De luchtvaart

Beroepen in de luchtvaart: Er zijn heel veel beroepen in de luchtvaart. Daarom heb ik een lijst gemaakt van een paar belangrijke beroepen die ook veel te maken hebben met het beroep die ik moet gaan kiezen.

• luchtvaarttechnicus • stewardess (cabine, leidinggevend, grond) • luchtverkeersleider • piloot • douaneambtenaar • vliegtuigmonteur

Ik kies voor het beroep: PILOOT

WAAROM DIT BEROEP: Ik heb voor het beroep piloot gekozen omdat, ik vind dat dit een heel interessant beroep is. Het werk is heel variërend, het kan dat je in goed weer moet vliegen maar dat kan natuurlijk ook zo omslaan. Ook reis je steeds naar een ander land en je hebt verschillende bemanning en passagiers die je moet vervoeren.

DE VOOROPLEIDING: Niet alle piloten krijgen dezelfde opleiding. De grootte van het vliegtuig waarin je wil gaan vliegen hangt af van de opleiding die je nodig hebt. Voor grote vliegtuigen waarin heel veel passagiers meekunnen is een speciale opleiding nodig. Die opleiding krijg je aan de Rijks Luchtvaart School in Eelde. Voordat je naar deze school kunt moet je een HAVO diploma hebben. De Rijks Luchtvaart School is voor jongens en meisjes en duurt twee jaar. Bij deze opleiding krijg je les in speciale lesvliegtuigen. Deze vliegtuigen zijn te herkennen aan de letters (RLS) die op de staart van het vliegtuig staan. Na twee jaar doe je examen en krijg je wanneer je slaagt een soort rijbewijs alleen dan voor vliegtuigen. Dit rijbewijs wordt een vliegbrevet genoemd. Natuurlijk is dit niet de enige opleiding die er is. De KLM heeft ook zijn eigen pilotenschool in Groningen. Hiervoor moet je een HAVO of VWO diploma hebben met in ieder geval Engels en natuurkunde in je pakket. Ook is er in Limburg een Nationale Luchtvaartschool.

CAPACITEITEN WAAROVER JE MOET BESCHIKKEN: Om piloot te worden moet je over verschillende capaciteiten beschikken. Je moet: • Een goede gezondheid hebben, want anders zou het kunnen dat je ziek wordt als je eenmaal aan het vliegen bent. • Fit zijn, want je slaat als piloot soms wel eens een nacht over, door het tijdsverschil in andere landen. • Verschillende talen spreken, omdat je goed moet kunnen communiceren met buitenlanders. Je moet in elk geval Engels spreken omdat dit een wereldtaal is en bijna iedereen het kan verstaan. • Duidelijk kunnen spreken, want het zou kunnen dat mensen je verkeerd verstaan wat kan leiden tot een ongeluk. • Goede ogen hebben, want je moet snel kunnen zien of iets kapot is of wanneer je in een storm terecht komt.

DE SELECTIE: Nadat je HAVO of VWO hebt gedaan en je hebt besloten piloot te worden. Ga je jezelf opgeven om naar een pilotenschool te gaan. Op deze school wordt je niet zomaar meteen aangenomen, maar vindt er een selectie plaats. Deze selectie is vrij streng. Ze gaan kijken of wel geschikt genoeg bent om piloot te worden. Ze kijken dan over welke capaciteiten je beschikt en vragen je o.a waarom je precies zo graag piloot wil worden. Pas wanneer de mensen van de selectie je goed genoeg vinden wordt je aangenomen.

WAT HET WERK INHOUD: Om te vertellen wat het werk inhoud heb ik besloten om dit in drie categorieën te doen namelijk: • wat de piloot moet doen voor vertrek • tijdens de reis • en na de reis

* De piloot moet al twee uur voor vertrek op het vliegveld zijn. Hij gaat dan naar het bemanningscentrum. De piloten, de stewards en stewardessen komen daar samen. Dan gaan de piloten naar de vluchtvoorbereider. Die verteld hen hoe zwaar het vliegtuig is en hoeveel passagiers er mee gaan. Ook krijgen ze het vluchtplan, deze is uitgerekend op de computer. Op het vluchtplan staat hoe het vliegtuig moet vliegen om op de plaats van bestemming te komen en op welke hoogte. Vliegtuigen die niet zo hoog vliegen moeten in totaal 300 meter bij elkaar uit de buurt blijven en vliegtuigen die wel hoog vliegen moeten zelfs 600 meter bij elkaar vandaan blijven. Als de piloten zich aan de juiste hoogte houden kunnen er niet gauw ongelukken gebeuren. Wanneer de piloten de spullen bij elkaar hebben gaan ze naar de “meteo” afdeling. Hier werken de mensen die de weersverwachtingen bijhouden. De piloten krijgen hier te horen in wat voor weer ze moeten vliegen. Wanneer er ergens onweer is moeten ze om de bui heen vliegen. Dan is het tijd om naar het vliegtuig te gaan. Ze lopen samen even het vliegtuig door. De rest van de bemanning is er dan ook al. Ze maken kennis met elkaar om vervolgens samen op reis te gaan. Dan gaan de piloten de cockpit in, want voordat ze vertrekken moet er eerst nog het een en ander gecheckt worden. Een half uur voordat het vliegtuig vertrekt, kijkt de piloot of alles werkt. Elk metertje en elk lampje wordt nagekeken. In een groot vliegtuig zitten meestal drie mensen in de cockpit. Er zijn twee piloten en een BWK (boord-werktuig-kundige) Een BWK let tijdens het vliegen op of er niets kapot gaat, wanneer dit wel het geval is dan hij dit meestal wel repareren. Maar dat is vaak niet nodig want van elk instrument in de cockpit is er een extra voor de veiligheid. Een van de twee piloten is de gezagvoerder. Hij is de baas van het vliegtuig. De piloot die overblijft heet de eerste piloot. * Als alle passagiers aan boord zijn van het vliegtuig worden de motoren aangezet. Het vliegtuig rijdt dan naar de startbaan. Dit wordt ook wel taxiën genoemd. Terwijl het vliegtuig hier naartoe gaat wordt er nogmaals gekeken of er echt niets kapot is. Als het vliegtuig bij de startbaan komt, stopt het. De piloot moet eerst vragen of hij mag opstijgen. Dit vraagt hij aan de mensen in de verkeerstoren. vanuit de verkeerstoren kun je het hele vliegveld zien. De mensen in de verkeerstoren kijken op de radar of er geen ander vliegtuig in de lucht is
Pas als de verkeerstoren toestemming geeft, mag het vliegtuig opstijgen. Het vliegtuig vertrekt. Als je in het vliegtuig zit, merk je haast niet dat je opstijgt omdat het zo snel gaat. Terwijl het vliegtuig steeds hoger gaat, gaan de piloten weer alles controleren. Dit is de laatste controle. Daarna krijgen de piloten een beetje rust. Wanneer ze eenmaal op de goede hoogte zitten hebben ze het niet meer zo druk
Elk groot vliegtuig heeft een automatische piloot. Als het vliegtuig op de automatische piloot wordt gezet kunnen de piloten een voor een even de benen strekken. De piloot die achterblijft in de cockpit moet alles in de gaten blijven houden. Net als alle andere passagiers krijgen de piloten ook een maaltijd aan boord. Maar ze mogen nooit hetzelfde eten want, stel dat het eten niet meer goed zou wezen dan mogen ze niet beide ziek worden.

Een vliegtuig komt boven verschillende landen. Tijdens de vlucht houdt de piloot daarom contact met andere verkeerstorens, want misschien moeten ze hoger of lager gaan vliegen. Of is het weer omgeslagen.

* Op de plaats van bestemming kan het zijn dat er sprake is van een tijdsverschil, daarom kan de reis heel vermoeiend zijn voor de piloten. Wanneer wij normaal gesproken zouden slapen, gaan de mensen in andere landen misschien juist net ontbijten. Gelukkig blijven de piloten enkele dagen in het land zodat zij goed uit kunnen rusten. En weer terug te reizen.

Het luchtverkeer is vanaf de jaren \'60 sterk gegroeid. Schiphol is stapsgewijs uitgebreid en verbeterd. In de jaren ’80 raakte schiphol steeds meer bekneld door de oprukkende verstedelijking. Een heleboel maatschappelijke organisaties begonnen zeggenschap te eisen over de nieuwe schiphol plannen. Elk plan tot verbetering of uitbreiding kon voortaan rekenen op uitgebreid commentaar, protest en verzet.

In 1995 besloten kabinet en Tweede Kamer de vastgelopen verhoudingen te doorbreken. Ook werd in 1995 de programmadirectie Toekomstige Nederlandse Luchtvaart Infrastructuur (TNLI) opgericht. TNLI was een initiatief van drie ministeries (Verkeer en Waterstaat; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Economische Zaken).

Vanaf 1995 heeft TNLI een onderzoek uitgevoerd over de toekomst van de luchtvaart in Nederland. Met als resultaat: voorjaar 1997 publiceerde het kabinet een Perspectievennota als start van een maatschappelijke dialoog over nut en noodzaak van verdere groei van de luchtvaart in Nederland.

Een heleboel organisaties en instanties namen deel aan de TNLI. Uitkomst: een meerderheid vindt dat de luchtvaart onder voorwaarden mag groeien. Om die groei te kunnen opvangen werden vervolgens acht gebieden onderzocht: geografische gebieden waarbinnen een luchthaven aangelegd zou kunnen worden. De zoekgebieden waren: Noord-Groningen, Oostas (Achterhoek), De Peel, Zuidas (West-Brabant), Tweede Maasvlakte, Markermeer, Flevoland en Noordzee (kunstmatig eiland). In 1997 werd definitief besloten dan de groei door mocht gaan. In 1998 liet het kabinet TNLI verder onderzoeken hoe en waar die verdere groei dan zou kunnen plaatsvinden. De uitkomst bedroeg 75 thema- en locatiestudies. Met veel organisaties en instanties uit de vier locatiegebieden werd overlegd over opzet, voortgang en uitkomsten van deze studies. Na alle onderzoek en overleg nam het kabinet in december 1998 belangrijke principebesluiten. De Strategische Beleidskeuze Toekomst Luchtvaart (SBTL) stelt dat groei van de luchtvaart op de lange termijn (na 2010) moet plaatsvinden op Schiphol zelf, of op een luchthaven in de Noordzee. De Maasvlakte en Flevoland vallen onder andere om milieuredenen af.

Er kwam een soort nieuwe fase. Er was geen ondersteuning meer van het beleid. Daarom besloot het kabinet een nieuwe organisatie in het leven te roepen als opvolger van het TNLI. In maart 1999 is de programmadirectie Ontwikkeling Nationale Luchthaven (ONL) van start gegaan als opvolger van TNLI. Vlak hierna werd er het plan bedacht om een vijfde baan te openen. Deze is geopend in 2003.

In de toekomst zal er nog veel gebeuren met schiphol. Er zijn alweer een heleboel plannen gemaakt om schiphol nog verder uit te breiden en een 6e & 7e landingsbaan te openen. Maar er zijn ook al veel klachten binnengekomen over geluidsoverlast en over hoe slecht dat is voor het milieu. Natuurlijk wordt er geprobeerd ook daar een oplossing voor te vinden.