In New Orleans werd gedurende de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw de vroege jazz geboren. Deze muziek werdoornamelijk door Afro-Amerikanen gespeeld daarbij hun blues, spirituals en worksongs inbrengend en combinerend met Europese muziek en instrumenten (vooral de koperinstrumenten). De improvisatie, het spontaan toepassen van ritmen en melodieën, vormt een onderdeel van de Afrikaanse muziek en werd van meet af aan een wezenlijk bestanddeel van de jazz. Storyville, het beruchte district waar prostitutie wettelijk was toegestaan. Het nachtleven van Storyville bestond uit tientallen cafés, pianobars en huizen van plezier, inclusief muzikaal amusement dat verzorgd werd door de vroege jazzmuzikanten. De vroege jazz was groepsmuziek die collectief werd gèimproviseerd. Lang voor deze muziek en haar varianten zich ontwikkelde tot de swing van de jaren twintig en dertig, was jazz in de eerste plaats amusernentsmuziek van de zwarte arbeidersklasse (samen met de ragtime, de cakewalks en andere populaire muziek). De vroege jazz was vooral dansmuziek en zou dat nog jaren blijven. Deze muziek stond nog niet bekend als jazz en het zou nog vele jaren duren voor die term algemeen ingang vond. Omdat deze muziek vooral aan het gevoel ontsprong en niet werd gespeeld van bestaande bladmuziek, had het een vrij en spontaan karakter dat paste bij New Orleans en dat bepalend zou worden voor de jazz. Gedurende de opleving van de vroege jazz in de jaren veertig en vijftig, kwam de jazz van het New Orleans van de jaren twintig bekend te staan als dixieland. Jazz is een driehonderd jaar oude mengvorm van twee grote muziektradities: de Europese en de West-Afrikaanse. Kenmerkende bestanddelen ervan zijn: Europese harmonie samenklanken/akkoorden) Euro-Afrikaanse melodiebouw Afrikaanse ritmiek.
New Orleans jazz (bloeitijd 1900 – 1925)
Deze muziek is polyfoon. De collectieve improvisatie overheerst. Dit wil zeggen dat alle melodie-instrumenten tegelijk improviseerden. De werkverdeling is als volgt:
Melodiesectie: Ritmesectie:
Trompet: speelt thema Banjo: speelt akkoorden
Klarinet : speelt eigen tegenstem Piano: speelt akkoorden
Trombone: speelt eigen tegenstem Tuba: speelt de baslijn
Chicago-jazz (bloeitijd 1925 – 1930) Toen Storyville in 1917 gesloten werd en gesloopt, verplaatste het centrum van de jazz zich van New Orleans naar Chicago. De werkverdeling van de instrumenten bleef. Verschillen met de New Orleans jazz zijn: - Er werd vooral solistisch geimproviseerd, dus meer vertikale homofonie. Dit wil zeggen dat de solostem de belangrijkste stem is en dat de anderen deze stem begeleiden. - Banjo vaker vervangen door gitaar. Tuba vaker vervangen door de contrabas.
Swing Tussen 1930 en 1940 verschuift het accent van combo naar big-band. Dat paste in de conjunctuurbeweging die na de crisis van 1929 het faillissement van veel kleine clubs en kleine bands tot gevolg had. Voor enkele grotere jazzorkesten was er echter wel een zaal te vinden met danslustigen, zeker toen het drankverbod werd afgeschaft. Een big band is een jazzorkest dat bestaat uit saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie, bestaande uit drums, piano, gitaar en bas. Nu kon men er niet meer los op improviseren. Er moesten arrangementen komen: voor alle partijen werden de partijen uitgeschreven. Er werd alleen ruimte open gehouden voor enkele solo-improvisaties De muzikale kenmerken: Syncopen (accentverschuivingen van een beklemtoond naar een onbeklemtoond maatdeel) Triolen (een ritmische verdeling van drie, waar je normaal gesproken een verdeling van twee hebt) Verende ritmische begeleiding (= swing) - Gebruik van riffs (herhaalde tegenmotieven) Bebop Charlie Parker (altsaxofonist) was de voorspelbaarheid van de samenklank en het gebrek aan improvisatie binnen de swing moe. Samen met nog een paar muzikanten ging hij ’s avonds jammen om zo de sfeer van de ‘echte’ zwarte jazz terug te roepen, zij het met moderne middelen. En zo ontwikkelde zich een nieuwe stijl die we bebop noemen. Ze vonden de swing te commercieel worden. In hun eigen bebopstijl gaven ze uiting aan de onrust in de wereld ten gevolge van de Tweede wereldoorlog en ze speelden de teleurstellingen van het zwarte deel van de Amerikaanse bevolking weg. Muzikale kenmerken: Het combo kwam weer in de plaats van de Bigband. Drummer gaat zelfstandiger optreden en tegenaccenten geven. De bas wordt de basis van de beat. De piano geeft alleen harmonische steunakkoorden geven. Snelle korte motieven Nerveuze sfeer Thema vaak unisono gespeeld (Dit wil zeggen allemaal dezelfde melodie) De bloeitijd van de bebop strekt zich uit van 1940 tot 1955
Cooljazz De bebop was eigenlijk nog in volle bloei in 1950 toen een aantal jazzmuzikanten een nieuwe muziek introduceerden. Muzikale kenmerken van cooljazz zijn: Het agressieve en nerveuze van de bebop maakt plaats voor een koele, en toch sfeervolle muziek. Het grillige van de bebop maakt plaats voor het evenwichtige. Snelle loopjes komen nog wel voor, maar worden afgewisseld met momenten waarop juist zo weinig mogelijk noten worden gespeeld. Experimenten met nieuw soort polyfonie: verschillende melodie-instrumenten spelen als in een canon samen.
Freejazz, fusion en latin jazz In de freejazz werden de laatste belemmeringen voor een volledige vrijheid overboord gezet. Collectieve improvisatie keerde weer terug, nu zonder dwingend raamwerk van een akkordenschema. In plaats daarvan probeerde men bij het improviseren op elkaar te reageren, tot interactie te komen. Freejazz is een stap in de richting van de moderne klassieke muziek. Ook werden er in de jazz combinaties aangegaan met rock (fusion) en met Latijs-Amerikaanse muziek (latin-jazz).
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
heey
doeidoei
x Denisjeeee
12 jaar geleden
Antwoorden