Frankrijk

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 9701 woorden
  • 23 april 2005
  • 405 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
405 keer beoordeeld

Frankrijk

1. Kaartgegevens

Frankrijk is een groot land. Het is ongeveer 15 keer zo groot als Nederland en grenst aan veel landen; België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië en Spanje. Frankrijk telt zo’n 60miljoen inwoners waarvan driekwart in dorpen en steden woont.

Parijs. Parijs is de hoofdstad van Frankrijk zoals je weet. Er staan eeuwenoude woonhuizen aan de oevers van de Seine, de rivier die dwars door Parijs loop(stroomt). Dat is het oudste deel van Parijs. Hij verdeelt de stad in de linker oever en de rechter oever. Je kunt er prachtige tocht op de rivier maken met een rondvaartboot. Frankrijk heeft meer dan 58 miljoen inwoners, waarvan er meer dan elf miljoen in en om Parijs wonen. Parijs is een van de mooiste steden van Europa: brede straten met rijen bomen aan de weerskant en beroemde monumenten en musea. Het Parijs van nu werd in 19e eeuw voor een groot deel herbouwd. Heel bekent voor Frankrijk de Eiffeltoren en Disneyland Parijs. Midden in de stad licht de Notre Damekathedraal. Maar de Eiffeltoren is nog steeds het beroemdste gebouw van Frankrijk. Al vanaf de 14e eeuw was Parijs ook al belangrijk voor de mode. De mode uit Parijs heeft ook indruk voor de hele wereld. Franse kleding wordt overal over de wereld nagemaakt.

Monaco. In Monaco wonen bijna 30.000 mensen. Dat is erg veel voor zo`n kleine oppervlakte. Al eeuwen lang heeft Monaco te maken met Frankrijk. Frans is dan ook de taal waarin de gesprekken worden gevoerd in Monaco. En ook het onderwijs is helemaal aangepast op Frankrijk. Er zijn vier openbare basisscholen in Monaco. De kinderen leren daar precies hetzelfde als de andere kinderen in Frankrijk. Monaco heeft een oppervlakte van 195 hectaren. Er zijn in Monaco bijna 60 bankkantoren. Voor toeristen valt er veel te zien en te beleven. “Monaco- Ville”- het oudste gedeelte van Monaco – vinden we het “paleis” van prins Rainier, dat hoog boven rotsen is gebouwd.

Corsica. Corsica is het grootste eiland van Frankrijk. Napoleon is er gestorven. Er zijn maar twee grote steden in Corsica, dat zijn Adjacio, Bastia. Corsica ligt in de Middellandse Zee. Er zitten ook veel bergen op Corsica. Onder Corsica ligt Sardinië van Italië. Het ligt 170 km ten zuiden van Frankrijk.

2. Landschap

Gebruik van het land. Het grote platteland en de enorme berggebieden tussen de grote steden kunnen er heel verschillend uitzien. In het noorden ligt het laagland uit grote open velden waar graan en suikerbieten worden verbouwd. In het westen zijn velden minder groot en bedrijft men meer veeteelt dan landbouw. In sommige delen van Centraal Massief liggen stenen muurtjes tussen de weilanden. Er grazen veel schapen. In het gebied langs de Middellandse Zee zijn veel fruit- en olijfboomgaarden.

Rivieren. Drie grote rivieren gaan dwars door het laagland in het noorden en westen. De Seine stroomt door Parijs en komt uit Le Havre in de zee. Schepen vervoeren goederen van en naar de hoofdstad. De Loire is met zijn 1020 kilometer de langste rivier van Frankrijk. Hij stroomt van het Centraal Massief naar de Atlantische Oceaan waar bij Nantes uitkomt in de zee. Bij de Garonne, die in de Pyreneeën ontstaan is, voegt zich onderweg aan bij de Dordonge die ontstaan is in het Centraal Massief. De rivier komt bij Bordeaux uit in de Atlantische Oceaan. De vierde rivier van Frankrijk is de Rhône die in Zwitserland in de buurt van de Mont Blanc ontstaan is

Alpen. De Alpen liggen in Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk, Italië en natuurlijk Frankrijk. De Alpen zijn de hoogste bergen van West-Europa. De Mont Moro-pas is een doorgang tussen twee bergtoppen op 2879 meter hoogte. Deze pas verbindt Zwitserland met Italië. Overal waar je kijkt zie je bergen met witte toppen. Heel anders dan in Nederland! De Alpen is zo’n groot berggebied het is van de Middellandse Zee in Zuid-Frankrijk tot aan Wenen in Oostenrijk. De hoogste toppen van de Alpen zijn altijd bedekt met sneeuw. We noemen dat eeuwige sneeuw. Deze toppen zijn namelijk hoger dan de sneeuwgrens(denkbeeldige lijn op 3200 meter hoogte). Daarboven smelt de sneeuw nooit. Als je een berg opgaat, veranderen er drie dingen: temperatuur wordt lager, vochtigheidsgraad hoger en het zonlicht feller. In de bergen heb je dus dieren die in deze omstandigheden kunnen leven. In de Alpen heb je wegen, haarspeldbochten, bergpassen en tunnels. De Alpen worden beschermd, vanwege de luchtvervuiling en de vernietiging van het bos. De luchtvervuiling ontstaat doordat er steeds meer wegen worden aangelegd en er dus steeds meer auto’s rijden. De vernietiging van het bos kan als gevolg hebben dat er aardverschuivingen ontstaan en modderstromen, doordat de wortels van de bomen eruit zijn en de grond niet meer wordt vastgehouden. Hierdoor schuurt de bovenste vruchtbare laag eraf en wordt het een kaal onvruchtbaar gebied.

Pyreneeën. De Pyreneeën liggen op de grens tussen Frankrijk en Spanje. De bergen lopen tot de Golf van Biskaje naar de Middellandse Zee, over een afstand van 435 km. In de Pyreneeën vind je bergpassen met haarspeldbochten en diepe ravijnen. In de Pyreneeën liggen oude dorpjes. Het klimaat in de Pyreneeën is mild en vochtig. In bergen kan je goed vissen, tochten maken en skiën. Er zijn ook heel geneeskrachtige bronnen. Tussen de Pyreneeën en de Alpen ligt op 2000 meter hoogte het Centraal massief. Mont Blanc. De Mont Blanc is 4807m hoog en is de hoogste berg van Europa. De Mont Blanc ligt in de Alpen

3. Klimaat

In Frankrijk heb je twee verschillende soorten weergebieden, het noorden en het zuiden. In het noorden is minder zon en meer regen en hoe verder je van de zee afkomt hoe droger het wordt. Het zuiden heeft hete zomers en de winter is er minder koud dan in het noorden. In het gebied langs de Middellandse Zee is het ‘s zomers droger dan in de Aquitaine in het zuidwesten waar het vochtiger is. In het zuidoosten, aan de Middellandse Zee, zijn de winters zacht en de zomers heet en droog. Daardoor ontstaan daar vaak bosbranden. In Bretange en Normandië zorgt de Atlantische Oceaan voor veel wind en regen. In dit deel van Frankrijk liggen maar een paar hoge bergen, dus wind en regen komen in dit gebied vaak voor. Het weer in het oosten van het land wordt sterk beïnvloed door het centraal en oostelijk Europa. De winters er koud, het is vaak helder weer; in de zomer is het er heet en zijn stormen gewoon.

4. Bestaansmiddelen

Frankrijk is de belangrijkste landbouwproducent van Europa. De vlaktes in het noorden zijn begroeid met tarwe en suikerbieten en in Midden- en Zuid Frankrijk zijn voornamelijk wijngaarden te vinden. Na Italië is Frankrijk het grootste wijnproducerende land. Hiervan kennen we natuurlijk de Bordeaux en de Champagne. In 1981 werkte 4,1% in de agrarische sector; in 2002 was dit afgenomen tot 3 %. Het aandeel van de industriële sector en de dienstensector was in dat jaar 26 % en 71 % van het BBP. De dienstensector komt ook wat betreft het aantal werknemers op de eerste plaats. In 2003 was 71% van de beroepsbevolking werkzaam in deze sector. 4 % werkte in de agrarische sector en 25 % in de industriële sector. Frankrijk heeft eigenlijk alle industrieën.

5. Toerisme

Frankrijk is de belangrijkste vakantiebestemming op wereldniveau wat betreft het aantal bezoekers en wordt gevolgd door de Verenigde Staten en Spanje. In 2001 kwamen er 76,5 miljoen internationale toeristen in Frankrijk en de Franse overzeese gebieden, en dat is ruim 10% van het mondiale volume. In 1990 bedroeg het aantal toeristen 52 miljoen. Na Duitsers maken Belgen, Nederlanders en Engelsen het grootste deel van het totale aantal toeristen uit. De toeristenindustrie vertegenwoordigt 7% van het nationale inkomen en is een kernsector van de Franse economie. In 2001 werkten er bijna 735.000 mensen in de horeca (2 miljoen directe en indirecte arbeidsplaatsen) en er zijn ca. 215.000 bedrijven waarvan 94% met minder dan 10 werknemers. DE helft van de arbeidsplaatsen in de toeristensector betreft seizoenswerk. De toeristische activiteiten zijn erg ongelijk verdeeld over het Franse grondgebied. De helft van de arbeidsplaatsen is geconcentreerd in drie regio\'s: Ile-de-France, Rhône-Alpes en Provence-Alpes-Côte d\'Azur. De meest bezochte attracties zijn Disneyland Parijs (12 miljoen bezoekers), de Eiffeltoren (6 miljoen), het Louvre (6 miljoen) en het Centre Pompidou (5 miljoen). Overheid en bedrijfsleven proberen de toeristenstroom wat evenwichtiger te herverdelen over regio\'s en te verspreiden over het hele jaar. Zo wordt bijvoorbeeld het \"groene\" toerisme (o.a. kamperen bij de boer) en nieuwe vormen van toerisme zoals stedentoerisme en thematische reizen meer te ontwikkelen.

In 2000 kwamen er 1,6 miljoen toeristen naar de Franse Antillen (Martinique en Guadeloupe), Guyana, Réunion, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië, en Wallis en Futuna. 80% daarvan waren Fransen. Het toerisme genereert in de overzeese gebieden 32.000 arbeidsplaatsen.

Bezienswaardigheden

Over heel Frankrijk zijn de restanten te bewonderen van de rijke geschiedenis van het land, die teruggaat tot de prehistorie. Ongeveer 15.000 v.Chr. leefden in Zuid-Frankrijk de vroegste bewoners van het land. Ze woonden in grotten en brachten daar onder meer bij Lascaux wandschilderingen aan die wereldberoemd werden. In Bretagne hebben stammen omstreeks 1500 v.Chr. monumenten opgericht die bestaan uit gigantische stenen, dolmens of menhirs genaamd. In 51 v.Chr. veroverden de Romeinen onder leiding van Julius Caesar het huidige Frankrijk, dat toen Gallië heette en eeuwenlang was het een Romeinse provincie. Vooral in het zuidoosten van Frankrijk zijn er in steden als Arles, orange en Nîmes nog amfitheaters te vinden. In de 12e eeuw kwam de Romaanse bouwkunst op. Kloosters en kerken werden gebouwd naar het voorbeeld van Romeinse basilieken. Hieruit ontwikkelde zich de gotische bouwkunst, die zich vanuit Frankrijk over heel Europa zou verbreiden. Er zijn in Frankrijk nog ongeveer 60 gotische kathedralen die rijk versierd zijn met beeldhouwwerk en gebrandschilderde ramen. De beroemdste kathedralen staan in Amiens, Reims, Parijs (Notre Dame), Chartres en Beauvais. Rond 1500 kwam de Franse kunst onder invloed van de Italiaanse renaissance te staan. De klassieke oudheid werd een bron van inspiratie. In deze periode zijn veel kastelen langs de Loire gebouwd. Later verrees het Louvre in Parijs, dat lange tijd het paleis van de Franse koningen is geweest. De 17e eeuw was de bloeiperiode van de Franse kunst. De stijl uit die tijd wordt het classicisme genoemd. In Versailles werkten beroemde architecten, schilders en beeldhouwers aan het paleis, dat jaarlijks honderdduizenden bezoekers trekt. Koning Lodewijk XIV liet in Parijs een gasthuis bouwen voor gewonde soldaten, het Hôtel des Invalides, waar Napoleon Bonaparte begraven ligt. Het geldt als hét meesterwerk van de classicistische periode. In de tweede helft van de 18e eeuw werd in Parijs onder andere het Panthéon gebouwd. In het begin deed het dienst als kerk, later werd het een rustplaats voor beroemde Fransen zoals Victor Hugo, Voltaire, Jean-Jacques Rousseau en Emile Zola. Toen in 1889 in Parijs de Wereldtentoonstelling werd gehouden, ontwierp ingenieur Eiffel speciaal voor die gelegenheid een ijzeren toren van 300 meter hoog, die later bekend werd als Eiffeltoren. Nog steeds beheerst dit bouwwerk het beeld van Parijs en trekt jaarlijks miljoenen bezoekers. In de 20e eeuw heeft de Franse architectuur zich ontwikkeld tot een van de meest vooraanstaande in de wereld. Zo zijn de gebouwen van Le Corbusier in veel landen te vinden. Een voorbeeld van zijn stijl is de bedevaartkerk Notre-Dame-du-Haut in Ronchamp uit 1955. In Parijs zijn veel bouwwerken verrezen die typerend zijn voor deze eeuw, zoals het Centre Pompidou, waarin allerlei culturele instellingen zijn gevestigd.

6. Staatsvorm

Volgens de grondwet van 1958 is Frankrijk een parlementaire republiek waarvan de president als staatshoofd uitgebreide volmachten heeft. De president wordt sinds 1962 door het volk bij algemeen stemrecht rechtstreeks voor zeven jaar gekozen. In 2002 zal de president van Frankrijk voor de duur van vijf jaar worden gekozen in plaats van de huidige zeven jaar. De president vaardigt de door het parlement of door het volk (in geval van een referendum) aangenomen wetten uit, tekent de besluiten van de ministerraad die hij voorzit, benoemt de premier en kan in geval van nood het geheel van de wetgevende en uitvoerende macht tot zich trekken en de ontbinding van de Nationale Vergadering uitspreken. De president kan zelfs desgewenst de premier vervangen, behalve wanneer er in het landsbestuur sprake is van een zogenaamde \"cohabitation\". Dit komt alleen voor wanneer de samenstelling van de Nationale Assemblée zodanig is dat de president gedwongen is een premier van een andere politieke kleur dan de zijne aan te stellen. Na de verkiezingen van 1 juni 1997 ontstond deze situatie toen de neogaullistische president Chirac het land bestuurde samen met een kabinet en een premier Jospin, die van linkse signatuur waren. De samenwerking tussen Chirac en Jospin verliep de eerste vier jaar trouwens vrij soepel. De regering, aangevoerd door de premier, wordt voorgesteld en benoemd door de president. De regering bepaalt en geeft uitvoering aan de algemene politiek van het land en is verantwoording verschuldigd aan de Nationale Vergadering.

De wetgevende macht wordt uitgeoefend door het parlement, dat uit twee kamers bestaat. De Nationale Vergadering (Assemblée Nationale) telt 577 leden waarvan 22 uit de overzeese departementen en gebiedsdelen. De Assemblée wordt voor vijf jaar gekozen via een districtenstelsel. De senaat wordt in hoofdzaak gekozen door de leden van de \"conseils généraux\", de departementale raden, en door de gemeenteraden. De senaat heeft veel minder bevoegdheden dan de Assemblée en telt 321 leden waarvan 12 vertegenwoordigers van de Fransen in het buitenland en 13 voor de overzeese departementen en gebiedsdelen. De senaatsleden worden voor negen jaar gekozen en elke drie jaar wordt de senaat voor een derde vernieuwd. De voorzitter van de senaat is na de president de hoogste ambtsdrager van het land. Alle Franse staatsburgers van 18 jaar en ouder hebben stemrecht en om gekozen te worden voor de Assemblée moet men minimaal 23 jaar zijn en voor de senaat 35 jaar. Vrouwen hebben pas sinds 1944 kiesrecht. Kamer- en presidentsverkiezingen voltrekken zich in twee ronden. Wanneer de kandidaat in de eerste ronde van de kamerverkiezingen meer dan 50% van de stemmen in zijn kiesdistrict weet te behalen, is hij direct gekozen. Slaagt hij daarin niet, dan volgt een tweede ronde waarin een enkelvoudige meerderheid voldoende is. Voorwaarde bij de parlementsverkiezingen is dat de kandidaat in de eerste ronde ten minste 12,5% van de stemmen heeft behaald. Bij de presidentsverkiezingen kunnen alleen twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald tijdens de eerste ronde, meedoen aan de tweede ronde.

7. Godsdienst

De Franse bevolking is voor ca. 80% rooms-katholiek (ca. 48 miljoen), voor 4,5% overwegend soennitisch islamitisch (ca. 4 miljoen) en verder zijn er kleine minderheden van protestanten (ca. 950.000), joden (ca. 700.000; de grootste Joodse gemeenschap in Europa) en Armeens-christelijken. Sinds de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 door Lodewijk XIV was het katholicisme staatsgodsdienst. Sinds de scheiding van kerk en staat in 1905 heeft de staat geen enkele bemoeienis meer met de Kerk. De rooms-katholieke kerk heeft in Frankrijk achttien kerkprovincies en in totaal 95 bisdommen. Aan het hoofd van de kerkprovincies staat de aartsbisschop van Lyon.

Na de Bartholomeusnacht (1572) was de kracht van het protestantisme in Frankrijk gebroken. Pas door de wet van 1802 werden de protestantse kerken erkend. De voornaamste protestantse kerkgenootschappen zijn: de Église Réformée de France, de Église de la Confession d\'Augsburg d\'Alsace et de Lorraine, de Église évangélique luthérienne en de Église réformée d\'Alsace et de Lorraine. Sinds 1905 is er een federatie van protestantse kerken die bestaat uit gereformeerden, lutheranen, baptisten, methodisten en vrije kerken: de Fédération protestante de France. Protestantse theologische faculteiten voor de opleiding van predikanten zijn gevestigd te Aix-en-Provence, Montpellier, Parijs en Straatsburg; de laatste twee zijn interconfessionele faculteiten. Ondanks het relatief kleine aantal is de invloed van de protestanten in Frankrijk vrij groot.

8. Levenswijze

Fransen staan bij ons over het algemeen bekend als stugge mensen, maar hoezeer dat meevalt zul je bemerken als jij blijk geeft van interesse in hun gewoontes, taal en cultuur. Jongeren op school en in je woonplaats zullen je snel opnemen in hun vriendenkring en je net zo hartelijk hallo en gedag zoenen als ze bij ieder ander doen. Jongeren gaan op een hartelijke en persoonlijke manier met elkaar om; er wordt onderling gesproken over alles wat ze bezighoudt. Door de week wordt vrije tijd vaak besteed aan huiswerk, TV kijken of iets doen in familieverband, maar in het weekend gaan de jonge Fransen graag uit; \'un coup\' drinken in een bar, naar de discotheek - kan soms wél aardig duur zijn -, naar een popconcert, film of een feest bij iemand thuis. De Fransen kennen over het algemeen een hecht gezinsleven. Opa of oma inwonend bij zoon of dochter is geen ongebruikelijke zaak. Veel dingen worden in gezinsverband gedaan, waarbij de maaltijd een dagelijks terugkerend ritueel is. De avondmaaltijd is de belangrijkste maaltijd. Je zit soms wel 1 á 2 uur aan tafel. Aan tafel worden de gebeurtenissen van de dag besproken of de politieke ontwikkelingen onder de loep genomen. Andere dingen die het gezin gezamenlijk onderneemt zijn bijvoorbeeld boodschappen doen: gezellig naar de markt of naar één van die gigantische supermarkten waar iedereen meehelpt de weekvoorraad in te slaan. Daarnaast trekken ze er in het weekend, op vrije dagen of in de vakanties graag samen op uit om familie elders te bezoeken, te picknicken, een stad te bezoeken, noem maar op. In langere vakanties gaan veel families kamperen. In veel Franse gezinnen werken beide ouders, want de kosten van levensonderhoud in Frankrijk liggen redelijk hoog. Vooral wonen is duur; ongeveer een derde van het maandinkomen wordt daar soms aan besteed, misschien één van de redenen waarom er naar onze smaak een beetje weinig aandacht aan het interieur van de huizen wordt besteed. Dat kan namelijk wel eens koel overkomen. Misschien krijg je de indruk dat je Franse gastgezin zich een beetje gereserveerd opstelt ten opzichte van jou. Laat je hierdoor niet afschrikken. Het contact tussen ouders en kinderen is meestal heel goed: ze gaan graag met elkaar om, tutoyeren elkaar meestal, vertrouwen elkaar. Het is wel zo dat ze enorm op hun privacy gesteld zijn en soms niet zo goed weten hoe ze daar mee om moeten gaan als er een ander kind bijkomt. Laat zien dat je hun privacy begrijpt en respecteert. Franse ouders hechten veel waarde aan een goede opleiding en vinden het belangrijk dat hun kinderen daar serieus aandacht

Het voortgezet onderwijs begint voor Franse kinderen op hun 11e als ze naar het \'Collège\' gaan. Deze opleiding duurt vier jaar en biedt een breed vakkenpakket, aan de hand waarvan de leerlingen kunnen bepalen wat ze in de vervolgopleiding willen doen. Ze hebben dan verschillende mogelijkheden: beroepsopleidingen op verschillende niveaus of doorstromen naar het \'Lycée\', te vergelijken met HAVO/VVO bij ons en de voorbereiding op een universitaire studie. De nummering van de klassen gaat omgekeerd. De eerste klas van het Collège heet de \'sixième\' en de laatste klas is de \'troisième\'. Stroom je door naar het Lycée, dan kom je daar in de Seconde terecht; het tweede jaar lycée heet La Première en de eindexamenklas heet La Terminale. In de Seconde volgt iedereen dezelfde vakken; in de Primaire en La Terminale kun je kiezen voor een bepaalde richting - bijvoorbeeld algemene letteren, technisch, economisch/administratief, exacte vakken - en binnen zo\'n richting heb je dan een vastgesteld vakkenpakket en één of twee vakken die je zelf mag kiezen. Waarschijnlijk kom je als uitwisselingstudent in La Première terecht en kun je een richting kiezen afhankelijk van de opleiding die je al hebt of die je van plan bent te gaan doen. Zo zijn er bijvoorbeeld vakken als typen of management waar je veel aan kunt hebben. Aan het onderwijs in vreemde talen wordt op Franse scholen de laatste jaren veel aandacht geschonken; je zou dus ook een jaartje Spaans kunnen doen. Er bestaat ook de mogelijkheid om filosofie, tekenen, dans of muziek als vrij keuzevak te kiezen. Op Franse opleidingen wordt veel aandacht geschonken aan het ontwikkelen van je \'beschouwende\' kant, d.w.z. het formuleren van een eigen mening. Franse leraren verwachten van hun leerlingen een serieuze houding ten opzichte van hun studie, zeker op het lycée, dat als academisch ingestelde opleiding wordt beschouwd. De sfeer kan wat onpersoonlijk aandoen. Vaak gaan leraren en studenten formeel met elkaar om; ze spreken elkaar aan in de beleefdheidsvorm. De schooldagen zijn behoorlijk lang, van ongeveer 8 uur tot soms wel 17.00 uur. Je hebt dan wel 1 of 2 uur pauze tussen de middag en op woensdagmiddag ben je vrij. Er zijn niet zo veel scholen die na schooltijd nog extra activiteiten aanbieden. Gelukkig zijn je Franse leeftijdsgenoten heel wat minder formeel dan de leraren en kun je in je vrije tijd genoeg dingen met hen ondernemen.

9. Relatie met Nederland

Frankrijk is de grootste exporteur van West-Europa na Duitsland. Frankrijk staat als 4e op de wereldranglijst van exporteurs. De belangrijkste handels partners zijn België, Duitsland, Luxemburg, Italië, Nederland en de Verenigde Staten. De export bestaat vooral uit wijn, graan, boter en kaas. Er worden ook andere spullen geëxporteerd zoals machines, apparaten en auto’s. De grootste export goederen zijn grondstoffen en energiebronnen. Er wordt ook wol en katoen geëxporteerd. In Frankrijk worden ook veel rundveerassen gefokt. De rundveerassen worden dan geëxporteerd. Frankrijk is bekend om zijn kazen zoals Brie en Camembert. Roquefort is een kaas die van schapenmelk wordt gemaakt.

10. De Geschiedenis van Frankrijk

Prehistorie en oudheid

De oudste voorwerpen die in Frankrijk gevonden zijn, stammen uit de periode tussen 1 miljoen en 400.000 jaar geleden. De oudste menselijk resten, een schedel, is ongeveer 400.000 jaar oud. Van 90.000 tot 40.000 v.Chr. bevolkten de Neanderthalers het Franse grondgebied. Na een dramatisch klimaatverandering verdwenen ze en werden opgevolgd door de Cro-Magnon, die zich als eersten bezighielden met prehistorische kunst. Uit het laat-paleolithicum dateren grotschilderingen, graveringen en kunstig gesneden benen werktuigen. Deze zijn voornamelijk gevonden in de Dordogne met de grotten van Lascaux als bekendste trekpleister. Andere bijzondere overblijfselen uit de periode van ca. 5000 v.Chr. zijn megalieten, bestaande uit dolmen, allées couvertes en menhirs. Deze megalieten zijn vooral gevonden langs de Atlantische kust, met name in Bretagne. Vanuit het Middellandse-Zeegebied (ca. 5500 v.Chr.) en door kolonisatie vanuit het Rijnland (ca. 4800 v.Chr.) werd akkerbouw en veeteelt in de Franse gebieden geïntroduceerd. In de bronstijd ontstond in Bretagne een centrum van bronsindustrie en –handel. Vanuit het Rijnland breidde in de late bronstijd de urnenveldcultuur zich uit over geheel Frankrijk. In de ijzertijd waren de Hallstatt-cultuur (750-450 v.Chr.) en de La Tène-cultuur (450-50 v.Chr.) belangrijk. Van grote betekenis in deze periode was ook de stichting van de Griekse kolonie Massilia (nu: Marseille), die o.a. handelscontacten met de klassieke wereld opleverde. In Noord-Frankrijk kwam rond deze tijd de Marne-cultuur tot bloei. Uit deze periode is veel bronzen vaatwerk gevonden en zelfs complete pronkwagens. Dit alles wijst op een tweedeling in de prehistorische maatschappij met een sociale elite maar ook feodale trekjes. Met de Gallische oorlogen van Caesar (58–51 v.C.) en zijn inlijving van \"Gallia\" bij het Romeinse Rijk eindigt de prehistorie en de oudheid.

Middeleeuwen

In de 2e eeuw werd het christendom voor het eerst geïntroduceerd in Frankrijk. De eerste christenen werden nog vervolgd maar het keerpunt kwam in 312 met de bekering van koning Constantijn. Het christendom werd toen de officiële staatsgodsdienst. Rond 500 had de kerk zich een krachtige positie verworven naast de staat en oefende grote invloed uit. Vanaf ca. 300 begon het Romeinse rijk in verval te raken en men had de grootste moeite om Gallië te verdedigen tegen barbaarse stammen uit Duitsland. Na 400 vielen de Vandalen massaal binnen en Attila de Hun rukte op tot in Oost-Frankrijk en de Romeinen trokken zich terug tot Orléans. In 455 werd Rome zelf veroverd en werd Gallië een prooi voor Westgoten, Bourgondiërs, Alemannen en Franken. In 481 werd Clovis de eerste Merovingische koning van de Salische Franken en werd de basis gelegd voor het moderne Frankrijk.

Clovis bekeerde zich tot het christendom en trouwde met Clothilda, een Bourgondische prinses, waardoor de macht van de Franken steeds groter werd. Na de dood van Clovis volgde een opvolgingsstrijd tussen plunderende leenheren die tevergeefs gezag en orde probeerden te handhaven. In deze tijd oefenden niet de Frankische koningen, maar hun ambtenaren, de hofmeiers, de feitelijke macht uit. In 732 greep Karel Martel, een van deze hofmeiers, de macht, en werd de eerste Karolingische koning. Martel verwierf veel macht maar Gallië werd pas één door zijn kleinzoon Karel de Grote, die op 25 december 800 door de paus tot keizer werd gekroond. Hij werd de stichter van het Heilige Roomse Rijk en het lukte hem om een aantal landen in Midden- en West-Europa bij elkaar te houden. Na zijn dood werd het rijk onder zijn zoons verdeeld en het westelijke deel, Francia, viel ten prooi aan de expansiedrift van naburige hertogen. Na het Verdrag van Verdun, gesloten in 843, kwam het gebied ten westen van de rivieren Schelde, Maas, Saône en Rhône onder het bewind van Karel de Kale. Zijn opvolgers vertoonden weinig daadkracht en verschillende territoriale vorsten scheidden zich af van het Frankische rijk. Onder Karel III de Dikke werd het Frankische eenheidsrijk weer enigszins hersteld maar in 887 werd Karel afgezet en ontstond langzaamaan het West- en het Oost-Frankische rijk waaruit uiteindelijk Frankrijk en Duitsland zouden ontstaan. Rond het jaar 900 nam de dreiging van de roofzuchtige Noormannen toe maar het was Karel III de Eenvoudige, die een akkoord met hun leider Rollo wist te sluiten waardoor de Noormannen hun rooftochten tot Normandië zouden beperken. Andere leiders van het Frankische huis zoals Robert I en Lodewijk IV, hadden veel te stellen met de grote vazallen. In die tijd ontstonden er een aantal territoriale vorstendommen, waaronder Vlaanderen en Normandië. Uiteindelijk stierf het Karolingische Huis met de dood van Lodewijk V uit. Met Duitse steun werd Hugo Capet (987-996) tot koning gekozen en begon de dynastie der Capetingers die erin slaagden de monarchie erfelijk te maken. De macht van de Capetingers hield ten zuiden van de Loire op en was ten noorden van de Loire voornamelijk gebaseerd op de steun van enkele bisschoppen. Onder Lodewijk VI konden de grote vazallen voor het eerst in toom gehouden worden en in 1124 wist hij een invasie van de Duitse keizer te voorkomen. Zijn zoon Lodewijk VII trouwde met Eleonora van Aquitanië en wist daardoor zijn invloed tot de Pyreneeën uit te breiden. Na de scheiding van Lodewijk en Eleonora in 1152 trouwde Eleonora met Hendrik II Plantagenet, die daardoor Zuid-Frankrijk aan zijn rijk kon toevoegen. In 1154 werd Hendrik ook nog koning van Engeland en vormde daardoor een grote bedreiging voor Frankrijk. Het lukte de opvolger van Lodewijk VII, Filips II August, echter om grote delen van Frankrijk weer te heroveren. De gewonnen slag tegen de Engels-Vlaamse coalitie bij Bouvines in 1214 gaf hem veel aanzien in Frankrijk en Europa. In de dertiende eeuw wisten diverse vorsten het Franse kroondomein verder uit te breiden, o.a. met een deel van Languedoc en Toulouse. De eerste absolute vorst werd Filips IV de Schone, die o.a. in conflict raakte met het Vaticaan in Rome. Het conflict liep uit op de benoeming van een aan de koning onderworpen paus Clemens V, die zich zelfs in het Zuid-Franse Avignon vestigde. Filips IV werd opgevolgd door zijn drie zonen, respectievelijk Lodewijk X, Filips V en Karel IV, de laatste uit de rechtstreekse lijn van de Capetingers. Na Karel IV kwam zijn zoon Filips VI aan de macht, maar ook de Engelse koning Edward III maakte aanspraken op de Franse kroon. Dit leidde uiteindelijk tot de zogenaamde Honderdjarige Oorlog waarin Frankrijk aanvankelijk de ene na de andere nederlaag leed. De builenpest-epidemie van 1348-1352 kostte 4 à 5 miljoen mensen het leven, ongeveer 25% van de Franse bevolking. In 1360 werd de vrede van Brétigny gesloten waardoor Frankrijk gedwongen werd enkele gebieden (o.a. Aquitanië en Calais) af te staan aan Engeland, maar wel Bourgondië wist te behouden. Onder Karel V wist Frankrijk zich definitief te herstellen. In 1392 werd Karel VI gek verklaard en nam een regentenraad de macht in feite over.

Vijftiende en zestiende eeuw

Dat ging natuurlijk niet zonder problemen en met name Jan zonder Vrees van Bourgondië en Lodewijk van Orléans maakten elkaar het leven erg zuur. De Engelse koning maakte hier dankbaar gebruik van en versloeg de Fransen in 1415 bij Azincourt. Een bijzondere gebeurtenis in deze tijd was de bevrijding van Orléans van de Engelse belegeraars door Jeanne d\'Arc, de Maagd van Orléans. Op 30 mei 1431 werd zij door de Engelsen op de brandstapel ter dood gebracht. Na de moord op Jan zonder Vrees sloot Bourgondië zich bij de Engelsen aan. In 1435 slaagden de Fransen met behulp van de Bourgondiër Filips de Goede erin om Normandië en Guyenne op de Engelsen te heroveren en maakte hiermee een einde aan de Honderdjarige Oorlog. Onder Lodewijk XI dreigden er weer opstanden van de adel, die zich weer gesteund wisten door de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Door geheime steun en omkoping wist Lodewijk de opstand de kop in te drukken, en na de dood van Karel werden Bourgondië en Picardië aan het Franse rijk toegevoegd. Door zijn huwelijk met Anna van Bretagne werd Bretagne in 1491 eveneens een deel van het Franse rijk. De tegenstelling Valois-Bourgondië, uitgegroeid tot een strijd tussen Valois en Habsburg, woedde niet slechts in de Nederlanden, maar sinds 1494 ook in Italië om Napels en Milaan. De Italiaanse oorlogen waren slechts de inzet en een onderdeel van de strijd die vooral door Frans I (1515–1547) werd geleverd tegen de Habsburgse omsingeling. Bij de Vrede van Cateau-Cambrésis (1559) gaf Frankrijk, Italië, Vlaanderen en Artesië prijs, maar het lijfde Metz, Toul en Verdun, alsmede Calais in. Van 1562 tot 1598 werd het land verscheurd door de religieuze en politieke partijstrijd tussen de protestantse hugenoten, geleid door de Bourbons, en de katholieken onder de Guises, waartussen de zwakke kroon trachtte te schipperen. Na de moorden op hertog Hendrik de Guise (1588) en op koning Hendrik III (1589) kwam de troon toe aan de Bourbonse hugenoot, Hendrik van Navarra. Door zijn overgang tot het katholicisme nam deze als Hendrik IV (1589–1610) de katholieke liga de wind uit de zeilen en in 1598 (Verdrag van Vervins) wist hij met Spanje, dat openlijk zijn tegenstanders had gesteund, vrede te sluiten. Hetzelfde jaar verleende hij godsdienstvrijheid aan de hugenoten (Edict van Nantes) en ging zich, bijgestaan door minister Sully, toeleggen op het economisch herstel van het land.

Absolute monarchie

De periode van Maria de Médici en de eerste jaren van Lodewijk XIII waren niet de sterkste periode uit de Franse geschiedenis. Dat veranderde snel door het krachtdadige optreden van kardinaal-minister Richelieu, die de hugenoten in 1628 als politieke macht uitschakelde. Ook de adel en de parlementen verloren veel van hun invloed en na 1614 kwamen de Staten-Generaal zelfs niet meer bij elkaar. In de Dertigjarige Oorlog koos Richelieu voor de protestantse mogendheden om de Habsburgers te vernederen.

Daardoor kon zijn opvolger Mazarin bij de Vrede van Westfalen in 1648 een groot deel van de Elzas opeisen. Nadat het verzet van de adel en de parlementen definitief neergeslagen was stond niets een absolute monarchie nog in de weg en werd de strijd met de Spaanse Habsburgers met kracht doorgevoerd. Het Spaanse huwelijk van de Zonnekoning Lodewijk XIV bracht zelfs de Spaanse troon binnen bereik. Onder Lodewijk XIV was Frankrijk de machtigste staat in Europa en industrie, handel en de overzeese kolonisatie werden krachtig bevorderd o.a door een krachtige zeemacht te organiseren. In 1685 werd het Edict van Nantes herroepen waarna de protestantse hugenoten massaal emigreerden en de economie, en in het bijzonder de industrie, een zware slag werd toegebracht. De Devolutie-oorlog (1665–1669) en de Hollandse Oorlog (1672–1678) verschaften Lodewijk, ten koste van Spanje, Franche-Comté en veel grenssteden in de Zuidelijke Nederlanden. Ook werd in vredestijd de rest van de Elzas en Luxemburg bezet. De andere Europese machten werden georganiseerd door de Hollandse stadhouder Willem III, die sinds 1688 ook koning van Engeland was. In de negenjarige Oorlog (1688-169) en de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) werden verdere plannen tot uitbreiding van Frankrijk tegengehouden en kon het evenwicht in Europa gehandhaafd blijven. Lichtzinnig beleid van Filips van Orléans en Lodewijk XV volgde en Frankrijk raakte zelfs gedeeltelijk bankroet. Vanaf 1743 regeerde Lodewijk XV persoonlijk, maar liet zich leiden door dubieuze figuren als Madame de Pompadour. Zowel de Oostenrijkse Successieoorlog, die van 1740 tot 1748 duurde en de Zevenjarige Oorlog van 1756 tot 1763 werden geen succes en mede als gevolg daarvan ging de suprematie ter zee en in de koloniale wereld verloren, en werd overgenomen op Engeland. Zo ging de Franse invloed in Canada, Louisiana en Voor-Indië verloren. In Europa wist men nog wel Lotharingen en Corsica binnen te halen. Onder de zwakke Lodewijk XVI werden financiële hervormingen doorgevoerd maar de staatsschulden liepen desondanks fors op. Voor het eerst sinds 1614 werd door deze netelige situatie de Staten-Generaal weer bijeengeroepen.

Franse Revolutie

Omdat de zwakke regering weinig aan de situatie deed steeg de onrust onder de bevolking die zichzelf op 17 juni 1789 uitriep tot Nationale Vergadering. De feodale rechten en standenprivileges werden afgeschaft en de rechten van de mens en de burger werden geproclameerd. Op 14 juli 1789 was het zover. Het volk bestormde de Bastille, een gevangenis in Parijs die het symbool was van de absolute monarchie, en bezette die. Dit was het begin van de Franse Revolutie. Het koningshuis viel en er brak een roerige tijd aan. In 1791 werd de afgekondigde grondwet door de koning erkend. Hij gebruikte echter wel zijn veto ter bescherming van de gehate edelen en onbeëdigde priesters en dat pikte de bevolking niet. De opstandige Parijse gemeenteraad en de nieuwe Nationale Conventie riepen tussen 21 en 25 september 1792 de \"eerste\" republiek uit. In de Conventie werd de macht betwist tussen twee groeperingen: de Girondijnen, gematigde republikeinen, en de radicale Montagnards, met de bekende figuren Danton, Robespierre, Hébert en Marat. De gematigden werden door de radicalen met veel bloedvergieten uitgeschakeld maar kregen onderling ook ruzie, met name tussen aanhangers van Danton en Hébert. Uiteindelijk bracht Robespierre ze beiden ten val maar werd zelf ook gedood op 28 juli 1794. Na deze gewelddadige periode keerde de rust weer even terug in Frankrijk. Maar uit de verwarde situatie werd de grondwet van het jaar III en het Directoire geboren, een nieuwe vergadering die tevergeefs de orde probeerde te herstellen. Er volgde een opstand van de Parijse burgerij die bloedig werd neergeslagen door de Corsicaan Napoleon Bonaparte. Ook had men te kampen met voortdurende katholieke en koningsgezinde opstanden in de Vendée en met grote financiële problemen. De republiek wist zich goed te verweren tegen diverse buitenlandse vijanden en het Franse grondgebied was eind 1793 gezuiverd van vreemde elementen. Men kon er zelfs weer aan gaan denken om de revolutiebeginselen over Europa te verspreiden. Het Directoire stuurde Napoleon naar Egypte en dat was het begin van Frankrijk als koloniale macht in Noord-Afrika. Men had tevens gedacht om zich zodoende van Napoleon te ontdoen, maar dit mislukte totaal.

Consulaat en Keizerrijk

Op 9 november 1799 volgde een staatsgreep waarna de grondwet van het jaar VIII doorgevoerd werd en het consulaat ingericht werd, waar generaal Napoleon Bonaparte de sterke man was. Toen Napoleon eindelijk aan de macht kwam trok hij met zijn legers door een aantal Europese landen om de ideeën van de Franse Revolutie te verbreiden. Hij werd gedwongen mee te doen aan oorlogen met steeds wisselende partners, de zogenaamde coalitieoorlogen, maar wel steeds met Engeland als grote tegenstander. Hij veroverde op het continent een groot imperium (o.a. Italië, Spanje, Duitsland en Polen) maar zou uiteindelijk stuiten op de Engelse suprematie op zee, het voortdurende verzet in Spanje en het door Frankrijk zelf opgeroepen nationalisme in de rest van Europa. In Frankrijk zelf werd het onderwijs, het gerecht en de administratie hervormd en gecentraliseerd, o.a. door het uitvaardigen van de \"Code Civil\" en andere wetboeken. Verder werden betrekkingen met de kerk hersteld en de economie gesaneerd. Door al deze successen benoemde hij zichzelf tot consul voor het leven in 802 en tot keizer voor het leven in 1804. Zijn voortdurende oorlogsplannen stuitten echter op steeds meer tegenstand en na een aantal forse nederlagen o.a. in Rusland, werd hij verbannen naar het eiland Elba. In maart 1814 deed hij afstand van de troon. De verbanning duurde slechts 100 dagen en hij keerde als een held terug. Na de nederlaag in de Slag bij Waterloo op 18 juni 1815 was het echter afgelopen met de \"kleine generaal\" en begon de restauratie. Napoleon werd door de Engelsen verbannen naar het eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan, waar hij de laatste jaren van zijn leven zou doorbrengen en in 1821 stierf.

Restauratie

Na Napoleon werd de monarchie van de Bourbons opnieuw geïnstalleerd en kreeg
Frankrijk een nieuwe koning, Lodewijk XVIII, die tot 1824 zou regeren. Het gecentraliseerd bestuur en de wetgeving van de republiek en van het keizerrijk bleven behouden, maar de adel en de geestelijkheid herwonnen hun politiek overwicht ten nadele van de burgerij. De buitenlandse politiek, in het spoor van de Heilige Alliantie, wekte verzet. De inzet van een nieuwe koloniale expansie door de verovering van Algiers (1830) kon daaraan niets verhelpen. De autoritaire machtsgreep van Karel X (1824–1830) beantwoordden de liberalen onmiddellijk met de Juli-revolutie van 1830.

Julimonarchie

De burgerlijk denkende Louis-Philippe van Orléans (1830–1848) trok de weinig populaire maatregelen van zijn voorganger weer in. Hij aanvaardde het, te regeren met een grondwet die de politieke macht in de handen van de bezittende klasse legde. Sinds de economische depressie van 1846 won de republikeinse en socialistische agitatie gedurig veld. Toen de conservatief Guizot zich in februari 1848 met geweld wilde verzetten tegen het gevraagde algemeen stemrecht, kwam het volk in beweging. De socialist Louis Blanc en de republikeinen vormden een voorlopig bewind. Ondanks de volksoproeren van mei en juni hielden de burgerlijke republikeinen de bovenhand. Louis-Philippe vluchtte naar Engeland en in Frankrijk werd besloten voorlopig geen nieuw koninkrijk in te stellen maar werd de Tweede Republiek uitgeroepen. Tweede Republiek

De roep om een sterke man bracht Lodewijk Napoleon met behulp van de katholieken aan de presidentszetel. Als tegenprestatie werd van hem bevoordeling van de katholieke godsdienst verwacht. Na een conflict met de Wetgevende Kamer over de kieswet ontbond hij op 2 december 1851 deze wet en ging zich bezighouden met een grondwetsherziening waardoor een jaar later op 2 december 1852 het tweede keizerrijk kon worden opgericht en regeerde hij als Napoleon III verder als een absolute vorst. In de Krim-oorlog en de Italiaanse veldtocht werden belangrijke militaire overwinningen behaald die Frankrijk als internationale macht op de kaart zetten. Ook handel en nijverheid bloeiden op. Door de dubbelzinnige houding t.o.v de paus in de Italiaanse vrijheidsoorlog zetten de katholieken zich steeds meer af tegen Napoleon III en was hij sinds 1859 genoodzaakt minder autocratisch te regeren. De vrijhandelsverdragen met Engeland en wat andere landen lokten binnenlands veel kritiek uit en de afgang in Mexico werd ook niet vergeten. Daarentegen werden er wel nieuwe koloniën gesticht in Algerije, Senegambië (nu Senegal en Gambia), Cochin-China en Kambodja in de periode 1858-1867. Ook het gebrek aan daadkracht in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog in 1866 kostte hem veel aanzien. Hij probeerde nog door het leger te reorganiseren en de grondwet te wijzigen zijn gezicht te redden, maar dat lukte al niet meer. Naar aanleiding van de Hohenzollern-kandidatuur voor de Spaanse troon brak de Frans-Duitse Oorlog uit.

Derde Republiek

In deze oorlog werd een zware nederlaag geleden bij Sedan op 1 september 1870 en dit leidde in Parijs tot het uitroepen van de \"Derde Republiek\" en een verdrag met het Duitse keizerrijk op 10 mei 1871. Hierin werd overeengekomen dat Frankrijk de Elzas en een deel van Lotharingen aan de Duitsers moest afstaan. In maart 1871 was er ondertussen in Parijs een radicalere gemeenteraad gekozen. Deze zogenaamde \"Parijse Commune\" kwam in opstand tegen de landelijke overheid, die tropen zond om de hoofdstad te heroveren. Na zes weken stedelijke guerilla-oorlog werd de opstand neergeslagen en zo\'n 20.000 \"communards\" doodgeschoten of gedeporteerd. In 1871 werd ook de Nationale Vergadering gekozen waarin de monarchistische meerderheid al snel grote onenigheid kreeg. Als gevolg daarvan werd in 1875 de Derde Republiek grondwettelijk ingericht. In 1876 kregen de republikeinen de meerderheid in de Vergadering en trad de royalistische president Mac-Mahon af. In de laatste twee decennia van de negentiende eeuw stond het regeren in het teken van een aantal grote politieke schandalen, waaronder het handelen in ridderorden (1887), het Panamaschandaal (1892-1893) en natuurlijk de Dreyfuss-affaire (1894-1906). In de sterk anti-katholieke binnenlandse politiek werd nog eens de scheiding van kerk en staat uitgeroepen. Sociale wetgeving kwam maar mondjesmaat op gang. De buitenlandse politiek in deze periode stond in het teken van verschillende verdragen met andere grote Europese mogendheden. Zo werd er met Duitsland samengewerkt in diverse Afrikaanse kwesties en na diverse geschillen met de Engelsen werd ook tot hen toenadering gezocht. Door de brutale houding van de Duitse keizer Wilhelm II tekenden Frankrijk en Rusland een tweevoudig verbond in 1892-1894, de zogenaamde Duple Alliantie. In Noord-Afrika wisten Frankrijk en Italië hun belangen te handhaven waardoor de internationale positie van Frankrijk nog meer verbeterde. Ook met Engeland werden alle koloniale geschillen opgelost in een Entente Cordiale in 1904. Ook de banden met Rusland werden steeds hechter en leidden uiteindelijk tot een Triple Entente met deze twee landen waardoor de positie ten opzichte van Duitsland sterker werd. Hierdoor werd Frankrijk wel min of meer de Eerste Wereldoorlog ingetrokken door het Servische conflict tussen Rusland en Duitsland. Tot 1917 was Frankrijk niet erg succesvol in de strijd tegen de Duitsers. Bij de rivier de Marne wisten ze de Duitse opmars te stuiten. Vier jaar lang zou de oorlog zich in loopgraven afspelen en vele miljoenen soldaten en burgers vonden de dood. In november 1917 kwam de regering Clemenceau aan de macht en onder zijn enigszins dictatoriale leiding werd de verdediging van Frankrijk succesvol gereorganiseerd en een jaar later de overwinning op de Duitsers behaald. Op de vredesconferentie van Versailles wilde Clemenceau Duitsland volledig ontkrachten maar dit plan viel niet in goede aarde bij de geallieerden. Wel kreeg Frankrijk Elzas en Lotharingen terug. Frankrijk leed zware demografische en economische verliezen door de Eerste Wereldoorlog en de regering van de rechtse Nationale Unie had de handen vol aan de relatie met Duitsland en een grote stakingsgolf. Ook de relatie met de Britten werd steeds moeizamer. In de kwestie van de herstelbetalingen door Duitsland aan Frankrijk namen de Britten een gematigd standpunt in. De Franse regering zocht toenadering tot dat standpunt maar de regering werd daardoor ten val gebracht door de nationalist Poincaré. Deze sloeg door met een eenzijdige bezetting van het Ruhrgebied in januari 1923 om zodoende een oplossing te forceren. De relatie met de Britten kwam nog verder onder druk te staan door de Grieks-Turkse oolog waarin Frankrijk Turkije steunde en Groot-Brittannië achter Griekenland stond. Frankrijk had ondertussen wel een aantal continentale bondgenoten: België, Polen en de kleine entente die bestond uit Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Roemenië. Pas in 1924 werd de relatie met de Britten weer genormaliseerd. De Ruhr-politiek werd teruggedraaid door de nieuwe regering en het Britse Dawesplan met betrekking tot de herstelbetalingen werd geaccepteerd. De regering Briand zorgde voor nog meer aanzien in de wereld door het Pact van Locarno in 1925 en het Briand-Kellogg verdrag in 1928. Poincaré slaagde er ook in om de precaire financiële problemen te stabiliseren, maar had daarentegen weer te kampen met opstanden in Marokko en Syrië. Voor de verkiezingen viel de Nationale Unie uit elkaar. Tardieus strenge politiek tegen Duitsland (1932) ondervond Britse kritiek en verbitterde Duitsland. Zo was Frankrijk weer op zijn continentale bondgenootschappen en op een stevige verdediging (Maginotlinie) aangewezen. De verkiezingen van 1932 werden gewonnen door links, maar de financiële moeilijkheden, de economische achteruitgang en de kritiek op het parlementaire stelsel maakten een stabiele regering onmogelijk. In Parijs zelf werd gevochten door communistische, fascistische en royalistische groepen. Premier Doumergue vormde in februari 1934 een kabinet van nationale signatuur met een oorlogsheld uit de Eerste Wereldoorlog, Pétain, en Barthou. Hij probeerde het Franse alliantiesysteem te verstevigen, o.a door Italië en Rusland erbij te betrekken. Hij hoopte zo het gevaar Hitler-Duitsland te isoleren na de Poolse opgave van de pro-Fanse politiek, maar werd tijdens zijn poging om Joegoslavië en Italië met elkaar te verzoenen op 9 oktober 1934 vermoord. Niet lang daarna nam premier Doumergue ontslag. Zijn opvolger werd Laval, die door zijn deflatiepolitiek zeer onpopulair was. In juli 1935 vormde zich een eenheidsfront tussen communisten, socialisten en radicalen tegen de fascistische groeperingen. Ook de buitenlandse politiek van Barthou was aan veel kritiek onderhevig, o.a. door het Verdrag met Rome dat gesloten werd met Mussolini. In 1936 werden verder het Rijnland door Duitse troepen bezet en werd het Locarnoverdrag opgezegd, waar Frankrijk niets meer aan kon doen, o.a. door gebrek aan steun van de Engelsen. In juni 1936 kwam de Volksfront-regering van Léon Blum aan de macht. Hij voerde sociale verbeteringen door die echter enorm veel geld kostten en daardoor een sterke inflatie tot gevolg hadden. Daarop werd de Franse Bank en de wapenindustrie onder toezicht gesteld en werd er fors opgetreden tegen fascistische groeperingen. In de Spaanse burgeroorlog bleef Frankrijk samen met Engeland aan de zijlijn staan met een politiek van non-interventie. Het radicale kabinet Daladier hanteerde een scherpe deflatiepolitiek wat stakingen uitlokte maar de economische toestand wel verbeterde. Internationaal liep Frankrijk in die tijd achter Groot-Brittannië aan. Ex-bondgenoot Tsjecho-Slowakije werd op de Conferentie van München in september 1938 in feite uitgeleverd aan de Duitsers. Na de schending van het Verdrag van München door Duitsland gaven Frankrijk en Groot-Brittannië garanties aan Polen en de Balkanstaten.

Tweede Wereldoorlog

Frankrijk verklaarde Duitsland de oorlog op 3 september 1939, samen met Groot-Brittannië. Dit gebeurde na de Duitse inval in Polen. Op 10 mei 1940 trokken de Duitse troepen Frankrijk binnen en binnen enkele weken stortte de Franse defensie volledig in elkaar. Ook de veel geroemde Maginotlinie bleek niet bestand tegen de Duitse overmacht en het grootste deel van Frankrijk werd door de Duitsers bezet. Op 22 juni sloot de regering van maarschalk Pétain een wapenstilstand met Duitsland. Pétain was de opvolger van Paul Reynaud, die Daladier als premier was opgevolgd op 20 maart 1940. Twee dagen later werd er ook een wapenstilstand met Italië gesloten dat op 10 juni Frankrijk was binnengevallen. De regering van Pétain vestigde zich in Vichy, dat lag in het onbezette deel van Frankrijk. Nadat de geallieerden geland waren in Noord-Afrika in november 1942 breidden de Duitsers hun bezetting over geheel Frankrijk uit. Ex-premier Laval had inmiddels de feitelijke leiding van de regering te Vichy overgenomen van Pétain en hij streefde naar samenwerking met de Duitsers. De plaatsvervanger van Pétain, admiraal Darlan, sloot zich in november 1942 bij de geallieerden aan. Pétain collaboreerde in feite met de Duitsers. Buiten Frankrijk zette de naar Engeland uitgeweken generaal Charles de Gaulle met een kleine groep \"vrije Fransen\" de strijd tegen de Duitsers voort. In Frankrijk zelf ontstonden verschillende verzetsbewegingen, die vanaf mei 1943 samenwerkten in het Conseil National dela Résistance. In juni 1944 landde een geweldig geallieerd invasieleger op de kust van Normandië en van de Provence in het zuiden. De Duitsers konden de opmars van de geallieerden niet stuiten.

September 1944 was bijna geheel Frankrijk bevrijd en op 8 mei 1945 verklaarde Duitsland zich in Reims akkoord met de onvoorwaardelijke overgave. De Gaulle werd in 1943 hoofd van een Frans nationaal bevrijdingscomité en keerde bij de bevrijding in augustus 1944 terug als hoofd van een voorlopige regering. Deze regering steunde op de progressieve katholieke MRP (Mouvement Républicain Populaire), de socialisten en de communisten. De Fransen die met de Duitsers hadden samengewerkt, werden gestraft. Pétain werd ter dood veroordeeld (door De Gaulle in levenslang gewijzigd) en Laval werd gefusilleerd. In januari 1946 trok De Gaulle zich uit de regering terug.

Vierde Republiek

In oktober 1946 werd bij een volksstemming de nieuwe grondwet goedgekeurd en de socialist Vincent Auriol werd in januari 1947 de eerste president van de Vierde Republiek. De periode na de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door een combinatie van grote politieke instabiliteit en gunstige economische ontwikkelingen. In snel tempo volgden de kabinetten elkaar op en een aantal belangrijke premiers uit die tijd waren Georges Bidault, Robert Schuman, Antoine Pinay en de radicaal Mendès-France. Hij was het die de beslissing nam om tot een wapenstilstand in de oorlog in Indo-China te komen. Nadat de rechtse partijen korte tijd hun aantrekkingskracht hadden verloren, herstelden de conservatieven zich na de oorlog al snel. Begin jaren vijftig organiseerde Pierre Poujade de ontevreden middenstand en ambachtslieden, waarmee het georganiseerde rechtse volksprotest zijn herintrede deed in de Franse politiek. De Gaulle, die zich tegen de nieuwe grondwet had gekant wegens de zijns inziens te zwakke positie van de uitvoerende macht tegenover het parlement, richtte in 1947 een eigen partij op, de Rassemblement du Peuple Français. De dekolonisatie bracht ten slotte de ondergang van de Vierde Republiek. In Algerije was in 1954 verzet tegen het Franse bewind ontstaan. Uit vrees voor mogelijke onderhandelingen met de Algerijnse nationalisten vormden Fransen in Algerije met steun van het leger op 13 mei 1958 een revolutionair \"comité de salut public\", dat een regering onder De Gaulle bepleitte. Om een burgeroorlog te voorkomen gaf president Coty (die in 1954 Auriol was opgevolgd) de opdracht om een kabinet te formeren aan De Gaulle, die behalve van de rechtse partijen ook steun kreeg van de MRP en een deel van de radicalen en de socialisten (1 juni 1958). Al ging de Vierde Republiek uiteindelijk aan haar eigen instabiliteit ten onder, op het Europese vlak initieerde zij vele integratieplannen (Kolen- en Staalgemeenschap, Defensiegemeenschap) die de stabiliteit in Europa moesten bevorderen. Deze plannen kunnen echter niet los gezien worden van de naoorlogse Duitslandpolitiek, waarmee Frankrijk poogde om de Bondsrepubliek Duitsland onder controle te krijgen door het te integreren in West-Europa.

Vijfde Republiek

Nu hij aan de macht was gekomen zette De Gaulle zijn plannen voor staatkundige hervormingen door. Op 28 september 1958 stemde meer dan 80% van de kiezers voor de nieuwe grondwet die de president veel macht en gezag gaf. Bovendien kreeg de nieuwe gaullistische partij Union pour la Novelle République de grootste fractie in de nationale vergadering. De Gaulle zelf werd op 8 januari als president geïnstalleerd, met M. Debré als premier die in 1962 werd opgevolgd door de latere president Georges Pompidou. Door de situatie in Algerije kwamen rechtse politici en militairen in opstand. Deze staatsgreep in de Algerijnse hoofdstad Algiers op 22 april 1961 mislukte echter. Op 8 april 1962 sprak meer dan 90% van de bevolking zich in een referendum uit voor de onafhankelijkheid van Algerije. Uiteindelijk werd Algerije na een bloedige koloniale oorlog onafhankelijk na een grondwetswijziging op 28 oktober 1962. Na verkiezingen in maart 1967 behielden de Gaullisten met hun bondgenoten nog een krappe meerderheid; de ambtstermijn van De Gaulle was in december 1965 met zeven jaar verlengd. De periode De Gaulle werd in het algemeen gekenmerkt door het herstel van Frankrijks positie als een onafhankelijk en invloedrijk land tussen de grote naties van de wereld. Bovendien wilde De Gaulle uiteindelijk een groot Europa van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral en daarvoor was het nodig dat de invloed van de Verenigde Staten teruggedrongen werd. Als gevolg van deze stelling onttrok Frankrijk zijn troepen in 1966 aan het gezag van de Navo en alle Navo-bases werden ontruimd. Ook wilde men een kernmacht worden en ondertekenden daarom niet het non-proliferatieverdrag. Groot-Brittannië werd tot tweemaal toe uit de EEG geweerd, maar de betrekkingen met Duitsland werden wel genormaliseerd, en ook die met Rusland en andere Oost-Europese landen. Met de Arabische landen konden de Fransen het goed vinden maar dat had weer zijn weerslag op de relatie met Israël. Onder studenten en arbeiders ontstond in de tweede helft van de jaren zestig ontevredenheid over het beleid van de regering. In mei 1968 brak in Parijs de befaamde opstand uit die slechts een maand zou duren na toezeggingen voor loonsverhogingen voor de arbeiders. Bij de in juni gehouden verkiezingen boekten de Gaullisten grote winst en vormden een front tegen de socialisten samen met de onafhankelijke republikeinen en andere onafhankelijken.

Jaren zeventig en tachtig

In april 1969 trad De Gaulle af omdat zijn voorstellen met betrekking tot hervormingen waren verworpen, o.a. over een nieuwe regionale indeling. De presidentsverkiezingen brachten een overwinning voor de gaullist Georges Pompidou. Op binnenlands terrein streefde Pompidou naar een snelle industrialisatie, in de buitenlandse politiek volgde hij de lijn-De Gaulle, hoewel minder star. Zo gaf hij zijn medewerking bij de toetreding van Engeland tot de EEG en nam vaker positieve standpunten in tijdens Navo-vergaderingen. De parlementsverkiezingen van maart 1973 werden gewonnen door de samenwerkende socialisten en communisten, maar de regeringspartijen behielden de meerderheid. Links vormde ook een coalitie bij de dood van Pompidou (2 april 1974) en de daarop volgende presidentsverkiezingen. Deze werden in mei 1974 gewonnen door de minister van Financiën en Economie, de onafhankelijke republikein Giscard d\'Estaing. Hij versloeg met zeer klein verschil de socialistische leider François Mitterrand. De gaullisten hadden op dat moment geen nieuwe kandidaat voor het presidentschap en gaven daarom hun steun aan de republikein Giscard. Jacques Chirac werd premier van een kabinet van gaullisten en republikeinen. In 1976 ontsloeg de president Chirac en benoemde Raymond Barre tot premier. Onder Giscard werd het door zijn directe voorgangers gevoerde beleid in grote lijnen voortgezet. In de buitenlandse politiek bleef het streven naar een sterk, door Frankrijk en de Bondsrepubliek Duitsland beheerst Europa, onafhankelijk van de Verenigde Staten, gehandhaafd, evenals de pro-Arabische houding in het Midden-Oosten. In voormalig Frans-Afrika bleef Frankrijk vertegenwoordigd door de aanwezigheid van militaire troepen en adviseurs, terwijl de financieel-economische invloed nog werd vergroot. In het binnenland had Giscard te maken met o.m. separatistische bewegingen op Corsica en in Bretagne. Mei 1981 werd Giscard verrassend verslagen door de socialistische presidentskandidaat François Mitterrand. Hij werd de eerste socialistische president van het land sinds de instelling van de Vijfde republiek in 1958. Na de parlementsverkiezingen in juni kwam er een regering van socialisten (PS) en communisten (PCF) onder P. Mauroy, die probeerden om via nationalisaties de Franse economie te verbeteren. Door tegenvallende resultaten werd men in juni 1982 al gedwongen om het progressieve economische beleid af te zwakken. Onder L. Fabius maakten de communisten niet langer deel uit van de regering. Nadat UDF–RPR onder aanvoering van Jacques Chirac (RPR) in maart 1986 de parlementsverkiezingen hadden gewonnen werd de Vijfde Republiek geconfronteerd met een in de geschiedenis van Frankrijk onbekende staatkundige variant, de \"cohabitation\": een premier en een president van verschillende politieke kleur. Nadat Mitterrand in mei 1988 opnieuw de presidentsverkiezingen had gewonnen van Chirac, kwam er na de parlementsverkiezingen van juni 1988 opnieuw een socialistische regering onder leiding van M. Rocard. In de jaren tachtig vielen vooral op: het kleiner worden van de electorale basis van de communistische partij en haar politieke invloed, de opkomst van extreem-rechts in de vorm van het Front National van Jean-Marie Le Pen en de opkomst van de Groenen, Les Verts, die sinds juni 1989 vertegenwoordigd zijn in het Europees Parlement.

Jaren negentig

In 1991 werd voor het eerst een vrouw premier van Frankrijk, Edith Cresson. Impopulaire maatregelen, o.a. premie- en belastingverhogingen, waren fnuikend voor haar populariteit en zij werd al in april 1992 opgevolgd door Pierre Bérégovoy. Deze trad als premier terug na de socialistische nederlaag bij de verkiezingen van 12 maart 1993 en werd opgevolgd door Edouard Balladur. In mei pleegde de teleurgestelde Bérégovoy zelfmoord, mede naar aanleiding van het mislukken van zijn economisch programma. De slechte economische situatie leidde in juli 1993 tot aanvallen door speculanten op de Franse franc. Het gevolg was dat de Franse franc in feite het Europees Monetair Stelsel moest verlaten.

De regering-Balladur kreeg in 1994 te maken met talrijke corruptieschandalen die enkele ministers tot aftreden dwongen.

Bij de presidentsverkiezingen van mei 1995 liet Jacques Chirac, leider van de gaullistische RPR en burgemeester van Parijs, eerst zijn partijgenoot Balladur achter zich en won in de tweede ronde ook van de socialistische kandidaat Lionel Jospin. Jean-Marie Le Pen van het extreem-rechtse Front National verwierf 15% van de stemmen. Na aanvankelijk enige van Chiracs verkiezingsbeloften te hebben ingelost, daalde de populariteit van premier Juppé, die een straf bezuinigingsbeleid voorstond, snel. Een golf van stakingen legde eind 1995 het openbare leven lam en ook in oktober en november 1996 kwam het tot massale stakingen bij de spoorwegen, in de luchtvaart, het onderwijs en andere overheidsdiensten. Vrachtwagenchauffeurs gingen over tot blokkades ter verbetering van hun arbeidsvoorwaarden, aan welke eis de regering gedeeltelijk tegemoetkwam. Intussen daalde de economische groei en bereikte de werkloosheid een naoorlogs record.

In 1995 werd Parijs opgeschrikt door een aantal terroristische aanslagen van de Algerijnse fundamentalistische-islamitische organisatie GIA en op Corsica vond in 1995 en 1996 een groot aantal bomaanslagen plaats door verschillende nationalistische bewegingen.

Begin januari 1996 overleed oud-president François Mitterrand. Bij gemeenteraadsverkiezingen in februari 1997 in het Zuid-Franse stadje Vitrolles behaalde het Front National een absolute overwinning, waarmee de vierde Zuid-Franse stad in handen viel van extreem-rechts, terwijl Nice wordt bestuurd door een geestverwant van Le Pen. In het voorjaar van 1997 schreef president Chirac vervroegde verkiezingen uit in de hoop de positie van de regering-Juppé te versterken. In twee verkiezingsronden behaalden de socialisten onder leiding van Jospin en hun bondgenoten op 1 juni een grote overwinning en kwamen met 282 van de 577 zetels in de Nationale Vergadering.

In 1995 lokten Franse kernproeven op het atol Mururoa in de Stille Zuidzee felle protesten uit vooral van Australië, Nieuw-Zeeland en Japan. Na de proeven ondertekende Frankrijk begin 1996 het Verdrag van Rarotonga voor een kernwapenvrije zone in de Stille Zuidzee. In juni 1996 maakte minister van Defensie Millon op een halfjaarlijkse vergadering van zijn NAVO-collega’s in Brussel bekend dat Frankrijk wilde meewerken aan een \"nieuwe\" NAVO met een aparte Europese defensie-identiteit.

In de aanloop naar de Europese top in Dublin van december 1996 ontstond onenigheid tussen Frankrijk en Duitsland over het stabiliteitspact, dat na inwerkingtreding van de EMU moet zorgen voor begrotingsdiscipline bij de deelnemende landen. Parijs pleitte voor meer politieke vrijheid: ruimere marges en minder autonomie voor de Europese Centrale Bank.

Met de vervroegde parlementsverkiezingen van mei/juni 1997 beoogde president Chirac extra tijd te creëren om, zo nodig, pijnlijke maatregelen uit te voeren die nodig waren om te voldoen aan de criteria voor deelname aan de EMU. Chirac gokte en verloor: winnaar werd de Socialistische Partij (PS) onder leiding van Lionel Jospin, die een coalitie vormde met de communisten (PCF) en de Groenen. De populariteit van de nieuwe coalitieregering –Jospin was aanvankelijk groot, maar werd al spoedig op de proef gesteld door onder meer verzet van de vakbonden tegen saneringen in de sociale voorzieningen en dat van middelbare scholieren die in oktober 1998 massaal de straat opgingen om meer middelen voor het secundair onderwijs te eisen.

De invoering van een 35-urige werkweek in 1998 om meer arbeidsplaatsen te scheppen, deed de relatie tussen regering en werkgevers geen goed en in 1999 werd de positie van Jospin verder verzwakt toen minister van Financiën Dominique Strauss-Kahn, na Jospin de machtigste man in de regering, op 2 november zijn aftreden bekendmaakte, nadat hij van corruptie was beschuldigd.

In september 2000 spraken de Franse kiezers zich uit voor een grondwetswijziging waarmee de presidentiële ambtstermijn werd teruggebracht van zeven naar vijf jaar; 73% was voor de wijziging.

REACTIES

E.

E.

Het is niet waar dat Frankrijk circa 15 keer zo groot is. Frankrijk is namelijk circa 13 keer zo groot.

17 jaar geleden

C.

C.

Mooi werkstuk! Ik heb er veel aan gehad.

18 jaar geleden

A.

A.





§1.1 Vooruitgang en grote verwachtingen

19 mei 1896 eerste auto in Nederland van Adolphe Zimmermans.

Andere uitvindingen rond eeuwwisseling: telefoon, elektrische verlichting, elektrische tram, metro, vliegtuig. -> gevolg van de 2e industriële revolutie.

Belangrijkste nieuwe industrieën: chemisch en elektrotechnisch.

Betere levensomstandigheden en gezondheid.

Eind 19e eeuw meer bestrijding ziektes -> grotere bevolking

Veel mensen uit arme landen kwamen in de grote steden werk zoeken.

Fin de siècle

+: beter leven, de mens is onbeperkt, technische vooruitgang

-: arbeider levert geen eindproduct, natuurvervuiling, kloof tussen stad en platteland.

Mengeling van gevoelens -> fin de siècle (eind 19e eeuw)



§1.2 Een samenleving in beweging

-> Er ontstond een nieuwe elite met grote invloed (ook politiek). Adel werd verdrongen en persoonlijke prestatie werd belangrijker dan voorouders.

-> Nieuwe middenklasse. Laag= administratief werk. Hoog= arts, technici.

-> grote massa fabrieksarbeiders: slechte werkomstandigheden, lange dagen, lage lonen, slecht huis (geen wc,licht, lucht en drinkwater).

Arbeidersbeweging

Er ontstonden in de 19e eeuw vakbonden. Doelen: hoger loon, kortere dagen, geen kinderarbeid, algemeen kiesrecht, ouderdoms- en ziekteverzekering.

Door stakingen en onderhandelen soms succes, maar regering ging veel verbieden

Laatste nieuwe groep -> Vrouw met beroep. Vrouwen gingen meer werkenmaar waren nog ondergeschikt. Vrouwen gingen meer emanciperen



§1.3 een tijd van ideologieën: liberalisme, socialisme, imperialisme

liberalisme: iedereen is gelijk en moet zich vrij kunnen ontplooien. Als iedereen doet wat hij zelf wil is het goed, de staat moet zich nergens mee bemoeien.

Bedrijfsleven -> vrijheid om te concurreren

Wetenschap -> vrijheid van onderzoek

Kunst -> geen beperkingen

Belangrijkste regel: vrijheid gelijkheid en redelijkheid

Sociale bewogenheid

Door liberalisme kwamen sociale tegenstellingen: rijken werden rijker en armen werden armer.

Groep liberalen wilde sociale wetten, onderwijs en uitbreiding kiesrecht.

Tussen 1897 en 1901 kwamen die wetten.

Karl Marx -> grondlegger v/h socialisme. Volgens hem kregen de arbeiders het zo slecht dat er een revolutie zou komen. Er zou dan een klassenloze samenleving komen. Iedereen zou ECHT gelijk zijn.

Eind 19e eeuw gingen mensen twijfelen aan Marx. Het was nog best wel goed.

Socialisten splitsen: aanhangers van Marx en mensen die geen revolutie nodig vonden.

Lenin -> bolsjewisme -> zetten een revolutie op met beroepsrevolutionairen -> 1917.

Marx vond dat arbeiders met arbeiders van alle landen verbonden moesten zijn maar arbeiders hadden ook te maken met nationalisme.

Regering woekerde nationalisme aan. Soms liep het uit tot racisme van buitenlanders en bijvoorbeeld Joden.

Nationalisme en modern imperialisme

Imperialisme : strijd van Europa, VS en Japan om zo veel mogelijk koloniën.

Tussen 1870 en 1914: opdeling Afrika en Zuid-Azië.

Meer kolonien: meer aanzien, economisch voordeel.

Imperialisme zorgde ook voor het uitbreken van WO1 door onderlinge rivaliteit.



§1.4 Spanningen tussen de grote mogendheden

19e eeuw was rustig in Europa.

In 1814 -1815 hebben Frankrijk, Pruisen, Groot-Brittannië, Rusland en Oostenrijk-Hongarije afgesproken de vrede te bewaren en in overleg te treden bij conflicten.

Eind 19e eeuw meer spanning in Europa door industrialisatie en imperialisme, Duitsland was ook sterker geworden.

Duitsland had Elzas-Lotharingen (kolen en ijzer). Economisch ging het heel goed en volgens kiezer Wilhelm II moest er grotere invloed in de wereld komen.





Keizer Wilhelm II leed aan grootheidswaanzin.

Frankrijk en Engeland voelden zich bedreigd door Duitsland. Duitsland maakte zijn oorlogsvloot even sterk als die van Engeland.

Er kwam een wapenwedloop in Europa en Europa raakte steeds zwaarder bewapend.

Op weg naar oorlog

Er kwamen 2 bondgenootschappen:

Triple Alliantie: Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije

Triple Entente: Frankrijk, Engeland en Rusland.

In 19e eeuw raakte het Turkse rijk in verval. Volken werden onafhankelijk door slappe regering.

Die volken werden gesteund door Rusland en tegengewerkt door Oostenrijk-Hongarije. Ze wilden allebei hun macht uitbreiden, daardoor kon er een conflict komen met een oorlog als gevolg.



§1.5 De eerste Wereldoorlog: loopgraven en slachtingen

Eerste wereldoorlog brak uit door moord op kroonprins van Oostenrijk-Hongarije en zijn vrouw: Franz Ferdinand en Sophie. Werd gedaan door een Servische scholier.

Oostenrijk stuurde een ultimatum aan Servië en Servië verwierp dat. Op 28 juli 1914 verklaarde oostenrijk oorlog aan Servie.

Oorlog breidde uit en werd tussen:Rusland,Engeland,Frankrijk en Duitsland, oostenrijk-Hongarije. Italiëging bij Frankrijk en het Turkse rijk, Bulgarije en Roemenië bij Duitsland.

Iedereen was ‘blij’ met de oorlog en men dat het een korte strijd zou worden. Duitsland stopte al snel met aanvallen maar trok niet terug. Er kwamen loopgraven. Veel soldaten gingen dood maar niemand kwam er verder mee.

In 1917 stopte Rusland met de oorlog door de revolutie die daar was. De VS nam die plaats in. Daardoor moest Duitsland wel terugtrekken. Er braken revoluties uit in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije.

In 1918 hadden de Centralen verloren.



§1.6 Europa herrijst uit een oorlogshel

Op 28 juni 1919 werd er in Versailles een vredesverdrag getekend tussen de geallieerden en Duitsland.

In 1918 schreef Wilson hoe de vrede eruit moest gaan zien in de Veertien Punten.

-Iedereen moest zich kunne verzoenen met het verdrag.

-Er moest in alle landen een lager bewapeningsniveau komen

-Er moest een volkenbond worden opgericht

-Alle landen moesten een democratisch bestuur krijgen

-Alle grenzen moesten gemaakt worden op grond van het zelfbeschikkingsrecht (verschillende nationaliteiten in aparte landen voor eigen ontwikkeling)

Iedereen was enthousiast over de voorstellen maar er kwam niet veel van terecht.

Duitalnd werd veel te hard aangepakt door Frankrijk: ze moesten Elzas-Lotharingen teruggeven, koloniën afstaan, het leger inkrimpen en schadekosten betalen.

Ze mochten nergens over meebeslissen, ze mochten alleen ondertekenenen. Ze noemden het ook een dictaat en geen vredesverdrag.

Door de nieuwe grenzen kwamen er veel nieuwe landen: Polen, estland, |letland, Litouwen, Finland, Hongarije ging los, Tsjechoslowakije.

Servië, Montenegro, Dalmatië, Bosnië-Herzegovina en Slovenië werden samen Joegoslavië.

Maar de Duitssprekende bevolking van Oostenrijk mocht niet bij Duitsland omdat Duitsland dan te sterk zou worden.

De volkenbond werd ook niet echt een succes. Deverliezers van de oorlog, rusland en de VS werden geen lid.

VS ging een tijd in van isolationisme: ze richtten zich alleen op zichzelf.



Hoofdstuk 2 Vrede, hoop en nieuwe dreiging



§2.1 De wederopbouw van Europa

In de WO1 zijn 14 miljoen soldaten gedood, 7 miljoen invalide en 15 miljoen tijdelijk gewond. Heel Europa was verwoest. De kosten waren 600 000 000 000 dollar.

Duitsland kon door de herstelbetalingen zijn eigen economie niet terug opbouwen. Frankrijk en G-B moesten veel geleend geld terugbetalen aan Amerika.

Europa’s aandeel in de wereldeconomie was met 10% gedaald door de verwaarlozing van de handel tijdens de oorlog. Landen die eerst importeerden zijn in de oorlog zelf gaan produceren.

Duitsland kreeg later een lening van Amerika en Europa kon weer een beetje worden opgebouwd (economisch).

De arbeidsproductiviteit steeg tussen 1910 en 1940 met 50 tot 100%.

Na 1925 was Europa weer optimistisch. Maar in 1929 brak de economische crisis uit. De werkloosheid steeg enorm.

Door hogere invoerrechten werd de binnenlandse handel beschermd, maar dat belemmerde de internationale handel.

In Duitsland werden er werkplaatsen verschaft door de wapenindustrie uit te breiden, maar dit was gevaarlijk voor de vrede



§2.2 Van foxtrot tot gaarkeuken

doordat het in de jaren na de WO1 zo goed ging kochten veel mensen luxe artikelen zoals radio, fiets, stofzuiger, auto of grammofoon. Er kwam een grote vraag naar luxe artikelen -> consumptie maatschappij.

Ook kwam er meer behoefte aan vermaak zoals bioscoop en muziek. Mensen hadden meer geld en meer tijd om daar heen te gaan.

Alles is mogelijk

Omdat in de jaren ‘20 alles mogelijk leek werden die jaren ook de ‘fabulous twenties’ genoemd.

De nieuwe levensstijl werd: snelle carrière, pracht, praal en sensatie. Dat was vooral zo in Amerika maar ook in steden als Berlijn en Parijs. Berlijn trok heel veel componisten, schilders enz. Er kwamen nieuwe soorten kunst met de nadruk op het uiten van gevoelens op abstracte wijze.

Ook werd Berlijn een belangrijke stad voor opera, film en toneel.

Deze jaren waren niet voor iedereen ‘fabulous’, het betekende zeker niet het eind van de armoede. Het leven bleef zwaar, zeker in de economische crisis.

Veel mensen hadden honger, maar toch gingen de meeste mensen er na de jaren ’30 nog op vooruit.



§2.3 Overwinning van de democratie?

Door het kiesrecht (voor mannen en soms ook voor vrouwen) kregen meer mensen inspraak in de politiek. Ze stemden vaak op christelijke en socialistische partijen. Veel socialisten wilden via de politiek veranderingen tot stand brengen. Socialisten die revolutie wilden, zoals in Rusland, kwamen in communistische partijen.

Anti-democratisch

Omdat in de Midden- en Oost-Europese landen niemand ervaring had met democratie bleef de democratie daar niet lang. Er kwamen weer autocratische heersers. Er kwamen fascistische en communistische bewegingen. Ze waren tegen de democratie, kapitalisme en individualisme.

Omdat die partijen zeiden dat ze voor betere tijden zouden zorgen kregen ze in de tijd van de economische crisis veel aanhang. In Nederland was dat de NSB (Nationaal Socialistische Beweging), in Frankrijk Parti Populaire Francais. In Frankrijk overheersten deze partijen niet maar in Duitsland en Italië werd de democratie omver geworpen.



§2.4 De Verenigde Staten

Verenigde Staten waren erg rijk door WOI. Betere industrie en belangrijkste geldschieter. Maar door isolationisme hadden ze geen grote invloed in wereldpolitiek.

In Amerika was veel nationalisme en daardoor racisme, er was ook een grote jacht op communisten.

In 1920 drooglegging -> verbod op alcohol met als doel terugdringen van verslaving, criminaliteit en geldverkwisting. Maar dat werd een gouden tijd voor gangsters als Al Capone en Lucky Luciano.

Na oorlog was er in Amerika minder te produceren voor boeren omdat ze Europa niet meer hoefden te voorzien. Mede daardoor kwam de economische crisis in 1929. de regering greep niet in want president Hoover vond dat de crisis vanzelf moest overgaan. Veel mensen kwamen in krottenwijken genaamd Hoovervilles te wonen

New deal

In 1932 kwam president Roosevelt en die vond niet dat de regering zich niet met de levensomstandigheden moest bemoeien. Hij kwam met de New Deal:

-Industriële en agrarische productie beperken om prijzen hoog te houden

-banken controleren

-sociale wetten

-kinderarbeid verboden

-werkweek van 35 uur

-verplichte werkeloosheids- en ouderen verzekering

In deze tijd kwam het begrip welvaartsstaat tot stand. Veel mensen vonden Roosevelt een communist omdat hij zich zo met het volk bemoeide maar de armen steunden hem. Toch was de crisis niet afgelopen, dat was pas bij WO II door de oorlogsindustrie.



§2.5 Van Rusland tot USSR

25 oktober 1927 in Sint-Petersburg leek een normale dag maar er vond een revolutie plaats die het leven in Rusland erg zou veranderen. Lenin, Trotski en aanhangers worpen zonder moeite de regering omver. In februari 1917 was ook het regime van tsaar Nicolaas II al gevallen. De Doema nam toen het bestuur over van Nicolaas maar ook zij konden de orde niet herstellen. Nu greep Lenin zijn kans.

Communisten aan de macht

Na de revolutie sloot Rusland de vrede van Brest-Litovsk met Duitsland. Maar er kwam een burgeroorlog tussen het communistische Rode Leger en hun tegenstanders, het Witte Leger. In 1921 won het Rode Leger.

Er kwam een communistisch bewind en tegenstanders kwamen in concentratie kampen. Na de dood van Lenin kwam er een strijd om de macht en Stalin won. Hij werd een strenge dictator.

In 1928 kwam het vijfjarenplan om snel te industrialiseren. Het geld daarvoor werd opgebracht door de boeren, zij moesten in collectieve bedrijven (kolchozen) werken en veel oogst goedkoop aan de staat verkopen. Veel boeren gingen hiertegen in protest maar werden daarom vermoord of naar concentratiekampen gestuurd.

Uiteindelijk werd rusland inderdaad een van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld.

Stalin zag overal vijanden en liet die vermoorden of deporteren.



§2.6 Wereldmachten op hun retour

Ondanks dat Frankrijk en Engeland veel schade hadden van de oorlog werden ze er allebei beter op. Frankrijk kreeg Libanon en Syrië als mandaatgebieden, Engeland kreeg Jordanië, Irak en Palestina.

Groot-Brittannië kreeg problemen met Palestina, ze wilden er een joods tehuis van maken. Veel Joden waren het daarmee eens maar de inheemse Arabische bevolking niet. Er kwam strijd tussen de Joden en de Arabieren.

Meer problemen kwam in hun kolonie India waar Gandhi de bevolking opriep tot geweldloos verzet tegen de Britse macht. G-B wist niet wat zij hiermee aanmoest.

In Ierland gebruikte de onafhankelijkheidsbeweging wel geweld. In 1921 werd Ierland onafhankelijk, alleen het noorden bleef Brits.

Dreiging van rechts

Frankrijk kreeg nog meer problemen. Niet alleen in de koloniën maar ook in het land zelf. Er kwamen veel fascistische partijen. Zij verzetten zich tegen de communisten, socialisten en liberalen. Zij gingen het volksfront vormen om de democratie te beschermen.

In mei 1936 behaalden zij een grote overwinning en Léon Blum werd de eerste socialistische premier van Frankrijk. Hij stelde de 40-urige werkweek in en werknemers kregen vakantie voortaan doorbetaald.

Maar het beleid van Blum werd geen succes. Hij steunde de Spaanse Volksfrontregering te weinig. Die streden tegen de fascisten onder leiding van Franco. In 1937 viel kabinet Blum en kwam er een conservatieve regering.



§2.7 De bruine horden rukken op

28 oktober 1922 -> mars naar Rome, opgezet door Benito Mussolini. Hij wilde de macht bij de fascistische partij. Koning Victor-Emmanuel III gaf hem de opdracht een regering te vormen. In 1926 had hij alle macht in handen. Hij had veel succes omdat Italië er slecht aan toe was. Het volk wilde een sterke leider. Mussolini bellofde de roem, macht en grootheid van de Romeinen terug te brengen.

Mussolini’s regime was totalitair, hij wilde het volk in zijn macht. Mensen die anders dachten werden met terreur weggewerkt.

In Duitsland kwam ook een totalitair regime met Adolf Hitler van de NSDAP aan het hoofd. Hij wilde het vernederende verdrag van Versailles opheffen om de Duitsers ‘beter’ te maken. Ook hij gebruikte geweld tegen zijn tegenstanders.

Hitler was erg racistisch, volgens hem stond het arische ras boven alles en waren Joden het meest minderwaardig. Toen hij aan de macht kwam maakte hij het leven voor Joden zo ondraaglijk dat de meesten het land uit vluchtten.



§2.8 Zwarte wolken boven Europa

Na de oorlog begon pas halverwege de jaren 20 de politiek te verbeteren. Duitsland werd iets beter behandeld, het Dawes-plan kwam in 1924: lager betalingen, verspreide betalingen en een lening van Amerika.

In 1925 tekende Duitsland het Locarno verdrag, dat betekende dat zij zich neerlegde bij het verdrag van Versailles. Duitsland mocht nu ook bij de Volkenbond.

De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Kelloggstelde het Briand-Kellogg-pact op. Dit zou voor altijd vrede betekenen, maar niet iedereen had hier vertrouwen in. In de jaren 30 steeg de spanning in Europa door Hitler

Hitler grijpt zijn kans

In 1936 trok Hitler het Rijnland binnen in strijd met het verdrag van Versailles. Frankrijk en G-B durfden niets te doen en dat betekende triomf voor Hitler.

Italië ging Ethiopië veroveren en daardoor verslechterden de relaties met Frankrijk en G-B. Daarom sloten Duitsland en Italië in 1936 een bondgenootschap: As Rome Berlijn.

In 1936 brak er een burgeroorlog uit in Spanje onder leiding van Franco. Italie en Duitsland steunden franco en de SU het Volksfront. G-B voerde een verzoende politiek, de appeasement politiek. Ze zorgen dat Frankrijk zich erbuiten hield.

13 maart 1938 moest Oostenrijk zich bij Duitsland aansluiten. In 1938 kwam Tsjechie ook bij Duitsland omdat Hitler bleef volhouden dat het zo hoorde. In 1939 bezette hij Tsjechoslowakije. Hij maakte ook aanspraak op de Poolse stad Danzig. Franrijk en G-B verzekerden Polen politieke steun als Hitler verder zou gaan. Daarop slot hij een niet-aanvalsverdrag met Rusland in augustus 1939.

Door dit verdrag begon de Tweede Wereldoorlog



Hoofdstuk 3 Van Grote Alliantie naar Koude Oorlog



§3.1 De Tweede Wereldoorlog

1 september 1939 trok Hitler Polen binnen, de Duitsers hadden meer Lebensraum nodig. Dit was het begin van de Tweede Wereldoorlog. Op 3 september verklaarden Frankrijk en GB de oorlog aan Duitsland.

Duitsland veroverde Nederland, België, Denemarken en Noorwegen door te bombarderen op burgerdoelen. Op 14 mei 1940 werd Rotterdam gebombardeerd, 800 doden en veel daklozen.In juni 1940 werd zelfs Frankrijk veroverd en stond GB er alleen voor, maar Churchill gaf niet op.

Ze kregen er 2 bondgenoten bij: Rusland en Amerika. Rusland omdat Duitsland Rusland toch aanviel en Amerika omdat ze waren gebombardeerd (Pearl Harbour) door Japan, Duitslands bondgenoot. Met zijn 3-en waren ze de Grote Alliantie.

Vanaf half 1942 boekte deze alliantie succes, ze verslagen de Duitsers en Italianen in Afrika bij El Alamein en de Duitsers verloren de strijd om Stalingrad.

Rusland zetten zich vooral in met legers en Amerika met economische en technische kracht.

Op 7 mei gaf Duitsland zich over, maar Japan vocht door. Eind 1942 had Japan Mantsjoerije, Oost-China, Indo-China, Thailand, Burma, NL-Indie en de Filippijnen in handen. Pas augustus 1945 gaf Japan zich over toen Smerika een atoombom op Hiroshima en Nagasaki gooide

Jodenvervolging

Eerst werden de Joden steeds meer geïsoleerd: in aparte wijken wonen, niet meer in openbare gelegenheden komen. Steeds meer Joden werden opgepakt en naar concentratiekampen gestuurd. Daar werden in de oorlog zo’n 6 miljoen Joden vermoord.

Nederland bezet

Mensen dachten dat het het beste was om zich zo min mogelijk met de Jodenvervolging te bemoeien. In het begin waren de Duitsers nog ‘aardig’ maar ze werden steeds erger. Persvrijheid werd afgeschaft, politieke partijen verboden en artsen en kunstenaars moesten bij nazi-organisaties aansluiten. Veel mensen moesten in Duitsland gaan werken en daardoor kwam het verzet op gang: spionage, onderduikers helpen en sabotage. Duitsland bracht duizenden verzetslieden om. Er waren meer mensen die de Duitsers steunden dan mensen die zich verzetten. In 1944 werd de voedseltoevoer bijna stilgelegd uit angst voor een spoorwegstaking.

In die winter kwamen 20.000 Nederlanders om van honger en kou.



§3.2 De gewapende vrede

25 april 1945 bereikte het Amerikaanse leger de sovjetlinies ten zuiden van Berlijn. De Russen en Amerikanen waren blij om elkaar te zien. Maar Rusland was nog steeds tegen het Westen en was bang dat zij het communisme wilde uitroeien. IN de oorlog wilde Stalin hulp aan het oostfront maar kreeg dat niet. Hij dacht dat de geallieerden zo wilden zorgen dat het communisme afgemaakt werd. Het westen was juist bang dat Rusland door de oorlog meer macht zou krijgen

Koude Oorlog

Na de oorlog werden Duitsland en Berlijn in 4-en gedeeld door Amerika, Frankrijk GB en Rusland. Rusland wilde ‘zijn’ deel communistisch maken en de westerse landen wilden het democratisch maken. Zo werd Duitsland in 2-en gedeeld: Bondsrepubliek Duitsland (BRD- west) en Duitse Democratische Republiek (DDR- oost). In 1961 ging Rusland een muur bouwen om zijn deel, daardoor waren west en oost nu echt gescheiden.

In 1949 vormden Canada, Amerika en West-Europa de NATO (North Atlantic Treaty Organization) omdat er steeds meer communistische landen kwamen. Daarop sloten de communistische landen het Warschaupact. Dit werd de Koude Oorlog, de landen gingen zich steeds zwaarder bewapenen. In 1949 had Rusland een atoombom en daarom werden militaire confrontaties vermeden.

1950 Koreaoorlog -> Noord gesteund door SU en zuid door VS. Wapenstilstand in 1953.

1962 -> Cubacrisis, Rusland zette kernraketten op Cuba. Amerika blokkeerde Cuba voor Russische schepen. VS dreigde met oorlog, Chroesjtsjov gaf toe

1945 -> Verenigde Naties opgericht. Koude Oorlog belemmerde functioneren. Bijna alle landen waren lid.

Veiligheidsraad: VS, SU, GB, China en Frankrijk waren lid. Ze hadden recht om beslissingen tegen te gaan. VS en SU blokkeerden elkaars beslissingen.



§3.3 Het communistische blok

Vs had economische bloei door de WO II, SU was verwoest: 20 miljoen doden, 25 miljoen daklozen, veel vee verloren en 60% teruggelopen mijn industrie. De SU bouwde weer op ten koste van Oost-Europese landen en hun deel van Duitsland.

Leven in het Oostblok

Rond 1948 werd Oost-Europa communistisch, mensen die anders dachten dan het regime werden naar strafkampen gestuurd. Je mocht geen westerse radio en jazz luisteren.

ER was veel zware industrie en weinig eten. Toch had Stalin veel aanhangers, in 1953 stierf hij. Chroesjtsjov volgde hem op. in 1956 leverde hij kritiek op het bewind van Stalin, hij maakte het regime iets losser en vrijer maar er waren grenzen. Toen Hongarije zich los wilde maken van het Oostblok werden zij neergeslagen. Joegoslavië was niet in handen van Rusland maar was wel communistisch met Tito als leider.

Rood-China

In 1949 werd China communistisch. Tshiang K’ai-sjek, nationalist, vluchtte met meer dan een miljoen mensen naar Taiwan want daar was een Amerikaanse vloot. De leider van de communisten was Mao Zedong. Hij regeerde hetzelfde als Stalin, tegenstanders overleefden het niet. In 1958 kwam Mao met de Grote Sprong Voorwaarts, een economisch ontwikkelingsplan. Maar dit mislukte compleet, er kwamen misoogsten en hongersnood, miljoenen mensen verhongerden.

Ondanks de gelijkenissen tussen China en de SU was er in 1960 een openlijke breuk tussen de landen.



§3.4 De wederopbouw onder Amerikaanse invloed

In 1900 leek West-Europa de heerser van de wereld, na de WO II waren dat de VS en de SU. In 1945 was Europa compleet verwoest door de oorlog. In 1947 bood Amerika hulp met het Marshall-plan. Tussen 1948 en 1951 werd 12 miljard dollar geleend voor de wederopbouw. Dit was ook bedoeld om te zorgen dat de communisme niet de macht zouden grijpen. Oost-Europa mocht geen geld aannemen van de SU. Begin jaren 50 was West-Europa weer op vooroorlogs niveau.

Europese samenwerking

Om de wederopbouw te versnellen moest Europa samenwerken. Het communisme zou zo ook minder kans krijgen en de vrede was veiliger.

1951 -> Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), zo kom er geen ruzie komen over kolen en staal.

1957 -> Europese Economische Gemeenschap: BRD, Frankrijk, Nederland, Italië, België, Luxemburg. Later kwamen er meer landen bij. Economische samenwerking ging goed maar politiek ging het niet.

Amerika vond dat de wederopbouw niet zou lukken als Duitsland niet geholpen werd, daarom ging veel Marshall-hulp naar Duitsland.

Amerika bezette Japan en maakte er een democratische staat van, dat was succesvol. Japan was ook van strategische waarde omdat China communistisch was geworden.



§3.5 De westerse samenleving

Coca-cola had de Amerikaanse soldaten ervan overtuigd dat ze Cola nodig hadden om de moed erin te houden. Na de oorlog namen ze cola, sigaretten en chocola mee terug naar Amerika. Na de oorlog werd Coca-Cola het symbool van Amerikaans leven: vitaliteit, democratie, overvloed aan consumptiegoederen, en veel werkmogelijkheden. Arbeiders kregen hoge salarissen en konden een eigen huis en televisie kopen, maar er bleven mensen die een slecht leven hadden. Zwarten bleven sociaal en materiaal achtergesteld. De National Association for the Advancement of Coloured People (NAACP) streed voor gelijke rechten. In 1954 werd bepaald dat alle kinderen naar dezelfde school mochten gaan. Maar in 1957 kwasm het leger erbij om het ook echt te laten gebeuren.

Begin jaren 50 kwam de jacht op communisten door McCarthy. Hij vervolgde veel mensen, zelfs onschuldigen. In Europa zat men ook wel achter communisten aan maar niet zo erg als in Amerika. Er was wel sympathie voor de SU omdat ze geholpen hadden tegen de nazi’s en daardoor groeiden na 1945 de communistische partijen in Italië en Frankrijk.

In Europa kwam ook meer welvaart, er kwamen sociale voorzieningen: Werkloosheidswet (WW), Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW).



§3.6 De ondergang van de koloniale rijken

Na de WO II werden heel snel (bijna) alle koloniën onafhankelijk. Dat kwam door nationalisme in de koloniën. Door het succes van Japan kregen de koloniën door dat zij dat ook moesten kunnen en de Europese landen kregen met moeite hun controle terug. VS en SU keurden kolonialisme af, VS omdat zij zelf een kolonie was geweest en SU omdat ze het zagen als een deel van kapitalisme. VS en Su zagen bondgenoten in nieuwe onafhankelijke staten. Ook de Europese volkeren keurden het af om andere volken te ‘onderdrukken’.

Twee golven

De eerste dekolonisatie golf was na de WO II in Azië, de tweede rond de jaren 60 in Afrika. Er moest veel gestreden worden om onafhankelijk te worden, Frankrijk, Nederland en Portugal verdedigden hun positie met geweld.

Nederland -> 1949 Indonesië

Frankrijk -> 1954 Indo-China, 1962 Algerije

Portugal -> 1974/75 Angola, Mozambique en Guinea

De koloniën waren economisch niet sterk, ze hadden een lage levenstandaard. Ook volken waren verdeeld over 2 landen of juist in 1 land samengepropt. Dit leverde soms bloedige conflicten op.

Midden-Oosten

De immigratie van Joden naar Palestina was beperkt om Arabische landen te vriend te houden, toch trok Engeland zich snel terug uit Palestina. Zelfs bij de Jodenvervolgingen mochten de joden niet naar Palestina. In 1947 voorstel VN om Palestina in 2-en te delen, Arabieren wezen het af. In mei 1948 trok Engeland zich terug en de Joden riepen direct de staat Israël uit. Daarop verklaarden de arabieren de oorlog. Israël won de oorlog. Israël ging zich zelfs uitbreiden. In 1987 brak er een opstand uit onder Palestijnen: de Intifada. Door onderhandelingen mochten Palestijnen nu zelf regeerden in de Gazastrook en op de westelijke Jordaanoever.



Hoofdstuk 4 Van Flowerpower tot Perestrojka



§4.1 De roerige jaren zestig

In 1965 kwam Robert Jasper Grootveld met protesten tegen het roken en de consumptiemaatschappij. In de jaren 60 kwamen acties tegen de maatschappelijke orde veel voor. Jongeren protesteerden tegen woningnood, milieuvervuiling, armoede in de 3e wereld en de oorlog in Vietnam. Ze provoceerden de overheid en daagden de politie uit.

Amsterdam werd gezien als het middelpunt, er kwamen veel hippies. Muziek van de beatles en de Rolling Stones was ook erg belangrijk voor de jongeren.

1968 -> studentenprotest liep uit de hand in Parijs, overheid beloofde meer inspraak.

In Duitsland en Italië kwam veel vaker geweld voor, ook was er grote aanhang voor het marxisme.

Er kwam weer een feministische golf, vrouwen eisten totale gelijkheid aan mannen. Ze wilden recht op abortus. Normen en waarden werden door elkaar gegooid, taboes verdwenen, machtsverhoudingen veranderden. Ook de kerk werd veel minder belangrijk.



§4.2 De Vietnam-oorlog en het anti-Amerikanisme

De Vietnam-oorlog was de eerste oorlog waar veel mensen bij mee konden kijken (tv). Dit was halverwege de jaren 60.

De bevrijdingsbeweging onder leiding van Ho Chi Minh had de democratische republiek Vietnam uitgeroepen na de WO II, Frankrijk accepteerde dit niet en stuurde troepen. Er braken gevechten uit tussen de Vietminh en die troepen, die in 1954 beëindigd werden. De Vietminh ging boven de 17e breedtegraad en Frakrijk eronder. In 1956 zouden verkiezingen komen.

Ngo Dinh Diem, leider van Zuid-Vietnam weigerde hieraan mee te werken. Noord-Vietnam wilde het zuiden bevrijden, het zuiden was blij en richtte de Vietcong op. Ze verrichtten veel terreurdaden en werden gesteund door China en Rusland. In 1962 stuurde VS 4000 militairen. Het groeide tot 500.000 man en werd steeds gewelddadiger. Toch won Amerika niet. In 1973 verlieten de troepen Vietnam. In 1975 werd Noord-Vietnam baas van het zuiden en werd heel Vietnam communistisch.

2,5 miljoen Vietnamezen en 57.000 Amerikanen dood. Imago VS geschonden. In 1965 protest tegen optreden Amerika in Vietnam. In Europa kwam Anti-Amerikaanse sfeer. Vooral Frankrijk was erg tegen Amerika. In 1967 richtte Frankrijk kernraketten op Amerika om overal op voorbereid te zijn. In 1968 trad de Gaulle af. Nu werd het anti-Amerikanisme weer zwakker.



§4.3 Arabische olie en Aziatische tijgers: de westerse economische crisis

Jaren 60 -> grote technische ontwikkeling en productiestijging. Begin jaren 70 stopte dit door de oliecrisis in ’73. in oktober 73’ vielen Syrië en Egypte Israël aan en Israël won. De Arabische staten wilden nu geen olie meer naar Nederland en Amerika sturen omdat zij voor Israël waren. Er kwamen autoloze zondagen, benzine ging op de bon, en feestverlichting werd verboden.

De olieprijs werd in minder dan een jaar 400% hoger. Dit veroorzaakte neergang van wereldeconomie tot jaren 80.

Bedrijven hadden hogere productiekosten door hogere lonen, belasting en premies. Ze kregen grote concurrentie uit Azië, waar de lonen nog wel laag waren. Er kwam overproductie in Europa. Bedrijven gingen automatiseren om loonkosten laag te houden. De werkloosheid steeg enorm tussen 1973 en 1982.

Dit werd een probleem voor de overheid, zij kregen minder geld binnen maar moesten meer uitkeringen uitbetalen. De Europese gemeenschap ging meer samenwerken en uitbreiden. Bijna heel West-Europa was lid en het werd nu de Europese Unie genoemd. Ze wilden meer politieke integratie.

In 1972 kwam er een rapport van de Club van Rome waarin stond dat de industrialisatie gevolgen had voor het milieu. Toch werd daar niet veel aan gedaan



§4.4 De Noord-Zuidrelatie

Bij oliecrisis realiseerden de Arabische landen hoeveel druk ze konden uitoefenen. De ex-koloniën bleven toch armer dan de moederlanden. Ze exporteerden goedkope grondstoffen. Ze hadden geen geld om industrie op te bouwen.

Het ging er zo slecht dat het de derde wereld genoemd werd. De 1e wereld was het Westen en de 2e wereld het communistische blok. De meeste 3e wereldlanden liggen op het zuidelijk halfrond, daarom Noord-Zuidtegenstelling. Het Westen ging hulp beiden aan de 3e wereld, maar het was niet veel. Ontwikkelingslanden kregen meer macht door meer stemmen in de VN. In een bijeenkomst over handel vormden zij groep 77 die streefde naar betere verdeling van het wereldinkomen. Het Westen wilde er na 1973 wel aan meewerken.

In 1974 werd een programma opgesteld over grondstofprijzen. In de jaren 80 vond het Westen zijn eigen economische crisis belangrijker. De 3e wereld vormde geen eenheid meer, er waren te grote onderlinge verschillen. Zo was er al een verschil tussen olie-importerende en olie-exporterende landen, er waren dus landen die meer ontwikkelden dan anderen.



§4.5 Het einde van de Koude Oorlog

1989 -> einde Koude Oorlog

November 1980 -> Reagan president, hij was niet bang van SU en voerde wapenwedloop op.

1983 -> Star Wars, ruimteschild zou beschermen tegen aanval.

SU besefte dat zij dit niet bij kom houden. Door het 5-jarenplan ging de economie slecht en was er verborgen werkeloosheid.

1985 -> Gorbatsjov aan de macht in SU, hij wilde ontspanning met Amerika om te bezuinigen op defensiekosten. Hij riep op tot perestrojka en glasnost (herstructurering en openheid). Er kwam kleine economische vrijheid.

1989 -> verklaring Gorbatsjov dat SU zich niet meer bemoeit met het Oostblok, dus einde Breznjev-doctrine.

Er kwam veel protest tegen het communisme in Oost-Europese landen, ze wilden meer vrijheid en welvaart net als in het Westen. Communistische regimes stortten in elkaar.

9 november 1989 -> afbraak Berlijnse muur, veel Oost-Duitsers gingen naar het westen

4 december 1989 -> Gorbatsjov en Bush verklaren op Malta einde Koude Oorlog. Er komen hervorming in het oosten. Maar het ging niet zo makkelijk als verwacht. Er kwamen, prijsstijgingen, werkloosheid en georganiseerde misdaad. IN sommige landen kwamen communisten terug in de regering.

Oost-Duitsland kon wel helemaal hervormen met hulp van West-Duitsland, het werd weer 1 Duitsland op 3 oktober 1990. Er moest wel heel veel geld in Oost-Duitsland worden gestoken. Het ging even moeilijk maar toch overwon de nieuwe Bondsrepubliek



§4.6 De herfstdagen van de twintigste eeuw

In 1989 werd de democratie in veel landen binnengehaald, zelfs in de SU. Ook in Midden- en Zuid-Amerika kwamen veel democratieën. In Chili moest Pinochet weg, Brazilië kreeg in 198 een democratische grondwet en in Nicaragua werden in 1989 verkiezingen gehouden. Ook in Afrika kwam de democratie op gang, in Zuid-Afrika was jarenlang een racistisch bewind geweest van de blanke minderheid. In 1990 werd dat afgebroken en Nelson Mandela die sinds 1964 vast zat werd vrijgelaten. In 1994 werd Mandela gekozen bij verkiezingen. In China en op Cuba zijn nog communistische regeringen. In Oost-Europa is te weinig democratische traditie.

Er zijn nog overal ter wereld burgeroorlogen. De VS en de SU bemoeien zich hier weinig mee, zeker als er geen belangen op het spel staan. Vaak weten ze ook niet hoe je vrede kan maken. En zo zijn er nog meer problemen die meegaan nar de 21ste eeuw: milieuvervuiling, bevolkingsgroei, ongelijke welvaart.



Alvast wat extra informatie

5 jaar geleden

A.

A.

heyhey,
ik wil alleen maar zeggen dat het een goede werkstuk is. Ik ben zelf half frans, en ik vindt dat jij bijna het enige persoon ben, die weet hoe wij leven! Hartstikke bedankt...
Anais xx

18 jaar geleden

C.

C.

circa 15 klopt wel, want circa betekend ongeveer

13 jaar geleden

H.

H.

dit is heel handig had ik net nodig ;p

13 jaar geleden

J.

J.

Het is Druifgaarden niet Fruitgaarden

VULKOEKEN!!

13 jaar geleden

L.

L.

T IS VEEL GESCHIEDENIS IK KAN ER WEL WAT VAN GEBRUIKEN

11 jaar geleden

V.

V.

Hey,
sommige stukjes heb ik voor m'n eigen spreekbeurt gebruikt.
Wel handig!

11 jaar geleden

M.

M.

wow dit is echt een heeeeel goed en heeeel lang werkstuk :0

9 jaar geleden

J.

J.

Ik zou graag willen weten welke boeken bij deze samenvatting zijn gebruikt? Voor school moet ik een monoloog houden over de cultuur van Frankrijk maar hierbij is literatuur verplicht. En dan niet een informatieboek maar echt een boek waarin iemand schrijft over Frankrijk..

9 jaar geleden

M.

M.

het is een toppie werkstuk. ik heb er heel veel aan gehad heb een 8 gehaald. :-]

8 jaar geleden

P.

P.

niet handig want onze leraaren kijken met een programma het na

8 jaar geleden

A.

A.

b er veel van geleerd en ik had het nodig ook! dus het komt goed uit!

6 jaar geleden

A.

A.



§1.1 Vooruitgang en grote verwachtingen
19 mei 1896 eerste auto in Nederland van Adolphe Zimmermans.
Andere uitvindingen rond eeuwwisseling: telefoon, elektrische verlichting, elektrische tram, metro, vliegtuig. -> gevolg van de 2e industriële revolutie.
Belangrijkste nieuwe industrieën: chemisch en elektrotechnisch.
Betere levensomstandigheden en gezondheid.
Eind 19e eeuw meer bestrijding ziektes -> grotere bevolking
Veel mensen uit arme landen kwamen in de grote steden werk zoeken.
Fin de siècle
+: beter leven, de mens is onbeperkt, technische vooruitgang
-: arbeider levert geen eindproduct, natuurvervuiling, kloof tussen stad en platteland.
Mengeling van gevoelens -> fin de siècle (eind 19e eeuw)

§1.2 Een samenleving in beweging
-> Er ontstond een nieuwe elite met grote invloed (ook politiek). Adel werd verdrongen en persoonlijke prestatie werd belangrijker dan voorouders.
-> Nieuwe middenklasse. Laag= administratief werk. Hoog= arts, technici.
-> grote massa fabrieksarbeiders: slechte werkomstandigheden, lange dagen, lage lonen, slecht huis (geen wc,licht, lucht en drinkwater).
Arbeidersbeweging
Er ontstonden in de 19e eeuw vakbonden. Doelen: hoger loon, kortere dagen, geen kinderarbeid, algemeen kiesrecht, ouderdoms- en ziekteverzekering.
Door stakingen en onderhandelen soms succes, maar regering ging veel verbieden
Laatste nieuwe groep -> Vrouw met beroep. Vrouwen gingen meer werkenmaar waren nog ondergeschikt. Vrouwen gingen meer emanciperen

§1.3 een tijd van ideologieën: liberalisme, socialisme, imperialisme
liberalisme: iedereen is gelijk en moet zich vrij kunnen ontplooien. Als iedereen doet wat hij zelf wil is het goed, de staat moet zich nergens mee bemoeien.
Bedrijfsleven -> vrijheid om te concurreren
Wetenschap -> vrijheid van onderzoek
Kunst -> geen beperkingen
Belangrijkste regel: vrijheid gelijkheid en redelijkheid
Sociale bewogenheid
Door liberalisme kwamen sociale tegenstellingen: rijken werden rijker en armen werden armer.
Groep liberalen wilde sociale wetten, onderwijs en uitbreiding kiesrecht.
Tussen 1897 en 1901 kwamen die wetten.
Karl Marx -> grondlegger v/h socialisme. Volgens hem kregen de arbeiders het zo slecht dat er een revolutie zou komen. Er zou dan een klassenloze samenleving komen. Iedereen zou ECHT gelijk zijn.
Eind 19e eeuw gingen mensen twijfelen aan Marx. Het was nog best wel goed.
Socialisten splitsen: aanhangers van Marx en mensen die geen revolutie nodig vonden.
Lenin -> bolsjewisme -> zetten een revolutie op met beroepsrevolutionairen -> 1917.
Marx vond dat arbeiders met arbeiders van alle landen verbonden moesten zijn maar arbeiders hadden ook te maken met nationalisme.
Regering woekerde nationalisme aan. Soms liep het uit tot racisme van buitenlanders en bijvoorbeeld Joden.
Nationalisme en modern imperialisme
Imperialisme : strijd van Europa, VS en Japan om zo veel mogelijk koloniën.
Tussen 1870 en 1914: opdeling Afrika en Zuid-Azië.
Meer kolonien: meer aanzien, economisch voordeel.
Imperialisme zorgde ook voor het uitbreken van WO1 door onderlinge rivaliteit.

§1.4 Spanningen tussen de grote mogendheden
19e eeuw was rustig in Europa.
In 1814 -1815 hebben Frankrijk, Pruisen, Groot-Brittannië, Rusland en Oostenrijk-Hongarije afgesproken de vrede te bewaren en in overleg te treden bij conflicten.
Eind 19e eeuw meer spanning in Europa door industrialisatie en imperialisme, Duitsland was ook sterker geworden.
Duitsland had Elzas-Lotharingen (kolen en ijzer). Economisch ging het heel goed en volgens kiezer Wilhelm II moest er grotere invloed in de wereld komen.


Keizer Wilhelm II leed aan grootheidswaanzin.
Frankrijk en Engeland voelden zich bedreigd door Duitsland. Duitsland maakte zijn oorlogsvloot even sterk als die van Engeland.
Er kwam een wapenwedloop in Europa en Europa raakte steeds zwaarder bewapend.
Op weg naar oorlog
Er kwamen 2 bondgenootschappen:
Triple Alliantie: Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije
Triple Entente: Frankrijk, Engeland en Rusland.
In 19e eeuw raakte het Turkse rijk in verval. Volken werden onafhankelijk door slappe regering.
Die volken werden gesteund door Rusland en tegengewerkt door Oostenrijk-Hongarije. Ze wilden allebei hun macht uitbreiden, daardoor kon er een conflict komen met een oorlog als gevolg.

§1.5 De eerste Wereldoorlog: loopgraven en slachtingen
Eerste wereldoorlog brak uit door moord op kroonprins van Oostenrijk-Hongarije en zijn vrouw: Franz Ferdinand en Sophie. Werd gedaan door een Servische scholier.
Oostenrijk stuurde een ultimatum aan Servië en Servië verwierp dat. Op 28 juli 1914 verklaarde oostenrijk oorlog aan Servie.
Oorlog breidde uit en werd tussen:Rusland,Engeland,Frankrijk en Duitsland, oostenrijk-Hongarije. Italiëging bij Frankrijk en het Turkse rijk, Bulgarije en Roemenië bij Duitsland.
Iedereen was ‘blij’ met de oorlog en men dat het een korte strijd zou worden. Duitsland stopte al snel met aanvallen maar trok niet terug. Er kwamen loopgraven. Veel soldaten gingen dood maar niemand kwam er verder mee.
In 1917 stopte Rusland met de oorlog door de revolutie die daar was. De VS nam die plaats in. Daardoor moest Duitsland wel terugtrekken. Er braken revoluties uit in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije.
In 1918 hadden de Centralen verloren.

§1.6 Europa herrijst uit een oorlogshel
Op 28 juni 1919 werd er in Versailles een vredesverdrag getekend tussen de geallieerden en Duitsland.
In 1918 schreef Wilson hoe de vrede eruit moest gaan zien in de Veertien Punten.
-Iedereen moest zich kunne verzoenen met het verdrag.
-Er moest in alle landen een lager bewapeningsniveau komen
-Er moest een volkenbond worden opgericht
-Alle landen moesten een democratisch bestuur krijgen
-Alle grenzen moesten gemaakt worden op grond van het zelfbeschikkingsrecht (verschillende nationaliteiten in aparte landen voor eigen ontwikkeling)
Iedereen was enthousiast over de voorstellen maar er kwam niet veel van terecht.
Duitalnd werd veel te hard aangepakt door Frankrijk: ze moesten Elzas-Lotharingen teruggeven, koloniën afstaan, het leger inkrimpen en schadekosten betalen.
Ze mochten nergens over meebeslissen, ze mochten alleen ondertekenenen. Ze noemden het ook een dictaat en geen vredesverdrag.
Door de nieuwe grenzen kwamen er veel nieuwe landen: Polen, estland, |letland, Litouwen, Finland, Hongarije ging los, Tsjechoslowakije.
Servië, Montenegro, Dalmatië, Bosnië-Herzegovina en Slovenië werden samen Joegoslavië.
Maar de Duitssprekende bevolking van Oostenrijk mocht niet bij Duitsland omdat Duitsland dan te sterk zou worden.
De volkenbond werd ook niet echt een succes. Deverliezers van de oorlog, rusland en de VS werden geen lid.
VS ging een tijd in van isolationisme: ze richtten zich alleen op zichzelf.

Hoofdstuk 2 Vrede, hoop en nieuwe dreiging

§2.1 De wederopbouw van Europa
In de WO1 zijn 14 miljoen soldaten gedood, 7 miljoen invalide en 15 miljoen tijdelijk gewond. Heel Europa was verwoest. De kosten waren 600 000 000 000 dollar.
Duitsland kon door de herstelbetalingen zijn eigen economie niet terug opbouwen. Frankrijk en G-B moesten veel geleend geld terugbetalen aan Amerika.
Europa’s aandeel in de wereldeconomie was met 10% gedaald door de verwaarlozing van de handel tijdens de oorlog. Landen die eerst importeerden zijn in de oorlog zelf gaan produceren.
Duitsland kreeg later een lening van Amerika en Europa kon weer een beetje worden opgebouwd (economisch).
De arbeidsproductiviteit steeg tussen 1910 en 1940 met 50 tot 100%.
Na 1925 was Europa weer optimistisch. Maar in 1929 brak de economische crisis uit. De werkloosheid steeg enorm.
Door hogere invoerrechten werd de binnenlandse handel beschermd, maar dat belemmerde de internationale handel.
In Duitsland werden er werkplaatsen verschaft door de wapenindustrie uit te breiden, maar dit was gevaarlijk voor de vrede

§2.2 Van foxtrot tot gaarkeuken
doordat het in de jaren na de WO1 zo goed ging kochten veel mensen luxe artikelen zoals radio, fiets, stofzuiger, auto of grammofoon. Er kwam een grote vraag naar luxe artikelen -> consumptie maatschappij.
Ook kwam er meer behoefte aan vermaak zoals bioscoop en muziek. Mensen hadden meer geld en meer tijd om daar heen te gaan.
Alles is mogelijk
Omdat in de jaren ‘20 alles mogelijk leek werden die jaren ook de ‘fabulous twenties’ genoemd.
De nieuwe levensstijl werd: snelle carrière, pracht, praal en sensatie. Dat was vooral zo in Amerika maar ook in steden als Berlijn en Parijs. Berlijn trok heel veel componisten, schilders enz. Er kwamen nieuwe soorten kunst met de nadruk op het uiten van gevoelens op abstracte wijze.
Ook werd Berlijn een belangrijke stad voor opera, film en toneel.
Deze jaren waren niet voor iedereen ‘fabulous’, het betekende zeker niet het eind van de armoede. Het leven bleef zwaar, zeker in de economische crisis.
Veel mensen hadden honger, maar toch gingen de meeste mensen er na de jaren ’30 nog op vooruit.

§2.3 Overwinning van de democratie?
Door het kiesrecht (voor mannen en soms ook voor vrouwen) kregen meer mensen inspraak in de politiek. Ze stemden vaak op christelijke en socialistische partijen. Veel socialisten wilden via de politiek veranderingen tot stand brengen. Socialisten die revolutie wilden, zoals in Rusland, kwamen in communistische partijen.
Anti-democratisch
Omdat in de Midden- en Oost-Europese landen niemand ervaring had met democratie bleef de democratie daar niet lang. Er kwamen weer autocratische heersers. Er kwamen fascistische en communistische bewegingen. Ze waren tegen de democratie, kapitalisme en individualisme.
Omdat die partijen zeiden dat ze voor betere tijden zouden zorgen kregen ze in de tijd van de economische crisis veel aanhang. In Nederland was dat de NSB (Nationaal Socialistische Beweging), in Frankrijk Parti Populaire Francais. In Frankrijk overheersten deze partijen niet maar in Duitsland en Italië werd de democratie omver geworpen.

§2.4 De Verenigde Staten
Verenigde Staten waren erg rijk door WOI. Betere industrie en belangrijkste geldschieter. Maar door isolationisme hadden ze geen grote invloed in wereldpolitiek.
In Amerika was veel nationalisme en daardoor racisme, er was ook een grote jacht op communisten.
In 1920 drooglegging -> verbod op alcohol met als doel terugdringen van verslaving, criminaliteit en geldverkwisting. Maar dat werd een gouden tijd voor gangsters als Al Capone en Lucky Luciano.
Na oorlog was er in Amerika minder te produceren voor boeren omdat ze Europa niet meer hoefden te voorzien. Mede daardoor kwam de economische crisis in 1929. de regering greep niet in want president Hoover vond dat de crisis vanzelf moest overgaan. Veel mensen kwamen in krottenwijken genaamd Hoovervilles te wonen
New deal
In 1932 kwam president Roosevelt en die vond niet dat de regering zich niet met de levensomstandigheden moest bemoeien. Hij kwam met de New Deal:
-Industriële en agrarische productie beperken om prijzen hoog te houden
-banken controleren
-sociale wetten
-kinderarbeid verboden
-werkweek van 35 uur
-verplichte werkeloosheids- en ouderen verzekering
In deze tijd kwam het begrip welvaartsstaat tot stand. Veel mensen vonden Roosevelt een communist omdat hij zich zo met het volk bemoeide maar de armen steunden hem. Toch was de crisis niet afgelopen, dat was pas bij WO II door de oorlogsindustrie.

§2.5 Van Rusland tot USSR
25 oktober 1927 in Sint-Petersburg leek een normale dag maar er vond een revolutie plaats die het leven in Rusland erg zou veranderen. Lenin, Trotski en aanhangers worpen zonder moeite de regering omver. In februari 1917 was ook het regime van tsaar Nicolaas II al gevallen. De Doema nam toen het bestuur over van Nicolaas maar ook zij konden de orde niet herstellen. Nu greep Lenin zijn kans.
Communisten aan de macht
Na de revolutie sloot Rusland de vrede van Brest-Litovsk met Duitsland. Maar er kwam een burgeroorlog tussen het communistische Rode Leger en hun tegenstanders, het Witte Leger. In 1921 won het Rode Leger.
Er kwam een communistisch bewind en tegenstanders kwamen in concentratie kampen. Na de dood van Lenin kwam er een strijd om de macht en Stalin won. Hij werd een strenge dictator.
In 1928 kwam het vijfjarenplan om snel te industrialiseren. Het geld daarvoor werd opgebracht door de boeren, zij moesten in collectieve bedrijven (kolchozen) werken en veel oogst goedkoop aan de staat verkopen. Veel boeren gingen hiertegen in protest maar werden daarom vermoord of naar concentratiekampen gestuurd.
Uiteindelijk werd rusland inderdaad een van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld.
Stalin zag overal vijanden en liet die vermoorden of deporteren.

§2.6 Wereldmachten op hun retour
Ondanks dat Frankrijk en Engeland veel schade hadden van de oorlog werden ze er allebei beter op. Frankrijk kreeg Libanon en Syrië als mandaatgebieden, Engeland kreeg Jordanië, Irak en Palestina.
Groot-Brittannië kreeg problemen met Palestina, ze wilden er een joods tehuis van maken. Veel Joden waren het daarmee eens maar de inheemse Arabische bevolking niet. Er kwam strijd tussen de Joden en de Arabieren.
Meer problemen kwam in hun kolonie India waar Gandhi de bevolking opriep tot geweldloos verzet tegen de Britse macht. G-B wist niet wat zij hiermee aanmoest.
In Ierland gebruikte de onafhankelijkheidsbeweging wel geweld. In 1921 werd Ierland onafhankelijk, alleen het noorden bleef Brits.
Dreiging van rechts
Frankrijk kreeg nog meer problemen. Niet alleen in de koloniën maar ook in het land zelf. Er kwamen veel fascistische partijen. Zij verzetten zich tegen de communisten, socialisten en liberalen. Zij gingen het volksfront vormen om de democratie te beschermen.
In mei 1936 behaalden zij een grote overwinning en Léon Blum werd de eerste socialistische premier van Frankrijk. Hij stelde de 40-urige werkweek in en werknemers kregen vakantie voortaan doorbetaald.
Maar het beleid van Blum werd geen succes. Hij steunde de Spaanse Volksfrontregering te weinig. Die streden tegen de fascisten onder leiding van Franco. In 1937 viel kabinet Blum en kwam er een conservatieve regering.

§2.7 De bruine horden rukken op
28 oktober 1922 -> mars naar Rome, opgezet door Benito Mussolini. Hij wilde de macht bij de fascistische partij. Koning Victor-Emmanuel III gaf hem de opdracht een regering te vormen. In 1926 had hij alle macht in handen. Hij had veel succes omdat Italië er slecht aan toe was. Het volk wilde een sterke leider. Mussolini bellofde de roem, macht en grootheid van de Romeinen terug te brengen.
Mussolini’s regime was totalitair, hij wilde het volk in zijn macht. Mensen die anders dachten werden met terreur weggewerkt.
In Duitsland kwam ook een totalitair regime met Adolf Hitler van de NSDAP aan het hoofd. Hij wilde het vernederende verdrag van Versailles opheffen om de Duitsers ‘beter’ te maken. Ook hij gebruikte geweld tegen zijn tegenstanders.
Hitler was erg racistisch, volgens hem stond het arische ras boven alles en waren Joden het meest minderwaardig. Toen hij aan de macht kwam maakte hij het leven voor Joden zo ondraaglijk dat de meesten het land uit vluchtten.

§2.8 Zwarte wolken boven Europa
Na de oorlog begon pas halverwege de jaren 20 de politiek te verbeteren. Duitsland werd iets beter behandeld, het Dawes-plan kwam in 1924: lager betalingen, verspreide betalingen en een lening van Amerika.
In 1925 tekende Duitsland het Locarno verdrag, dat betekende dat zij zich neerlegde bij het verdrag van Versailles. Duitsland mocht nu ook bij de Volkenbond.
De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Kelloggstelde het Briand-Kellogg-pact op. Dit zou voor altijd vrede betekenen, maar niet iedereen had hier vertrouwen in. In de jaren 30 steeg de spanning in Europa door Hitler
Hitler grijpt zijn kans
In 1936 trok Hitler het Rijnland binnen in strijd met het verdrag van Versailles. Frankrijk en G-B durfden niets te doen en dat betekende triomf voor Hitler.
Italië ging Ethiopië veroveren en daardoor verslechterden de relaties met Frankrijk en G-B. Daarom sloten Duitsland en Italië in 1936 een bondgenootschap: As Rome Berlijn.
In 1936 brak er een burgeroorlog uit in Spanje onder leiding van Franco. Italie en Duitsland steunden franco en de SU het Volksfront. G-B voerde een verzoende politiek, de appeasement politiek. Ze zorgen dat Frankrijk zich erbuiten hield.
13 maart 1938 moest Oostenrijk zich bij Duitsland aansluiten. In 1938 kwam Tsjechie ook bij Duitsland omdat Hitler bleef volhouden dat het zo hoorde. In 1939 bezette hij Tsjechoslowakije. Hij maakte ook aanspraak op de Poolse stad Danzig. Franrijk en G-B verzekerden Polen politieke steun als Hitler verder zou gaan. Daarop slot hij een niet-aanvalsverdrag met Rusland in augustus 1939.
Door dit verdrag begon de Tweede Wereldoorlog

Hoofdstuk 3 Van Grote Alliantie naar Koude Oorlog

§3.1 De Tweede Wereldoorlog
1 september 1939 trok Hitler Polen binnen, de Duitsers hadden meer Lebensraum nodig. Dit was het begin van de Tweede Wereldoorlog. Op 3 september verklaarden Frankrijk en GB de oorlog aan Duitsland.
Duitsland veroverde Nederland, België, Denemarken en Noorwegen door te bombarderen op burgerdoelen. Op 14 mei 1940 werd Rotterdam gebombardeerd, 800 doden en veel daklozen.In juni 1940 werd zelfs Frankrijk veroverd en stond GB er alleen voor, maar Churchill gaf niet op.
Ze kregen er 2 bondgenoten bij: Rusland en Amerika. Rusland omdat Duitsland Rusland toch aanviel en Amerika omdat ze waren gebombardeerd (Pearl Harbour) door Japan, Duitslands bondgenoot. Met zijn 3-en waren ze de Grote Alliantie.
Vanaf half 1942 boekte deze alliantie succes, ze verslagen de Duitsers en Italianen in Afrika bij El Alamein en de Duitsers verloren de strijd om Stalingrad.
Rusland zetten zich vooral in met legers en Amerika met economische en technische kracht.
Op 7 mei gaf Duitsland zich over, maar Japan vocht door. Eind 1942 had Japan Mantsjoerije, Oost-China, Indo-China, Thailand, Burma, NL-Indie en de Filippijnen in handen. Pas augustus 1945 gaf Japan zich over toen Smerika een atoombom op Hiroshima en Nagasaki gooide
Jodenvervolging
Eerst werden de Joden steeds meer geïsoleerd: in aparte wijken wonen, niet meer in openbare gelegenheden komen. Steeds meer Joden werden opgepakt en naar concentratiekampen gestuurd. Daar werden in de oorlog zo’n 6 miljoen Joden vermoord.
Nederland bezet
Mensen dachten dat het het beste was om zich zo min mogelijk met de Jodenvervolging te bemoeien. In het begin waren de Duitsers nog ‘aardig’ maar ze werden steeds erger. Persvrijheid werd afgeschaft, politieke partijen verboden en artsen en kunstenaars moesten bij nazi-organisaties aansluiten. Veel mensen moesten in Duitsland gaan werken en daardoor kwam het verzet op gang: spionage, onderduikers helpen en sabotage. Duitsland bracht duizenden verzetslieden om. Er waren meer mensen die de Duitsers steunden dan mensen die zich verzetten. In 1944 werd de voedseltoevoer bijna stilgelegd uit angst voor een spoorwegstaking.
In die winter kwamen 20.000 Nederlanders om van honger en kou.

§3.2 De gewapende vrede
25 april 1945 bereikte het Amerikaanse leger de sovjetlinies ten zuiden van Berlijn. De Russen en Amerikanen waren blij om elkaar te zien. Maar Rusland was nog steeds tegen het Westen en was bang dat zij het communisme wilde uitroeien. IN de oorlog wilde Stalin hulp aan het oostfront maar kreeg dat niet. Hij dacht dat de geallieerden zo wilden zorgen dat het communisme afgemaakt werd. Het westen was juist bang dat Rusland door de oorlog meer macht zou krijgen
Koude Oorlog
Na de oorlog werden Duitsland en Berlijn in 4-en gedeeld door Amerika, Frankrijk GB en Rusland. Rusland wilde ‘zijn’ deel communistisch maken en de westerse landen wilden het democratisch maken. Zo werd Duitsland in 2-en gedeeld: Bondsrepubliek Duitsland (BRD- west) en Duitse Democratische Republiek (DDR- oost). In 1961 ging Rusland een muur bouwen om zijn deel, daardoor waren west en oost nu echt gescheiden.
In 1949 vormden Canada, Amerika en West-Europa de NATO (North Atlantic Treaty Organization) omdat er steeds meer communistische landen kwamen. Daarop sloten de communistische landen het Warschaupact. Dit werd de Koude Oorlog, de landen gingen zich steeds zwaarder bewapenen. In 1949 had Rusland een atoombom en daarom werden militaire confrontaties vermeden.
1950 Koreaoorlog -> Noord gesteund door SU en zuid door VS. Wapenstilstand in 1953.
1962 -> Cubacrisis, Rusland zette kernraketten op Cuba. Amerika blokkeerde Cuba voor Russische schepen. VS dreigde met oorlog, Chroesjtsjov gaf toe
1945 -> Verenigde Naties opgericht. Koude Oorlog belemmerde functioneren. Bijna alle landen waren lid.
Veiligheidsraad: VS, SU, GB, China en Frankrijk waren lid. Ze hadden recht om beslissingen tegen te gaan. VS en SU blokkeerden elkaars beslissingen.

§3.3 Het communistische blok
Vs had economische bloei door de WO II, SU was verwoest: 20 miljoen doden, 25 miljoen daklozen, veel vee verloren en 60% teruggelopen mijn industrie. De SU bouwde weer op ten koste van Oost-Europese landen en hun deel van Duitsland.
Leven in het Oostblok
Rond 1948 werd Oost-Europa communistisch, mensen die anders dachten dan het regime werden naar strafkampen gestuurd. Je mocht geen westerse radio en jazz luisteren.
ER was veel zware industrie en weinig eten. Toch had Stalin veel aanhangers, in 1953 stierf hij. Chroesjtsjov volgde hem op. in 1956 leverde hij kritiek op het bewind van Stalin, hij maakte het regime iets losser en vrijer maar er waren grenzen. Toen Hongarije zich los wilde maken van het Oostblok werden zij neergeslagen. Joegoslavië was niet in handen van Rusland maar was wel communistisch met Tito als leider.
Rood-China
In 1949 werd China communistisch. Tshiang K’ai-sjek, nationalist, vluchtte met meer dan een miljoen mensen naar Taiwan want daar was een Amerikaanse vloot. De leider van de communisten was Mao Zedong. Hij regeerde hetzelfde als Stalin, tegenstanders overleefden het niet. In 1958 kwam Mao met de Grote Sprong Voorwaarts, een economisch ontwikkelingsplan. Maar dit mislukte compleet, er kwamen misoogsten en hongersnood, miljoenen mensen verhongerden.
Ondanks de gelijkenissen tussen China en de SU was er in 1960 een openlijke breuk tussen de landen.

§3.4 De wederopbouw onder Amerikaanse invloed
In 1900 leek West-Europa de heerser van de wereld, na de WO II waren dat de VS en de SU. In 1945 was Europa compleet verwoest door de oorlog. In 1947 bood Amerika hulp met het Marshall-plan. Tussen 1948 en 1951 werd 12 miljard dollar geleend voor de wederopbouw. Dit was ook bedoeld om te zorgen dat de communisme niet de macht zouden grijpen. Oost-Europa mocht geen geld aannemen van de SU. Begin jaren 50 was West-Europa weer op vooroorlogs niveau.
Europese samenwerking
Om de wederopbouw te versnellen moest Europa samenwerken. Het communisme zou zo ook minder kans krijgen en de vrede was veiliger.
1951 -> Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), zo kom er geen ruzie komen over kolen en staal.
1957 -> Europese Economische Gemeenschap: BRD, Frankrijk, Nederland, Italië, België, Luxemburg. Later kwamen er meer landen bij. Economische samenwerking ging goed maar politiek ging het niet.
Amerika vond dat de wederopbouw niet zou lukken als Duitsland niet geholpen werd, daarom ging veel Marshall-hulp naar Duitsland.
Amerika bezette Japan en maakte er een democratische staat van, dat was succesvol. Japan was ook van strategische waarde omdat China communistisch was geworden.

§3.5 De westerse samenleving
Coca-cola had de Amerikaanse soldaten ervan overtuigd dat ze Cola nodig hadden om de moed erin te houden. Na de oorlog namen ze cola, sigaretten en chocola mee terug naar Amerika. Na de oorlog werd Coca-Cola het symbool van Amerikaans leven: vitaliteit, democratie, overvloed aan consumptiegoederen, en veel werkmogelijkheden. Arbeiders kregen hoge salarissen en konden een eigen huis en televisie kopen, maar er bleven mensen die een slecht leven hadden. Zwarten bleven sociaal en materiaal achtergesteld. De National Association for the Advancement of Coloured People (NAACP) streed voor gelijke rechten. In 1954 werd bepaald dat alle kinderen naar dezelfde school mochten gaan. Maar in 1957 kwasm het leger erbij om het ook echt te laten gebeuren.
Begin jaren 50 kwam de jacht op communisten door McCarthy. Hij vervolgde veel mensen, zelfs onschuldigen. In Europa zat men ook wel achter communisten aan maar niet zo erg als in Amerika. Er was wel sympathie voor de SU omdat ze geholpen hadden tegen de nazi’s en daardoor groeiden na 1945 de communistische partijen in Italië en Frankrijk.
In Europa kwam ook meer welvaart, er kwamen sociale voorzieningen: Werkloosheidswet (WW), Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW).

§3.6 De ondergang van de koloniale rijken
Na de WO II werden heel snel (bijna) alle koloniën onafhankelijk. Dat kwam door nationalisme in de koloniën. Door het succes van Japan kregen de koloniën door dat zij dat ook moesten kunnen en de Europese landen kregen met moeite hun controle terug. VS en SU keurden kolonialisme af, VS omdat zij zelf een kolonie was geweest en SU omdat ze het zagen als een deel van kapitalisme. VS en Su zagen bondgenoten in nieuwe onafhankelijke staten. Ook de Europese volkeren keurden het af om andere volken te ‘onderdrukken’.
Twee golven
De eerste dekolonisatie golf was na de WO II in Azië, de tweede rond de jaren 60 in Afrika. Er moest veel gestreden worden om onafhankelijk te worden, Frankrijk, Nederland en Portugal verdedigden hun positie met geweld.
Nederland -> 1949 Indonesië
Frankrijk -> 1954 Indo-China, 1962 Algerije
Portugal -> 1974/75 Angola, Mozambique en Guinea
De koloniën waren economisch niet sterk, ze hadden een lage levenstandaard. Ook volken waren verdeeld over 2 landen of juist in 1 land samengepropt. Dit leverde soms bloedige conflicten op.
Midden-Oosten
De immigratie van Joden naar Palestina was beperkt om Arabische landen te vriend te houden, toch trok Engeland zich snel terug uit Palestina. Zelfs bij de Jodenvervolgingen mochten de joden niet naar Palestina. In 1947 voorstel VN om Palestina in 2-en te delen, Arabieren wezen het af. In mei 1948 trok Engeland zich terug en de Joden riepen direct de staat Israël uit. Daarop verklaarden de arabieren de oorlog. Israël won de oorlog. Israël ging zich zelfs uitbreiden. In 1987 brak er een opstand uit onder Palestijnen: de Intifada. Door onderhandelingen mochten Palestijnen nu zelf regeerden in de Gazastrook en op de westelijke Jordaanoever.

Hoofdstuk 4 Van Flowerpower tot Perestrojka

§4.1 De roerige jaren zestig
In 1965 kwam Robert Jasper Grootveld met protesten tegen het roken en de consumptiemaatschappij. In de jaren 60 kwamen acties tegen de maatschappelijke orde veel voor. Jongeren protesteerden tegen woningnood, milieuvervuiling, armoede in de 3e wereld en de oorlog in Vietnam. Ze provoceerden de overheid en daagden de politie uit.
Amsterdam werd gezien als het middelpunt, er kwamen veel hippies. Muziek van de beatles en de Rolling Stones was ook erg belangrijk voor de jongeren.
1968 -> studentenprotest liep uit de hand in Parijs, overheid beloofde meer inspraak.
In Duitsland en Italië kwam veel vaker geweld voor, ook was er grote aanhang voor het marxisme.
Er kwam weer een feministische golf, vrouwen eisten totale gelijkheid aan mannen. Ze wilden recht op abortus. Normen en waarden werden door elkaar gegooid, taboes verdwenen, machtsverhoudingen veranderden. Ook de kerk werd veel minder belangrijk.

§4.2 De Vietnam-oorlog en het anti-Amerikanisme
De Vietnam-oorlog was de eerste oorlog waar veel mensen bij mee konden kijken (tv). Dit was halverwege de jaren 60.
De bevrijdingsbeweging onder leiding van Ho Chi Minh had de democratische republiek Vietnam uitgeroepen na de WO II, Frankrijk accepteerde dit niet en stuurde troepen. Er braken gevechten uit tussen de Vietminh en die troepen, die in 1954 beëindigd werden. De Vietminh ging boven de 17e breedtegraad en Frakrijk eronder. In 1956 zouden verkiezingen komen.
Ngo Dinh Diem, leider van Zuid-Vietnam weigerde hieraan mee te werken. Noord-Vietnam wilde het zuiden bevrijden, het zuiden was blij en richtte de Vietcong op. Ze verrichtten veel terreurdaden en werden gesteund door China en Rusland. In 1962 stuurde VS 4000 militairen. Het groeide tot 500.000 man en werd steeds gewelddadiger. Toch won Amerika niet. In 1973 verlieten de troepen Vietnam. In 1975 werd Noord-Vietnam baas van het zuiden en werd heel Vietnam communistisch.
2,5 miljoen Vietnamezen en 57.000 Amerikanen dood. Imago VS geschonden. In 1965 protest tegen optreden Amerika in Vietnam. In Europa kwam Anti-Amerikaanse sfeer. Vooral Frankrijk was erg tegen Amerika. In 1967 richtte Frankrijk kernraketten op Amerika om overal op voorbereid te zijn. In 1968 trad de Gaulle af. Nu werd het anti-Amerikanisme weer zwakker.

§4.3 Arabische olie en Aziatische tijgers: de westerse economische crisis
Jaren 60 -> grote technische ontwikkeling en productiestijging. Begin jaren 70 stopte dit door de oliecrisis in ’73. in oktober 73’ vielen Syrië en Egypte Israël aan en Israël won. De Arabische staten wilden nu geen olie meer naar Nederland en Amerika sturen omdat zij voor Israël waren. Er kwamen autoloze zondagen, benzine ging op de bon, en feestverlichting werd verboden.
De olieprijs werd in minder dan een jaar 400% hoger. Dit veroorzaakte neergang van wereldeconomie tot jaren 80.
Bedrijven hadden hogere productiekosten door hogere lonen, belasting en premies. Ze kregen grote concurrentie uit Azië, waar de lonen nog wel laag waren. Er kwam overproductie in Europa. Bedrijven gingen automatiseren om loonkosten laag te houden. De werkloosheid steeg enorm tussen 1973 en 1982.
Dit werd een probleem voor de overheid, zij kregen minder geld binnen maar moesten meer uitkeringen uitbetalen. De Europese gemeenschap ging meer samenwerken en uitbreiden. Bijna heel West-Europa was lid en het werd nu de Europese Unie genoemd. Ze wilden meer politieke integratie.
In 1972 kwam er een rapport van de Club van Rome waarin stond dat de industrialisatie gevolgen had voor het milieu. Toch werd daar niet veel aan gedaan

§4.4 De Noord-Zuidrelatie
Bij oliecrisis realiseerden de Arabische landen hoeveel druk ze konden uitoefenen. De ex-koloniën bleven toch armer dan de moederlanden. Ze exporteerden goedkope grondstoffen. Ze hadden geen geld om industrie op te bouwen.
Het ging er zo slecht dat het de derde wereld genoemd werd. De 1e wereld was het Westen en de 2e wereld het communistische blok. De meeste 3e wereldlanden liggen op het zuidelijk halfrond, daarom Noord-Zuidtegenstelling. Het Westen ging hulp beiden aan de 3e wereld, maar het was niet veel. Ontwikkelingslanden kregen meer macht door meer stemmen in de VN. In een bijeenkomst over handel vormden zij groep 77 die streefde naar betere verdeling van het wereldinkomen. Het Westen wilde er na 1973 wel aan meewerken.
In 1974 werd een programma opgesteld over grondstofprijzen. In de jaren 80 vond het Westen zijn eigen economische crisis belangrijker. De 3e wereld vormde geen eenheid meer, er waren te grote onderlinge verschillen. Zo was er al een verschil tussen olie-importerende en olie-exporterende landen, er waren dus landen die meer ontwikkelden dan anderen.

§4.5 Het einde van de Koude Oorlog
1989 -> einde Koude Oorlog
November 1980 -> Reagan president, hij was niet bang van SU en voerde wapenwedloop op.
1983 -> Star Wars, ruimteschild zou beschermen tegen aanval.
SU besefte dat zij dit niet bij kom houden. Door het 5-jarenplan ging de economie slecht en was er verborgen werkeloosheid.
1985 -> Gorbatsjov aan de macht in SU, hij wilde ontspanning met Amerika om te bezuinigen op defensiekosten. Hij riep op tot perestrojka en glasnost (herstructurering en openheid). Er kwam kleine economische vrijheid.
1989 -> verklaring Gorbatsjov dat SU zich niet meer bemoeit met het Oostblok, dus einde Breznjev-doctrine.
Er kwam veel protest tegen het communisme in Oost-Europese landen, ze wilden meer vrijheid en welvaart net als in het Westen. Communistische regimes stortten in elkaar.
9 november 1989 -> afbraak Berlijnse muur, veel Oost-Duitsers gingen naar het westen
4 december 1989 -> Gorbatsjov en Bush verklaren op Malta einde Koude Oorlog. Er komen hervorming in het oosten. Maar het ging niet zo makkelijk als verwacht. Er kwamen, prijsstijgingen, werkloosheid en georganiseerde misdaad. IN sommige landen kwamen communisten terug in de regering.
Oost-Duitsland kon wel helemaal hervormen met hulp van West-Duitsland, het werd weer 1 Duitsland op 3 oktober 1990. Er moest wel heel veel geld in Oost-Duitsland worden gestoken. Het ging even moeilijk maar toch overwon de nieuwe Bondsrepubliek

§4.6 De herfstdagen van de twintigste eeuw
In 1989 werd de democratie in veel landen binnengehaald, zelfs in de SU. Ook in Midden- en Zuid-Amerika kwamen veel democratieën. In Chili moest Pinochet weg, Brazilië kreeg in 198 een democratische grondwet en in Nicaragua werden in 1989 verkiezingen gehouden. Ook in Afrika kwam de democratie op gang, in Zuid-Afrika was jarenlang een racistisch bewind geweest van de blanke minderheid. In 1990 werd dat afgebroken en Nelson Mandela die sinds 1964 vast zat werd vrijgelaten. In 1994 werd Mandela gekozen bij verkiezingen. In China en op Cuba zijn nog communistische regeringen. In Oost-Europa is te weinig democratische traditie.
Er zijn nog overal ter wereld burgeroorlogen. De VS en de SU bemoeien zich hier weinig mee, zeker als er geen belangen op het spel staan. Vaak weten ze ook niet hoe je vrede kan maken. En zo zijn er nog meer problemen die meegaan nar de 21ste eeuw: milieuvervuiling, bevolkingsgroei, ongelijke welvaart.

Als iemand nog informatie nodig heeft

5 jaar geleden

A.

A.

Goed werkstuk

5 jaar geleden

A.

A.



§1.1 Vooruitgang en grote verwachtingen
19 mei 1896 eerste auto in Nederland van Adolphe Zimmermans.
Andere uitvindingen rond eeuwwisseling: telefoon, elektrische verlichting, elektrische tram, metro, vliegtuig. -> gevolg van de 2e industriële revolutie.
Belangrijkste nieuwe industrieën: chemisch en elektrotechnisch.
Betere levensomstandigheden en gezondheid.
Eind 19e eeuw meer bestrijding ziektes -> grotere bevolking
Veel mensen uit arme landen kwamen in de grote steden werk zoeken.
Fin de siècle
+: beter leven, de mens is onbeperkt, technische vooruitgang
-: arbeider levert geen eindproduct, natuurvervuiling, kloof tussen stad en platteland.
Mengeling van gevoelens -> fin de siècle (eind 19e eeuw)

§1.2 Een samenleving in beweging
-> Er ontstond een nieuwe elite met grote invloed (ook politiek). Adel werd verdrongen en persoonlijke prestatie werd belangrijker dan voorouders.
-> Nieuwe middenklasse. Laag= administratief werk. Hoog= arts, technici.
-> grote massa fabrieksarbeiders: slechte werkomstandigheden, lange dagen, lage lonen, slecht huis (geen wc,licht, lucht en drinkwater).
Arbeidersbeweging
Er ontstonden in de 19e eeuw vakbonden. Doelen: hoger loon, kortere dagen, geen kinderarbeid, algemeen kiesrecht, ouderdoms- en ziekteverzekering.
Door stakingen en onderhandelen soms succes, maar regering ging veel verbieden
Laatste nieuwe groep -> Vrouw met beroep. Vrouwen gingen meer werkenmaar waren nog ondergeschikt. Vrouwen gingen meer emanciperen

§1.3 een tijd van ideologieën: liberalisme, socialisme, imperialisme
liberalisme: iedereen is gelijk en moet zich vrij kunnen ontplooien. Als iedereen doet wat hij zelf wil is het goed, de staat moet zich nergens mee bemoeien.
Bedrijfsleven -> vrijheid om te concurreren
Wetenschap -> vrijheid van onderzoek
Kunst -> geen beperkingen
Belangrijkste regel: vrijheid gelijkheid en redelijkheid
Sociale bewogenheid
Door liberalisme kwamen sociale tegenstellingen: rijken werden rijker en armen werden armer.
Groep liberalen wilde sociale wetten, onderwijs en uitbreiding kiesrecht.
Tussen 1897 en 1901 kwamen die wetten.
Karl Marx -> grondlegger v/h socialisme. Volgens hem kregen de arbeiders het zo slecht dat er een revolutie zou komen. Er zou dan een klassenloze samenleving komen. Iedereen zou ECHT gelijk zijn.
Eind 19e eeuw gingen mensen twijfelen aan Marx. Het was nog best wel goed.
Socialisten splitsen: aanhangers van Marx en mensen die geen revolutie nodig vonden.
Lenin -> bolsjewisme -> zetten een revolutie op met beroepsrevolutionairen -> 1917.
Marx vond dat arbeiders met arbeiders van alle landen verbonden moesten zijn maar arbeiders hadden ook te maken met nationalisme.
Regering woekerde nationalisme aan. Soms liep het uit tot racisme van buitenlanders en bijvoorbeeld Joden.
Nationalisme en modern imperialisme
Imperialisme : strijd van Europa, VS en Japan om zo veel mogelijk koloniën.
Tussen 1870 en 1914: opdeling Afrika en Zuid-Azië.
Meer kolonien: meer aanzien, economisch voordeel.
Imperialisme zorgde ook voor het uitbreken van WO1 door onderlinge rivaliteit.

§1.4 Spanningen tussen de grote mogendheden
19e eeuw was rustig in Europa.
In 1814 -1815 hebben Frankrijk, Pruisen, Groot-Brittannië, Rusland en Oostenrijk-Hongarije afgesproken de vrede te bewaren en in overleg te treden bij conflicten.
Eind 19e eeuw meer spanning in Europa door industrialisatie en imperialisme, Duitsland was ook sterker geworden.
Duitsland had Elzas-Lotharingen (kolen en ijzer). Economisch ging het heel goed en volgens kiezer Wilhelm II moest er grotere invloed in de wereld komen.


Keizer Wilhelm II leed aan grootheidswaanzin.
Frankrijk en Engeland voelden zich bedreigd door Duitsland. Duitsland maakte zijn oorlogsvloot even sterk als die van Engeland.
Er kwam een wapenwedloop in Europa en Europa raakte steeds zwaarder bewapend.
Op weg naar oorlog
Er kwamen 2 bondgenootschappen:
Triple Alliantie: Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije
Triple Entente: Frankrijk, Engeland en Rusland.
In 19e eeuw raakte het Turkse rijk in verval. Volken werden onafhankelijk door slappe regering.
Die volken werden gesteund door Rusland en tegengewerkt door Oostenrijk-Hongarije. Ze wilden allebei hun macht uitbreiden, daardoor kon er een conflict komen met een oorlog als gevolg.

§1.5 De eerste Wereldoorlog: loopgraven en slachtingen
Eerste wereldoorlog brak uit door moord op kroonprins van Oostenrijk-Hongarije en zijn vrouw: Franz Ferdinand en Sophie. Werd gedaan door een Servische scholier.
Oostenrijk stuurde een ultimatum aan Servië en Servië verwierp dat. Op 28 juli 1914 verklaarde oostenrijk oorlog aan Servie.
Oorlog breidde uit en werd tussen:Rusland,Engeland,Frankrijk en Duitsland, oostenrijk-Hongarije. Italiëging bij Frankrijk en het Turkse rijk, Bulgarije en Roemenië bij Duitsland.
Iedereen was ‘blij’ met de oorlog en men dat het een korte strijd zou worden. Duitsland stopte al snel met aanvallen maar trok niet terug. Er kwamen loopgraven. Veel soldaten gingen dood maar niemand kwam er verder mee.
In 1917 stopte Rusland met de oorlog door de revolutie die daar was. De VS nam die plaats in. Daardoor moest Duitsland wel terugtrekken. Er braken revoluties uit in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije.
In 1918 hadden de Centralen verloren.

§1.6 Europa herrijst uit een oorlogshel
Op 28 juni 1919 werd er in Versailles een vredesverdrag getekend tussen de geallieerden en Duitsland.
In 1918 schreef Wilson hoe de vrede eruit moest gaan zien in de Veertien Punten.
-Iedereen moest zich kunne verzoenen met het verdrag.
-Er moest in alle landen een lager bewapeningsniveau komen
-Er moest een volkenbond worden opgericht
-Alle landen moesten een democratisch bestuur krijgen
-Alle grenzen moesten gemaakt worden op grond van het zelfbeschikkingsrecht (verschillende nationaliteiten in aparte landen voor eigen ontwikkeling)
Iedereen was enthousiast over de voorstellen maar er kwam niet veel van terecht.
Duitalnd werd veel te hard aangepakt door Frankrijk: ze moesten Elzas-Lotharingen teruggeven, koloniën afstaan, het leger inkrimpen en schadekosten betalen.
Ze mochten nergens over meebeslissen, ze mochten alleen ondertekenenen. Ze noemden het ook een dictaat en geen vredesverdrag.
Door de nieuwe grenzen kwamen er veel nieuwe landen: Polen, estland, |letland, Litouwen, Finland, Hongarije ging los, Tsjechoslowakije.
Servië, Montenegro, Dalmatië, Bosnië-Herzegovina en Slovenië werden samen Joegoslavië.
Maar de Duitssprekende bevolking van Oostenrijk mocht niet bij Duitsland omdat Duitsland dan te sterk zou worden.
De volkenbond werd ook niet echt een succes. Deverliezers van de oorlog, rusland en de VS werden geen lid.
VS ging een tijd in van isolationisme: ze richtten zich alleen op zichzelf.

Hoofdstuk 2 Vrede, hoop en nieuwe dreiging

§2.1 De wederopbouw van Europa
In de WO1 zijn 14 miljoen soldaten gedood, 7 miljoen invalide en 15 miljoen tijdelijk gewond. Heel Europa was verwoest. De kosten waren 600 000 000 000 dollar.
Duitsland kon door de herstelbetalingen zijn eigen economie niet terug opbouwen. Frankrijk en G-B moesten veel geleend geld terugbetalen aan Amerika.
Europa’s aandeel in de wereldeconomie was met 10% gedaald door de verwaarlozing van de handel tijdens de oorlog. Landen die eerst importeerden zijn in de oorlog zelf gaan produceren.
Duitsland kreeg later een lening van Amerika en Europa kon weer een beetje worden opgebouwd (economisch).
De arbeidsproductiviteit steeg tussen 1910 en 1940 met 50 tot 100%.
Na 1925 was Europa weer optimistisch. Maar in 1929 brak de economische crisis uit. De werkloosheid steeg enorm.
Door hogere invoerrechten werd de binnenlandse handel beschermd, maar dat belemmerde de internationale handel.
In Duitsland werden er werkplaatsen verschaft door de wapenindustrie uit te breiden, maar dit was gevaarlijk voor de vrede

§2.2 Van foxtrot tot gaarkeuken
doordat het in de jaren na de WO1 zo goed ging kochten veel mensen luxe artikelen zoals radio, fiets, stofzuiger, auto of grammofoon. Er kwam een grote vraag naar luxe artikelen -> consumptie maatschappij.
Ook kwam er meer behoefte aan vermaak zoals bioscoop en muziek. Mensen hadden meer geld en meer tijd om daar heen te gaan.
Alles is mogelijk
Omdat in de jaren ‘20 alles mogelijk leek werden die jaren ook de ‘fabulous twenties’ genoemd.
De nieuwe levensstijl werd: snelle carrière, pracht, praal en sensatie. Dat was vooral zo in Amerika maar ook in steden als Berlijn en Parijs. Berlijn trok heel veel componisten, schilders enz. Er kwamen nieuwe soorten kunst met de nadruk op het uiten van gevoelens op abstracte wijze.
Ook werd Berlijn een belangrijke stad voor opera, film en toneel.
Deze jaren waren niet voor iedereen ‘fabulous’, het betekende zeker niet het eind van de armoede. Het leven bleef zwaar, zeker in de economische crisis.
Veel mensen hadden honger, maar toch gingen de meeste mensen er na de jaren ’30 nog op vooruit.


5 jaar geleden

A.

A.



§1.1 Vooruitgang en grote verwachtingen
19 mei 1896 eerste auto in Nederland van Adolphe Zimmermans.
Andere uitvindingen rond eeuwwisseling: telefoon, elektrische verlichting, elektrische tram, metro, vliegtuig. -> gevolg van de 2e industriële revolutie.
Belangrijkste nieuwe industrieën: chemisch en elektrotechnisch.
Betere levensomstandigheden en gezondheid.
Eind 19e eeuw meer bestrijding ziektes -> grotere bevolking
Veel mensen uit arme landen kwamen in de grote steden werk zoeken.
Fin de siècle
+: beter leven, de mens is onbeperkt, technische vooruitgang
-: arbeider levert geen eindproduct, natuurvervuiling, kloof tussen stad en platteland.
Mengeling van gevoelens -> fin de siècle (eind 19e eeuw)

§1.2 Een samenleving in beweging
-> Er ontstond een nieuwe elite met grote invloed (ook politiek). Adel werd verdrongen en persoonlijke prestatie werd belangrijker dan voorouders.
-> Nieuwe middenklasse. Laag= administratief werk. Hoog= arts, technici.
-> grote massa fabrieksarbeiders: slechte werkomstandigheden, lange dagen, lage lonen, slecht huis (geen wc,licht, lucht en drinkwater).
Arbeidersbeweging
Er ontstonden in de 19e eeuw vakbonden. Doelen: hoger loon, kortere dagen, geen kinderarbeid, algemeen kiesrecht, ouderdoms- en ziekteverzekering.
Door stakingen en onderhandelen soms succes, maar regering ging veel verbieden
Laatste nieuwe groep -> Vrouw met beroep. Vrouwen gingen meer werkenmaar waren nog ondergeschikt. Vrouwen gingen meer emanciperen

§1.3 een tijd van ideologieën: liberalisme, socialisme, imperialisme
liberalisme: iedereen is gelijk en moet zich vrij kunnen ontplooien. Als iedereen doet wat hij zelf wil is het goed, de staat moet zich nergens mee bemoeien.
Bedrijfsleven -> vrijheid om te concurreren
Wetenschap -> vrijheid van onderzoek
Kunst -> geen beperkingen
Belangrijkste regel: vrijheid gelijkheid en redelijkheid
Sociale bewogenheid
Door liberalisme kwamen sociale tegenstellingen: rijken werden rijker en armen werden armer.
Groep liberalen wilde sociale wetten, onderwijs en uitbreiding kiesrecht.
Tussen 1897 en 1901 kwamen die wetten.
Karl Marx -> grondlegger v/h socialisme. Volgens hem kregen de arbeiders het zo slecht dat er een revolutie zou komen. Er zou dan een klassenloze samenleving komen. Iedereen zou ECHT gelijk zijn.
Eind 19e eeuw gingen mensen twijfelen aan Marx. Het was nog best wel goed.
Socialisten splitsen: aanhangers van Marx en mensen die geen revolutie nodig vonden.
Lenin -> bolsjewisme -> zetten een revolutie op met beroepsrevolutionairen -> 1917.
Marx vond dat arbeiders met arbeiders van alle landen verbonden moesten zijn maar arbeiders hadden ook te maken met nationalisme.
Regering woekerde nationalisme aan. Soms liep het uit tot racisme van buitenlanders en bijvoorbeeld Joden.
Nationalisme en modern imperialisme
Imperialisme : strijd van Europa, VS en Japan om zo veel mogelijk koloniën.
Tussen 1870 en 1914: opdeling Afrika en Zuid-Azië.
Meer kolonien: meer aanzien, economisch voordeel.
Imperialisme zorgde ook voor het uitbreken van WO1 door onderlinge rivaliteit.

§1.4 Spanningen tussen de grote mogendheden
19e eeuw was rustig in Europa.
In 1814 -1815 hebben Frankrijk, Pruisen, Groot-Brittannië, Rusland en Oostenrijk-Hongarije afgesproken de vrede te bewaren en in overleg te treden bij conflicten.
Eind 19e eeuw meer spanning in Europa door industrialisatie en imperialisme, Duitsland was ook sterker geworden.
Duitsland had Elzas-Lotharingen (kolen en ijzer). Economisch ging het heel goed en volgens kiezer Wilhelm II moest er grotere invloed in de wereld komen.


Keizer Wilhelm II leed aan grootheidswaanzin.
Frankrijk en Engeland voelden zich bedreigd door Duitsland. Duitsland maakte zijn oorlogsvloot even sterk als die van Engeland.
Er kwam een wapenwedloop in Europa en Europa raakte steeds zwaarder bewapend.
Op weg naar oorlog
Er kwamen 2 bondgenootschappen:
Triple Alliantie: Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije
Triple Entente: Frankrijk, Engeland en Rusland.
In 19e eeuw raakte het Turkse rijk in verval. Volken werden onafhankelijk door slappe regering.
Die volken werden gesteund door Rusland en tegengewerkt door Oostenrijk-Hongarije. Ze wilden allebei hun macht uitbreiden, daardoor kon er een conflict komen met een oorlog als gevolg.

§1.5 De eerste Wereldoorlog: loopgraven en slachtingen
Eerste wereldoorlog brak uit door moord op kroonprins van Oostenrijk-Hongarije

5 jaar geleden

A.

A.


Uit de Franse keuken:
Pot au feu (Frans: pot op het vuur) is een Franse stoofpot van groenten en vlees.
De basis van het gerecht is rundvlees, het gerecht wordt aangevuld met groenten van het seizoen. Zodoende zijn er veel verschillende recepten voor dit gerecht. Door de lange stooftijd worden vlees en groente zeer zacht. Hierdoor is het mogelijk een wat taaier soort vlees te gebruiken, waarmee op de kosten van het gerecht bespaard kan worden. Vaak wordt een mengsel van kruiden en wijn toegevoegd om het gerecht op smaak te brengen


Chateaubriand is een runderbiefstuk van ruim 200 gram. De biefstuk wordt uit een ontvliesde ossenhaas gesneden en geslagen tot een dikte van een goede 3 cm. De naam komt van François René de Chateaubriand, Frans schrijver en politicus. De kok van vicomte de Chateaubriand zou voor het eerst een dergelijke biefstuk hebben bereid. Het is een mals stuk vlees dat afkomstig is uit het kleinhoofd van een rund.

Ratatouille is een Frans gerecht van gestoofde groenten, dat vooral in de Provence veel wordt bereid. Verschillende variaties van het gerecht worden gegeten in andere landen rond de Middellandse Zee. In Frankrijk wordt het gerecht ook wel kortweg Rata genoemd. De bereiding kan verschillen, maar basisingrediënten van ratatouille zijn: tomaat, courgette en aubergine, ui en knoflook. Ratatouille wordt in Frankrijk - 's zomers overigens ook koud - meestal gegeten met stokbrood. In Italië serveert men dit gerecht vaak met polenta

Een croissant (Frans voor wassende maan), is een broodje van gerezen bladerdeeg dat voor het bakken in de vorm van een halve maan wordt gerold. De croissant is het traditionele ontbijtboordje van Frankrijk. Marie-Antoinette, echtgenote van Lodewijk XVI introduceerde het broodje Frankrijk.

Pêche Melba (Frans voor: Melba’s perzik) is een dessert, gecreerd door de Franse topkok Auguste Escoffier. Hij serveerde het in 1893 ter ere van de bekende Australische zangeres Neillie Melba.

Stokbrood is de Nederlandse naam voor de Franse broodsoort baguette (letterlijk “stokje”). Het stokboord dateert uit de 19e eeuw. In Frankrij is stokbrood een onmisbare toevoeging aan elke maaltijd. Vaak wordt het gebruikt om vocht of vet van het bord te deppen; of om de smaak te neutraliseren alvorens tot een ander gerecht over te gaan. Stokbrood komt meestal reeds voor de maaltijd op tafel, met of zonder boter.

Baba au rhum is een klassiek nagerecht uit de Franse keuken. Hoofdzakelijk bestaat het uit kleine champignongrote tulbanden of cakejes die tezamen in een pot met rum zitten. De cakejes zijn doordrenkt van de rum(stroop). De Baba heeft bekendheid gekregen in de 18e eeuw, toen de Poolse koning (Stanislas Leszynski) de zoetigheid in Frankrijk ontdekte bij zijn schoonzoon, de Franse koning Lodewijk XV.

Roquefort is een Franse blauwschimmelkaas, genoemd naar het dorp Roquefort-sur-Soulzon in het Centraal massief. Het is een schapenkaas, waarvan de naam beschermd is: alleen kaas uit (de buurt van) Roquefort mag zo genoemd worden. De Roquefort is een rauwmelkse kaas die al heel lang gemaakt wordt.

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.