse volk en ze werden dan ook vaak bezocht. De badhuizen waren zowel in de zomer als in de winter geopend. In die tijd hadden ze geen klok die de tijd aangaf. Ze maakten toen gebruik van een zonnewijzer. Deze zonnewijzer gaf aan hoe laat het was en wanneer het badhuis geopend was. Dat was elke dag omstreeks 12 uur, maar soms ook pas om 2 uur ‘s middags. Een slaaf kondigde dan aan dat het bad geopend was. De badhuizen waren vaak tot laat in de avond open. Dit kan men vaststellen, omdat er met de opgravingen zo ongeveer 1328 lampen zijn gevonden.
Mannen en vrouwen gingen nooit tegelijk in hetzelfde bad. Dat was onmogelijk en ondenkbaar. Daarom waren er verschillende openingstijden en sommige badhuizen hadden een aparte vrouwen en mannen afdeling.
In het badhuis had je vroeger verschillende soorten baden. Wanneer een bezoeker aankwam in het badhuis, liep hij door het portaal met zijn rode en gele muren naar binnen toe. Daarna ontkleedde men zich in een van de kleedkamers, die ook wel apodyterium genoemd worden. De slaaf pakte de kleren aan en daarna liep en langs de standbeelden van de goden die hem voor kwade invloeden moesten behoeden, wanneer men naakt was.
Daarna kwam hij bij het koudste bad aan, het frigidarium. Men nam hierin een duik om snel af te koelen. Vervolgens ging je naar de eigenlijke baden. Hij nam een bad in het lauwe water bad, het tepidarium. Hier bleef je dan wat langer in het water liggen.
Als laatste ging de bezoeker naar het heetste bad, het caldarium. Dit was een bad met dampend water en hier kon men zich goed in ontspannen.
Wanneer hij uitgebadderd was, ging men naar een van de zijkamertjes om het lichaam te verzorgen. Men ging zich scheren, ontharen, parfumeren en liet zich masseren. Dit werd voornamelijk door negers gedaan. Dit was het toppunt van ontspanning. Als de bezoeker genoeg had van de massage, ging hij weer naar het caldarium, waar hij ook gemasseerd kon worden met olie en reukwater. Een koud bad en een laatste massage voltooiden de behandeling. Bij sommige badhuizen, was daarnaast een bibliotheek. Hier kon de bezoeker zich na de behandeling dan terug trekken om rustig te kunnen lezen.
De badhuizen uit de Romeinse tijd, hadden een uniek verwarmingssysteem; ook wel hypocaustum genoemd. In de verwarmingsruimte stonden vier grote ketels: een voor koud, een voor lauw en een voor heet water. Dit water werd dan naar de baden gebracht. In de vierde ketel werd het water aan de kook gebracht. De damp circuleerde onder de vloeren en tussen de muren van het badhuis. Op die manier werden de muren en de vloeren verwarmd. Deze manier van vloerverwarming kenden de mensen al zo’n 100 jaar v. Chr. Dit systeem werd ook wel een in privéhuizen toegepast.
In het badhuis waren altijd personeelsleden aanwezig. Deze mensen hielpen ouderen, mensen die slecht ter been waren en gehandicapten met het nemen van een bad. Ook mensen die niet in bad mochten, werden geholpen met het wassen. Verder waren er de capsarii. Deze bediendes borgen je kleren netjes op in de kleedkamer. Alipili waren kappers of haarplukkers die in de badhuizen rondliepen. Een belangrijk gebruik was het insmeren van je lichaam met olie en vervolgens het vuil met de olie van je lichaam af te schrapen. Aliptae hielpen je hierbij. Ook het masseren van badgasten hoorde erbij. Dit werd dan gedaan door de tractatores. Vaak waren de mensen die anderen hielpen slaven. Het schoon houden van de badhuizen was een taak van de slaven, evenals het stoken van de verwarmingsketels.
Wat was de bouwstijl van de Romeinen?
Er waren drie verschillende soorten huizen waar de Romeinen in leefden. De rijke mensen woonden in de stad in een domus. Dit was vaak een luxe en groot huis. Op het platteland woonden de rijkere mensen in een villa. Dit waren grote boerderijen met vaak veel slaven die o.a. de dieren verzorgden. Ook werkten ze op het land, plukte olijven en persten de druiven.
De armere mensen woonden in een huurappartement, een cenaculum. Deze appartementen konden vrij groot en luxe zijn, maar konden ook uit maar uit één kamer bestaan. De appartementen bestonden uit een drie verdiepingen. Op de begaande grond waren winkeltjes en stadsherbergen. Omdat de mensen die in een appartement woonden, geen keuken hadden, aten ze daar. Op de eerste verdieping woonden mensen. Deze huizen waren qua luxe en faciliteiten gemiddeld. Je had vanuit de ramen een mooi uitzicht. Op de tweede en hoogste verdieping woonden de alle armste mensen. Deze kamers waren vaak van hout en dus niet veilig wanneer er bijvoorbeeld brand uitbrak.
Alleen de rijke mensen hadden een eigen toilet. De meeste mensen die in een appartement woonden, deelden het toilet met elkaar. Ook hadden de Romeinen olielampen. Bij opgravingen zijn er vele soorten gevonden.
De Romeinen hadden in die tijd geen tapijten zoals wij die nu kennen. Wel hadden sommige huizen kleine kleden die op de vloer lagen en de luxere huizen hadden mozaïeken in de vloer. Deze werden op een speciale manier gemaakt. Eerst werd er een laagje gips over de vloer uitgesmeerd. Daarin drukte men kleine, gekleurde steentjes in een bepaald patroon. Vervolgens werden de randjes opgevuld met gips. Wanneer het gips was opgedroogd, had je een mooie mozaïek.
De Romeinen hadden zeer veel verschillende soorten meubels. Van groot tot klein, van populair tot praktisch. Ook hebben de Romeinen de voorloper van onze centrale verwarming uitgevonden. In de kelder van het huis stond een soort haard die aangestoken en in de gaten werd gehouden door slaven. De hete lucht (rook) werd onder de vloeren van het huis geleid, zodat die warm werden. Op die manier konden de Romeinen hun huizen verwarmen. Of ze ook de temperatuur konden regelen, weten de archeologen (nog) niet. Deze methode werd ook in de badhuizen gebruikt.


Wat is verschil tussen de kleren, en de manier van dragen nu, en vroeger?
Kleding en uiterlijk waren heel erg belangrijk voor de Romeinen. Je kon aan de kleding van een persoon zien uit welke laag van de bevolking hij of zij kwam.
Arme burgers en slaven droegen eenvoudige kleding van goedkope stof. Rijke burgers droegen de laatste mode om aan iedereen hun plaats in de samenleving duidelijk te maken.
De mode veranderde steeds en ging snel voorbij. Een voorbeeld hiervan is het verschil tussen de kleding die men aan het begin van het keizerrijk droeg en kleding die wat later werd gedragen.
De mannen droegen aan het begin van het keizerrijk vaak een tuniek en een toga. Een toga is een halfwollen kleed en de mannen moesten worden geholpen om hem om te doen. Aan de kleur van de toga kon men verschillende mensen herkennen. De burgers hadden een gewone witte toga, de ambtenaren een witte met een paarse rand en mannen die in de rouw waren droegen een witte met een zwarte rand. Later hadden mannen een colobium aan. Dat is een linnen tuniek met korte mouwen die tot op de knieën reikte. Men had altijd een riem om de colobium, want mannen die dat niet hadden werden als slordig bevonden.
De vrouwen droegen eerst een stola en een palla. Een stola is een lang kleed met een riem en daaroverheen hadden ze een palla. Een palla is een omslagdoek die als een sjaal rond het hoofd werd gedragen. Later droegen vrouwen een dalmatica, dat is een tuniek met lange mouwen en tot op de enkels. Hij kon van wol zijn, maar ook van zijde of linnen. Vaak was hij versierd met brede paarse strepen of clavi.
De kleding van kinderen lijkt heel erg op volwassenen. Alleen droegen kleine jongens toga met een gekleurde rand. Als zij zestien werden kregen zij tijdens het overgangsritueel een hele witte toga, deze symboliseerde de volwassenheid.
Er waren allemaal soorten schoenen. De vrouwen droegen elegante sandalen, de mannen droegen crepida, ook een soort sandalen. De boeren droegen carbatina, een soort dichte schoenen waarmee ze goed op t land konden werken. De soldaten droegen met ijzerbeslagen schoenen, zodat die niet zo snel sleten. Verder hadden ze een soort pantoffels (socci) die ze in huis droegen.
Ook werden er sieraden gedragen. Dure sieraden werden gemaakt van goud en zilver en van gepolijste saffier en granaatsteen. Goedkope sieraden werden gemaakt van brons en glas. Ringen werden door mannen en vrouwen gedragen en men droeg broches om de kleding bij elkaar te houden. Door vrouwen werden vaak ook nog prachtige kettingen en armbanden gedragen. De kinderen droegen tot
hun zestiende een bulla, dat is een amulet dat onheil zou afwenden.
Men droeg ook make-up. Voor de mannen en vrouwen was het belangrijk om een blanke huid te hebben. Dit betekende dat je rijk was en dat je niets zelf hoefde te doen.
Om een blanke huid te krijgen werden de gezichten vaak gepoederd met kalkpoeder of loodwit. De vrouwen gebruikte verder rode wijn om de lippen roder te maken en rouge voor de wangen. Er werd met zwarte as een lijntje rond de ogen getrokken en de wenkbrauwen werden ingekleurd met de as.
Ook werden oneffenheden van de huid onzichtbaar gemaakt door zelfklevende stof of splenia.
Ook de kapsels veranderden in de loop van de tijd, voor de vrouwen werden ze steeds uitbundiger en ze gebruikten zelfs haarstukjes en pruiken om zo nog meer krullen te krijgen. Mannen droegen meestal een simpele, witte tunica. Bij de rijkere mannen was deze vaak versierd, bijv. met laagjes bladgoud. Ringen waren verder de enige sieraden die de gemiddelde Romeinse man droeg. Met deze ringen werden goede manieren uitgedrukt. 1 ring betekende dat de drager gewone goede manieren had. Natuurlijk deden er wel een paar mannen aan extra goede manieren, en die droegen 2 tot wel 16 ringen. Haarstijlen veranderden vaak met de tijd. In het begin van de Romeinse tijd hadden de Romeinen lang haar en baarden. Narmate de tijd vorderde, begonnen ze de baarden en lange haren af te scheren, en hadden ze een tijd lang korte haren en heel korte of geen baarden. Maar toen ook die tijd langzaam voorbij ging, begonnen de Romeinen weer baarden te kweken en lieten ze hun haar weer groeien.

De Romeinse vrouwen droegen net als de mannen tunica’s. Daarnaast hielden de rijkere vrouwen er heel erg van zichzelf op te maken en te versieren met oorbellen, kettingen, armbanden, en ringen.

Parels waren zeer geliefd. Ook verfden ze soms hun haar met een primitief mengsel van kleurstoffen, meestal in een rood – gouden kleur. Als dat niet lukte gebruikten ze ook pruiken om hun haar er goed uit te laten zien. Soms rechtop, met pieken, (net als de punkers van tegenwoordig) of sterk krullend, met versierde haarspelden. Het schoeisel was van leer gemaakt, maar in huis droegen de vrouwen, net als de mannen, doodgewone sandalen.

De kinderen droegen, hoe verrassend, tunica’s, die tot hun knieën reikte. Bij jongens was deze enigszins versierd, als teken dat ze nog niet echt bij de burgergemeenschap hoorden, maar als ze 16 of 17 jaar waren hoorden ze bij de burgers, en waren ze volwassen. Vooral in de steden was dat een groot feest. Op zijn 16e of 17e verjaardag deed de jongen zijn kindertunica uit, en een gewone tunica aan, door zijn vader aangegeven. De nieuwe Romein werd de hele dag gevierd, en de avond werd afgesloten met een groot feestmaal.
De meisjes droegen een speciale tunica, die ze aanmoesten als ze naar buiten gingen. Deze reikte tot de enkels, en moest voorkomen dat de meisjes zich erg vuil maakten.
De Romeinse kinderen droegen allemaal een speciaal medaillon om hun nek, dat ze al gekregen hadden vanaf hun geboorte. Er zat een amulet in dat ze moest beschermen tegen het kwaad. Het werd gedragen om de nek, met een koordje of een ketting. Meisjes droegen het medaillon tot hun huwelijksdag, waarop het medaillon opzij werd gezet bij alles dat deel uitmaakte van haar jeugd, zoals haar speelgoed. Jongens droegen hun medaillon tot ze volwassen waren. Maar de medaillons van jongens werden altijd zorgvuldig bewaard. Een jongen moest soms zijn medaillon opnieuw dragen, bijvoorbeeld als hij succesvol was geworden in het leger, en een briljante generaal was geworden. Tijdens zijn triomftocht goden.moest hij het medaillon opnieuw dragen, om zich te beschermen tegen de jaloezie van de mensen of de

REACTIES

H.

H.

goed werkstuk

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.