Musicals

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 4830 woorden
  • 6 januari 2006
  • 334 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
334 keer beoordeeld

Inleiding.

De definitie van musical: ‘Een samenhangende productie voor theater, televisie of film, die gebruik maakt van toneelspel, goed in het gehoor liggende liedjes, een gemakkelijk te volgen tekst en meestal ook showelementen als dans, met het doel een bepaald verhaal op een bijzondere manier te vertellen of de talenten van bepaalde mensen te laten horen en zien.’ Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat het me wel leuk leek om hier meer over te weten te komen. Ik heb het ook gekozen, omdat er veel informatie over te vinden was. Zelf gaan we ook naar musicals toe en dan vind ik het altijd indrukwekkend hoe ze zoiets groots hebben kunnen organiseren. Musicals is eigenlijk een heel uitgebreid onderwerp en daarom kan ik niet alles behandelen. Ik zal een stukje over het ontstaan vertellen, over de musical in Nederland, over Joop van den Ende, over de mensen achter de schermen, over bekende musicalsterren en over kindermusicals. Ik heb geprobeerd om zoveel mogelijk informatie in mijn werkstuk te verwerken, zodat je genoeg te weten kunt komen.

Hoofdstuk 1. Hoe ontstond de musical?

Veel mensen vinden dat de musical van de opera afstamt, want dat is ook én muziek én zang én toneelspel (en af en toe zelfs dans). Opera was in de 19e en het begin van de 20e eeuw dé populaire muzieksoort. Er zijn ook heel wat aanwijzingen dat musicals – die al in de 19e eeuw ontstonden – veel van de opera’s hebben geleend. Er waren soorten opera’s die dicht in de buurt van de huidige musical kwamen: de opera bouffe, de lichte of de komische opera. De muzikale komedies die rond 1890 op Broadway draaiden, waren juist musicals en geen opera’s. Ook vindt de musical zijn wortels in de operette. Operette betekent eigenlijk zoiets als ‘kleine opera’. De operette had meer dialoog dan de opera en vooral de muziek was voor een veel breder publiek bestemd. Dit waren dus liedjes die makkelijk in het gehoor lagen. Veel van de musical liedjes zijn later ook inderdaad hits geworden. De operette mag dan het naaste familielid van de musical zijn, de oorsprong van die theatervorm ligt eigenlijk nog veel verder in het verleden. De oude Grieken, bekend van hun tragedies en komedies die ze in hun amfitheaters opvoerden, gebruikte daar ook al zang in. De dichters en toneelschrijvers Aeschylos en Sophocles componeerden soms muziek bij hun stukken. In de 5e eeuw voor Christus schreef Aristophanes zelfs een aantal muzikale komedies. Daar zaten al elementen in als politieke en seksuele grappen en allerlei zaken om het grote publiek mee te amuseren, zoals acrobaten en goochelaars. Meestal werden de liederen door een koor gezongen, om commentaar te geven op wat er op het toneel gebeurde, maar af en toe waren er ook wel solozangers. Je kan dus eigenlijk zeggen dat deze muzikale komedie de verre, verre voorloper van de moderne musical is. Jammer genoeg is de muziek verloren gegaan en zijn alleen de teksten bewaard gebleven. De Romeinen namen de tradities van het Griekse theater over. Je ziet dan ook in komedies van de Romeinse schrijver Plautus uit de 3e eeuw voor Christus liederen en dansen van de Grieken opduiken. Om hun danspasjes duidelijker te laten horen in de openlucht theaters van Rome zetten de dansers metalen plaatjes aan hun sandalen: de eerste tapdansschoenen!

In de Middeleeuwen had je rondtrekkende zangers en verhalenvertellers die van kasteel tot kasteel trokken om de bewoners daarvan te vermaken met hun verhalen en liederen. Die mensen vormden dan gezelschappen met dansers, zangers, goochelaars, acrobaten en vertellers. In een later tijdperk, de Renaissance, van de 14e tot de 16e eeuw, was er een grote opleving van de kunst te zien. Toen Lodewijk XIV, de Franse Zonnekoning, aan het einde van de 17e eeuw een nieuwe vorm van vermaak zocht, schreef de beroemde toneelschrijver Molière op verzoek van de koning een aantal van zijn toneelstukken om tot muzikale komedies. Nog later ontstonden in West-Europa naast de serieuze klassieke opera’s de lichte opera’s, waarbij populaire wijsjes met veranderende teksten werden gebruikt. Je had ook nog de operettes van mensen als Franz Lehár, Johann Strauss en Jacques Offenbach. Vanaf het midden van de 19e eeuw bruiste Amerika van
het amusement. In de theaters, en dan vooral op Broadway, waren allerlei soorten shows te zien. Het waren allemaal voorstellingen die uit losse elementen bestonden en waar niet één samenhangend verhaal voor was gebruikt. Maar waar de musical zijn vorm van de operette dankt hadden de shows op Broadway een duidelijke invloed op het karakter van de latere musical.

Hoofdstuk 2. Hoe ontwikkelde de musical zich in de 20e eeuw?

In het begin van de 20e eeuw werd de jonge musicalkunst sterk beïnvloed door Europese operettes zoals Die lustige Witwe (de vrolijke weduwe) van Franz Lehár, maar Amerikaanse componisten als Victor Herbert en Jerome Kern ontwikkelden de musical verder tot een eigen stijl. In de jaren twintig van de
20e eeuw kwamen er veel belovende jonge componisten op. Jerome Kern en Oscar Hammerstein schreven de musical Showboat, die een ongelooflijk succes werd en die in het algemeen als de eerste musical wordt beschouwd. In Showboat vormden het verhaal en de liedjes namelijk één geheel. In de jaren dertig kreeg de musical Of thee I sing van George en Ira Gershwin de zeer hooggeschatte Pulitzer prijs voor toneelkunst. De musical als theatervorm bleek zich al stevig te hebben gevestigd. Hij kon niet langer onder het hoofdstuk ‘muziektheater’ worden geplaatst, maar was een aparte vorm geworden. Tot de jaren veertig werd er niet zoveel aandacht aan het verhaal geschonken. Dat diende meer als achtergrond voor de muziek, die natuurlijk het belangrijkste was, samen met de hele aankleding van de musical en vooral ook de sterren die erin zongen en speelden. Maar in de jaren veertig kwam daar verandering in. Er kwam een musical waarin verhaal, karakteropbouw van de spelers en de muziek dezelfde belangrijke rol hadden en met elkaar samenhingen. Het draaide dus niet meer alleen om zangkunsten en glamour, maar steeds meer om het verhaal van de musical. Er moest daardoor ook steeds beter geacteerd worden. Ook op Broadway ging het steeds beter. De Tweede Wereldoorlog was voorbij en hoewel die eigenlijk niet heel erg op het theaterleven van invloed was geweest, braken nu de jaren vijftig aan en dat was het tijdperk van wederopbouw en optimisme. De theaters liepen weer voller dan ooit en de musicals vlogen je om de oren, want naast film en toneelstukken, waren die nu het ‘hot item’ op Broadway. Opera was voor het grote publiek wel zo’n beetje uit de mode en alleen het nogal chique publiek hield van de opera. Opera werd nu onder de klassieke muziek gerekend. Operettes net niet meer, maar die werden ook alleen nog maar door amateur-gezelschappen opgevoerd voor een klein publiek. De Broadway-musical beheerste het theaterleven van de westerse wereld, met Amerika en Engeland als centrum. De producties werden steeds duurder en moesten dus steeds meer opbrengen om de kosten te dekken, daar ontkwamen de producenten niet aan. Het publiek wilde steeds grootsere producties met meer spektakel op het podium en kregen dat allemaal ook. Elk theaterseizoen opnieuw kwam er een serie nieuwe musicals op de podia. Sommige daarvan waren een grote flop, maar veel werden grote hits, die soms jarenlang in het theater te zien bleven. Want dat bepaalt het succes van een theatervoorstelling en al helemaal van de musical: het publiek dat maar blijft komen, elke avond weer. Een musical kon hierdoor winstgevend worden, want een musical moest heel wat voorstellingen hebben gedraaid om winst te maken. Bijvoorbeeld de musical My fair lady ontstond in de jaren vijftig en die is tot nu toe in verschillende uitvoeringen nog steeds overal ter wereld op de planken te zien. Musicals worden ook verfilmd en leveren dan ook meestal grote successen op. In 1960 bleef het succes van de musical zich voortzetten, met bijvoorbeeld de productie Hello dolly! Maar er kwam ook een nieuwe musicalsoort op: de rockmusical. De muzikale smaak van het publiek was aan het veranderen en rockmuziek hoorde je overal, op radio en tv en bij de rockfestivals die overal ter wereld werden gehouden. De musical Hair uit 1968 en later ook Tommy waren voorbeelden van rockmusicals. Maar deze soort zou geen lang leven hebben. Toen de belangstelling voor rockmuziek minder werd nam ook de belangstelling voor rockmusicals af. Vanaf de jaren zeventig lieten verschillende soorten musicals zich zien. In de jaren zeventig kwam de musical-met-een-verhaal weer helemaal in. Populaire musicals uit vroegere jaren kwamen weer terug en werden in een nieuw jasje gestoken. Verder gebeurde er weinig spectaculairs. De jaren tachtig kwamen met enorme producties als Phantom of the opera (Het spook van de opera), Cats en Les misérables: van oorsprong Engelse musicals, die jarenlang bleven draaien en in de hele wereld werden overgenomen. Meestal werd er bij het verkopen van de rechten aan andere landen door de verkoper bepaald dat er niets aan de productie mocht veranderen. De muziek moest hetzelfde blijven, de presentatie, de decors, kortom: er mocht alleen vertaald worden, verder moest het gewoon een exacte kopie zijn van de oorspronkelijke vorm. De manier waarop reclame voor de musical wordt gemaakt, wordt vaak door de verkoper van de rechten voorgeschreven. Vandaar ook dat je ziet dat het logo van een musical in alle landen hetzelfde is, ontworpen door één ontwerper dus. Alles in de musicalwereld kostte ontzettend veel geld. Daarom hadden nieuwe theatermusicals sponsoring van grote bedrijven nodig of moesten ze door bedrijven met heel veel geld geproduceerd worden.

Hoofdstuk 3. De musical in Nederland.

Eigenlijk moest je in Nederland in de jaren zestig van de vorige eeuw nog uitleggen wat een musical nou eigenlijk wel was, toen Alle wegen gaan naar Amsterdam in mei 1960 voor het eerst werd opgevoerd. Acteurs en actrices die ook nog zongen, daar had nauwelijks iemand van gehoord. En toch was dat de eerste Nederlandse musical, op muziek van televisieregisseur Walter Kous en met teksten van dichteres Mies Bouhuys. De musical werd nog vijfmaal opgevoerd, in theater Carré in Amsterdam. Een cabaretière had de hoofdrol: Hedy d’Ancona. Haar tegenspelers waren Piet Römer (‘De Cock met cee oo cee ka’ uit de populaire televisieserie Baantjer) en de auteur Ton van Duinhoven, die ook bekend was van toneel en televisie. Geen dure productie, geen enorme decors, geen grote ploeg dansers en danseressen, geen massale koren, maar ja: het was dan ook een gesubsieerde voorstelling. Veel enthousiasme was er niet van de toneelcritici, die ook maar nauwelijks wisten wat ze met de nieuwe vorm van toneel aan moesten. Het publiek was helemaal geen theaterpubliek. En zingende acteurs vonden ze nog steeds een beetje gek. Veel indruk maakte dat debuut dus niet. De critici vonden de hoofdrolspeelster wel aardig, maar niet echt goed. Een nogal aarzelend begin dus. Maar het was wel echt Nederlands muziektheater, al zou je het toen nog geen musical noemen. De theaterindustrie had wel de smaak te pakken gekregen. Producenten vonden een Engelse musical die hen ook geschikt leek om op het Nederlandse toneel te brengen: My fair lady, het verhaal van het Londense bloemenmeisje Eliza Doolittle die door professor Higgins in huis wordt opgenomen en opgevoed om fatsoenlijk Engels te leren spreken. Uiteraard lukt dat en de professor en het bloemenmeisje trouwen. Producenten Willy Hofman en Piet Meerburg besloten de musical in het Nederlands te vertalen en in Nederland op de planken te brengen. Een gewaagd stuk, dat achteraf een geweldig succes werd: de musical bleef maar liefst twee jaar lopen en kreeg meer dan 700.000 bezoekers. Het bloemenmeisje werd gespeeld door de nog vrij onbekende Margriet de Groot, maar voor de rol van professor Higgins had men de populaire cabaretier Wim Sonneveld weten te strikken, die niet alleen grappig op het toneel was, maar ook nog eens goed kon zingen. Als Eliza’s vader kwam de destijds ook al beroemde acteur Johan Kaart in actie en dat bleek bij elkaar een hele goede cast te zijn. Maar eigenlijk was het geen echte Nederlandse musical, maar een Engelse vertaling, hoe goed dan ook. En dat succes werd niet snel gehaald. De toen al beroemde kinderboekenschrijfster en dichteres Annie M.G. Schmidt wilde echter wel eens proberen een origineel Nederlandse musical te schrijven en kwam met Heerlijk duurt het langst (hoewel producent John de Crane haar had gevraagd een Franse musical te vertalen, maar daar had ze geen zin in) en dat was in feite het begin van de Nederlandse musicaltraditie. Zó Nederlands zelfs dat er lange tijd geen buitenlandse producties meer bij ons te zien zijn geweest. Men had het wel geprobeerd met The sound of music, maar hij draaide maar een paar weken, want er kwam geen hond kijken. Ook de musical Oliver!, met Johnny Kraaykamp senior in een hoofdrol, mislukte ook, maar Heerlijk duurt het langst sloeg wél aan. En John de Crane zal wel in zijn handen hebben gewreven dat zijn plan om nog een keer te proberen een buitenlandse succesmusical uit te brengen door Annie M.G. Schmidt was getorpedeerd. De schrijfster had al heel wat ervaring, behalve met haar kinderboeken ook met het journalistencabaret De Inktvis. Die cabaretachtergrond was ook in Heerlijk duurt het langst te merken: de tekst had duidelijk de hoofdrol. En zo was de typisch Nederlandse musical geboren. Annie M.G. Schmidt had nog nooit eerder een musical gezien en ze dacht dat het een soort toneelstuk was waar ook muziek in voorkwam. Nederland had ook geen musicaltraditie en het theaterpubliek beschouwde de musical nog steeds als een beetje ordinair. Maar deze soort van toneel-met-muziek bleek Schmidt goed te liggen. Het verhaal van Heerlijk duurt het langst, met muziek van haar trouwe huiscomponist Harry Bannink, was trouwens helemaal niet zo leuk: het ging over een zakenman die vreemdgaat met zijn secretaresse en er zaten heel wat bittere scènes in. De musical beleefde maar liefst 543 voorstellingen. De soort musical die Annie M.G. Schmidt had ontworpen, zou de Nederlandse musicaltraditie aangeven. Twintig jaar lang zou deze soort musical in de Nederlandse theaters veel publiek trekken. Na een aantal musicals waarvan de laatste een magere musical was, begon Annie in 1976 weer aan een nieuwe musical: Foxtrot. Een verhaal over een plattelandsmeisje dat in de grote stad verzeild raakt en een kind krijgt van een homoseksuele artiest. Opnieuw werd de musical een doorslaand succes, daarna heeft ze nog de musical Madam geschreven dat het publiek in ovaties deed losbarsten. De Nederlandse musical bleef de theaters domineren. Er was alleen een probleempje voor de producenten die tot dan toe de musicals maakten. Er was een jonge, veelbelovende producent aan het opkomen, van wie nog niemand ooit had gehoord: Joop van den Ende.

Hoofdstuk 4. Joop van den Ende.

De persoon die zorgde voor een keerpunt in de musical was Joop van den Ende. Iedereen in Nederland kent zijn werk. Is het niet van musicals als Miss Saigon of The Phantom of the Opera, dan is het wel van televisieprogramma’s als
Big Brother en GTST. Zonder Van den Ende hadden televisie en theater er in Nederland heel anders uit gezien. Als jonge man wil Joop van den Ende (geboren in 1942) eigenlijk zelf graag artiest worden, maar het ontbrak hem aan talent. Na een aantal mislukte optredens besluit hij een boekingsbureau voor artiesten op te richten en hij begint een winkel in feestartikelen. Hij zet een revue (een show bestaande uit een aaneenschakeling van zang, dans en toneel) op met - de dan nog onbekende komiek - André van Duin. Het begin van een indrukwekkende carrière. Joop van den Ende produceert daarna vele, goedbezochte revues, musicals en toneelvoorstellingen. Allemaal zonder geld van de overheid en dat is bijzonder in Nederland. Het leidt wel een paar keer bijna tot zijn faillissement. Joop van den Ende ontdekt televisie en gaat ook daar voor produceren. Zijn programma\'s worden erg goed bekeken. Hij is bijvoorbeeld de man achter De Sound Mix Show van Hennie Huisman. Bijna iedereen in Nederland kijkt. Dertig jaar, zes dagen per week, vijftien uur per dag onafgebroken werken, eisen in 1999 zijn tol. Joop van den Ende stort in. Zijn bloeddruk is veel te hoog en hij mag van geluk spreken dat hij niet is getroffen door een hersenbloeding of hartaanval. Het televisiebedrijf Endemol – dat ontstaan is uit een fusie tussen van den Ende en John de Mol - wordt verkocht aan het Spaanse Telefonica. Het maakt hem steenrijk. Vanaf dat moment houdt hij zich alleen nog bezig met zijn eerste liefde: het theater. Het succes van Cats bewees dat er veel belangstelling was voor musical. Van alle uithoeken van het land waren de mensen gekomen om de show te zien en het artistieke peil van de voorstelling toonde dat er genoeg talent in Nederland aanwezig was om dergelijke producties op touw te zetten. En dus begon Joop van den Ende met de theaterafdeling van zijn grote bedrijf aan het produceren van een musical.

De eerste in de lange rij zou Barnum worden (1988), een succesvolle Broadwayshow uit 1980. De musical Barnum speelt zich af in een circusdecor. Een spreekstalmeester praat de scènes aan elkaar en acrobaten en andere spelers geven met kleine hulpmiddelen een kleine indicatie van de plaats van handeling. De voorstelling draait om Barnum en met die speler staat of valt de show. Net als bij Cats werd het ‘creatieve team’ uit het buitenland gehaald en ook het decor kwam uit Amerika, want er werd geen enkel risico genomen en de voorstelling zou er precies zo uitzien als in het buitenland. De première van de show was dan ook een spektakel en Barnum was een succesvolle show. Gedurende één seizoen maakt Barnum een lang tournee langs de theaters. Joop van den Ende verlangt echter naar meer en maakt plannen voor de bouw van een musicaltheater in Amsterdam. De plannen gaan echter uiteindelijk niet door, wel zou Joop van den Ende in 1991 mede-eigenaar worden van het Circustheater in Scheveningen. Drie particulieren kochten dit grote theater en zouden het ingrijpend verbouwen voordat het heropend zou worden met The Phantom of the Opera. Maar eerst zou Joop van den Ende nog heel wat andere musicals produceren. Meteen in het seizoen na Barnum presenteert hij maar liefst twee grote producties, Cabaret en Sweet Charity. Joop van den Ende en zijn theaterstaf maakte bij Cabaret gebruik van hetzelfde principe als voorheen en haalden het ‘creatieve team’ uit Amerika. Ook Cabaret werd wederom met een gigantische publiciteitscampagn e aan de man gebracht. Niemand mocht deze duurste Nederlandse musical missen. Op 17 september 1989 ging deze show in Carré in première en dit keer waren de reacties nog enthousiaster dan bij Barnum. In dit seizoen had Joop van den Ende ook de musical Sweet Charity op de planken gebracht. Deze voorstelling is minder groots opgezet als Cabaret. Zo is er, bijvoorbeeld, geen live orkest maar staat de muziek op band. Dit mag de pret niet drukken en Sweet Charity beleeft dan ook een daverende première op 1 november 1989 in het Luxor Theater in Rotterdam. Door het grote succes wordt Sweet Charity twee seizoenen gespeeld. Joop van den Ende zocht contact met de directie van theater Carré en samen probeerden zij, als opvolger van Cats, een langlopende musical in het theater van de grond te krijgen. Dat lukt uiteindelijk ondanks dat Les Misérables alleen mocht worden gespeeld als de productie een exacte kopie was van de originele versie. De makers hebben op knappe wijze de complexe roman samengevat in drie uur boeiend theater en de verwachtingen zijn dan ook hoog. De juichende kritieken onderstrepen dit en na de gebruikelijke aanloopperiode is Carré iedere avond tot aan de nok toe uitverkocht. Les Misérables stond tot eind oktober in Amsterdam om vervolgens een aantal maanden naar het Circustheater in Scheveningen te verhuizen. Joop van den Ende heeft inmiddels bewezen de buitenlandse producties ook in Nederland goed draaien. Na deze musicals kwam Joop van den Ende met zijn nieuwste uitdaging: Cyrano, een musicalbewerking van het toneelstuk Cyrano de Bergerac. Uiteindelijk komt hij hiermee op Broadway. In hetzelfde seizoen dat Cyrano uitkwam, nam van den Ende ook de zorg op zich voor het tweede seizoen van de musical Tsjechov en ook met deze musical wil hij uiteindelijk op Broadway terechtkomen.

Hij heeft nog vele andere shows geproduceerd waaronder:

The Phantom of the Opera
My Fair Lady
Evita
Miss Saigon
West Side Story
De Jantjes
Anatevka
Fame
Chicago
Elisabeth
42nd Street
Saturday Night Fever
Titanic
Aïda
The Lion King

Hoofdstuk 5. Achter de schermen.

Bij een musical komt heel veel werk kijken en er zijn dan ook heel veel mensen nodig bij zo’n productie. Ik zal ze op een rijtje zetten en er een beetje over vertellen.

Aan de artistieke kant: - Tekstschrijver: in Nederland zijn deze belangrijker dan in Amerika, waar de tekstschrijvers vaak niet eens op de aanplakbiljetten van musical genoemd staan. Annie M.G. Schmidt was natuurlijk een heel grote, maar Nederland heeft nog meer goed tekstschrijvers, zoals Ad van Dijk, Robert Long, Jos Brink, Frank Sanders en Seth Gaaikema. Soms zijn de schrijver van tekst en muziek dezelfde, maar dat komt niet zo heel vaak voor. De Engelse Noel Coward was er zo een. Ook de vertaler kun je tekstschrijver noemen, want hij moet ervoor zorgen dat de vertaling precies in de bestaande muziek past. Seth Gaaikema maakte een prachtige vertaling van My Fair Lady en in 1963 van Oliver! Coot Doesburg vertaalde Cabaret, Daniël Cohen vertaalde Saterday Night Fever en in 1999 weer Oliver! - Componist: die schrijft natuurlijk de muziek. Sommigen zijn daar heel beroemd mee geworden, zoals Andrew Lloyd Webber, anderen schrijven zich de vingers blauw, maar blijven toch op de achtergrond. Toch is het schrijven van de muziek voor een musical een enorme klus, zeker als de producent of de regisseur lidjes afkeurt en opnieuw laat schrijven. En als het dan maar bij één liedje bleef was het niet zo erg, maar heel vaak moest de componist een heleboel opnieuw doen. - Artiest: Henk Bokkina, componist van de musical Revue revue, zei een keer: ”Er moet een grote ster in staan. Al is het verhaal nog zo fantastisch, de muziek nog zo geweldig, als er geen ster in staat, bereik je het publiek niet.” En dus wordt er naar een sterrenbezetting gezocht en worden nieuwe sterren via reclamecampagnes er al bij het publiek ingehamerd voordat ze nog maar één stap op het toneel hebben gezet. Vroeger waren zangers en dansers gescheiden, maar tegenwoordig zitten acteren, zang en dans vaak samen in één persoon.

- Regisseur: die heeft in de loop van de jaren een steeds grotere invloed gekregen op het creatieve gedeelte van een musical. Hij of zij leidt de repetities, verandert en verbetert en laat zich vaak helemaal niets vertellen door de producent, de tekstschrijver of de componist. - Choreograaf: deze bedenkt en repeteert de dansnummers. - Decorontwerper: die zorgt voor de decors. - Kostuumontwerper: die zorgt voor alle kleding. - Lichtontwerper: deze zorgt voor het lichtplan. - De geluidsontwerper: verzorgt het geluid. - De dirigent: leidt het orkest. - Verder zijn er nog tientallen specialisten druk in de weer om de musical tot een succes te maken.

Aan de zakelijke kant: - Producent: degene die er zakelijk voor zorgt dat de musical op de planken komt. Daar komt ontzettend veel bij kijken: geld zien te krijgen, contacten met theaters leggen, een publiciteitscampagne ontwerpen en soms ook zich bemoeien met artiesten, regisseurs en anderen. Heel vaak hebben ze erg veel invloed op de creatieve kant van de show. In Nederland hebben we nu Joop van den Ende als bekende musicalproducer. En hij is niet alleen, maar hij heeft een heel team om zich heen. - Geldschieter: zoals het woord al zegt, deze levert een financiële bijdrage aan het totstandkomen van een musical. Soms gebeurt dat uit idealisme, maar meestal gewoon om er zelf beter van te worden. Vaak wil de geldschieter ook invloed op de artistieke kwaliteit van een musical hebben en dat botst nogal een met de regisseur en producent. Soms kan een producent het geld zelf bij elkaar brengen, maar even vaak sponsort de zakenwereld. Ook worden er wel door de overheid subsidies verstrekt. - Productiemanager: die behandelt alle lopende zaken rondom de musical. Hij of zij betaalt de salarissen uit, koopt voorraden in, behandelt klachten en zorgt ervoor dat de productie zoveel mogelijk binnen het vooraf vastgestelde budget blijft. Als de uitgaven beperkt blijven kan een musical namelijk langer blijven lopen, ook als de kaartverkoop afneemt. - Toneelmeester: die zorgt ervoor dat alles goed loopt. Hij of zij houdt alles in de gaten: het licht, het geluid, de acteurs, de dansers en de voorwerpen die op het toneel staan.. als het nodig is corrigeert hij dingen, zorgt ervoor dat de acteurs op tijd op het podium staan en houdt de kapper en grimeur in de gaten. Vaak gaat dat via een draadloos netwerk, waardoor de toneelmeester vanaf elke plaats in het theater met zijn medewerkers kan praten.

- Casting director: die moet ervoor zorgen dat de cast, de rolbezetting van een musical van de grond komt. Hij of zij kent alle dansers en doet een voorstel aan de producent om artiesten in te huren. Hij regelt audities en contracten als een artiest voor een bepaalde musical gaat werken. De grote producenten hebben hun eigen casting directors. - Pers- en reclamemensen: zonder aandacht van de schrijvende pers, de televisie en radio en zonder reclamecampagnes komt geen musical van de grond. Dus moet ook daarvoor iemand worden ingeschakeld en meestal zijn dat dan hele teams. De persmensen regelen interviews en nodigen journalisten uit voor de première. Ook proberen ze roddels en negatieve publiciteit te voorkomen. De reclamemensen bedenken de logo’s voor de musical, verzorgen aanplakbiljetten en advertenties en zorgen voor radio- en televisiereclame. Dat is heel gespecialiseerd werk, vandaar dat het meestal door een afdeling van het bedrijf van de producent wordt gedaan.

Hoofdstuk 6. Bekende musicalsterren.

Ik zal hieronder een paar Nederlandse musical sterren laten zien. Je ziet hun naam, hun geboorte datum en met welke musicals ze bekend zijn geworden.

Martine Bijl Geboren op: 19 maart 1948
Bekend van: Aïda, 42nd Sreet

Tooske Breugem
Geboren op: 3 juni 1974
Bekend van: de Drie Musketiers

Pia Douwes Geboren op: 5 augustus 1964
Bekend van: Chicago, Les Misérables, de Drie Musketiers, Elisabeth

Danny de Munk
Geboren op: 19 februari 1970
Bekend van: Titanic, Les Misérables
en Elisabeth

Chantal Janzen
Geboren op: 15 februari 1979
Bekend van: 42nd Street, Saturday Night
Fever, Kunt U Mij De Weg Naar Hamelen Vertellen, Meneer?

Marjolein Keuning
Geboren op: 4 oktober 1962
Bekend van: Chicago, Les Misérables

Simone Kleinsma
Geboren op: 8 mei 1958
Bekend van: Mamma Mia, Les Misérables, Chicago

Bastiaan Ragas
Geboren op: 30 juni 1971
Bekend van: de Drie Musketiers, Aïda

Angela Schijf
Geboren op: 7 augustus 1979
Bekend van: 42nd Street

Linda Wagenmakers
Geboren op: 30 november 1975
Bekend van: Miss Saigon

Hoofdstuk 7. Kindermusicals.

Kindermusicals: Vanaf het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw was schrijfster Mies Bouwhuys al begonnen met het elk jaar schrijven van een kindermusical, met muziek van Joop Stokkermans of Walter Kous. Ook Ivo de Wijs schreef samen met Joop Stokkermans een aantal jeugdmusicals. Bijvoorbeeld de musical Nijntje, naar het konijnenmeisje uit de boekjes van Dick Bruna, een musical voor de allerkleinsten, geschreven door Ivo de Wijs en Joop Stokkermans. Ook de musical Pluk van de Petteflet, geschreven na aanleiding van het boek van Annie M.G. Schmidt over het jongetje met z’n rode hijskraanautootje. Je hebt ook nog de musical Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? Dit is geen specifieke musical, maar omdat de kinderen hierin een grote rol hebben is het nog moeilijker om de musical uit te brengen, want volgens de wet mogen kinderen niet meer dan 12 keer per jaar op het toneel staan. Bij kindermusicals is een groot probleem het geld. Niet in de eerste plaats de kosten van de musical zelf, maar wel het terugverdienen ervan. De musicals worden heel vaak door kinderen en ouders bezocht, daarom mag de prijs niet te hoog zijn. Voor Nijntje is de prijs vanaf acht euro en dat is al behoorlijk hoog.

Nawoord.

Toen we de opdracht kregen om een werkstuk voor muziek (uw vak dus) te gaan maken, had echt zoiets van: ”Toch niet weer een werkstuk?!?!?!” Uiteindelijk hebben we er wel iets van geleerd, maar toch, het kost altijd zoveel tijd! Weer al die tijd aan je werkstuk zitten om er iets moois van te maken, terwijl je ook met het mooie weer iets anders had kunnen gaan doen! Ook al had ik er niet zoveel zin in, was het wel een leuk onderwerp en was het leuk om erover te lezen.

Bronnenlijst.

Ik heb niet zo heel veel bronnen gebruikt. 1 boekje uit de bibliotheek en verder veel internetsites.

Wij Willen Weten-serie: Musicals van Ton Vingerhoeds. www.iselinge.nl
www.fhj.nl
www.musical.pagina.nl
www.musical.verzamelgids.nl
www.musicalmuseum.nl
www.musicals.nl
http://nl.wikipedia.org
www2.rnw.nl
www.thefaces.4t.com

Voor de plaatjes heb ik de zoekmachine van google gebruikt. www.google.nl

REACTIES

M.

M.

In het werkstuk staat dat Martine Bijl een muscicalster is die onder andere beroemd is geworden door Aida. Dit klopt niet; Martine heeft Aida "alleen maar" vertaalt.

Verder heet de musical waar Bastiaan Ragas in heeft gespeeld 3 Musketiers en niet de Drie Musketiers. Kleinigheden misschien, maar toch.

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.