De Rederijkerstijd 1450-1550

Beoordeling 4.5
Foto van Simon
  • Werkstuk door Simon
  • Klas onbekend | 1499 woorden
  • 19 februari 2000
  • 58 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
58 keer beoordeeld

Inleiding De rederijkerstijd was een overgangsperiode. De middeleeuwen waren afgelopen en de Renaissance was nog niet begonnen. In deze periode verandert er veel, vooral de maatschappelijke structuur. Er was niet meer sprake van een feodaal systeem (zie 1e deel literatuurgeschiedenis). Al de edelen worden vervangen door een paar hertogen en deze hertogen waren de baas over een groot stuk land. Als het ware 1 hertog per provincie. Grote hertogen, veel land. Ook steden worden groter. Boeren zijn geen outsiders meer, maar worden een beetje \'burgers\'. Vooral in Belgie kreeg je grote steden, echte handelscentra. Veel mensen kwamen hierop af, veel handelaren en mensen die een baan zochten. Voorbeeld: Antwerpen. Zo rond 1400 woonden er 500 mensen. Zo rond 1500 waren dat er 50.000 en omtrent 1560 woonden er 100.000 mensen. In deze grote steden kregen handelaren grote huizen, maar er ontstonden ook veel krottewijken. Grote stedelijke burgerij. Er ontstond een grote kloof tussen rijken en armen. Er was veel handel in goederen. Voorbeeld: Jij maakt mijn schoenen ik jouw brood. In deze periode ontstond geld. Ook kwamen de 1e ontdekkingsreizen. Columbus en zo. Ze ontdekten landen om handel mee te drijven. Het kompas werd uitgevonden. Rond 1450 werd de boekdrukkunst uitgevonden, waardoor er makkelijk pamfletten werden gemaakt. In deze tijd waren er zowieso veel uitvindingen.

Rederijkerskamers In de steden gingen mensen met dezelfde beroepen bij elkaar wonen. Beroepsgroepen verenigden zich in Gilden. Dit is een soort vakbond. Het gilde van dichters en schrijvers heet de Rederijkerskamer. Rijkere mensen hadden tijd voor poezie etc. Rederijkers kamer had een bestuur en regels en stelde eisen aan zijn leden. De voorzitter was een \'ere\'baantje en werd \'prince\' genoemd. Factor: was een professionele schrijver en gaf les aan de leden van de rederijkerskamer. Hij zorgde ervoor dat de kwaliteit goed bleef. Ook had elke rederijkerskamer een penningmeester etc. Iedere rederijkerskamer had een wapen=blazoen en en spreuk=devies. Voorbeeld: De eglantier (uit Amsterdam), Blazoen: Rozenstruik met bloedende christus. Devies: In liefde bloeyende. Het devies gaf het karakter van de Rederijkerskamer aan. Typisch voor die tijd was dat schrijven niet iets was waar je talent voor moest hebben, of inspiratie, maar schrijven kon iedereen. Het werd gezien als bijv. timmeren, je kon het leren. De redeijkerskamers traden veel op in het openbaar. Ze dienden de gemeenschap en maakten veel gelegenheidsgedichten, voor bijv. een begrafenis of zo.

Schakel van de middeleeuwen naar de Renaissance Mensen werden kritisch, ze raakten meer betrokken bij wat er in die tijd gebeurde. Ze gingen dus ook meer schrijven. Dit gaf een goed beeld van die tijd. Er werd tegen kunst opgezien en er werden allerlei ingewikkelde vormen van dichten uitgeprobeerd (zie ook x-tra A4tje). Ze bereidden individualisme+kunstideaal van de Renaissance voor. Door het betrekken van het grote publiek door de Rederijkerskamers maakten ze hun kunsttak groter. De mensen werden vermaakt en leerden dingen. Rederijkers waren progressieve mensen. Ze waren betrokken bij het leven, van een stad bijv. Via gelegenheidsgedichten probeerden ze dingen waar zij achterstonden te promoten. Omdat de Rederijkers altijd open stonden voor nieuwe dingen raakten ze betrokken bij de opstandelingen. Toen de rederijkers de kant van de opstandelingen kozen probeerden het stadsbestuur, dat eerst hun werk had gebruikt om de stadsideeen te promoten, de rederijkers tegen te werken. Dit omdat de rederijkers veel invloed hadden op de maatschappij en zij hierdoor het stadsbestuur af zouden zetten. Veel rederijkers gingen ondergronds.

Toneel Rederijkerstoneel had een groot publiek. Met het Rederijkerstoneel kon je het grote publiek jouw idealen overbrengen. De analfabeten werden met toneel ook bereikt. Er waren verschillende genres: Esbatementen. Een soort klucht (zie 1e deel literatuurgeschiedenis). Platte humor. Soms sprookjesachtig en humoristisch. Voorbeeld: Esbatement van den Appelboom: De boer met veel pech. God helpt maar zegt als je appels plukt dan ben je voor de duivel. De boer gaat naar de hemel. Humoristisch. Moraliteit. Naast, in plaats van de gewone personages, mensen die ergens voor staan. Zinnebeeldige figuren, zoals: de jaloezie, het verstand, de liefde. Het had een diep verhaal. Deugd wint, natuurlijk. Voorbeeld: Elckerlije. Mirakelspel/heiligenspel. Een dramatisering. Een heilige die dood werd gemaakt, of iemand die wonderen meemaakte. Voorbeeld: Mariken van Niemeghen Mariken van Niemeghen Een aantal dingen typisch voor een Mirakelspel/heiligenspel en die je moet onthouden bij het lezen van de samenvatting: De duivel kon je echt tegenkomen. Hij of zij had alleen telkens een andere gedaante. Met hem/haar/het dier was altijd iets mee mis, waaraan je kon zien dat het de duivel was: uitgezworen oog, klompvoet, boggel. Poorten van een stad gaan s\'avonds dicht en buiten de poorten leeft al het gespuis. Lucifer was de gevallen engel, de duivel. Er waren 7 vrije kunsten, namelijk: Rethorica, muziek, logica, grammatica, geometrie, arithmetica en alchemie. Emmeken-motief=De duivel veroverd een vrouw en wil niet dat ze nog maar iets met Maria te maken heeft. Dan verandert ze haar naam van Marieken tot Emmeken. Zo heeft ze toch nog een dunne band met God/Maria zodat het haar later nog kan worden vergeven. Ze heeft nog iets waaraan ze kan onthouden dat ze Marieken heet. Er is een refrein, dat is typisch rederijkers. Ook is er een stockregel, een regel die alles samenvat. Er is een bepaalde strofelengte en een rijmschema. Het verandert makkelijk van tijd en plaats, wat typisch middeleeuws is, maar het gedicht is typisch rederijkers. Wagenspel is een groep mensen die een toneelstuk op een wagen opvoeren en daarmee door het land trekken.

Samenvatting Marieken gaat boodschappen buiten de poort doen, ze kan niet op tijd terug zijn voordat de poorten sluiten. Dus gaat ze naar haar tante. Maar haar tante wil haar niet binnen hebben (de tante is bespeeld door de duivel) en dus gaat Marieken buiten de poorten slapen. Dit is heel bijzonder dat een vrouw zich van het gespuis van buiten de poorten niks aantrekt. In het bos wordt ze bepraat door de duivel. Ze verkoopt haar ziel in ruil voor het leren van de 7 vrije kunsten. Haar tante komt tot zich zelf en beseft wat ze heeft gedaan, ze pleegt zelfmoord. Marieken mag haar naam niet houden van de duivel, zeker niet omdat het teveel lijkt op Maria. Dus verandert Marieken haar naam in Emmeken en houd zij de band met God. Na 7 jaar bij de duivel ziet Emmeken een wagenspel en herkent zichzelf daarin, opeens krijgt ze spijt van wat ze heeft gedaan. De duivel tilt haar heel hoog en laat haar vallen, maar ze is niet dood. Ze is nu wel van de duivel af. Emmeken, nu weer gewoon Marieken gaat naar de paus en vraagt om vergiffenis. Al haar zonden worden vergeven, als ze zo lang met ijzere ringen om haar hals en armen en benen heeft rondgelopen dat ze zijn versleten. Dit doet ze en dan is ze weer zo vrij als een vogeltje.

Open Rederijker stonden, zoals eerder gezegd, heel erg open voor andere dingen, daarom waren zij overal als 1e mee. 2 belangrijke mensen die ook de kant van de opstandelingen/protestanten kozen, waren: Luther-uit Duitsland
Calwijn-uit Zwitserland , Beiden waren het monikken
Luther vond dat de bijbel vertaald moest worden, zodat iedereen deze kon lezen. De kerk verdraaide namelijk weleens dingen. Hij werd een ketter en uit zijn functie gezet. Calwijn was ook zo, alleen dan typisch nederlands. Filips II, koning van Spanje was katholiek. Hij wilde ervoor zorgen dat het katholicisme in \'Nederland\' de baas werd. In \'Nederland\' waren veel ketters/protestanten. Dit leidde tot wat de 80-jarige oorlog werd genoemd. Filip onderschatte de ketters. Hij dacht door veel Spanjaarden naar Nederland toe te sturen die ketters wel in de pan te kunnen hakken. De rederijkers zijn hier ook bij betrokken en kozen de kant van de opstandelingen/ketters/protestanten. Toen ontstond de strijdliteratuur. In 1450 werd de boekdrukkunst uitgevonden waardoor er gemakkelijk een heleboel pamfletten konden worden gemaakt om mensen op te roepen om te strijden. Er waren hier 2 trendsetters, Anna Bijns, zij was katholiek en tegen de opstandelingen. Marnix van St. Aldegonde, hij was voor de opstandelingen. Bijna al de opstandelingen en zaten in het noorden. Al de slimmen gingen namelijk naar A\'dam en deze mensen stonden open voor nieuwe dingen dus ook voor ketters. Er waren ook geuzen, zij ontzetten een stad. Als voorbeeld had je de watergeuzen, zij deden het via het water. En zij schreven het geuzenboek.

Het Wilhelmus van Nassouwe Het Wilhelmus van Nassouwe was er om mensen te steunen, op de been te houden. Het was om te laten zien dat Willem van Oranje de goede was. Hij was de koning van Spanje niet trouw, maar de grote koning, God, wel. Het had dus een dubbel doel: 1 de bevolking moed inspreken, 2 de opstand tegen de Spaanse koning verdedigen met het argument dat God meer gehoorzaamd moet worden dan de koning. De eerste letter van iedere strofe vormen samen Wilhelm van Nassou, Het is dus een acrostichon of naamgedicht. Het was een typisch rederijkersgedicht, want de man die het heeft geschreven probeerde de mensen zijn idealen voor te schotelen en het was een ingewikkelde dichtersvorm. In 1932 werd het het volkslied van Nederland.

REACTIES

H.

H.

heej,

Ik zag dat je een werkstuk had gemaakt over de rederijkers...en een deel van mij hebt overgenomen...
Heb je een goed cijfer gehad?
Groetjes hannah

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Simon