Rembrandts eerste jaren
Rembrandt werd geboren op 15 juli 1606 in Leiden. Rembrandts vader Harmen was mede-eigenaar van de molen De Rijn. Naar die molen noemde hij zich: Van de Rijn of de Rijn. De molen stond op de wal van de stad. De molen was niet geschikt om in te wonen. De familie woonde in een huis daar vlakbij, in de Weddesteeg. Rijk waren de ouders van Rembrandt niet, maar ze waren ook niet arm. Rembrandt was op een na de jongste van negen kinderen. Hij zat van zijn 7de tot zijn 14de jaar op de Latijnse school. Rembrandt leerde daar Latijn lezen en schrijven. Daarna ging hij naar de Leidse Universiteit. Hij ging daar ‘letteren’ studeren. Maar er is van studeren niet veel gekomen. Al gauw in 1621, verliet Rembrandt de universiteit. Hij werd leerling bij schilder Jacob van Swanenburch, die ook in Leiden woonde. Rembrandt bleef er 3 jaar. Toen ging Rembrandt naar Amsterdam om een half jaar les te nemen bij schilder Pieter Lastman. Die schilderde vooral taferelen uit de Bijbel en uit de Griekse en Romeinse godenwereld. Na dat halfjaar bij Pieter Lastman vond Rembrandt zijn opleiding voltooid. In 1625 vestigde hij zich als een zelfstandig schilder in Leiden. Rembrandt was toen 19 jaar.
Rembrandt leert voor kunstenaar
In de tijd van Rembrandt,de zeventiende eeuw (1600-1700), waren er nog geen speciale scholen om voor kunstschilder te leren. Je moest toen op zoek naar een leermeester, een kunstenaar die jou het vak kon leren. Een leerling mocht in het begin alleen maar klusjes doen in de werkplaats van de meester. Verf maken bijvoorbeeld. Dat was best wel veel werk. Er bestond nog geen kant-en-klare verf uit tubes. Eerst moest de leerling de stoffen fijn malen. Voor bruine kleuren was bijvoorbeeld aarde nodig. En voor zwart verbrande botten uit het slachthuis. Als de kleurstof heel fijn gemalen was, mengde de leerling deze met olie. Zo ontstond een dikke pasta, de verf. Behalve verf maken, moest de leerling de spullen klaarleggen voordat de meester aan het werk ging. De penselen moesten mooi schoon zijn. En de verf moest klaar zijn voor gebruik op het palet. Op dit houten plankje mengde de kunstenaar de verf. De leerling zette ook het schildersdoek klaar op de speciale standaard voor schilderijen, de ezel. De leerling mocht tussendoor oefenen in tekenen en schilderen. Er waren boeken waaruit hij plaatjes kon natekenen. Soms had een leermeester schilderijen die een leerling na moest maken. Er werd soms een model ingehuurd om na te tekenen of te schilderen. Als een leerling veel geoefend had, werd hij assistent. Dan mocht hij meewerken aan de schilderijen van de meester.
Rembrandt wordt bekend
De zeventiende eeuw werd in Nederland ook wel de Gouden Eeuw genoemd. In die tijd werden veel mensen rijk door de handel. Deze mensen lieten graag een portret van zichzelf maken. Foto’s bestonden nog niet. Een portret moest je laten schilderen. Dat kostte veel tijd en was ook heel duur. Veel mensen in Amsterdam konden dat wel betalen. Rembrandt ging ook portretten schilderen. Zijn vriend Hendrick van Uylenburgh hielp hem aan klanten. Hendrick was kunsthandelaar in Amsterdam. Hij kende veel rijke mensen, die bij hem schilderijen kochten. Voor een portret stuurde hij ze naar Rembrandt. Dat ging zo goed, dat Rembrandt in 1631 besloot om naar Amsterdam te verhuizen. Daar woonde hij eerst een tijdje bij Hendrick in huis. In 1632 krijg Rembrandt een heel belangrijke opdracht. Hij mocht de anatomische les van dokter Tulp schilderen. In een anatomische les leren studenten die dokter willen worden hoe het lichaam van een mens werkt. Om dat te laten zien, snijdt een dokter het lichaam van een dood mens open. Dokter Tulp, de dokters die de les volgden en natuurlijk de dode man zouden op het schilderij komen. Zo’n schilderij van een groep mensen noemen we een groepsportret. Bij een groepsportret is het vooral belangrijk dat iedereen er goed opstaat. Op veel van die schilderijen stonden de mensen netjes naast elkaar. Rembrandt schilderde de anatomische les heel anders. Het is net alsof de dokters niet merken dat ze geschilderd worden. Ze zijn helemaal verdiept in de les.
Het ging steeds beter met Rembrandt. Hij kreeg veel opdrachten en verdiende goed. Rembrandt werd ook verliefd. Op Saskia, het nichtje van Hendrick van Uylenburgh. In 1634 trouwden ze. Saskia kwam uit een rijke familie. Rembrandt werd ook steeds rijker. En wie rijk was, moest in een duur huis wonen, vond hij. Daarom kocht hij in 1639 een groot huis aan de rand van Amsterdam. Bijna €6000 kostte het. Dat was in die tijd heel erg veel geld. Rembrandt betaalde het huis niet in een keer. De afspraak was dat hij het in de loop van de jaren zou betalen, beetje bij beetje. Het huis bestaat nog steeds. Het is nu een museum: Museum Het Rembrandthuis.
Saskia
Op 22 juni 1634 trouwde Rembrandt in de protestante kerk van Sint Annaparochie met Saskia van Uylenburgh. Zij was het nichtje van Hendrick van Uylenburgh, bij wie Rembrandt in huis woonde. Saskia kwam uit Leeuwarden. Zij kwam uit een nette familie: haar vader was tweemaal burgemeester van die stad geweest. Saskia en Rembrandt bleven het eerste jaar van hun huwelijk bij Saskia’s oom (Hendrick) inwonen. In 1635 werd hun eerste kind geboren, een jongen die Rombartis heette. Hij bleef niet lang in leven. Na 2 maanden stierf hij. In 1638 werd hun eerste dochter geboren, zij heette Cornelia. Zij stierf na enkele weken. In 1640 werd nog een dochter geboren. Zij werd ook Cornelia genoemd. Ook zij stierf al na enkele weken. Maar in 1641 kregen Rembrandt en Saskia weer een zoon. Die noemden ze Titus. Hij bleef wel in leven. Acht maanden nadat Titus werd geboren, overleed Saskia, op 14 juni 1642. Saskia werd begraven in de Oude Kerk in Amsterdam.
Schilderijen van helden en goden
Als portretschilder kon je erg rijk worden. Maar als je er echt bij wilde horen, moest je historiestukken maken. Dat zijn schilderijen over verhalen uit de geschiedenis of de bijbel. Of over de oude godenverhalen van de Grieken en de Romeinen. Als historieschilder moest je alles kunnen schilderen: mensen, dieren, landschappen en nog veel meer. Je moest veel fantasie hebben om het verhaal spannend te schilderen. Je moest je kunnen inleven in het verhaal. Schilders in het buitenland maakten de schilderijen vaak heel sprookjesachtig. Met jonge, gespierde helden en mooie heldinnen met heel mooi lang haar. Bij Rembrandt zagen de helden er heel gewoon uit. Je zou ze op straat tegen kunnen komen. De modellen voor zijn schilderijen haalde Rembrandt dan ook gewoon van de straat. Hij nam deze mensen mee naar zijn atelier en schilderde ze in zijn historiestukken. Zijn vrouw Saskia nam hij soms ook als model. De verhalen op de historiestukken speelden zich vaak af in verre landen. Daar droegen de mensen andere kleding en de huizen zagen er anders uit. Om dat goed te kunnen schilderen, verzamelde Rembrandt allemaal hoeden, kleding en allerlei andere dingen uit verre landen. Dan had hij het voorbeeld bij de hand.
Tekeningen en etsen
Soms had Rembrandt even genoeg van de drukte in Amsterdam. Dan liep hij met een schetsboek onder zijn arm en zocht een mooi plekje aan de rivier de Amstel. Daar maakte Rembrandt tekeningen van het landschap. Hij maakte ook tekeningen van mensen die hij op straat tegenkwam. Rembrandt tekende net zo graag arme mensen als rijke mensen. Die tekeningen waren niet bedoeld om te verkopen, maar om te oefenen. Zijn etsen verkocht hij wel. Een ets is een afdruk van een tekening die in een metalen plaat is gemaakt. Die etsen werden erg goed verkocht. In heel Europa waren er mensen die etsen verzamelden. Dan is het dus handig dat je van een plaat veel afdrukken kunt maken. Tussen de verschillende afdrukken door veranderde Rembrandt vaak iets aan de etsplaat. Dan tekende hij er bijvoorbeeld schaduwen bij. Zo werden de etsen toch net iets anders. Zo’n andere etsafdruk heet een andere staat. Soms veranderde Rembrandt een ets wel 10 keer.
Rembrandt de zakenman
Rembrandt was een slimme zakenman. Hij wist hoe hij iets moest verkopen. Dat bewijst bijvoorbeeld een zelfportret van hem. Dat zat verborgen onder een schilderij van een Russische man. Rembrandt kreeg veel klanten in zijn huis. Hij wilde natuurlijk graag dat ze bij hem schilderijen gingen bestellen. Bijvoorbeeld een zelfportret. Om te laten zien hoe goed hij portretten kon schilderen, liet hij een schilderij zien van zich- zelf. Een zelfportret dus. Dan konden de klanten meteen zien hoe goed het leek. Maar als je ouder wordt, verandert je gezicht. Dan lijkt het portret niet meer en dat is geen goede reclame. Daarom heeft een leerling van Rembrandt het later veranderd. Hij schilderde er een muts op en een snor. Zo kon Rembrandt het toch verkopen. Niet als zelfportret, maar als een schilderij van zomaar een Russische man. Rembrandt had een bedrijf in Amsterdam. Hij had veel leerlingen, die hij opleidde tot schilder. Daar betaalden ze Rembrandt voor. Hij had ook een kunsthandel. Hij verkocht schilderijen die hij zelf had gemaakt en schilderijen die zijn leerlingen hadden gemaakt. Maar hij verkocht ook schilderijen van andere kunstenaars. Zijn klanten ontving hij in een speciale kamer. Het was altijd druk in zijn huis. En toen ging het fout. Rembrandt verdiende veel. Maar hij gaf ook veel uit. Hij kocht alles wat hij mooi vond, hoe duur het ook was. Hij had schilderijen van beroemde schilders, ook uit het buitenland. En zijn huis was ook nog steeds niet helemaal betaald. Rembrandt gaf meer uit dan hij verdiende. Zijn schuld werd steeds groter. In 1656 werd hij failliet verklaard. Rechters bepaalden dat hij zijn schulden nooit meer zou kunnen afbetalen. Ze keken in Rembrandts huis wat er allemaal verkocht kon worden. Van dat geld kon een gedeelte van de schuld worden betaald. Rembrandt mocht ook niet meer in het grote huis blijven wonen. Hij verhuisde met zijn nieuwe vriendin Hendrickje, hun dochtertje Cornelia en zijn zoon Titus naar een klein huurhuis. Rembrandt mocht ook geen eigen zaak meer beginnen van de rechters. Maar de verkoop van de schilderijen ging wel door. Hendrickje en Titus begonnen een eigen kunstzaakje. Daar verkochten ze ook schilderijen van Rembrandt. Rembrandt bleef schilderen. Hij schilderde steeds grover, met grote, snelle kwaststreken en dikke klodders verf. Die manier van schilderen was niet erg in de mode. De meeste mensen hielden juist van schilderijen die heel fijntjes en precies waren geschilderd. Rembrandt kreeg toch nog wat opdrachten. Rembrandt stierf op 4 oktober 1669. Rembrandt heeft een succesvol, maar ook verdrietig leven gehad.
De “Nachtwacht”
Rembrandts beroemdste schilderij is “De Nachtwacht’’. In 1642 was de “De Nachtwacht” af. De naam “De Nachtwacht” bedacht men pas veel later, rond 1800. Het schilderij is erg donker en het was erg vuil geworden in de loop van de jaren. En de vernis, een soort lak dat over de verf gaat, was donkerder gekleurd. De mannen op het schilderij zijn schutters. Voor Rembrandts tijd waren dat mensen die de stad moesten verdedigen, maar in de zeventiende eeuw was het meer een gezelligheidsclub geworden. Rembrandt kreeg de opdracht om een schilderij te maken voor de nieuwe feestzaal van de schutters. Het moest een groepsportret worden. Alle schutters moesten er op staan. Ze betaalden er ook allemaal aan mee. Sommige wat meer, zoals de kapitein en de luitenant. Die zijn ook goed te zien, vooraan in het licht. Anderen betaalden minder. Die staan verder achteraan, een beetje in het donker. Rembrandt maakte het schilderij heel spannend. Hij is zo donker, dat je bijna niet kunt zien in wat voor ruimte de schutters staan. Maar in het midden schijnt een licht. Het lijkt wel alsof de groep op het toneel staat met een lamp op de hoofdpersonen gericht. En er gebeurt ook van alles, niemand staat stil. Rechts slaat iemand op een trommel, in het midden kijkt iemand naar zijn geweer. En achterin zwaait iemand met een vlag. De schutters kunnen ieder moment op pad gaan. Zo hebben ze niet echt in het atelier van Rembrandt gestaan. Dat heeft Rembrandt zelf verzonnen. En hij bedacht er ook wat extra mensen bij, zoals het meisje. Op 14 september 1975 werd er een aanslag gepleegd op “De Nachtwacht”, een van de beroemdste schilderijen ter wereld. Dat gebeurde in het Rijksmuseum in Amsterdam. Een man smokkelde een mes het museum binnen en ging naar de zaal waar “De Nachtwacht” hing. Daar liep hij met het mes op het schilderij af. Bewakers grepen de man snel bij zijn kraag, maar het was al te laat. Het schilderij zat vol messtekken, maar het was niet helemaal verloren. Deskundigen gingen aan de slag om het schilderij te restaureren. Ze hebben er maanden aan gewerkt om het weer op te knappen. En nu hangt het wereldberoemde schilderij weer te pronken in het Rijksmuseum.
Rembrandt van Rijn
6.2
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
waarom staat er geen inhoud bij?
13 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
deze site is super handig.
ik heb er veel informatie vandaan gehaald :-)
10 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
dom zeg
6 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
goed werkstuk top het spijt me van de vorige
6 jaar geleden
Antwoorden