Inhoud
Tsjechië ligt in Centraal-Europa (blauw) en wordt omringd door Duitsland, Polen, Slowakije, Hongarije en Oostenrijk (rood). Tsjechië heeft een oppervlakte van 78.863 km2, verdeeld over de streken Bohemen en Moravië. Tsjechië grenst niet aan zee. De dichtstbijzijnde zeeën zijn de Oostzee in het noorden en de Adriatische Zee in het zuiden, beide nog altijd op meer dan 330 kilometer afstand.
Ligging in een groter geologisch geheel
Het landschap van Tsjechië wordt gekenmerkt door een opeenvolging van bekkenvormige laagvlaktes die door gebergtes van elkaar worden gescheiden. Er kunnen drie in geologisch opzicht verschillende gebieden onderscheiden worden. In het westelijk deel van Tsjechië ligt het Boheems Massief, dat gevormd werd tijdens het Paleozoïcum en de Boheemse laagvlakte omsluit. Verder naar het oosten bevindt zich een licht geaccidenteerd gebied: de zogenaamde Silezisch-Moravische corridor. Het resterende gebied wordt gedomineerd door de Karpaten die zich van het uiterste oosten van Moravië tot Slowakije uitstrekken. Deze bergketen wordt tot de jongste gebergtes gerekend.
Ligging in een groter klimatologisch geheel
Het klimaat van Tsjechië behoort tot het Middeneuropese type met voornamelijk westelijke oceaanwinden. Naar het oosten wordt de invloed van het continent groter, vooral in bepaalde delen van Slowakije. In Tsjechië is het verschil tussen zomer- en wintertemperaturen minder groot dan in Slowakije. Voor beide landen geldt echter dat in de drie zomermaanden de meeste neerslag valt. De droogste gebieden zijn Midden-Bohemen, Zuid-Moravië en een aantal Zuidslowaakse dalen.
De gemiddelde temperatuur is voor juli, de warmste maand van het jaar 18 graden tot 21 graden Celsius. Als koudste maand geldt januari met een gemiddelde van -5 tot -11 graden Celsius. De gemiddelde neerslag is in de dalen 450 tot 650 mm per jaar en in de bergen 1000 tot 2000 mm.
Praag behoort tot de warmste en droogste plekken van Tsjechië. De stad ligt in een bekken van een aantal rivieren, zoals de Moldau, de Ohre en de Elbe. Daardoor is de Tsjechische hoofdstad gedeeltelijk beschut tegen de wind en de regen; de gemiddelde temperatuur in juli is 19,5 graden Celsius en in januari -0,5 graden Celsius. Ook het neerslagcijfer is heel laag, namelijk 486 mm.
Hetzelfde geldt voor een aantal andere steden en streken in de brede dalen van Bohemen. Plaatsen zoals Marianské Lazne en Cheb, die in het noorden door bergen beschut zijn, hebben een weertype met gemiddeld iets hogere temperaturen dan de omliggende hogere gebieden. De neerslag komt soms niet boven de 460 mm per jaar uit. De overige gebieden in Bohemen worden gekenmerkt door een vrij onstabiel klimaat, dat doet denken aan het Nederlandse weertype. Wat niet hetzelfde is als het Nederlandse klimaat, is de minder krachtige wind en de grotere sneeuwval.
De neerslag is in het westen wat regelmatiger over de maanden van het jaar verdeeld dan elders. De zuidwestenwind zorgt voor veel neerslag aan de westzijde van het Boheemse Woud, soms wel tot 1400 mm per jaar. Het Sudetengebergte heeft een vrij wisselvallig weertype met gemiddeld 800 tot 1530 mm neerslag. In Moravië hebben de laagvlaktes en dalen in het midden en zuiden een droger klimaat (gemiddeld 600 mm neerslag per jaar) en hogere temperaturen dan in Bohemen. De bergstreken in het noorden zoals de HrubY jesenik en de Beskiden (Beskydy) kennen een vrij onstabiel, vochtig weertype met maximaal 1550 mm neerslag.
De ligging van een gebied in een groter geheel:
Slechts 6% van de beroepsbevolking werkt in landbouw, visserij, bosbouw. De Tsjechische landbouwbedrijven zijn over het algemeen nog groot. Veel bedrijven uit die tijd zijn inmiddels in handen van de overheid en op dit moment benutten particulieren 36% van de landbouwgrond, commerciële bedrijven 30% en coöperaties 34%. De boeren maken de meeste winst per hectare. Ca. 70% van het bebouwbare oppervlak wordt voor akkerbouw gebruikt, waarvan de voornaamste producten granen, aardappelen en suikerbieten zijn.
De Tsjechische landbouw produceert voornamelijk voor de eigen bevolking en er worden dan ook nog veel agrarische producten ingevoerd. Het handelstekort in deze sector bedroeg in 2001 785 miljoen euro. Nederland exporteerde in 2001 voor 112 miljoen euro aan agrarische produceren naar Tsjechië.
In de veehouderij is de rundveehouderij het belangrijkst. Daarnaast komen varkens- en pluimveehouderij op grote schaal voor. In 2001 daalde de productie in de veeteelt door gevallen van BSE op Tsjechische bodem. De vraag op de binnenlandse markt nam sterk af evenals de rundveestapel. Het aantal varkens nam juist sterk toe en ook de omzet in de pluimveesector steeg.
De bosbouw is een belangrijke bron van inkomsten. Ondanks dit beperkte aandeel is de houtwinning van belang, want het vormt de basis voor de houtbewerkingindustrie.
In 2000 waren er ca. 32.000 personen werkzaam in de bosbouw, 0,7% van de totale beroepsbevolking. Van alle Tsjechische bossen wordt meer dan driekwart gebruikt voor de bosbouw. De staat is met meer dan 50% de grootste eigenaar van de bossen, en gemeentes, bedrijven en particulieren bezitten de overige bossen.
De houtvoorraad neemt nog jaarlijks toe en bedroeg in 2000 630 miljoen kubieke meter. In 2000 werd er voor 2,8 miljoen kubieke meter aan hout geëxporteerd, waarvan 90% naar de Europese Unie. De Tsjechische bossen hebben erg te lijden onder de zure regen, die grotendeels veroorzaakt wordt door de Tsjechische industrie en door elektriciteitscentrales die nog veel gebruik maken van steenkool en bruinkool als brandstof. Op dit moment is een kwart van de bossen aangetast of afgestorven.
Kenmerken van de bevolking
Tsjechië heeft zo’n 10,3 miljoen inwoners. De bevolking bestaat voor 81% uit Tsjechen, 13% uit Moraviërs en 3% uit Slowaken, terwijl het land nog een aantal etnische minderheden telt, namelijk Duitsers, Polen, Hongaren. Geen van deze drie bevolkingsgroepen maken meer dan 0,5% van de bevolking uit. Een andere minderheid in de Tsjechische Republiek zijn de zigeuners of Roma. Deze bevolkingsgroep heeft veel te verduren van discriminatie en vooroordelen, waardoor maar 0,3% van deze bevolking zich tot deze groep rekent. Het aantal Roma moet echter veel groter zijn, schattingen variëren van 2,4 tot 2,9%. Onder druk van de Europese Commissie probeert de Tsjechische regering de situatie te verbeteren. De huidige bevolkingssamenstelling van Tsjechië is het resultaat van veranderingen na 1945. In 1930 leefden er nog 3,3 miljoen Duitsers en meer dan 200.000 joden in het land. Nu vormen de Duitsers nog maar 0,4% van het totale inwoneraantal en ook van de joden is nog maar een heel klein deel over. Ook de overige minderheidsgroepen zijn na de oorlog flink in aantal afgenomen.
De bevolkingsgroei is in de periode 1985-1995 tot nul gedaalt. Tussen 1990 en 2001 daalde het bevolkingsaantal van 10,34 miljoen naar 10,26 miljoen. De belangrijkste reden dat het bevolkingsaantal terugloopt, is dat het aantal geboortes sterker daalt dan het aantal sterfgevallen. Het aantal geboren kinderen per 1000 inwoners daalde van 12,6 in 1990 naar 8,8 in 2001. Het sterftecijfer daalde van 12,5 per 1000 inwoners naar 10,5 in 2001. De verwachting is dat de bevolking tussen 2001 en 2005 met 0,13% zal afnemen. Ook de levensverwachting bij geboorte stijgt niet verder en is een van de laagste in Europa, 71 jaar voor mannen en 77,8 jaar voor vrouwen.
Ongeveer 20% van de bevolking woont in de vijf grootste steden en 34,6% woont in steden met meer dan 50.000 inwoners. Een kwart van de bevolking woont in kleine dorpen en steden van 2000 tot 5000 inwoners. De landelijke bevolkingsdichtheid is ca. 130 personen per km2. De grootste bevolkingsdichtheid is te vinden in de industriële gebieden van Noord-Bohemen, de laagste langs de grens van Zuid-Bohemen.
Kenmerken waarmee de cultuur van het gebied is aan te duiden
Godsdienst: De belangrijkste kerk is de Rooms-Katholieke Kerk, een derde van de bevolking behoort hiertoe. een klein aantal is protestants. Vervolgens is er de Orthodoxe Kerk van Tsjechoslowakije en de Grieks-Katholieke Kerk. Iets minder dan de helft hangt geen religie aan.
Bij de traditionele gebruiken van de Tsjechen treedt een vermenging op van christelijke en heidense overleveringen. Pasen is bijvoorbeeld een feest waarbij zo\'n oude traditie nog steeds in ere wordt gehouden. Behalve de kleurig beschilderde eieren die overal in de winkels en in de stalletjes op straat te koop zijn, hangen op veel plaatsen lange twijgen waaraan lintjes bevestigd zijn. De twijgen zijn stevig in elkaar gevlochten tot een soort rijzweepje. Enkele weken voor de paasdagen kunt u op straat talloze mannen met deze zweepjes zien lopen.
Op tweede paasdag wordt duidelijk wat de bedoeling van dit voorwerp is: jongens en mannen gaan dan naar het huis van hun geliefde en als deze de deur opent wordt zij met het zweepje op haar kont geslagen. Als beloning voor deze \'afstraffing\' ontvangt de man fraai versierde eieren. De twijgen en de eieren symboliseren de vruchtbaarheid en zijn ook duidelijk een motief van het voorjaar en het nieuwe leven. Deze voor ons toch wel vreemde traditie is in Tsjechië nog springlevend.
Sinterklaas viert men ook, maar in tegenstelling tot Nederland speelt de consumptie nauwelijks een rol. Daardoor heeft het feest hier meer dan bij ons zijn oorspronkelijke karakter behouden. Het wordt gevierd op 6 december, de naamdag van St. Nicolaas. Net als bij ons wordt de goedheiligman begeleid door een zwarte piet, die echter niet de grappige lolbroek uithangt zoals wij hem kennen. Hier moet de zwartgemaakte figuur, gehuld in een lang wit kleed, de duivel voorstellen en angst inboezemen.
Taal: het Tsjechisch dat wordt gesproken in Bohemen en Moravië, en het Slowaaks zijn twee aparte talen. Opgemerkt moet worden dat Moravië in zekere zin een overgangsgebied is van de twee talen. Tsjechisch en Slowaaks behoren met het Pools tot de Westslavische taalgroep, zodat er een sterke onderlinge verwantschap bestaat. Het Slowaaks is eigenlijk pas in het begin van de vorige eeuw als cultuurtaal naast het Tsjechisch opgekomen en is lange tijd door Tsjechen en Hongaren niet als officiële taal erkend. Het gevolg is een sterk taalpatriottisme onder de Slowaakse bevolking.
De verwantschap met het Pools komt vooral in het Slowaaks naar voren, waarvan de noordelijke dialecten het Pools dicht naderen. Het Slowaaks kan ook als centrale Slavische taal gekenmerkt worden, aangezien het een overgang vormt tussen Tsjechisch. Pools. Oostslavisch (Russisch. Oekraïens) en zelfs Zuidslavisch (Sloweens en Servokroatischl. Dit is begrijpelijk\' aangezien de landen waarin West- en Zuidslavisch werd gesproken tot de 10e eeuw een aaneengesloten gebied vormden; de Hongaren dreven daarna een wig in het Slavische bolwerk.
Opvallend aan het Tsjechisch en het Slowaaks is het gebruik van veel medeklinkers achter elkaar. Voor ons zijn woorden die alleen uit medeklinkers bestaan meestal onuitspreekbaar, maar Tsjechen en Slowaken kennen dit probleem niet omdat zij er een klinker tussen plaatsen.
Bij een bezoek aan Praag wordt duidelijk dat veel mensen redelijk tot goed Duits of Engels spreken. De oudere bevolking is veelal nog tweetalig (Duits en Tsjechisch) opgevoed. De jongere generatie spreekt vaak wat Engels en heeft als belangrijkste buitenlandse taal Russisch geleerd. De ervaring leert dat het beter is om iemand eerst in het Engels aan te spreken, alvorens misschien noodzakelijkerwijze in het Duits verder te gaan. Buiten Praag is het al een stuk moeilijker om mensen te vinden die een Westeuropese taal spreken.
Etnische samenstelling van de bevolking:
Van 1948 tot 1989 was de voormalige Republiek Tsjechoslowakije een communistische staat met een eenpartij-systeem. Sinds de val van het communistische regime in 1989 besloten de Tsjechen en Slowaken om alleen verder te gaan, na 71 jaar samen een staat te zijn. De Tsjechische Republiek startte officieel op 1 januari 1993 als een onafhankelijke staat.Volgens de Grondwet van 1993 is Tsjechië een parlementaire republiek met als staatshoofd een president die voor de duur van 5 jaar, met een maximum van twee periodes, door beide Kamers wordt gekozen. De uitvoerende macht berust bij de regering, die wordt aangevoerd door de minister-president, dus de macht van het staatshoofd is relatief beperkt. De president mag zijn veto uitspreken over wetsvoorstellen en mag na verkiezingen de beoogde premier voordragen. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor de benoeming van ministers en de voorzitter van de Centrale Bank en heeft de bevoegdheid tot het verlenen van gratie.
De wetgevende macht berust bij het parlement dat uit twee kamers bestaat: het Huis van Afgevaardigden (Poslanecká snemovna) met 200, een keer in de vier jaar via algemene verkiezingen gekozen leden, en de Senaat met 81 leden, waarvan elke twee jaar steeds een derde in directe verkiezingen wordt gekozen. Senatoren worden gekozen voor een periode van zes jaar.
Algemeen kiesrecht is er voor alle Tsjechen vanaf 18 jaar. Er bestaat voor politieke partijen een kiesdrempel van 5%.
De grondwet benadrukt de onafhankelijkheid van het gerechtelijke apparaat. Het Constitutioneel Hof is de hoogste autoriteit in grondwettelijke zaken en bestaat uit 15 rechters die op voordracht van het parlement door de president worden benoemd.
Onderwijs:
Het onderwijs in Tsjechië heeft een best hoog niveau en wordt voor een groot deel gefinancierd door de overheid. Na de val van het communisme zijn veel privé-scholen bestuurd door kerken. Ook gaan er sinds die tijd steeds minder leerlingen naar het beroepsonderwijs, terwijl steeds meer leerlingen naar het hoger onderwijs gaan.
Bijna 90% van alle kinderen tussen de drie en zes jaar bezoekt de “kindergarten”. Vanaf zes jaar volgen kinderen basisonderwijs van groep een tot en met vijf. Daarna volgt het secundaire basisonderwijs van groep zes tot en met negen. De meeste kinderen vervolgen hun onderwijs op een school voor hoger secundair onderwijs, dat is verdeeld in drie richtingen.
1) de gymnasia, die een algemene opleiding geven die voorbereidt op universitair onderwijs. Verder is er nog beroepsonderwijs en zijn er technische opleidingen die drie en vierjarige opleidingen geven.
Universiteiten geven vijf- of zesjarige opleidingen. De Praagse Karels Universiteit werd gesticht in 1348 en was de eeerste universiteit in Europa ten noorden van de Alpen en ten oosten van Frankrijk. Jaarlijks heeft deze universiteit ca. 27.000 studenten en ca. 3500 leraren en professoren.
Sinds 1990 ontstonden er veel privé-scholen, met name in het middelbaar onderwijs. In het schooljaar 1998/1999 bezochten ca. 1,2 miljoen kinderen het basisonderwijs, ca. 450.000 kinderen de verschillende typen van middelbaar onderwijs en ca. 236.000 studenten volgden hoger onderwijs.
10 puntenplan van Tsjechie
5.7
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
ik heb eigenlijk een vraagje waar heb jij deze informatie vandaan.. ik zou graag de bron vermelding willen weten.
groetjes hedwig
20 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
dit bericht is gekopieeert en geplakt van internet. ik heb nog gezien.
14 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
Hongarije is niet een buurland van Tsjechië maar van Slowakije ( Hongarije ligt onder Slowakije ) maar wel mooi gemaakt. : )
10 jaar geleden
Antwoorden