‘Globalisering’
Inleiding:
We hebben voor economie de opdracht gekregen om een werkstuk te schrijven over het verschijnsel Globalisering. We gaan proberen zo goed mogelijk uit te leggen wat er verstaan wordt onder de term globalisering. En we geven de argumenten van de `anders-globalisten`, waarom zij tegen volledige vrijhandel en liberalisering van de markt zijn. Uiteraard komen ook de argumenten van de zogenaamde globalisten aan bod die menen dat wereldwijde vooruitgang en welvaartstijging vooral door vrijhandel en liberalisering van de markt ontstaat. We hebben deze opdracht in drie delen gesplitst. Hierdoor wordt op een duidelijke en overzichtelijke manier uitleg gegeven over globalisering en de meningen daarover. Tenslotte hebben we geprobeerd om een eigen mening over dit onderwerp te formuleren.
Per hoofdstuk hebben we van te voren een aantal vragen bedacht die ons relevant lijken en waarop een duidelijk antwoord proberen te geven. Die vragen zijn worden aan het begin van hoofdstukken gesteld en van uit dat perspectief maken we een goed lopend verhaal.
Hoofdstuk 1: Wat is globalisering?
- Wat is globalisering en wanneer is het begonnen? - Is vrije markt niet een ander woord voor globalisering?
Om in te gaan op de argumenten van de globalisten en anders-globalisten ten aanzien van de globalisering moeten we eerst goed weten wat het begrip globalisering betekent en wat er mee bedoeld wordt. Met globalisering wordt eigenlijk bedoeld: “verspreid raken over de hele wereld”. Door de techniek en moderne communicatiemiddelen, waar ook wij veelvuldig gebruik van maken, weten we veel sneller wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt. De aardbewoners raken in toenemende onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van elkaar. De wereld is steeds meer één geheel aan het worden. Globalisering voltrekt zich op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied. Hoewel er niet echt een strak onderscheid tussen de vier valt te maken, omdat ze elkaar aanvullen en versterken proberen wij toch zoveel mogelijk de economische aspecten van dit verschijnsel te beschrijven. Globalisering is geen nieuw verschijnsel. Sommigen zeggen dat het proces reeds in de 15e en 16e eeuw begonnen is, tijdens de expansiedrift van de Europese staten. Met name de verovering van de Portugezen en Spanjaarden van het Zuid- en Midden-Amerikaanse continent. Of de strijd tussen de Engelsen, Belgen en Fransen om Afrika. Of denk aan de Nederlandse VOC die met de Portugezen en Engelsen streed om het handelsmonopolie in Azië. Anderen plaatsen het begin van het globaliseringproces in de 19e eeuw, toen de Industriële Revolutie plaatsvond. De huidige globalisering is volgens hen in de jaren 80 begonnen dankzij nieuwe informatietechnologieën, zoals het internet. De Economieën van landen ontmoetten elkaar en werden gedwongen samen te werken. Op die manier werd het noodzakelijk om één systeem te bedenken waardoor de economieën samensmolten en de oorspronkelijke kenmerken niet meer duidelijk zichtbaar waren. Beslissend voor de totstandkoming van de globalisering die we nu kennen is het feit dat bepaalde bedrijven en minder machtige instellingen geleidelijk aan worden vervangen door andere grote en machtige multinationals en grote financiële instellingen. Maar de globalisering is eigenlijk een veel groter proces dan alleen de toename van de internationale handel en de buitenlandse investeringen. Op het niveau van de bedrijven van o.a. in Nederland kenmerkt het zich door een sterke mobiliteit van het kapitaal dat zich uit in een forse toename van fusies tussen ondernemingen en het verwerven van participaties in andere bedrijven.
Globalisering is dus een gezamelijke wereldeconomie creëren. Douaneposten worden afgeschaft, de prijzen verlaagd en de omzettingen verhoogd. Men streeft naar zoveel mogelijk privatisering. Privatisering is het omzetten van bedrijven van de collectieve sector naar de markt sector. Overheidsbedrijven worden dus particulieren bedrijven. De bedoeling van privatiseren is om ervoor te zorgen dat door marktwerking van de economie, er een voordelige prijs en kwaliteit verhouding ontstaat. Dit moet ontstaan door de concurrentie die er onderling tussen de bedrijven heerst. Ook moet de privatisering ervoor zorgen dat er minder belemmeringen zijn voor internationale handel en investeringen. Ook is de bedoeling dat de consument beter kan kiezen voor een bedrijf waar hij de beste prijs/kwaliteit verhouding heeft. Maar ook deregulatie is van groot belang om globalisering te realiseren. Hoe minder regels en beperkingen hoe beter. De bedrijfswereld gebruikt internationale akkoorden om de openbare diensten te privatiseren of nationale wetten en regulieren te verwerpen. Grote bedrijven (o.a. modelabels) als Hilfiger, Nike, Adidas, Calvin Klein plaatsen hun fabrieken in lageloonlanden. Er zijn weinig obstakels om daar het loon zo laag mogelijk te houden en zo kan een nog grotere winst worden behaald.
De opkomst van het `logo` van o.a. populaire kledingmerken valt ook samen met de globalisering. Dit blijft voor niemand onopgemerkt, voor ons niet, maar zelfs niet voor kleine kinderen. Dit valt ook te lezen in het boek `No Logo` van Naomi Klein. Hier zet zij in een paar zinnen neer dat globalisering een verschijnsel is dat allang niet meer gestopt kan worden, het is een feit. Althans wij denken dat dat de gedachte achter dit stukje tekst is.
(..We waren pas acht jaar oud, maar de terreur van het logo was al begonnen. Ongeveer negen jaar later vouwde ik truien op in een modezaak van Esprit in Montreal. Moeders met dochtertjes van zes kwamen binnen en vroegen me alleen de t-shirts te laten zien waarop `Esprit` was gedrukt in de grote blokletters van het bedrijf. `Ze trekt niks aan waar geen naam op staat,` bekende de moeders verontschuldigend als we een praatje maakten bij de paskamers. Het is geen geheim dat de merken tegenwoordig nog veel alomtegenwoordiger en opdringeriger aanwezig zijn. Etiketten als Baby Gap en Gap Newborn dringen peuters al merkbewustzijn op en maken van baby`s minireclameboren. Mijn vriendin Monica zegt dat haar zevenjarige zoontje geen vinkjes in zijn huiswerk zet, maar kleine rode Nike-vleugeltjes..)
Een ander goed voorbeeld van een globaliseringproces is de mobiele-telefonieoorlog. In een artikel uit het tijdschrift Finance (mei 2002) wordt Vodafone tot absolute winnaar van die strijd uitgeroepen. “Na in de afgelopen jaren via allianties, verkapte fusies en vooral overnames leidende marktposities in 29 landen te hebben verworven, is de laatste weg aangebroken in Vodafones weg naar de absolute top: de toetreding tot het rijtje McDondald’s, Coca-Cola en andere toptien-wereldmerken die meer zijn dan zomaar wereldmarktleider.”
Sommige mensen vinden dit verontrustend en zijn het oneens met de manier waarop globalisering nu plaatsvindt en willen veel veranderen. Anderen menen juist dat er werkgelegenheid in arme landen ontstaat en dat zo de sociale positie en de welvaart van die mensen enorm kan toenemen.
Hoofdstuk 2: Het kan anders
- Wat zijn anti-globalisten of anders-globalisten? - Wanneer begon hun protest? - Wat willen de anders-globalisten? - Waar voeren ze actie tegen?
Wat zijn anders- en anti-globalisten? Over het verschijnsel globalisering zijn de meningen verdeeld. Het is dan wel een verschijnsel dat je niet kan stoppen, maar daarom hoef je het nog niet eens te zijn met de manier waarop het gebeurt. Je kan willen dat de globalisering plaatsvindt, maar wel onder bepaalde voorwaarden. De mensen die op deze manier over globalisering denken noemen we de anders-globalisten. De anders-globalisten noemen zichzelf liever democratische globalisten. Ze vinden namelijk dat de globalisering op dit moment op een veel te neo-liberalistische manier plaatsvindt. Over het algemeen staan ze voor een samenleving die niet door de vrije markt en de multinationals wordt gedomineerd. Anders-globalisten zijn overwegend anti-kapitalistisch omdat zij vinden dat het geloof in de vrije markt en dus het kapitalisme juist de oorzaak is van de situatie zoals het op dit moment is.
Het woord anti-globalisten is eigenlijk een beetje verkeerd gekozen. Anti-globalisten bestaan eigenlijk niet echt, want globalisatie valt niet tegen te houden. Ook is het geen greenpeace of iets dergelijks, maar een veelzijdige verzameling uiteenlopende groepen. De naam anti-globalisten is bedacht door de media en in het nauw gebrachte politici. Anti-globalisten betreft slechts een zeer kleine groep mensen die nog een stuk extremer over globalisering denken dan de anders-globalisten. Deze groep mensen is namelijk tegen het hele fenomeen globalisering. Deze mensen willen eigenlijk zo goed als niks te maken hebben met andere landen en proberen zowel in het dagelijks leven als op de markt hun eigen cultuur te behouden. De meeste anti-globalisten, die grotendeels afkomstig zijn uit de welvarende middenklasse, begonnen hun protest eind jaren negentig, toen de groei van de vrijemarkteconomie op zijn hoogtepunt was. Ze hadden in materieel opzicht weinig tot niets te winnen. Het is dus geenszins zo dat zij vrijheid verkiezen boven materiële zaken. Ze offeren zelfs een deel van hun materiële zekerheid op om te kunnen vechten voor vrijheid van de dwang van de vrije markt. Ze verzetten zich vooral tegen economische machtsmonopolies, of dat nu overheden zijn (rijke landen) of multinationals, omdat die de wereld overheersen en tot een hel maken. Sommige groepen zijn zeer gematigd en accepteren de dagelijkse terreur van het kapitalisme, maar veel anderen zien in het kapitalisme juist een van de wortels van de ellende en ze willen het graag vervangen door iets beters.
Wat willen de anders- en anti-globalisten? De dingen waar de anti-globalisten voor pleiten beslaan voor een groot deel hetzelfde oppervlak als waar de anders-globalisten voor pleiten. De anti-globalisten zijn hier alleen nog een stuk extremer in. Zij willen dat er totaal geen handel uit andere landen geïmporteerd wordt en willen zo veel mogelijk hun eigen cultuur in stand houden. Positief geformuleerd, is het de anti-globalisten te doen om de bescherming van lokale autonomie, de vrijheid van lokale gemeenschappen om hun eigen leven te leiden, hun eigen arbeidsomstandigheden te bepalen, hun eigen omgeving in te richten, los van de politieke en economische dwang van de vrije markt en instituties als het WTO.
Het hoofdargument van de anders-globalisten is dat volgens hun de wereld uit balans is. De rijke landen geven miljarden uit aan defensie en hun eigen boeren, maar vergeten de armen. Amerika bijvoorbeeld geeft 56 miljard dollar uit aan ontwikkelingshulp, maar besteedt 600 miljard aan wapentuig. In onze wereld met zes miljard mensen bezit één miljard tachtig procent van het bruto mondiaal product, terwijl één miljard mensen moet zien te overleven met minder dan een dollar per dag, en een andere 2,7 miljard met minder dan twee dollar per dag.
Er zijn een aantal punten waartegen anders-globalisten actie voeren. Deze punten hebben we even kort op een rijtje gezet:
• Het verzet tegen de machtsposities van vooral Westerse bedrijven. Het moeten niet de bedrijven, maar de politici zijn die de politiek bepalen. Multinationals hebben namelijk zoveel macht gekregen de laatste jaren, dat zij ook veel inbreng hebben in politieke beslissingen. • Het uitbuiten door multinationals zoals McDonalds en Nike van lokale arbeiders. In veel landen vindt onder leiding van deze multinationals een soort moderne slavernij plaats, waarbij mensen voor een schijnloon moeten werken. • Het uitbesteden van levensgevaarlijk werk aan de ontwikkelingslanden. Veel werk met gevaar voor eigen leven wordt door multinationals in de vorm van kinderarbeid aan deze landen uitbesteed. • Uitbuiting van locaties om zo goedkoop mogelijk te produceren. Bedrijven gaan op zoek gaan naar locaties waar zo goedkoop mogelijk geproduceerd kan worden, zonder hierbij rekening te houden met sociale, politieke en ecologische omstandigheden. • Het ondersteunen van dergelijke bedrijven en regimes door westerse naties.
• Huidige beleid van Instellingen zoals WTO, G8, IMF en de Wereldbank . Deze instellingen hadden als doel hadden economische gelijkheid in de wereld te scheppen, maar ze hebben er juist voor gezorgd dat rijke landen rijker werden en de arme landen armer. • Het aanvragen en opkopen van octrooien op bestaande productiemethoden. Hierdoor kunnen sommige landen niet meer zelf produceren zonder dat het geld kost. • Grote verschillen in hoogte van de tariefmuren tussen westerse en ontwikkelingslanden. Door deze grote verschillen is het voor ontwikkelingslanden onmogelijk om te concurreren met westerse landen. • Het droppen van in het westen overbodige producten in de Derde Wereld. • De ruilvoetverslechtering. Rijke landen verkopen hun goederen, in de Derde wereld geproduceerd voor een hongerloon, voor veel geld in diezelfde gebieden. • De economische afhankelijkheid van ontwikkelingslanden aan Westerse landen. Westerse landen maken ontwikkelingslanden economisch afhankelijk d.m.v. bilaterale handelsverdragen (wij geven geld als jullie alleen met ons handelen). • Het opzeggen van allerlei verdragen (sociaal, ecologisch, politiek en wapenverdragen) ten bate van de economie. • Het uitgebreid privatiseren van alles wat los en vast zit.
Anders-globalisten zijn dus vooral van mening dat `de rijke` bij globalisering gebaat zijn en dat de kloof tussen arm en rijk nog groter wordt. Ook zijn de anders-globalisten het niet eens met de gevoerde politiek op wereldvlak. Deze is volgens de anders-globalisten te ondemocratisch. Een veel uitgesproken zin is: \"De politieke beslissingen gebeuren boven onze hoofden heen\". Milieu-activisten zeggen dat de huidige globalisering de natuur vernietigt. Multinationals en regeringen krijgen vrij spel en mogen zonder veel tegenspraak de natuurlijke rijkdommen van onze aarde uitputten. Ze verwijzen daarbij vaak naar de Amerikaanse president Bush die de Kyoto-verdragen (m.b.t. de klimaatsveranderingen) weigert te ondertekenen of naar oliereus Shell die in Nigeria de bewoners verdrukt om naar olie te kunnen boren.
Hoofdstuk 3: Wat nou, anders?!
Volgens de anders-globalisten gaat het bij de globalisten om geld en macht en veel mensen zijn het daarmee eens, maar de globalisten beweren dat het hen gaat om vrijhandel en democratie. Zij vinden juist dat globalisering bijdraagt aan het verbeteren van de welvaart in andere landen. Volgens hen hebben zowel rijke als arme landen voordeel aan globalisering. We hebben in het vorige hoofdstuk de argumenten van de anders-globalisten behandeld, er zijn echter geen argumenten zonder tegen-argumenten. Deze komen hieronder aan bod.
• Globalisering zorgt voor een afname van de werkloosheid. Vooral in de ontwikkelingslanden is dit het geval, door de open grenzen van die landen en de goedkope arbeiders gaan veel bedrijven zich in ontwikkelingslanden vestigen. De anders-globalisten hebben hier kritiek op maar globalisten menen dat hun loon een weerspiegeling is van hun arbeidsproductiviteit.
• Globalisering zorgt voor nieuwe afzetmarkten voor producten. Door open grenzen is er voor de bestaande producenten een groter afzetgebied. Er ontstaat ook meer concurrentie wat natuurlijk gunstig is voor de consument.
• Globalisering zorgt, vooral in de ontwikkelingslanden, voor een overdracht van technologie en kennis. Doordat mensen in een fabriek gaan werken kunnen ze nieuwe kennis op doen over de producten die er worden geproduceerd. Ook ontstaat er nieuwe technologie voor een efficiëntere productie. Belangrijk hierbij is dat deze ontwikkelingen goed begeleid worden en dat kennis ook echt overgedragen wordt.
• Globalisering zorgt voor goedkopere producten. Dit komt niet alleen door concurrentie, want door de globalisering kunnen bedrijven zich in landen vestigen waar de lonen erg laag zijn en daardoor de productiekosten ook.
• De oprichting van de VN is een gevolg van de globalisering. De VN hebben al vele goede dingen voor de mensheid gedaan. Zo zijn UNICEF (Kinderfonds), ILO (Internationale Arbeidsorganisatie), FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie), WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) , IBRD ( Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling) en GATT (Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel) organen van de VN.
Anti- of anders-globalisten hebben een sterk punt ten aanzien van de rijke landen die invoerrechten heffen, die het arme landen onmogelijk maken hun positie te verbeteren door export van hun producten. Maar volgens een recent onderzoek van Stanley Fisher gaan anti-globalisten te ver, zij zijn tegen het hele concept van globalisering. En daarmee bewijzen ze volgens de globalisten de arme landen geen dienst. Volgens de antiglobalisten worden de rijken alleen maar rijker en de armen alleen maar armer. Maar dit onderzoek plaats daar zijn vraagtekens bij.
Een van de schrijnende onrechten in de wereld is de ongelijke verdeling van het wereldinkomen. Er zijn landen waar men per jaar over niet meer dan een paar honderd dollars koopkracht beschikt om van rond te komen. Daartegenover staan economieën, zoals de onze, waar het gemiddelde jaarlijkse inkomen per inwoner enkele tienduizenden dollars bedraagt. Globalisten verwachten van de mondiale vervlechting van productie en handel een positief effect op het inkomen van de arme landen.
De figuren 1 en 2 zien er voor leerlingen natuurlijk moeilijk uit en dus ook voor ons, maar we zullen een uitleg geven bij de figuren.
In beide figuren staat op de horizontale as het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner, zeg het inkomen per inwoner, in 1980. Op de verticale as staat de groei van dit inkomen in de periode 1980-2000. De rondjes in de figuren stellen landen voor. De gele rondjes zijn de arme Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara. In figuur 1 zien we een licht stijgend patroon in de zogenaamde puntenwolk (rondjeswolk). Dit betekent dat gemiddeld naarmate het inkomen per inwoner hoger is, de groei ervan ook sterker is. Anders gezegd: de inkomens in de rijke landen groeien harder dan die in de arme landen. Maar nu het belangrijke van Fishers onderzoek. Hij laat zien dat figuur 1 eigenlijk een verkeerd beeld geeft. In figuur 2 is rekening gehouden met de omvang van de bevolking in de landen. Er is dus een weging toegepast, die we in het boek Percent ook tegenkomen bij uitgave-stijging etc. De rondjes zijn nu niet meer even groot, maar hebben een oppervlak evenredig aan de bevolkingsgrootte. In figuur 1 ging het om een inkomensvergelijking van landen, in figuur 2 gaat het er om hoe de mensen in de arme landen het doen ten opzichte van die in de rijke landen. In figuur 2 is - in tegenstelling tot figuur 1 - duidelijk een neerwaarts patroon van de puntenwolk zichtbaar. De inkomens in arme landen groeien gemiddeld harder dan in rijke. De belangrijkste oorzaak blijkt duidelijk uit de figuur: India en China hebben beide een enorme bevolkingsomvang (samen zo ongeveer de helft van de wereldbevolking) en zij laten alletwee een relatief hoge groei van het inkomen per inwoner zien. Zij trekken de gemiddelde inkomensgroei van de bevolking in arme landen dus omhoog. Dat is even slikken voor antiglobalisten. Maar zij zullen er nog steeds op wijzen dat er nog heel veel arme landen zijn waar het inkomen per inwoner van de bevolking maar heel weinig groeit en soms zelfs krimpt, zoals in de meeste landen beneden de Sahara. Daar hebben zij natuurlijk een punt. Maar in China en India, landen die met volle overtuiging aan de globalisering deelnemen stijgt hun inkomen per inwoner. Terwijl landen ten zuiden van de Sahara, die aan de globalisering niet deelnemen, het slecht doen. Globalisering lijkt voor de globalisten de beste manier om arme landen er bovenop te helpen.
Eigen mening over globalisering Door: Ricardo Wennekes
Anti-globalisten Globalisten
Door het maken van dit werkstuk heb ik wel een veel betere mening kunnen vormen over dit onderwerp. Voor we deze opdracht kregen wist ik zo goed als niks van dit onderwerp af en daarom vond ik het in het begin ook erg moeilijk om er over na te denken. Na het maken van het tweede hoofdstuk dacht ik dat ik een echte gematigde anders-globalist was. Ik vond de argumenten van de anders-globalisten namelijk erg sterk en ik had het nog niet van de kant van de globalisten bekeken. Na het maken van het derde hoofdstuk was mijn mening echter heel erg veranderd. De globalisten hebben naar mijn mening ook wel erg sterke punten en weten de punten van de anders-globalisten ook wel erg goed te ontkrachten. Nu het hele werkstuk af is weet ik er denk ik wel aardig veel vanaf en heb daarom nu ook wel een aardige mening over fenomeen globalisatie. Ik denk dat ik wel een anders-globalist ben, maar toch meer neig naar de kant van de globalisatie. Ik vind de punten van de globalisten, zoals ze in dit werkstuk verwerkt zijn, toch iets sterker dan die van de anders-globalisten.
Evaluatie: Toen we de opdracht kregen zag ik er best wel tegenop, want het leek me een nogal moeilijk onderwerp. Ook wist ik er toen nog niks vanaf en vond het daarom ook niet echt interessant. Later toen we eenmaal begonnen, ben ik steeds meer over het fenomeen globalisering te weten gekomen en daarom vond ik het ook steeds interessanter. Wel zaten we een beetje in tijdnood met deze opdracht, want we hebben in de laatste periode nogal veel praktische opdrachten gekregen en dit zorgde er samen met de handelingsdelen voor dat we het nogal druk hadden.
Eigen mening over globalisering Door: Evelien Mulder Ik vind het vrij lastig me een mening te vormen over globalisering, aangezien we de argumenten van zowel de anders-globalisten als de globalisten behandeld hebben en ik vind dat ze allebei wel een goed punt hebben. Maar ik zal toch proberen mijn mening te formuleren. Globalisering is sowieso niet te stoppen, en ik denk dat het weinig zin heeft om dit op wat voor manier dan ook tegen te gaan. Ik denk dat het probleem van globalisering zich uiteindelijk vanzelf wel oplost. Economie zoekt altijd zijn weg. Bijvoorbeeld dat probleem van de McDonald’s die zich nu overal vestigt. Ik denk dat op een gegeven moment iedereen daar wel zat van is. Nu vindt iedereen dat nog heel wat, maar straks kunnen ze geen McDonald’s meer zien. Dan zal het zich ook niet nog verder gaan uitbreiden, aangezien er minder vraag naar is. Wat betreft de vrije markt, ik vind wel dat iedereen met gelijke kansen de markt op moet. Ze moeten globalisering dus niet gaan aanmoedigen door middel van importheffingen en het geven van subsidies. Dan hou je het verschil tussen arm en rijk alleen maar meer in stand, omdat het product op de markt nog maar heel weinig oplevert. Ik denk ook dat er wel opgepast moet worden, en dat negatieve effecten zo goed als mogelijk opgevangen moeten worden. In de economie zijn dingen vaak maar tijdelijk, en tijdelijke effecten mogen geen blijvende gevolgen hebben. Bijvoorbeeld de opkomst van Coca-Cola. Doordat iedereen over de hele wereld dat nu gaat drinken en het een soort van ‘hype’ is geworden omdat iedereen met de massa meeloopt, kan het gebeuren dat cultuurgebonden producten wegvagen. Bijvoorbeeld dat de wijnbouw stopt. Dit mag niet gebeuren, dus daar moet op gelet worden. Maar je moet het niet gaan proberen tegen te houden, en dat is ook onmogelijk want wat wou je doen? Mensen gaan verbieden cola te verkopen of te drinken?
Evaluatie: Ik vond dit een heel leerzame opdracht om te maken. Aan het begin van deze opdracht had ik nog geen idee wat globalisering überhaupt inhield, en zag ik kop noch staart aan deze opdracht. Maar nu, na het maken van dit werkstuk is alles zo’n beetje op z’n plaats gevallen en ben ik zelfs in staat mijn eigen mening over het onderwerp te formuleren. Ik vond het wel moeilijk om aan dit werkstuk te werken, aangezien ik het een lastig onderwerp vond maar de rest van mijn groepje heeft me goed geholpen en uitleg gegeven als dat nodig was. En ik denk dat we uiteindelijk een goed en duidelijk werkstuk hebben gemaakt.
Eigen mening over globalisering Door: Philip Silvis In tegenstelling tot mijn andere groepsleden wist ik wel al een beetje wat globalisering was. Ik sprak er wel eens over met mijn vader en het boeit me ook. Een mening vormen over dit probleem blijft natuurlijk wel lastig. Ik begrijp dat mensen het niet eens zijn met de manier waarop wereldwijde globalisering nu plaatsvindt, maar je moet niet altijd maar alles tegenhouden. Het is typisch een geval van een nee-mits, ja-tenzij kwestie. Ik denk dat globalisering goed is voor de wereld, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Ontwikkelingshulp moet je natuurlijk niet afschaffen want enige houvast voor arme landen is wel op z`n plaats, sterkste schouders moeten naar mijn idee de zwaarste lasten dragen. De extremere anders-globalisten lopen denk ik wel een beetje met elkaar mee, want steeds zijn het de zelfde argumenten die zij aanvoeren, op zich hebben ze natuurlijk goede standpunten, maar die worden naar mijn idee ook goed weerlegt door de globalisten. Ik noem me zelf een philip-globalist, want ik vind niet dat je iedereen in een hokje moet plaatsen, dus dat als je op één punt al niet eens bent met een globalist, dat je dan al anders bent. Naar mijn idee zijn de anti-globalisten te extreem want die kijken alleen maar naar de negatieve gevolgen. Een optimistische kijk op het leven is nooit verkeerd.
Evaluatie: Deze opdracht vond ik heel leuk om te doen, ik heb er dan ook heel veel tijd in gestoken. Ricardo en ik zijn o.a. naar een debat geweest, wat niet echt over het fenomeen globalisering ging maar meer over genetisch manipulatie van voedsel. Dit is natuurlijk wel een onderwerp wat op sommige punten raakvlakken heeft met economische globalisering, het was dan ook wel goed voor mijn beeldvorming. Ik ben veel meer te weten gekomen over globalisering o.a. door bepaalde hoofdstukken uit boeken te lezen en artikelen. Ook heb ik vaak in NRC Handelsblad gekeken of er nog nieuwe ontwikkelingen, protestacties en dergelijke aan de gang waren. Verder ging de samenwerking naar behoren in ons groepje en zijn we uiteindelijk met z`n drieen tot een mooi resultaat gekomen. Een iets betere planning in het vervolg zal een nog betere prestatie leveren, maar we hebben er echt ons best voor gedaan. Ik heb ook wat verder leren kijken dan mijn neus lang is, je merkt dat het een heel complex verschijnsel. Ik heb soms nogal eens de neiging om op een populistische manier dingen te roepen die niet echt zinvol zijn. Dit zal ik af en toe nog wel blijven doen, maar als je onderzoek doet en een grote opdracht als deze uitvoert leer je van allerlei invalshoeken het probleem kennen en kan je wat nuances aanbrengen in je comentaar en uitspraken.
Bronvermelding:
Primaire Literatuur: - No Logo, Naomi Klein, Rotterdam 2001, Lemniscaat, (eerste druk 2004). - The Lexus and the Olive Tree, Thomas L. Friedman, April 2000, engelstalig boek.
Secundaire Literatuur: - Vodafone.com artikel: Group operating highlights (stukje van Finance, mei 2002) - Interview: Jagdish Bhagwati, de missie van een vrije markteconoom - Interview: Fareed Zakaria, Pluralisme maximaliseren - NRC Handelsblad, figuren van hoofdstuk 3, korte toelichting bij de grafieken grotendeels zelf uitgewerkt
Websites:
-http://www.groene.nl/2001/0132/ps_antiglobalisten.html
-http://www.globalinfo.nl/forum/message/129
-http://viavzw.be.dotnet15.hostbasket.comViaBibliotheek/s/de%20antwoordenvan%20het%20anti- globalisme.htm
-http://www.oww.be/magazine/artikel.php?magnummer=33&artnummer=3
-http://www.oneworld.nl/lagerhuis/p_faq_ns.asp?strRubricName=Handel
-http://www.globalworld.com/protes/p_faq_ns.asp?strRubricName=Globalisation
Veel websites waren voor het verschaffen van informatie, maar ook voor beeldvorming en het zoeken naar artikelen.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Goed werkstuk, alleen zit er één grote fout in. In je verslag spreek je steeds over het begrip globalisering, maar het begrip globalisering is veel breder dan alleen het economische globalisering. Globalisering bestaat namelijk uit vier dimensies: de economische, sociale, culturele & politieke dimensie. De dimensie waar het in dit werkstuk over gaat is voornamelijk de economische dimensie
(ik heb niet het gehele verslag gelezen dus ik zou het fout kunnen hebben)
Verder een heel goed verslag, waar ik nuttige informatie uit heb kunnen halen!
10 jaar geleden
Antwoorden