Hoofdstuk 1: Wat is prehistorie?
Prehistorie betekend:voor geschiedenis.
Dat wil zeggen voor de eerste tekeningen werden gemaakt.
Dat was 40.000 jaar geleden.
De prehistorie duurde 4 miljard jaar.
Om een beeld van de prehistorie te krijgen kun je die tijd verdelen in drie periodes:
* steentijd tot 2000 voor Christus
* bronstijd 2000 tot 800 voor Christus
* ijzertijd 800 tot 12 voor Christus
Je kunt de steentijd nog in drie periodes verdelen:
* de oude steentijd tot 8800 voor Christus
* de midden steentijd 8800 tot 5300 voor Christus
* de nieuwe steentijd 5300 tot 2000 voor Christus
In het begin van de prehistorie woonden de mensen alleen maar in holen,
En er bestond alleen stenen gereedschap.
Het leven was toen veel moeilijker veel mensen stierven jong,
Omdat er geen geneesmiddelen waren.
Na de ijstijd was er veel meer voedsel.
Er kwam een eind aan de prehistorie toen de mensen, leerden schrijven.
Hoofdstuk 2: De prehistorische mensheid
Mensen en woonplaats
Op grotwanden maakten de prehistorische mensen,
Kunstwerken.
Door de handel konden ook steeds meer mensen gaan reizen.
De mensen zagen er in de prehistorie heel anders uit,
Ze waren kleiner en ze hadden haren op hun benen.
4 miljoen jaar geleden verscheen de 1e mensachtige in
Afrika. Ze leken net apen en ze begonnen steeds meer op
mensen te lijken. Ze gingen niet overal op de wereld wonen, (zo zagen mensen er uit)
in Nederland gingen ze pas 14.000 jaar voor Christus wonen. Dat is dus 16.000 jaar geleden. Als er geen dieren meer waren gingen ze ergens anders wonen.
Ze maakten tenten van beenderen van een mammoet.(dat is een soort olifant)
Eerst woonden mensen in grotten, maar later werden de huizen steeds steviger gebouwd, omdat ze er langer bleven wonen.
Na het ontstaan van de tekeningen ontstonden er grote steden en samenlevingen. Hier eindigde de prehistorie.
Mensen en ontwikkeling
De ‘homo habilis’ trok 1 tot 1½ miljoen jaar geleden steeds verder naar het noorden van Afrika, waarschijnlijk op zoek naar meer wild.
hij word steeds groter, zwaarder en dan krijgt hij grotere hersens. Zijn uiterlijk past zich aan bij zijn omgeving. Hij verandert.
Uit hem ontstaat de ‘homo erectus’ (= de ‘recht opgaande mens’).De geleerden noemden deze mens: ‘homo erectus’ (homo=mens erectus=rechtoplopen.)
Van de ‘Homo erectus’ zijn fossielen gevonden over de hele wereld (Europa, China, Japan). Zij waren jagers en leefden in de buurt van dieren: beren, mammoeten, neushoorns, wilde zwijnen. In de riviertjes zat veel vis. De rechtopgaande mens had werktuigen en kende het gebruik van vuur. Na enkele dagen trokken zij naar andere gebieden.
De ‘homo erectus’ was geen aap, ook al had hij er veel van weg. Hij had ongeveer onze grootte en ons gewicht. Zijn hersens waren iets kleiner dan die van ons. Hij staat in zijn ontwikkeling dus erg dicht bij de mens.
Met de ‘homo erectus’ wordt een belangrijke stap vooruit gezet in de geschiedenis van de mens: vuur maken. Voorheen was vuur een angstaanjagend natuurverschijnsel, waartegen je niets kon doen. Het is niet bekend op welke manier de oermens vuur maakte. Dat hij vuur had, staat vast. Dat blijkt uit vondsten van as, houtskool en verkoolde beenderen.
Dankzij het vuur kon de mens in rotsholen gaan wonen, waar hij de grote dieren verdreef die er hun schuilplaats hadden. Bovendien kon hij met vuur zijn werktuigen verharden,waardoor ze sterker werden
Trijntje
In november 1997 graven mensen bij Hardinxveld-Giessendam in Zuid-Holland een gat van tien meter diep. Ze zoeken naar sporen van mensen die lang geleden in Nederland gewoond hebben. Ze vinden een graf met het skelet van een vrouw die hier ongeveer 7000 jaar geleden geleefd heeft. Nooit werd er in Nederland zo’n skelet gevonden dat nog helemaal heel was. Toen hebben ze de vrouw een bijnaam gegeven: Trijntje.
Omdat ze is gevonden op een plaats waar de Betuwespoorlijn moet komen hebben ze haar deze naam gegeven. Ze was tussen de veertig en zestig jaar oud geworden. Tussen 5300 en 4700 voor Christus leefden op de plaats van de opgraving mensen op de oevers van de Rijn en de Maas.
Tijdens de ijstijd
Een aantal keren is een groot deel van de aarde een tijd bedekt geweest met een dikke laag ijs.
Zo’n periode wordt de ijstijd genoemd. In de op een na laatste ijstijd, die ongeveer 120.000 jaar geleden eindigden, werd de noordelijke helft van Nederland bedekt door een dikke laag ijs.
De koudste periode was zo’n 20.000 jaar geleden. Er was hier wel een onbewoonbare poolvlakte. Toen lagen de temperaturen ver onder de nul graden. De Nederlanders zagen er heel anders uit dan ons:
Hij had een laag voorhoofd met zware wenkbrauwen. In Nederland zijn nog nooit skeletten gevonden van Neanderthalers. Wel vuistbijlen die de Nederlanders 60.000 jaar geleden gebruikten. Daarom denken ze dat ze hier geleefd hebben. Er zijn ongeveer 60 voorwerpen gevonden van de Neanderthalers. De Neanderthalers gebruikte platte stenen met scherpe randen, krabbers, om dierenhuiden schoon te krabben.
Pezen of dunne veters gebruikten ze als draden. De Steentijd begint in Nederland met de tijd waarin de eerste gevonden stenen werktuigen werden gemaakt. De Steentijd duurde tot ongeveer 2.000 voor Christus. De Bronstijd duurde tot ongeveer 800 voor Christus. foto’s: Neanderthaler
De laatste periode van de prehistorie is de IJzertijd.
Hoofdstuk 3: Prehistorische vleeseters
Dino’s
Lang geleden toen de mens nog niet bestond, leefden op Aarde prehistorische dieren. Dat zijn dieren zoals: Dinosaurussen. Dat waren soms wrede dieren.
Bijvoorbeeld: de tyrannosaurus-rex dat was een wild dier, omdat hij andere dino\'s at. Hij was de koning van de vleesetende.
Andere dino\'s, zoals de Triceratops, waren niet wild. Ze vochten alleen als het moest. De triceratops was een plantetende dinosaurus. Hij had drie horens op zijn hoofd die hij als zijn wapen gebruikte als het moest.
De Stegosaurus was een dinosaurus die op zijn rug beenplaten had.
Carnivoor
De carnivoor was een vleeseter en had erg scherpe tanden.
Bij een carnivoor kon het eten snel verteren. En bij planteneters niet want een plant is slecht te verteren. Een carnivoor kon hard rennen dat was wel nodig, want anders kon hij zijn prooi niet inhalen. Bijvoorbeeld de tyrannosaurus of de sabeltand-tijger. Sommige carnivoren aten alleen insecten of andere kleine diertjes. Vroeger zagen de dieren er anders uit door klimaat verandering.
Ze gingen er ook anders uit zien door tijd alles werd steeds moderner. Bijvoorbeeld sabeltand-tijger is nu een tijger zonder grote tanden. De meeste carnivoren vielen niet in groepen aan. Een uitzondering voor tyrannosaurus of raptors zij vielen soms in troepen aan. En deinoncus vielen ook in troepen aan. De Sabeltandtijger behoorde tot een van de succesvolste en meest voorkomende vleeseters, die vroeger allemaal uitgestorven zijn. De Smilodon, die waarschijnlijk een vleeseter zou zijn geweest. Er waren waarschijnlijk wel meer dan 35 soorten Sabeltand-tijgers geweest. Ze waren niet het zelfde als een gewone huiskat van tegenwoordig. De tanden konden wel langer dan 22,5 cm worden. De meest bekendste Sabeltandtijger heeft tanden van 17cm. De huid was meestal licht bruin. Het waren sterken dieren ze jaagden bijvoorbeeld op mammoeten, olifanten, gazellen en neushoorns. Ze zwierven van waarschijnlijk 1,6 miljoen jaar geleden tot en met, 11 miljoen jaar geleden op deze wereld. Ze leefden op gras en niet te dichtbij begroeide bossen. Een sabeltand-tijger kon 1,5 meter lang worden. De schedel was ongeveer 36cm lang. Als hun bek dicht was stoken de hoektanden uit. Met de grote tanden doden zij hun prooi. Ze beschadigde het lichaam van hun prooi waardoor deze dood bloede. Ze brachten het eten naar de zijkant van hun bek,en sneden stukken vlees af met hun snij kiezen.
Gevaarlijke vleeseter
een van de gevaarlijkste vleeseters is de Tyrannosaurus. Zijn tanden zijn net zo groot als een banaan en kan wel drie mensen achter elkaar opslokken. De Tyrannosaurus is erg koppig als hij vlees eet. Daar na komen de afstamleden: allosaurus, Cartnosaurus, Albertrossaurus, allosaurus en Dilosaurus. Één van de kleinste dino’s noemt men ze nek vretertjes, omdat ze altijd in de nek aanvallen. Dat heeft men onderzocht.
Daarna komt Deinonychus. Als aanvalswapen heeft hij aan zijn poten een nagel als soort sikkel.
De mens
Een heel belangrijk verschil tussen het leven in de prehistorie en het leven nu, is het eten. In Nederland hoeven we niet ver te reizen om eten te vinden. We gaan gewoon naar de supermarkt om boodschappen te halen. Daar denken we nauwelijks nog bij na.
Maar stel je eens voor dat je vader elke dag het bos in moet om dieren te doden en te slachten. En dat je moeder ze boven een houtvuur braadt. Dat is waar de eerste mensen een groot deel van de dag druk mee waren. Ze jaagden op wilde dieren en verzamelden planten en knollen die ze konden eten. Ze brachten de buit naar een kamp, waar ze alles opaten. Als er geen wild meer in de buurt was, trokken ze verder. De mensen gingen dus de dieren achterna!
Natuurlijk hadden de eerste mensen geen geweren om dieren mee te schieten. Die waren toen nog niet uitgevonden. Ze hadden alleen hout, stenen en beenderen van dieren. Daarmee maakten ze pijlen, pijlpunten, speren en bijlen. Door bijvoorbeeld steeds met de ene steen op de andere te slaan, ontstonden er stenen met scherpe randen. Daarmee gingen de mensen de dieren te lijf.
Hoofdstuk 4: Prehistorische planteneters
Onderzoek van botten
De wetenschappers konden aan prehistorische dieren zien of het een vleeseter of een planteneter. Namelijk aan de botten die ze opgegraven hadden.
De meeste prehistorische dieren hadden scherpe kromme of rechte tanden.
De opgravers konden het ook aan de eten resten zien, want in de maag van een planteneter zaten bedorven bladeren, en bij vleeseters een stuk versteent vlees.
Ze konden het ook aan de botten zien toen het met een microscoop werd onderzocht.
Planteneters
Aan de naam planteneters hoor je al het zijn geen vleeseters.
Als planteneters planten opeten slikken ze ook stenen er mee in.
In de maag kunnen de maag stenen de planten vermalen.
Een planten eter moest bijna de hele dag lopen.
Want planten zijn moeilijk te verteren.
Er zit weinig energie in de maag.
Daarom moest een planten eter bijna de hele dag op zoek naar planten.
En vlees was voor een vleeseter makkelijk te verteren.
verdedigingen van een paar prehistorische dieren.
1. Bizon.
2. Ankylosaurus.
1. De vroegere bizon verdedigde zich met zijn horens. Een bizon verdedigd zich altijd met de kudde. Daarom kon een sabeltand-tijger nooit met zijn scherpe tanden alleen aanvallen daarom deed de sabeltand-tijger het zelfde.
2. De Anklysaurus verdedigde zich met een soort knots aan zijn staart.
Daarom zwaaide hij als hij boos was met zijn staart.
Een klap en de ribben van een groot dier waren gebroken (de kleintjes gaan meteen dood.)
Daarom was de Anklysaurus een van de gevaarlijkste planteneters.
Je kunt nog iets terugvinden uit die tijd bijvoorbeeld een schedel of een ander lichaamsdeel. Die tijd noemen we de prehistorie. Het betekent: vóór de geschiedenis.
In de prehistorie konden de mensen nog niet opschrijven wat ze
hadden beleefd. We hebben dus geen boeken of andere geschriften uit die tijd.
Hoofdstuk 5: Puzzels in de grond
Misschien vraag je je af hoe men zoveel weet over het leven van de mensen in de prehistorie. Het is al zo lang geleden, en ze konden nog niet schrijven! Over de prehistorie weet men dan ook een stuk minder dan over de tijd die daarna kwam. Eigenlijk is er maar één manier om te weten te komen hoe de mensen in de prehistorie leefden: door te kijken naar de spullen die ze achterlieten .Archeologen zijn mensen die op zoek gaan naar spullen uit het verleden. Zo proberen ze meer over de mensen van de prehistorie te weten te komen. Hoe doen ze dat? Je moet weten dat bijna alle spullen uit het verleden diep in de grond terecht zijn gekomen. Op de plek waar in de prehistorie een dorpje was, is later misschien een groter dorp gebouwd
De prehistorische mensen deden ook steeds meer ontdekkingen. Daardoor werd hun leven een stukje prettiger. Stenen gebruikten ze ook al voor van alles. Op de plek waar eerst hutjes stonden, kwamen huizen te staan. Nog veel later misschien wel flatgebouwen. Meestal geldt: hoe dieper je graaft, hoe ouder de spullen zijn die je vindt. Uit de prehistorie zijn niet zo veel spullen bewaard. Het materiaal waarvan de hutten werden gemaakt, is verrot. De mensen zelf ook. Er zijn wel graven uit de prehistorie gevonden. Maar van de botten is meestal niet veel meer over .In 1974 werd in Afrika het skelet opgegraven van een vrouw uit de prehistorie. Bijna de helft van haar beenderen was nog terug te vinden. Na een heleboel gepuzzel hebben archeologen toen uitgezocht hoe Lucy (zo werd de vrouw genoemd) er ongeveer uit kan hebben gezien. De onderzoekers kijken vooral naar de vorm en de inhoud van de schedel. Hoe groter die is, hoe meer hersenen erin hebben gezeten. Hoe meer hersenen, hoe slimmer ze waren.
REACTIES
1 seconde geleden
E.
E.
Ik vind het slecht je moet ook wat over de histori vertellen
13 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Waauw!!! interesting!!!!
12 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
vaaaag!! er moet meer over verteld worden.. nog uitgebreider!!
12 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
mooi werkstuk:P
11 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
echt heel erg slecht het is veel te weinig :(
10 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Wist heel veel niet maar je verteld niet over welk gereedschap De mensen toen gebruikte en daar was ik naar op zoek
8 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Super nice goede en informatieve informatie!
7 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
Kip satee
6 jaar geleden
Antwoorden