Inleiding
Kenya is een land van sterke contrasten. In de hoofdstad Nairobi zijn moderne kantoren, luxe hotels en grote auto´s voorbeelden van extern kapitaal. Dit beeld, dat je krijgt als je er aankomt met het vliegtuig, is niet het echte Kenya. Kenya is namelijk een ontwikkelingsland, en de gemiddelde Kenyaan is niet welvarend. Het doel van deze paper is na te gaan wat de oorzaken zijn die de ontwikkeling verklaren.
Verdeling van de landbouwgrond
Het antwoord op de vraag wie de (goede) landbouwgronden bezitten, is te vinden in de historie van Kenya, om precies te zijn in de koloniale periode. In 1985 werd Kenya een Brits protectoraat en vanaf 1922 een kolonie. Tussen 1896 en 1901 bouwde Groot-Brittannie de Uganda Spoorlijn van Mombasa in het oosten naar het Victoriameer in het Westen. Omdat de kosten hoger uitvielen dan was gepland, bood Groot-Brittannie de blanke kolonisten stukken landbouwgrond aan op de beste plekken van Kenya. Dit waren de zogenaamde `White Highlands´ ten noorden van Nairobi. De Afrikaanse Kenyanen mochten geen oogst exporteren, zodat de blanken volledige monopoly hadden. (Bradshaw 1990, p. 5) Na de koloniale tijd werd er een plan opgesteld door de nieuwe Kenyaanse regering om meer land aan de Kenyanen te geven. Dit was in 1961 en werd `the Million Acre Scheme´ genoemd. Bij dit programma werd er 180000 hectare grond waar een `goed´ inkomen mee te verdienen is en 987000 hectare grond waar niet goed op te verbouwen is aan de Kenyanen teruggegeven. Maar nog steeds is 80 % van de White Highlands van de blanken. De nieuwe grond moest over veel mensen verdeeld worden en dat komt er op neer dat op dit moment heel veel boeren (1704000) land hebben van gemiddeld 2 hectaren en dat 2460 boeren een bedrijf hebben van gemiddeld 1000 hectaren. (Bradshaw 1990, p. 6) Er is dus grote ongelijkheid in de landbouw, zelfs na de de-kolonisatie. Er is in feite niet veel veranderd. De meerderheid van de boeren heeft weinig en slecht land er kan daar niet of nauwelijks van rondkomen en de minderheid (slechts 0.14% van alle boeren) bezit de goede grond en grote stukken daarvan.
Export
Tachtig procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de landbouw. Echter deze sector draagt maar 29% bij aan het BBP (1993). De kleine boeren zitten in een vicieuze circel waar nauwelijks uit te komen is. Het heeft te maken met de export. De grote bedrijven hebben vanaf de komst van goede landbouwmachines, goed zaad, mest en irrigatiesystemen hierin kunnen investeren omdat de eigenaren rijke Kenyanen zijn. Met deze technologische voorsprong kunnen zij het zich permitteren zich toe te leggen op een of twee landbouwproducten, ze verbouwen namelijk niet voor hun eigen voedselvoorziening. Deze producten kunnen ze op de buitenlandse markt verkopen en zo worden ze alleen maar rijker. De kleine boeren worden daarentegen niet rijker omdat ze niet kunnen investeren in beter zaaigoed en machines. Zij zijn wel zelfvoorzienend omdat ze slechts kleine stukjes land hebben, waar het hele gezin van gevoed moet worden. Ze kunnen niet op de markt met hun producten omdat ze geen surplus hebben en zonder surplus verdienen ze geen geld. Zonder geld kunnen ze niet investeren en zo is de circel rond. (Bradshaw 1990, p. 11 & 12) De ongelijkheid tussen de grote en kleine boeren wordt dus alleen maar vergroot doordat de grote boeren de mogelijkheid hebben hun producten (voornamelijk thee en koffie) aan het buitenland te verkopen. Op die manier houdt de meerderheid een laag inkomen en kunnen ze zich niet verder ontwikkelen.
Bevolkingsgroei
Kenya is wat de verhoudingen tussen mannen en vrouwen betreft nog erg traditioneel. Mannen volgen over het algemeen langer onderwijs en meer mannen dan vrouwen werken. Kenyaanse vrouwen krijgen veel kinderen. Het vruchtbaarheidscijfer is 5,2 (1993). Het is ten eerste een middel om de man bij zich te houden, en dus inkomsten te hebben. Het is een schande als je geen kinderen kunt krijgen en van de vrouwen tussen de 45 en de 50 jaar heeft 96,5% kinderen, in Nederland ligt dat percentage onder de 80. Behalve om hun man te behouden, krijgen vrouwen veel kinderen omdat ze al op vroege leeftijd seksuele gemeenschap hebben. Al onder het 15e jaar is heel gewoon. Onder de allerarmste bevolkingsgroepen is het hebben van kinderen pure opbrengst zodra ze kunnen meewerken. Er wordt in hen nauwelijks geinversteerd qua scholing. Voor meisjes ontvangen ze bovendien een bruidsschat. Heb je veel kinderen, dan halen er zeker een aantal de leeftijd dat zij hun ouders kunnen verzorgen, dat is onzekerder bij maar bijvoorbeeld drie kinderen. Kenya telde in 1993 ruim 25 miljoen inwoners en nu wordt het inwonertal geschat op meer dan 30 miljoen mensen. De groei is nog altijd niet stabiel maar exponentieel.
Er zou op hele korte termijn goede voorlichting op het gebied van gezinsplanning moeten komen omdat de explosieve bevolkingsgroei een stempel drukt op de ontwikkeling van het land. Kenya heeft al te weinig voedsel en geschikte landbouwgrond voor het aantal inwoners van dit moment, laat staan dat de bevolking zou verdubbelen. Er zal nooit een voldoende landbouwsurplus zijn zodat er veel mensen overbodig worden in de landbouw die dan bedrijfjes kunnen opzetten of industrie kunnen beginnen. (Van Haastrecht 1996, p. 61)
De overheid
Om iets te veranderen aan de slechte verdeling van de landbouwgrond zou de overheid van Kenya een herstrukturering moeten maken. Zij zouden veel kleine stukken over de inwoners moeten verdelen. De stukken land zouden 0,75 hectare moeten zijn bij land met een hoog potentieel en 4,5 hectare bij land met een laag potentieel. In deze verdeling zouden veel meer mensen een inkomen kunnen verwerven. Bovendien werken mensen op kleinere stukken land veel efficienter dan op grote stukken land en is er dus meer voedsel voor de groeiende bevolking. (Bradshaw 1990, p. 9)
De Kenyaanse overheid voert geen herstrukturering door en om te begrijpen waarom moet eerst uitgelegd worden hoe het politieke systeem in elkaar zit.
Kenya heeft een zogenaamde patron-client struktuur waarbij de president de chief-patron is. Het systeem is gebaseerd op informele relaties. Onder de president komen de kabinet ministers. Zij zijn de clients van de president maar patrons van de jongere leden van het parlement. Sommigen van die leden zijn op hun beurt weer patrons van lokale leiders. Integraal aan dit systeem is de toegang tot de hulpbronnen. De leden van het parlement (MP´s) vragen aan hun minister om een budget om uit te geven in hun district aan lokale ontwikkeling. Dit systeem werkt niet eerlijk: goede MP´s krijgen meer geld en arme districten hebben vaak geen goede MP. De bewoners zijn er namelijk vaak niet politiek bewust en hebben weinig interesse in de politiek. De huidige politieke struktuur bevordert dus alleen maar de ongelijkheid tussen de districten. Er is nog een probleem met de MP´s. De meeste van hen investeren het overheidsgeld in de urbane gebieden en niet in het platteland. De ironie hierbij is dat er wel op hen gestemd wordt door de rurale bevolking. Zij komen moeilijk uit die situatie omdat ze door slecht onderwijs niet goed op de hoogte zijn van het politieke systeem en door de lage opleidingen en hun lage afkomst komen ze ook niet in de positie actief aan de politiek deel te nemen. Zo zullen er nooit investeringen gedaan worden in de landbouw. De huidige MP´s hebben daar helemaal geen belang bij. Zij hebben namelijk vaak ook functies in de stedelijke business en dus zijn investeringen van overheidsgelden voor de MP´s puur uit eigenbelang. (Bradshaw 1990, p. 18 & 19)
Daarbij komt nog dat de grootgrondbezitters voornamelijk niet full-time boeren en er nevenactiviteiten bij hebben. De grootgrondbezitters zijn voornamelijk de elite in hoge maatschappelijke functies, voornamelijk in de politiek. Zij zullen nooit een plan maken voor grootschalige herstrukturering van de landbouwgrond omdat ze zelf veel te graag hun grote stukken land behouden. (Bradshaw 1990, p. 15)
___________________________________________________________________________
Verdeling van boerderij eigenaars in het Kianbu district op basis van professie en positie
Positie Nummer
Leden van het parlement 5
Ambassadeurs 3
Senior burgelijke ambtenaren 4
Andere gouvernement beambten 4
Kerkbestuurders 2
Boeren en handelaren 19
(Bron: D. Hunt. 1984. The impending crisis of Kenya: The case for land reform. P. 288) ___________________________________________________________________________
Uit de tabel kun je begrijpen dat het voor de kleine boeren en de landlozen moeilijk wordt om een redelijk bestaan te leiden omdat de overheid de grote stukken land van de beste kwaliteit in bezit hebben en ze niks willen veranderen. Het moge duidelijk zijn dat er corruptie en belangenverstregeling is in de politiek. Op die manier blijft Kenya hangen in de onderontwikkeling.
Conclusie
De meeste Kenyanen werken op kleine boerderijen omdat het land ongelijk is verdeeld. De politiek is echter zeer gericht op urbane ondernemingen. De agrarische sector lijdt dus onder de relatief kleine urbane elite. De Kenyaanse elite wordt beschermd door de staat en is in sommige gevallen deel van de staat. De staat bevoordeelt grootschalige boeren onder andere door herverdeling van het land te weigeren. Het hele politieke systeem is gebaseerd op wederzijds eigenbelang: De staat wil loyale vertegenwoordigers en de vertegenwoordigers willen toegang tot lucratieve ondernemingsmogelijkheden. De huidige relatie tussen het klassenstelsel en de staat bevordert geen agrarische vooruitgang. Kenyaanse boeren hebben land en toegang tot de hulpbronnen nodig, anders blijft het land relatief onderontwikkeld. Het probleem is dat de economische en politieke systemen er zo moeilijk te veranderen zijn omdat de boeren er geen inspraak hebben en moeilijk zelf in die wereldjes terecht te komen. De oorzaken van de onderontwikkeling zijn dus de slechte landbouwgrondverdeling en de participatie van de grote boeren en urbane zakenlui in de politiek. De groeiende bevolking en de daaruit ontstane druk bevorderen de onderontwikkeling.
Geraadpleegde literatuur
Bradshaw, York W. (1990). Perpetuating underdevelopment in Kenya: The link between agriculture, class and state. Uit: African studies review, volume 33, nummer 1, april 1990, p. 1-28.
Dietz, T., Foeken, D. en van Haastrecht, A. (1996). Kenya, landenreeks.
Hunt, D. (1984). The impending crisis in Kenya: The case for land Reform.
REACTIES
1 seconde geleden