Kunst en Cultuur in Woerden

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 5658 woorden
  • 5 maart 2008
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
18 keer beoordeeld

AlgemeenGemeente Woerden (Provincie Utrecht)
Totale opp.: 92,89 km²
Land opp.: 89,53 km²
Water opp.: 3.36 km²
Woningdichtheid: 210 per km²
Bevolkingsdichtheid: 537 per km²
Inwoners: 48.016
Plaatsen, dorpen, gehuchten, stadsdelen (geen wijken):
De Meije, Harmelen, Kamerik, Kanis, Woerden, Zegveld 2.1. Architectuur Een staaltje moderne architectuur is het Minkema College aan de Steinhagense weg. Het is een school op hele hoge palen, in een v-vorm opgezet.Ook moderne architectuur is het plan ‘Waterrijk’, achterin Snel & Polanen. Hier worden heel veel nieuwe huizen gebouwd, allemaal dichtbij water. Er komt ook een recreatieplas.Als laatste voorbeeld iets van vroeger. Het orgel in de Petruskerk aan het Kerkplein is erg bijzonder. Door alle beelden en de kleuren is het erg speciaal. Er worden ook vaak concerten op dit orgel gehouden. 2.2. Schilders, Beeldhouwers en Dichters Cornelis Vreedenburgh, Woerdenaar van geboorte, bleef zijn leven lang trouw aan het impressionisme van de Haagse School. Hij ontwikkelde daarin een karakteristieke stijl met toepassing van korte, vaak kleurige verftoetsjes die aan het luminisme doen denken. Vreedenburghs onderwerpen waren overwegend landschappen en plasgezichten. Veel werk maakte hij in het Zuid-Hollandse plassengebied, waar hij van 1906 tot 1912 achtereenvolgens in Nieuwkoop, Reeuwijk, Warmond en Noorden woonde. Ook in en rond Woerden zelf bleef hij schilderen.In 1917 vestigden Vreedenburgh en zijn vrouw, de schilderes Marie Schotel (1884-1953), zich in Laren. Hier begon Vreedenburgh met een belangrijk nieuw onderwerp: Amsterdamse stadsgezichten. Later kwamen daar havengezichten en stedelijke bouwactiviteiten bij. Verder reisde Vreedenburgh graag, vooral in het Middellandse Zeegebied. Hij schilderde ook landschappen die hij tijdens zijn reizen zag. De landschapsschilder Herman van Swanevelt werd in 1603 in Woerden geboren. Het grootste deel van zijn leven verbleef hij in het buitenland: in het begin van de jaren 1620 vertrok hij naar Parijs en vervolgens verbleef hij lange tijd in Rome. Daar werd hij een productief schilder met veel opdrachtgevers, waaronder de familie Doria Pamphilj en koning Philips IV van Spanje. In 1641 trok Swanevelt opnieuw naar Parijs, waar hij tot zijn dood bleef wonen. Tussendoor is hij in de jaren 1642, 1648, 1649 en 1650 teruggeweest in Woerden. Leo Gestel werd geboren in Woerden als oudste van een gezin van zeven kinderen. Zijn vader, Willem Gestel (1853-1952), was huisschilder en directeur van de Woerdense Avondteekenschool, en na zijn pensionering in 1928 een verdienstelijk amateurschilder. Leo werd door hem opgeleid voor de lagere acte handtekenen, hetgeen hij vervolgde met een opleiding aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs in Amsterdam. Van 1900 tot 1903 volgde Leo avondlessen op de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Tegen de wens van zijn vader in, die zich zorgen maakte over de onzekerheid van het kunstenaarsbestaan, besloot Leo kunstenaar te worden. In 1904 betrok hij een zolderetage van een huis in de Tweede Jan Steenstraat in Amsterdam, die zich als de ‘Jan Steenzolder’, ontwikkelde als ontmoetingsplaats van jonge Amsterdamse kunstenaars en kunstkenners. Gestel zou er zeventien jaar blijven wonen. In de jaren 1908-1911 ontwikkelde Gestel een luministische stijl. Kleuren zette hij in korte streepjes felle kleuren naast elkaar. Hij maakte studies en schilderijen van onder meer landschappen in zijn geboortestreek. Na een reis naar Parijs in 1911 begon Gestel een kubistische stijl te hanteren waarbij hij vormen vereenvoudigde en liet verspringen binnen een voorstelling. Deze stijl vond zijn hoogtepunt in de werken die Gestel maakte tijdens een verblijf van bijna een half jaar op Mallorca. De meeste zomers bracht Gestel door in het kunstenaarsdorp Bergen (NH). Hij werkte graag buiten in de polders, bossen, duinen en bij de zee. Hij ontwikkelde nu een allengs meer en zware expressionistische stijl. In 1921 vestigde Gestel zich permanent in Bergen. In 1923-1924 maakte Gestel een lange reis. Eerst verbleef en werkte hij enige tijd in Dresden en reisde vervolgens via Italië naar Sicilië, waar hij een half jaar bleef en onvermoeibaar tekende en schilderde. Kort na zijn terugkeer vertrok hij weer, en nu alleen, voor twee jaar naar Vlaanderen, waar hij in de Leiestreek een pension betrok. Hij was graag in de nabijheid van zijn schildersvrienden Gustave De Smet en Frits Van den Berghe. Terug in Nederland volgde een moeilijke tijd, onder meer door een grote brand in zijn Bergense atelier in 1929, waardoor een groot deel van zijn werk verloren ging. In de jaren dertig veranderde Gestel nogmaals van stijl, nu in de richting van schematisering en deformatie. Hij beeldde boeren en vissers min of meer als typen of karikaturen uit. In de crisistijd maakte Gestel illustraties en voerde hij portretopdrachten uit. Door een chronische maagkwaal die hem sinds de jaren ’10 al hinderde, was hij vaak ziek. Voor de opdracht een grote wandschildering aan te brengen in het postkantoor van Hilversum, ontwierp hij nog de kartons, maar de uitvoering kon hij niet meer doen. Na een langdurig ziekbed overleed Gestel in 1941 op 60-jarige leeftijd. De schildering in Hilversum werd aangebracht door Charles Roelofsz. 2.3. Monumentale Gebouwen Het Stadsweeshuis bestaat sinds 13 april 1595. Het is gevestigd in een huis aan de Haverstraat, dat werd gekocht op 12 december 1595. Waarschijnlijk is dit huis een aantal jaren later gesloopt, om op dezelfde plek een nieuw huis te bouwen. Even terug naar 13 april 1595. Op die dag, Palmzondag, gaven de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en West-Friesland toestemming aan de kerkmeesters, burgemeesters en het gerecht van Woerden om de vicarie- en gildenlanden aldaar te verkopen.(Vicarieland is een stuk land van een fonds dat aan een altaar was verbonden. Een gildenland is een stuk land van een geestelijk gilde dat aan een altaar was verbonden.) Een deel van de opbrengst mochten de Woerdenaren gebruiken voor het stichten van een weeshuis, voor weeskinderen en oude mensen. De renten die de kerk van Woerden tot dusverre over de genoemde landerijen had ontvangen, zou zij blijven krijgen. Deze renten zouden zelfs met een kwart of een vijfde worden vermeerderd. De landerijen werden daartoe bezwaard met een eeuwige rente, die elke koper moest overnemen. De Staten hielden de belangen van de kerk dus nauwlettend in het oog. Dat de vroedschap van Woerden bij de stichting van het weeshuis een prominente rol heeft gespeeld is wel duidelijk. Maar wat was nu de rol van de vroede vaderen na 1604, toen het weeshuis was gebouwd en het door weeskinderen werd bewoond? Tot 1821 was de vroedschap belast met het oppertoezicht over het huis. Dat betekende dat de benoemde regenten en regentessen het weeshuis weliswaar bestuurden, maar dit deden onder toezicht van het stadsbestuur. De kosten van het weeshuis werden betaald door de gemeente, collectes, beleggingen en het loon van de werkende weeskinderen. Ook nam het weeshuis de overgebleven bezittingen van de overleden ouders in beslag, en soms kregen zij giften. De watertoren in Woerden is gebouwd in 1905 naar ontwerp van ing. J. Schotel (1845-1912) en tot 1979 in gebruik geweest. De belangrijkste functie van de watertoren is het zorgen van constante druk in de leidingen van het waterleidingssysteem. De aanleiding voor de bouw van de watertoren was het aanleggen van de drinkwaterleiding. In 1903 werd het initiatief hiertoe genomen door een tiental Woerdenaren, die aan de gemeente in een brief toestemming vroegen voor de aanleg van een waterleiding. Zij achtten de aanleg als \"een dringende eisch des tijds\" met het oog op de volksgezondheid. De gemeente wees dit plan echter af en besloot in 1904, na een onderzoek, zelf de exploitatie ter hand te nemen. De aanbesteding voor de bouw van de watertoren met een machinegebouw en een machinistenwoning vond plaats op 4 mei 1905. In mei 1906 was het werk gereed en kon de waterlevering beginnen. Aan het einde van het eerste jaar waren er 461 percelen aangesloten op de waterleiding. De toren is 28 meter hoog. In de kop van de toren zat een Intze-reservoir, waardoor de onderbouw smaller kon zijn dan de bovenbouw. De binnendoorsnede van de toren op de begane grond is 5.70 en bovenin 7.10 meter. De hoogte van het reservoir bepaalt de druk die nodig is om het water over een bepaalde afstand door het buizennet te laten stromen. Hoe groter de afstand, des te hoger de toren moet zijn. Op de kop is gebruik gemaakt van gele en rode baksteen. In 1956 wordt het 50-jarig bestaan van de waterleiding gevierd. In dat jaar zijn er inmiddels 12.000 inwoners van stromend water voorzien. Bij een terugblik op de afgelopen jaren blijkt dat de waterwinning niet altijd afdoende is geweest, vooral na de tweede wereldoorlog kocht men water in van Utrecht. Men rekent erop dat de pompcapaciteit op dat moment voldoende zal zijn tot 1975. Maar in 1970 wordt er tijdens een interview met de nieuwe directeur gemeentebedrijven al gesproken over de mogelijke afbraak van de watertoren. In dat jaar komt er een contract rond met het waterleidingbedrijf \"De Elf Gemeenten\", waarbij werd overeengekomen dat dit bedrijf een hoeveelheid water zal leveren, ter aanvulling van de eigen productie van 700.000 tot 800.000 M³ per tijd. In 1977 werd het gemeentelijke waterbedrijf overgedragen aan de drinkwaterleidingsmij. \"De Elf Gemeenten\". Vanaf 1979 had de toren geen functie meer. De toren verkeerde inmiddels in deplorabele staat en moest nodig gerestaureerd worden. Na felle discussies hierover in de gemeenteraad werd besloten de restauratie door particulieren te laten financieren. Hiertoe werd in 1982 een prijsvraag uitgeschreven. De winnaars van de prijsvraag kochten in 1983 de watertoren met de grond, waarop bungalows gebouwd mochten worden onder de voorwaarde dat de eigenaars de restauratie en beheer van de toren op zich namen. In 1984 tenslotte kwam de restauratie van de toren gereed, maar een bestemming was er niet voor gevonden. Het kasteel van Woerden is als monument voor de stad van een onschatbare historische betekenis. De oudste vermelding van een kasteel te Woerden staat opgetekend in de kroniek van Johannes de Beka, in een document dat kort na 1346 is voltooid. Daarin wordt vermeld dat bisschop Godefricus van Rhenen, bisschop van Utrecht, in 1159 een kasteel te Woerden stichtte. Dat was niet het huidige kasteel, maar een voorloper, gelegen aan de westzijde van de stad. Rond 1410 werd met de bouw van het kasteel begonnen, het werk werd voltooid in 1415. De rentmeesterrekeningen zijn bewaard gebleven: in dat jaar werd afgerekend met Wolfert van den Oosterlande, van wiens land de benodigde steenaarde was afgegraven. Er werd betaald voor dakbedekking, die was toen nog gedeeltelijk van riet en gedeeltelijk van zoden voorzien. Ook zijn er rekeningen teruggevonden ter vergoeding voor de aanplant om het kasteel: een aantal kersen- en pruimenbomen, 1000 wilgen, 600 essen en 55 eiken. Wanneer de bouwhistorische en archeologische feiten met die uit het archief worden gecombineerd, dan kan worden vastgelegd dat het Kasteel in het begin van de 15e eeuw in betrekkelijk korte tijd is gebouwd. Verder worden in de archiefstukken kenmerkende vertrekken en ruimten genoemd (de torens en gangen bijvoorbeeld), die nu nog in het kasteel aanwezig zijn. Zoals dikwijls bij dit soort kastelen is één van de torens het grootst. In dit geval is dat de zuidoostelijke toren. Deze toren heet in de archieven daarom niet voor niets de “grote toren”. De doorsnede was oorspronkelijk achttien meter. De drie andere torens zijn circa twaalfeneenhalve meter in doorsnee. Bij de andere kastelen van dit type die we in Nederland kennen, zijn de torens met elkaar verbonden door een muur met kantelen en een weergang. Echter in Woerden hebben de bouwers een extra voorziening aangebracht, die nergens anders in Nederland bekend is: de torens zijn met elkaar verbonden door in steen overwelfde gangen. Pas daarbovenop bevond zich de muur met de weergang. In de noordelijke gang zijn aan de westzijde op een gegeven moment vier cellen ingebouwd. Hoewel de cellen voorzien zijn van dikke deuren en raampjes met tralies, zijn bovendien in de schietgaten aan deze zijde tralies gebouwd. Volgens overlevering heeft Jan de Bakker (1499-1525), de beroemde ketterse priester, in 1525 in een van deze cellen gevangen gezeten. Aan het einde van de 15e eeuw werd het kasteel gebruikt als ambtswoning van de Baljuw van het Land van Woerden. Deze functie behield het tot in het einde van de 18e eeuw. In de 19e eeuw heeft het enige tijd dienst gedaan als gevangenis voor mannen en later voor vrouwen. Daarna werd het Kasteel ingericht als Centraal Magazijn voor legergoederen, waartoe het tot begin jaren ’80 van de vorige eeuw bleef behoren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het kasteel niet veilig voor plunderingen. IJzeren deuren en ketenen verdwenen uit de gewelven. De gangen werden volgestort met puin. Tussen 1986 en 1989 is het kasteel gerestaureerd en werden de gedempte grachten weer uitgegraven. Dit jaar zullen in het kasteel woningen gemaakt worden, en het kasteel zal weer bewoond worden. Het Stadsmuseum Woerden is gevestigd in het voormalige stadhuis van Woerden. De bouw hiervan gaat ruim 500 jaar terug, tot het jaar 1501. Het bestaat dan nog slechts uit een benedenverdieping en een zolder en is uitgevoerd in een laatgotische stijl. Het voornaamste vertrek is de Schout- en Schepenenzaal waar onder meer recht wordt gesproken. De schandpaal uit 1567 aan de gevel herinnert aan deze belangrijke functie. Veroordeelden werden hier ‘te schande’ gezet. Erger was het ophangen van veroordeelden aan een galg die uit de gevel werd gestoken. Voor het bestraffen van lichtere vergrijpen beschikte de stad over schandstenen van Bentheimer zandsteen. In de loop der jaren veranderden de taak- en samenstelling van het stadsbestuur. Steeds vaker werden voorname burgers geraadpleegd met betrekking tot het bestuur. In 1602 krijgt Woerden het recht een vroedschap in te stellen van 24 leden, te kiezen uit de ‘bekwaamste, rijkste en vreedzaamste’ inwoners van gereformeerde religie. Met het instellen van de vroedschap ontstaat er ruimtegebrek. Waar laat je een 24 leden tellend college vergaderen? Daarom wordt het Stedehuys omstreeks 1610 uitgebreid met een eerste verdieping in Hollandse renaissancestijl. Hier komen werkvertrekken en de Vroedschapszaal. Aan de buitenkant krijgt het gebouw een trapgevel met in de top een beeld van vrouwe Justitia. De Vroedschapszaal werd tot 1889 gebruikt als vergaderzaal voor de vroedschap en haar opvolger, de gemeenteraad. Na het in gebruik nemen van een nieuw stadhuis aan de Westdam krijgt het oude Stedehuys de functie van kantongerecht. Dat duurt tot 1933. Daarna wordt het gebouw ingericht als gemeentemuseum. In 1984-1986 volgt een grondige restauratie. Op 2 juni 1986 wordt het Stadsmuseum Woerden officieel geopend. En krijgt de Vroedschapszaal een nieuwe functie als trouwzaal. Stellingkorenmolen \"De Windhond\" heeft een lange historie achter de rug, die begonnen is in 1755, toen Jan Wellen en Katrina Kellink de molen op de stadswal bouwden. Deze molen is echter niet de eerste geweest die Woerden gekend heeft. Al in 1498 is er namelijk sprake van een molen op de stadswal, die ongeveer op dezelfde plaats gestaan heeft als de huidige. In 1588 is er sprake van een tweede windmolen, welke eveneens op de stadswal stond. Dit is terug te vinden op verschillende stadsplattegronden. De twee molens bleken toch te veel voor de stad te zijn. In 1707 werd één van de molens gesloopt, de andere (die in 1742 en 1743 in twee fasen was opgekocht door Jan Wellen) werd in 1755 vervangen door \"De Windhond\". De archieven maken niet duidelijk waarom er een nieuwe molen gebouwd werd. De gevelsteen geeft het bouwjaar duidelijk aan: \'Gestigt Door Ian Wellen en Katrina Kellink A. 1755\'. Op de baard staat ook nog een keer de stichtingsdatum vermeld: \'ANNO 1755\' \'DE WINDHOND\'. De nieuwe molen is een stenen stellingkorenmolen en krijgt de naam \"De Windhond\". De naam is misschien een verwijzing naar de hazewindhond en kwam en komt ook bij andere molens voor, onder meer in Zaandam, Soest, Dordrecht en Hellevoetsluis. Door de jaren heen heeft de molen veel eigenaren en huurders gehad, totdat molenaar Hoogendoorn, na drie molenaarsgeneraties Hoogendoorn in 1977 de molen aan de gemeente Woerden verkocht. De gemeente ging vervolgens over tot restauratie, in overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de stichting \"De Hollandsche Molen\". In 1984 vond nog een tweede restauratie plaats. Vooral het woongedeelte, de diverse zolders en de schuur werden toen onder handen genomen. Met deze restauratie werd \"De Windhond\" weer in zijn oude staat hersteld. \"De Windhond\" bevindt zich aan de zuidwestkant van de stad, op een bolwerk rond de stad, met hierop een molenberg van ongeveer 9 meter en is zoals reeds gezegd een stellingmolen. De stelling of balie halverwege de molen is het kenmerk hiervan. Het kruiwerk om de kop van de molen naar de wind te zetten wordt ook vanaf deze stelling bediend. Merkwaardig aan \"De Windhond\" is de enorme verbreding van de voet, welke op ongeveer 1,80 meter boven de molenwerf aanvangt en de romp een extra versterkingsring geeft van ongeveer 1 meter breed. De vorm van de wieken is de zogenaamde Oud-Hollandse. De gasmotor dateert van 1901. Voordien, vanaf 1877, werd bij windstilte een stoommachine gebruikt. Het woonhuis onder de molen is overigens pas in 1861 aangebracht. Tot 1976 heeft de molen altijd aan zijn functie als korenmolen voldaan. Sinds de restauraties draait de molen weer regelmatig en maalt hij ook af en toe weer graan. Hij verkeert dan ook in uitstekende staat, mede dankzij de molenaar annex molenmaker, W. van Krieken, die voor onderhoud zorgt. Van Krieken is na de tweede restauratie aangesteld als nieuwe molenaar. Onder in de molen zijn met de restauratie een aantal zolders weer als woning ingericht, waar de molenaar nu nog woont. De Petruskerk is gebouwd op de plaats waar eerder een houten kerk heeft gestaan, die in 1202 is verbrand tijdens een plundertocht van Hollanders die het Sticht binnenvielen. Over de vroege kerkgeschiedenis van Woerden is echter bijna niets bekend. In de dertiende eeuw verrees een stenen kerk, die in de loop der tijd steeds verder is uitgebouwd en verfraaid. Omstreeks 1372 werd begonnen met de bouw van de Westtoren. Overigens zou hier later de stadswacht nog worden ondergebracht. Het koor en het middenschip kwam driekwart eeuw later gereed. Zo was omstreeks 1450 de H. Kruiskapel aan de noordzijde klaar en aan de zuidzijde een lage ingangskapel, die daarna werd voorzien van een verdieping met stenen gewelf. In de stenen ruimte die hier ontstond werd in 1543 een schatkamer gevestigd, die niet alleen voor de kerk fungeerde maar ook voor de stad, het gasthuis en het Groot Waterschap van Woerden. Tussen 1492 en 1509 werd de kerk uitgebreid met een kooromgang en een nieuwe sacristie (nu consistoriekamer). In het begin van de 16e eeuw werd de parochie bediend door één pastoor, bijgestaan door een kapelaan. Al gauw kende Woerden ook gildenpriesters. Iedere gilde kreeg in de parochiekerk zijn eigen altaar voor het lezen van de zielmissen. Dat veranderde met de Reformatie. In 1566 liet de toen Luthers-gezinde stadsregering de beelden en kerksieraden uit het gebouw wegnemen en ontzegde de priester zijn dienst. Later zijn die weer teruggeplaatst, maar in 1572 werden alle beelden en altaren definitief uit de kerk verwijderd. De muren in de oorspronkelijk rijk gedecoreerde kerk werden witgepleisterd. Voortaan was het gebouw bestemd voor de protestantse eredienst. Tijdens de Franse bezetting in 1672 raakte de toren en het dak van de kerk in brand toen de Fransen aan hun troepen in Utrecht een signaal door middel van een vuur op de torentrans wilde afgeven voor hulp bij de bezetting van Woerden. Met het herstel van de kerk na de bezetting in 1675 heeft de Petruskerk in grote lijnen zijn huidige vorm gekregen. De straalkapel werd in 1865 veranderd in een ingangsportaal. Aan het eind van de 19e eeuw werd de buitenmuur gepleisterd, wat bij de restauratie in 1980-1983 weer in oorspronkelijke staat is teruggebracht. In de kerk bevindt zich een orgel gebouwd door J.H.H. Bätz in 1767 of 1978. Het instrument is de vervanger van het eerdere orgel dat mat de kerkbrand van 1672 verloren ging. Het heeft dus bijna 110 jaar geduurd voor er weer een orgel in de Petruskerk aanwezig was. Dat is opmerkelijk als we bedenken dat de kerk 3 jaar na de brand weer in gebruik genomen kon worden.Ook is er in de kerk grafmonument van kapitein der zee Hugo Schaap (1717). Dit is verplaatst tijdens een restauratie. Tijdens de eerder genoemde restauratie zijn onder meer beelden daterend van voor de Reformatie teruggevonden, welke vroeger in de kerk hebben gestaan. Het gebouw moet vroeger rijk versierd zijn geweest, totdat in de Reformatie alle versieringen weg moesten. Naast de vraag wat zich allemaal in de kerk bevonden moet hebben, is het ook maar de vraag waar alles zich bevonden heeft. Daar kan slechts een onvolledig antwoord op worden gegeven, want naast het ontbreken van archieven zijn er ook geen interieurtekeningen overgebleven van voor de Reformatie. Enkele mogelijkheden voor het plaatsen van beelden was er: Aan de kolommen, tussen de raamvlakken op het koor, aan een eventueel koorhek. 3.1. Geschiedenis De oudste aanwijzingen van bewoning in het centrum van de stad Woerden worden gevormd door archeologische vondsten. In de tweede helft van de eerste eeuw ontstond hier een Romeinse versterking langs de Oude Rijn, het Castellum Laurii, een van de vele versterkingen langs die rivier, die als noordelijke grens van het Romeinse Rijk fungeerde. Na het vertrek van de Romeinen zou o.a. Bonifatius in Woerden zijn missionair werk hebben verricht; bewijzen zijn hiervoor echter niet te vinden. Zeker is dat Woerden tot de eigendommen van de bisschop van Utrecht behoorde. Als grensplaats van het Sticht, gelegen tegen het graafschap Holland, is het plaatsje rondom een klein kerkje voor de verdediging van belang: bisschop Godfried van Rhenen laat er dan ook rond 1160 een versterking bouwen, de voorloper van het huidige Kasteel. In 1280 verwerft graaf Floris V zich het plaatsje en behoort Woerden tot het graafschap Holland. De heer van Woerden, Herman IV, is niet erg loyaal en is een der hoofddaders van de moord op de graaf in 1296. De voortdurende oorlogen in het Stichts-Hollands grensgebied maken dat rond 1370 Woerden onder leiding van de baljuw Willem van Naaldwijk voorzien wordt van wallen en een gracht; in 1372 verleent hertog Albrecht van Beieren Woerden stadsrechten. Rondom dat jaar wordt ook een nieuwe kerk gebouwd, de Petruskerk, waarvan de huidige toren gedeeltelijk nog aanwezig is. Later, in 1401 krijgt Woerden het recht om zijn eigen stadsbestuur te kiezen. In 1410 krijgt Woerden zijn jaarmarkt, de voorloper van de huidige \'Koeienmarkt\'. Eveneens in 1410 vervangt Jan van Beieren de oude versterking van Godfried van Rhenen door een nieuw Kasteel, het huidige, waarin de oudste elementen nog terug te vinden zijn. Het Woerdense stadsbestuur bouwt in 1501 zijn eerste stadhuis (uitgebreid in 1610), dat tot 1890 als zodanig gefungeerd heeft; later werd het kantongerecht en thans is het Stadsmuseum. De Woerdense priester Jan de Bakker is de eerste in de Noordelijke Nederlanden, die om zijn van de R.K. kerkleer afwijkende prediking in 1525 ter dood werd gebracht op de brandstapel. De godsdiensttwisten zijn in Woerden aanvankelijk beperkt: de Lutherse hertog Erik van Brunswijk, die Woerden rond 1570 in pacht had, tolereert de Lutherse opvattingen in de stad. In 1575-1576 wordt Woerden, dat zich aan de kant van de Opstand schaarde, door de Spanjaarden belegerd: de stad houdt stand en de Spanjaarden breken hun beleg na een jaar op. Minder fortuinlijk is de stad in het Rampjaar 1672. De Franse troepen, waarmee de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op dat moment in oorlog is, bezetten Woerden en voerden er ruim een jaar een waar schrikbewind uit. Veel gebouwen en archieven gaan verloren door brand of plundering. In het begin van de 18e eeuw wordt Woerden voorzien van een nieuwe buitengracht (de huidige Singel) en wordt de vesting vernieuwd. De stad gaat deel uitmaken van de Oude Hollandse Waterlinie. In de 18e eeuw wordt een aantal nieuwe gebouwen, deels voor militair gebruik, gerealiseerd. In 1762 wordt het militaire opslagmagazijn Het Arsenaal gebouwd; in 1790 komt er een Kazerne in de binnenstad. In 1755 was op een van de bolwerken van de stadsomwalling al de korenmolen De Windhond gebouwd. De \'Franse tijd\' (1795-1813) eindigt in Woerden dramatisch. Omdat de bevolking zich te vroeg achter de Prins van Oranje schaart (de Fransen zijn op dat moment nog in de stad) nemen de terugtrekkende Franse militairen wraak door op 24 november in een grote plunder- en moordpartij 28 burgers te doden en 37 meer of minder ernstig te verwonden. De Ramp van Woerden is een weinig bekend drama in de vaderlandse geschiedenis. In de tweede helft van de 19e eeuw maakt Woerden een gunstige economische ontwikkeling door. Er komt een spoorwegstation (1855), een Militaire Herstelwerkplaats (1873) en een kaasmarkt (1885). Woerden verliest echter zijn militaire belang en wordt niet opgenomen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Om de stad beter te ontsluiten en uit te kunnen breiden worden met name onder leiding van burgemeester M.W. Schalij (1883-1912) de wallen en muren gesloopt en de stad opengelegd. Vanaf 1900 vindt de eerste stadsuitbreiding plaats. In 1890 wordt een nieuw stadhuis in gebruik genomen op de Westdam; twee jaar later bouwen de rooms-katholieken hun Bonaventurakerk, terwijl in 1899 een Klooster tot stand komt op de Wilhelminaweg (thans Kunstencentrum). Woerden ontwikkelt zich in de 20e eeuw tot een plaats met een belangrijke regionale functie. De stad kent verschillende ziekenhuizen, die in 1980 samenkomen in het Hofpoortziekenhuis. De spoorwegverbindingen worden steeds beter. Ook het autoverkeer stroomt beter door, nadat in 1960/1961 de Oude Rijn, die door de stad liep, gedempt is (de huidige Rijnstraat), tot verdriet van een groot aantal ingezetenen. In 1964 wordt Woerden uitgebreid met het grootste gedeelte van de voormalige gemeenten Barwoutswaarder en Rietveld, beiden gelegen ten westen van de stad. In 1989 vindt een volgende herindeling plaats, waarbij Woerden, tot dat moment behorend tot de provincie Zuid-Holland, overgaat naar de provincie Utrecht en waarbij de per 1 januari 1989 opgeheven Utrechtse gemeenten Kamerik en Zegveld met Woerden een nieuwe gemeente vormen. Met ingang van 2001 werd Harmelen daarbij gevoegd. De groei van de stad gaat nog altijd door. Na het ontstaan van grote woonwijken ten noorden, oosten en westen van de oude stad is momenteel in het zuidoosten een deel van de wijk Snel & Polanen in ontwikkeling. 3.2. Cultuurhistorie van het platteland. De vakgebieden archeologie en historische geografie houden zich bezig met de bestudering van de geschiedenis van het cultuurlandschap. Samen vertellen zij het verhaal van de geschiedenis van stad en landelijk gebied. Door nieuwe vondsten word het verhaal van onze bewoningsgeschiedenis steeds completer. Door nieuwe eisen veranderd echter ook de omgeving van nu. Archeologie Algemeen:In 1974 stuitten enkele leden van de Stichts-Hollandse Historische Vereniging op verrassende Romeinse vondsten. Men vond onder andere een Romeinse dakpan met een stempel dat vertelde dat in Woerden een Romeins garnizoen gelegerd was: de Cohors XV Voluntariorum (15de Regiment Vrijwillige Infanteristen). Dit was aanleiding voor de archeologen van de Universiteit van Nijmegen om in 1975 een eerste opgraving in Woerden te doen. In de winter van 1977-1978 en in 1980 kwamen diverse stukken grond in de Woerdense binnenstad beschikbaar voor archeologisch onderzoek. Het onderzoek op deze terreinen maakte het mogelijk een doorsnede (van meer dan 90 meter) te maken van een vroegere bedding van de Rijn. Het bleek dat de rivier in Woerden enorm heeft huisgehouden, keer op keer werden de Romeinse oeverversterkingen overspoeld. In 1988 werd tijdens graafwerkzaamheden nabij een oude rivierloop niet ver van de oever een stuk natuursteen gevonden, het bleek een nagenoeg compleet Romeins altaar te zijn. Een uniek stuk voor Woerden. Het altaar bestaat uit kalkzandsteen en is gewijd aan de zonnegod \'Sol Invictus Helagabalus\' en de godin Minerva, godin van de wetenschap, weefkunst en krijgskunst. Op de rechter zijkant staat een zeer vereenvoudigde weergave van de standaard voor de vaandeldrager afgebeeld. De linker zijkant is gedecoreerd met een offerbijl en een (beschadigd) offermes. De bovenkant geeft een offertafel weer, waarbij een ondiepe schotel is uitgehouwen voor de offergaven. Door het achterhalen van de ligging van de oevers van de Rijn (en het riviertje “De Linschoten”) kon men de vermoedelijke ligging van het castellum bepalen. Hoewel de verschillende opgravingen veel verrassende vondsten hadden opgeleverd, werden de resten van het castellum zelf lange tijd niet gevonden. In het voorjaar van 1999 werden vlak bij het Kerkplein echter de restanten gevonden van een van de torens van het castellum. Het vermoeden dat het castellum op het hoger gelegen deel van de stad had gelegen, werd met deze vondst bevestigd. Recente opgravingen In 2002 werden diverse gebouwen in de binnenstad gesloopt, waarna de archeologen startten met de eerste opgraving op het Kerkplein. Daarbij vonden zij diverse grachten (uit verschillende periodes) die rondom het castellum lagen. Ook werd de fundering van de toegangsweg naar het castellum gevonden. In 2003 werd opnieuw in de Woerdense binnenstad gegraven. Bij opgravingen op de Nieuwe Markt werden de resten van een Romeins schip ontdekt, de Woerden 7. Enige tijd later brachten de archeologen groot nieuws naar buiten: ”Er zaten roeiers in de Woerden 7”. Het bleek het eerste Romeinse vrachtschip te zijn met roeibankdragers en bevestigingpunten voor roeiriemen. Het nieuws werd gebracht in alle nationale en vele internationale media. De belangrijkste Romeinse vondsten van de eerdere opgravingen (1975-1985) behoren tot de vaste collectie van het Stadsmuseum Woerden: Verschillende gebruiksvoorwerpen van “terra sigillata”. In de Romeinse tijd waren vooral de zuidelijke oeverwallen van de Oude Rijn bewoond. De landbouw werd bedreven op de vruchtbare klei. In de buurt van de rivieren bestond de begroeiing uit moerasbos, verder bij de rivieren vandaan lagen uitgestrekte veenmosgebieden. Maar in de loop van de Middeleeuwen veranderde dat. In 300 jaar werd het uitgestrekte veengebied ontgonnen. Daarin zijn verschillende soorten ontginningen te onderscheiden. De Grote Ontginning: Onder de bisschop van Utrecht werden grote stukken van de nog overgebleven wildernis ontgonnen. Grote stukken land werden uitgemeten en afgepaald. In een tempo van 2000 hectare per jaar werd ook dit stuk ontgonnen. Cope-ontginningen: Cope is een titel die wordt gebruikt voor de overeenkomst tussen landheer en boer om te ontginnen, en als naam voor de gronden zelf. Een cope-ontginning is een uitgave van een stuk ontgonnen grond door de landsheer. Dit land moest echter nog wel worden ontwaterd. Daarna leverde de grond alleen maar geld op. Restontginningen: Naast alle rechte gebieden bleven ook andere gebieden over die minder regelmatig konden worden ingericht. Op de afbeelding is in te zien hoe deze “bloklanden” werden ontgonnen. Door ontginningen werd een proces in werking gezet dat bodemdaling heet. Hierin zijn twee soorten:Klink: Bij verlagen van het grondwater (door graven van sloten en greppels) stroomt water uit het veen weg. Het volume van het veen neemt af en het land daalt. De grond zakt achter het grondwater aan. En oxidatie: Nadat het water is weggelopen vult het veen zich met lucht. De plantenresten in het veen worden onder invloed van zuurstof geleidelijk omgezet in kooldioxide en water. Het veen verbrandt dus, maar dan heel langzaam. Na de ontginningen werd de grond gebruikt om graan te verbouwen. Maar de veenbodem was niet sterk genoeg, en bodemdaling leidde tot vernatting van de landbouwgronden. Verlaging van het waterpeil in sloten hielp wel even, maar na enkele decennia was het oppervlak zover gedaald dat er weer wateroverlast ontstond. De vrije afstroming van overtollig regenwater werd steeds moeilijker, zeker toen er in de dertiende eeuw doorgaande dijken langs de grote rivieren werden aangelegd. Akkerbouw was toen niet meer mogelijk en het boerenland ging weer uit vrijwel geheel grasland bestaan. Maar er ontstond een groeiende vraag naar landbouwproducten, en de molenbemaling deed zijn intrede. De boeren gingen opnieuw graan verbouwen tot de bodemdaling dit opnieuw onmogelijk maakte. In de zeventiende en achttiende eeuw was een klein gedeelte van het land bestemd voor de hennepteelt, de rest was grasland. Van dat grasland was ruwweg eenderde weiland, de rest was hooiland. Een aantal soorten landgebruik: De veeteelt had twee aspecten. Het werk kon met minder mensen gedaan worden dan bij het gemengde bedrijf het geval was. Bovendien leverde de specialisatie in de melkveehouderij voordelen op: er werd uitstekende kaas gemaakt, die grif aftrek vond op de markten van Gouda, Woerden, Utrecht en Amsterdam. En de kaas deed het goed als exportproduct: het was een belangrijk product in de Oostzeehandel. Het produceren van boter en kaas kwam voor een deel voort uit noodzaak. De steden lagen voor de meeste boeren op een te grote afstand om hun melk daar te kunnen uitventen. Het maken van langer te bewaren producten lag daarom voor de hand. Het belang van de kaasproductie zie je vooral terug in de vele kaaspakhuizen in Woerden en Bodegraven. In een ander deel van “het land van Woerden”, was het gemengde bedrijf lange tijd de meest gebruikelijke vorm van bedrijfsvoering. Onder andere in de buurt van Harmelen was de kleigrond vruchtbaar, en had men geen last van bodemdaling. Deze gronden werden daarom ook gebruikt als bouwland of boomgaard. De inrichting en vorm van de oude boerderijen herinneren vaak aan het gemengde bedrijf. De hoge kap laat zien dat de zolder van het bedrijfsgedeelte is gebruikt voor de berging van de graanoogst. Ook de grote deuren in het midden van de achtergevel duiden hierop. De hennepteelt was vroeger ook een manier van landgebruik in het veengebied. De hennepplant leverde de grondstof voor zeildoek en touw. Beide waren nodig voor de gigantische vloot van koopvaardijschepen en oorlogsschepen die ons land in de zestiende en zeventiende eeuw in de vaart had. Aanvankelijk werd van de inlandse hennep vooral touw gemaakt, later diende het steeds meer als grondstof voor zeildoek. Op veel plaatsen lagen touwslagerijen om de hennep te verwerken. In de zeventiende eeuw waren dat er meer dan 50. Na de Tweede Wereldoorlog is de hennepteelt geheel verdwenen. 3.4. Uitgaansmogelijkheden Restaurants:- Restaurant ‘Breuren\', Restaurant ‘De Baron’, Restaurant ‘De Dukdalf’, Chinees restaurant ‘De Lange Muur’, Restaurant ‘De Markies’, Grieks specialiteiten restaurant ‘Dimitra’, Eetcafe ‘La Fontaine’, Restaurant ’t Oorlam, Chinees restaurant ‘Empire’. Kroeg / Café: Café ‘de Marketier’, Café ‘Walzicht’, Drinkerij ’t Bierhuys, Café ‘Victoria’ Musea: Stadsmuseum. Poppodium: Babylon Woerden (Muziek, Thema-avonden, Films, Dart-avonden enz.), K77 (Jongerensociëteit) Sport / Spel:Snooker Pool en Dartcentrum Woerden, Partycentrum Friends, Batenstein Zwembad. Theater: Theater De Kloostertuin, Zaal der Kunsten (in het kasteel. Overnachten:Het Best Western Hotel: ***, Camping Batenstein.: **, Bed & Breakfast Bronnen: Boeken: Haartsen, A., Het land van Woerden. Gemeente Woerden, Woerden, 2003, eerste druk. Klerk de, G., De Petruskerk te Woerden. Sterprint Offset BV., Woerden, 1984, eerste druk. Vis, G.N.M., Het Weeshuis van Woerden; 400 jaar Stadsweeshuis en Gereformeerd Wees- en Oudeliedenhuis te Woerden. Verloren, Hilversum, 1996, eerste druk. Internet: Gemeente Woerden, Het Stedehuys. http://www.stadsmuseumwoerden.nl/?p=1&n=1
Gemeente Woerden, Archeologie. http://www.stadsmuseumwoerden.nl/?p=1&n=3
Gemeente Woerden, Leo Gestel. http://www.stadsmuseumwoerden.nl/?p=3&n=1
Gemeente Woerden, Herman v Swanevelt. http://www.stadsmuseumwoerden.nl/?p=3&n=4
Gemeente Woerden, Cornelis Vreedenburgh. http://www.stadsmuseumwoerden.nl/?p=3&n=5
Streekarchief Rijnstreek, Korenmolen ‘de Windhond’ te Woerden. 2007. http://www.rhcrijnstreek.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=40&Itemid=21
Streekarchief Rijnstreek, De Petruskerk te Woerden. 2007. http://www.rhcrijnstreek.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=32&Itemid=21
VVV Woerden, Overnachten. 14 januari 2008. http://www.vvvwoerden.nl/start.php?plaat=algemeen
Centraal Bureau voor Statistiek, Statistieken CBS provincie Utrecht. 1 januari 2008. http://www.woerden.nl/download/46467/cd/cbsprovincieutrecht.pdf

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.