1. Zeehondensoorten
Zeehonden zijn zoogdieren. Dat betekent dat zij een jong krijgen (en dus geen ei leggen) en daarvoor blijven zorgen tot zo’n jong voor zichzelf kan zorgen. Zeehonden zijn warmbloedig. Dat betekent dat hun lichaamstemperatuur steeds ongeveer hetzelfde blijft.
Zeehonden zijn helemaal aangepast aan hun omgeving. Hun achterpoten zijn tot een vin gegroeid zodat ze er goed mee kunnen zwemmen en sturen. Hun voorpoten worden meestal gebruikt om op het land te klimmen.
Er zijn verschillende soorten zeehonden. Sommige eindigen op rob en andere op zeehond maar dat is puur toeval. In de rest van dit hoofdstuk wordt een aantal soorten zeehonden behandeld.
De weddell-zeehond
De weddell-zeehond komt voor in het zuidpoolgebied.
Weddell-zeehonden kunnen 40 minuten onder water blijven tot op een diepte van zo’n 600 meter, er is weleens een Weddell-zeehond 73 minuten onder water gebleven tot op een diepte van wel 430 meter.
Je kunt er zo naar toe lopen want er wordt niet op ze gejaagd. Zij zijn dus niet bang. In het water hebben zij wel vijanden: de orka’s.
De baardrob
Baardrobben speuren hun eten, zoals mosselen, garnalen en kreeften, op door hun grote snorharen te gebruiken. Hun voorpoten zijn bijna vierkant. Er wordt niet veel op hen gejaagd omdat hun pels niet veel waard is.
De gewone zeehond
Gewone zeehonden leven o.a. in ons eigen Waddengebied. Zij zijn helemaal aanpast op het leven van eb en vloed. Hun jongen worden geboren op het droge van een zandbank en binnen 6 uur moeten de jongen leren zwemmen want dan wordt het vloed en overspoelt de zandbank. De witte haren verliezen zij al voor hun geboorte. Een paar jaar geleden heeft een virusziekte het leven van veel zeehonden gekost in het Waddengebied. Gelukkig gaat het de laatste jaren weer een stuk beter en neemt het aantal zeehonden op de Wadden sterk toe.
De monniksrob
Monniksrobben komen alleen voor in de tropen en de subtropen.
Zij leven van inktvissen, vissen en wier. Het gaat niet zo goed met de monniksrobben. Van de Hawaïaanse monniksrob zijn er nog zo’n 1000. Van de mediterrane monniksrob zijn er nog een paar 100. De Caribische monniksrob is waarschijnlijk uitgestorven.
De zeeolifant
Een zeeolifant is de grootste zeehond. De mannetjes worden 5m lang en wegen zo’n 2400 kg. De vrouwtjes worden 3m lang en wegen 680 kg.
Mannetjes zeeolifanten hebben een neus die lijkt op een klein slurfje. Als de paartijd is aangebroken maakt hij met de neus een trompetterend geluid, dat lijkt op het geluid van een olifant. Hij probeert daarmee andere mannetjes mee af te troeven.
In de volgende hoofdstukken wordt over het leven van de zadelrob verteld. 2. De overwintering
Zadelrobben leven in het hoge noorden. Maar in de winter wordt het daar te koud daarom vertrekken zadelrobben in de herfst naar andere gebieden.
In het noorden van Canada is een baai die heet St. Laurensbay en ligt in een binnenzee. Er drijven ijsschotsen binnen, die komen uit het hoge noorden waar de poolwinter aan de gang is. De vrouwtjes zoeken een plek op het ijs waar zij hun jong kunnen krijgen, maar ook onder het ijs want onder het ijs zwemt hun voedsel vissen en garnalen. De vrouwtjes maken een gat voor zichzelf en om op het ijs te klimmen. 3. De geboorte
Een vrouwtje dat op het punt staat te bevallen, trekt haar terug naar haar eigen plek. De geboorte gaat erg snel. Het lichaam schokt heel even en dan is het jong eruit. Het jong is nat en gelig. De moeder zadelrob bijt de navelstreng door. Dan begint zij het jong schoon te likken.
Het jong heeft honger en heeft het koud. Hij gaat op zoek naar de tepel van zijn moeder. Als hij die gevonden heeft begint hij te drinken. Als de warme melk op is, voelt hij zich een stuk fijner. 4. Een schattig diertje
Na een paar dagen wordt de gelige vacht wit. Met zijn zachte witte haren die wijd uit elkaar staan ziet het jong er lief en schattig uit. Maar zo lief is het jong niet. Het jong wil meer melk en krijst als moeder zadelrob even weggaat.
Maar ook het vrouwtje moet eten, dus gaat zij soms even het water in om vis te vangen. Maar zij blijft nooit langer weg dan 10 minuten. Telkens komt zij boven om te kijken of het goed gaat met haar jong.
Als een jong zadelrobje te lang in de kou ligt kan hij doodvriezen. Het jong drinkt 5 tot 7 keer per dag vette melk. Die melk is wel 10x zo vet als bij een koe.
In het water zitten mannetjes zadelrobben die roepen naar de vrouwtjes met rauwe kreten. Met de jongen bemoeien zij zich niet want zij zijn gekomen om te paren. 5. Een nieuwsgierig jong
In de koude streken waar de zadelrobben leven, lijken zij het erg zwaar te hebben. Maar dat is niet waar. Zij zijn op verschillende manieren aangepast aan het leven in een koude streek. De zadelrob is al vertrouwd aan de koude streek sinds de geboorte.
Als er gevaar dreigt kunnen zij zich vrij snel uit de voeten maken. Een zadelrob heeft een goed gehoor. Zo goed dat zij zwakke plekken in het ijs kunnen horen.
Zadelrobben hebben erg gevoelige snorharen. Onder water kunnen zij voelen waar en welke kant een vis uit gaat. Op die manier kunnen zij een vis vangen ook al zien zij bijna niets.
Als de ogen van een rob te droog worden laat hij er een paar tranen door heen lopen, knippert even en het is over.
Zeehonden zijn gestroomlijnd. Dit betekent dat zij aangepast zijn aan het leven in het water. Zij hebben geen uitsteeksels zoals flaporen en kwispelstaarten.
De jonge zadelrobben zijn na een dag of 10 heel wat groter en breder geworden. De jongen drinken veel maar wel minder vaak. Soms gaan zij op verkenning uit. Vooral het water is erg interessant.
Een jonge zadelrob is erg nieuwsgierig en valt soms in het water. Hij heeft gelukkig al een flinke vetlaag onder zijn huid want nu voelt hij het ijskoude water niet. Maar het jong kan nog niet zwemmen. Maar het jong is zo vet dat hij blijft drijven. Maar lang wachten hoeft het jong niet. Zijn moeder blijft steeds in de buurt om hem eruit te halen.
De jonge zadelrobjes zien er 3 weken na de geboorte dik en rond uit. Dat komt vooral door de witte haren die wijd uiteen staan. Maar na een tijdje krijgen de jongen een waterdichte vacht. Een jonge zadelrob kan pas leren zwemmen als de lange witte haren weg zijn. 6. Duiken en vissen
In het voorjaar beginnen de vrouwtjes zadelrobben langer en vaker te vissen. Zij doen dit om weer op hun oude gewicht te komen. Het kan omdat de jongen wat zelfstandiger zijn.
Zadelrobben kunnen bijna 20 minuten onder water blijven en tot een diepte van 300 m duiken. Om zoveel mogelijk te kunnen zien zetten zij hun ogen wijd open. Maar zij kunnen met hun snorharen veel beter voelen waar een vis naar toe gaat. Zij vangen snelzwemmende vissen zoals kabeljauwen en lodden. Lodden zijn een soort zalmen. Volwassen zadelrobben eten veel: zo’n 5 tot 7 kg vis en kleine zeedieren per dag. 7. Gevaar
Een zadelrob kent veel gevaar, dieren maar ook mensen. Mensen maken al heel lang jacht op de zeehond. Vooral de zadelrob, omdat de jonge zadelrobjes een mooi wit bontvelletje hebben. Hier kom ik nog later op terug in een ander hoofdstuk.
Maar nu gaat het over gevaar van dieren.
Jonge zadelrobjes kunnen als er gevaar dreigt echt stijf van schrik worden. Hun hart gaat dan heel langzaam kloppen en het lijkt dan of zij dood zijn. Maar als het gevaar voorbij is, is alles weer over.
Als een vrouwtjeszadelrob een ijsbeer ziet duikt ze snel het water in. Hopelijk krijgt de ijsbeer het jonge zadelrobje niet in de gaten. Het zadelrobje ligt doodstil
Het ijs in de St. Laurensbay is dik, maar er staan sterke zeestromingen. Dus het ijs wordt vaak uitelkaar gedreven. De ijsberen gaan daarom liever niet het ijs in de St. Laurensbay op. Maar noordelijker, aan de kust van Labrador is het ijs vaster. De zadelrobben hebben daar steeds gevaar voor ijsberen. Met grote stappen lopen zij daar op zoek naar hun prooi. Elke zadelrob die onvoorzichtig boven water komt om adem te halen, wordt het ijs opgesleurd.
De vrouwtjes beginnen meer belangstelling te krijgen voor de mannetjes, die ongeduldig op hen wachten. De mannetjes voeren in de paartijd een soort dans uit waarbij zij soms rechtop in het water staan. Daarna gaan zij in kringen zwemmen en maken een brullend geluid. Aan het eind van maart als het pakijs begint af te brokkelen en uitelkaar begint te drijven, is de paartijd voorbij. Volgend jaar worden er weer nieuwe jongen geboren. 8. Het vertrek
De vrouwtjes zijn veel op jacht op vis om weer hun eigen normale gewicht terug te krijgen. De jonge zadelrobjes hebben snel leren zwemmen en vissen voor de grote reis begint. Zij zijn niet meer zo dik en rond als eerst. Zij zijn hun lange witte haren kwijt geraakt en krijgen daarvoor in de plaats een gladde waterdichte vacht, lichtgrijs met zwarte vlekjes. Hun nieuwe gladde vacht is waterdicht en er zit een dikke vetlaag onder, die hen beschermd tegen de kou. Ze zijn helemaal klaar voor het leven in het water. Maar de jonge zadelrobjes zijn niet de enige die verharen. De volwassen zadelrobben verharen ook. De zadelrobben hebben goed gegeten en krijgen een nieuwe vacht.
Zij zijn klaar voor de reis. Zij zullen binnenkort terug naar het noorden gaan waar in de zomer genoeg vis is.Het zal geen gemakkelijke reis worden. De afstand is ongeveer 3000 km en gaat wel 3 maanden duren. Bovendien zijn er veel gevaren. Zadelrobben kunnen aangevallen worden door orka’s. Dus een gevaarlijke reis zal het zeker worden, veel zadelrobben zullen de tocht niet overleven.
Er is veel lawaai tussen de laatste ijsschotsen in de baai. Groepen zadelrobben verlaten de baai. Zij gaan een lange reis tegemoet. Voor de jonge zadelrobben begint een nieuw leven. 9. De jacht Een paar eeuwen geleden waren er nog drie miljoen zadelrobben, nu zijn er nog minder dan een miljoen. Dat het aantal zadelrobben gedaald is, heeft vooral te maken met de jacht. De pels van een jonge zadelrob is veel geld waard. Uit de hele wereld komen jagers om jacht te maken op de jonge zadelrobjes. Maar dat moet snel gebeuren want ze moeten de pelsen hebben voordat de jongen verharen. De jacht gaat er niet bepaald vriendelijk aan toe.
In de jaren tachtig maakte de dierenbescherming veel protest tegen de jacht. De dierenbeschermers spoten verf of de jonge zeehondjes. Het dier had er geen last van maar het bont was niks meer waard. De zeehond verscheen steeds vaker in de krant. Je kon op televisie zien hoe wreed de jacht op de zeehond was. Veel mensen kwamen op voor de dierenbescherming. Er werden 30.000 brieven naar de regering van Engeland gestuurd om een eind te maken aan de jacht op zeehonden. Uit een onderzoek bleek dat acht op de tien mensen in Europa bezorgd waren over de zeehonden. De invoer van spullen die gemaakt waren van jonge zeehonden, werd verboden door de Europese Gemeenschap.
In 1983 wilden mensen nog 183.000 zadelrobben doden. Maar door het verbod op invoer van spullen van jonge zeehonden is dit niet gebeurd.
Door het verbod is de jacht sterk verminderd. In Noorwegen mag nog maar een paar weken lang op zeehonden worden gejaagd. In 1982 werden er nog 69.000 zeehonden geschoten, in 1986 nog geen 500. Er worden nog wel zeehonden gedood als vissers vinden dat ze teveel vis eten.
Niet alleen op de zadelrobben is veel gejaagd maar ook op andere soorten. Veel soorten zijn nu door de wet beschermd. Alleen de mensen die echt van zeehonden moeten leven mogen nog op ze jagen.
In de volgende hoofdstukken worden de andere gevaren die alle soorten zeehonden kunnen bedreigen besproken. 10. Vervuiling
De grootste bedreiging voor zeehonden is de vervuiling van de zee. Vele soorten vergif zijn in zee gegooid.
De gevaarlijkste daarvan zijn waarschijnlijk PCB’s. PCB’s worden sinds 1929 gebruikt bij het maken van electrische apparaten. In de jaren 70 werden PCB’s het meest gebruikt. Nu weten de mensen dat PCB’s gevaarlijk zijn voor alles wat leeft en is het vaak verboden ergen PCB’s in te verwerken.
Er zijn zeehonden in de Oostzee gevonden met afwijkingen, die gekomen zijn door PCB’s. In de Oostzee staan weinig stromingen, dus giftige stoffen kunnen niet wegspoelen.
De Noordzee is ook een besmet gebied. Want de grote rivieren die vol met giftige stoffen zitten, stromen in de Noordzee uit.
Soorten zeehonden, zoals de grijze zeehond leven dicht in de buurt van mensen. De grijze zeehond heeft daarom ook het meest last van afval van de mensen.
In de Noordzee leven de zeehonden van vis, die vol zit met chemische stoffen. Die stoffen komen van fabrieken die hun afval in de Rijn gooien en de Rijn stroomt de zee in.
Geleerden hebben aan de Duitse kust de zeehonden onderzocht en vonden teveel gevaarlijk kwik in hun lever.
In de Beringzee, ten noorden van Alaska liggen de Ribilofeilanden. De pelsrobben daar gaan sterk achteruit. Er mag sinds 1984 niet meer gejaagd op ze worden, behalve door mensen die er echt van moeten bestaan. Eerst dachten de mensen dat het kwam doordat er teveel gevist werd of dat door olie en chemische stoffen de zee vervuild werd. Ook dachten zij dat er misschien een ziekte onder de pelsrobben was. Maar waarschijnlijk is het een andere oorzaak: Er wordt steeds meer plastic gebruikt sinds de jaren 50. Daardoor werden vislijnen en visnetten goedkoper. Maar ze verteren niet als ze afbreken of losraken. Zo’n visnet blijft jarenlang ronddrijven. Dat wordt spookvissen genoemd. Zeehonden kunnen vastraken in zo’n net en dan kunnen zij verdrinken. Zeehonden krijgen op veel manieren te maken met olie. Als een tanker strandt kan daar olie uitstromen. En als een kapitein zijn olietank spoelt met zeewater komt er olie in de zee terecht. Ook kan er olie weglekken uit een booreiland. Het water bij de kust is vaak vervuild.
Zeehonden komen aan de kant om te paren en te verharen. Zeehonden sterven meestal niet door de olie zelf maar door de chemische middelen die wordt gebruikt om olie weg te krijgen. Sommige mensen doen hun best om zeehonden die onder de olie zitten schoon te maken. Zij bedoelen dit goed maar deskundigen denken dat zij meer last van de wasbeurt hebben dan van de olie.
Zeehonden in de Noordzee hebben last van een ander soort vervuiling. Er worden steeds meer jongen met verwondingen op hun buik gevonden. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door glasscherven. Normaal is het zoute zeewater een goed ontsmettingsmiddel maar de zeehonden zijn aangetast door de vervuiling. Daarom hebben zij snel een infectie. 11. Ziektes en rustverstoringen Op het eiland Anholt, tussen Denemarken en Zweden, brak in april 1988 een heel erge besmettelijke virusziekte uit. De gezondheid was al heel erg slecht. Dat kwam omdat er teveel gevist werd, hun leefgebied vervuild werd en hun rust werd verstoord.
De zeehonden in de Waddenzee hadden daarom weinig weerstand tegen ziektes. Er stierven al snel 18.000 zeehonden. Maar dat was niet de eerste keer.
Aan de kust van Noord-Amerika in 1955 stierven er honderden zeehonden aan longontsteking en influenza (soort griep) en in het Zuidpoolgebied stierven in 1980 meer dan 2500 zeehonden aan een een of andere ziekte. De ziekte werd waarschijnlijk door de zeevogels overgebracht.
De zieke dieren die in de Noordzee en de Waddenzee zwommen werden opgenomen door zeehondencrèche Pieterburen. Zij werden daar zo goed mogelijk verzorgd. Ook op Texel is een zeehondencrèche. Die heet Ecomare.
Zeehonden en vissers komen met elkaar telkens in botsing. Sommige zeehonden zitten zonder voedsel omdat de vissers hun hele gebied hebben leeggevist. Het aantal pelsrobben in het noorden van de Grote Oceaan is sterk achteruitgegaan. Dat komt omdat er zo veel is gevist. Maar sommige vissers zeggen dat de zeehonden de vis vangen waardoor er niet genoeg vis meer is. Bij zoiets krijgt meestal de mens gelijk.
Maar zeehonden zijn niet alleen onnuttige visvangende dieren voor vissers. De zeehonden eten eigenlijk de eierdieven want vissen eten visseneieren. Dus er blijven meer visseneieren over voor de nieuwe vissen. 12. Onderzoek en bescherming
De mensen dachten dat voor de kust van Chili de pelsrobben waren uitgestorven. Maar met een expeditie werden er nog zo’n 200 pelrobben in diepe grotten gevonden. Geleerden onderzochten de kolonie. Zij merkten de jongen, bestudeerden hun gedrag en telden de dieren. Nu zijn het er meer dan 3000.
De onderzoekers leerden de vissers van alles. Zij konden laten zien dat de zeehonden geen schade aan de visserij toebrachten. De zeehonden eten de pijlinktvis die graag kreeften eet. Voor de vissers is de kreeftenvangst het beste middel van bestaan. De mensen hopen dat de vissers door deze lessen de zeehonden met rust laten.
Hoe meer mensen weten dat de zeehonden geen schade toebrengen, hoe groter de kans dat de zeehonden het zullen overleven.
Sommige zeehonden hebben van geleerden een apparaat gekregen, dat doorgeeft hoe diep ze duiken om voedsel te zoeken. Zo is ontdekt dat de weddell-zeehond tot 580m duikt. Maar de zeeolifant duikt met 885m het diepst. Zeeolifanten leven voor het grootste deel in het water.Onderzoekers denken dat zij er zelfs kunnen slapen.
Sommige zeehonden hebben een radiozender. Dan kunnen de geleerden de zeehond volgen. Ook worden zeehonden voorzien van een label. Maar bij gevaarlijke en soms grote zeehonden kan geen label worden aangebracht. Daarom worden er grote letters en cijfers opgezet zodat zij van grote afstand kunnen worden herkend.
Enkele groepen zeehonden waren in de 19e eeuw bijna uitgestorven. Maar de meeste soorten zijn nu beschermd. Nu zijn er natuurreservaten, waar de zeehonden in kolonies zich veilig kunnen voortplanten.
Door onderzoek en de bescherming hebben wij veel kennis over de zeehond gekregen. Dankzij deze kennis zijn wij in staat om in de toekomst de zeehond beter te beschermen tegen de mens. Bronvermelding
Dieren in gevaar: de Zeehond
geschreven door Michael Bright
Zeehondjes op het ijs
Geschreven door Joëlle Soler
REACTIES
1 seconde geleden
Z.
Z.
Zeehonden zijn lief. Vooral de Zadelrob. Die is heel schattig. Dit is een goed werkstuk.
11 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
Deze site is goed. Alleen vind ik wel dat je de ijsbeer zo een slechte naam geeft. Ik vind IJsberen liever dan zeehonden (op de zadelrob na)
Ik
11 jaar geleden
Antwoorden