Hoofdvraag Hoe zijn de zes belangrijkste Nederlandse landschappen ingericht en hoe is dat te verklaren? Deelvragen Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Waar is het landschap te vinden? Inleiding Nederland is een land dat bestaat uit verschillende soorten landschappen. Al deze landschappen hebben hun eigen kenmerken en geschiedenis. Menselijke en natuurlijke factoren hebben meegespeeld in het ontstaan van deze landschappen. De mens heeft deze landschappen dus deels gevormd. Dit komt vooral door de eeuwige strijd van de Nederlanders tegen het water. Dat maakt deze landschappen zo interessant. Ik heb vier algemene deelvragen, die ik op elk van de zes landschappen ga toepassen. Om te beginnen, de zes landschappen in Nederland zijn het: - zandlandschap - hoogveenlandschap - laagveenlandschap - zeekleilandschap - rivierkleilandschap - lösslandschap Het zandlandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Het zandlandschap is te verdelen in twee soorten: het stuwwallandschap en het dekzandlandschap.
Ongeveer 200.000 jaar geleden begon de koudste ijstijd, het Saalien. Het stuwwallandschap bestaat uit grof zand en grind. Die materialen zijn daar, tijdens het begin van het ijstijdvak, door de grote rivieren gekomen. Het ijs kwam in beweging. Het ijsfront viel uiteen in een aantal ijstongen. Met een snelheid van ongeveer 5 tot 10 kilometer per jaar bewoog het ruim 200 meter dikke ijs naar het zuiden. Door de hoge snelheid en het enorme gewicht werden er dalen uitgediept. De grond werd aan de zijkanten en voorzijde opgestuwd tot enorme stuwwallen. Het stuwwallandschap is niet los te zien van het dekzandlandschap. Aan het eind van de ijstijden werd het dekzand door de wind over het stuwwallandschap geblazen. Aangezien de wind meestal vanuit het noordwesten blies, ligt er veel dekzand aan de oostkant van de stuwwal.
Zandlandschappen hebben, vergeleken met klei- en veenlandschappen, veel meer reliëf.
Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? De mens heeft bomen geplant op het zandlandschap, dus de menselijke factor is bebossing.
Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Het landschap is van heuvelachtige zandgrond. Het regenwater zakt er diep in weg, dus het stuwwallandschap is te droog voor akkerbouw. Op het dekzandlandschap kan je wel aan akkerbouw doen, omdat het fijne dekzand het regenwater beter vast houdt.
Waar is het landschap te vinden? Het stuwwallandschap is onder andere te vinden in Drenthe (Hondsrug), in Overijssel (Lemelerberg en Sallandse Heuvelrug) en in Utrecht (Utrechtse Heuvelrug). Het dekzandlandschap is overal in Nederland te vinden, omdat zand zich makkelijk verspreidt. Het hoogveenlandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Veen bestaat, in tegenstelling tot zand, klei en löss, niet uit korrels maar uit plantenresten. Veengrond is gevormd in een moeras. In de noordelijke helft van Nederland heeft het landijs keileem bedekt met dekzand achtergelaten. Door die keileemlaag kon het water slecht wegzakken. Daardoor vormden op het iets hoger liggende land drassige gebieden met moerasplanten. Dode planten hebben het moeras opgevuld met een laag halfverrotte resten. Die resten waren erg vruchtbaar en hier zijn mossen en andere planten op gaan groeien. Daarom liggen de hoogveenlandschappen ook boven het NAP. In de 17e eeuw liet men een kanaal graven dat twee functies had. Ten eerste kon het water uit het veenlandschap dan weglopen waardoor het veen droog kwam te liggen. Daaruit werden turven met de hand gestoken. De tweede functie van het kanaal had hiermee te maken: turfschepen voeren de turf naar Groningen. Op den duur werd bijna al het veen afgegraven waardoor de onderliggende zandgrond weer aan de oppervlakte kwam te liggen. De veenresten van slechte kwaliteit bleven liggen, die mengde zich met de zandgrond. Zo ontstond goede landbouwgrond, ook wel dalgrond genoemd. Daar werden grote boerenbedrijven gesticht, en de dalgrond werd en wordt gebruikt voor akkerbouw. Veen werkt als een spons. Het houdt water vast. Veengrond is dus een drassige grond, die geen water meer opneemt als je de grond te veel laat uitdrogen. De plantenresten leveren voldoende voedsel voor nieuwe planten. Veen is dus een vruchtbare grondsoort.
Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? De mens heeft kanalen gegraven en het landschap grotendeels gebruikt voor turfwinning. Daarvoor hebben ze eerst de grond verbeterd, door het te vermengen met dekzand.
Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Het hoogveenlandschap is nog steeds erg vruchtbaar en het landschap wordt nu dan nog steeds gebruikt voor akkerbouw.
Waar is het landschap te vinden? De meeste hoogveenlandschappen zijn te vinden in Noord-Nederland en dan met name in Friesland, Groningen, Drente en in een klein deel van Overijssel. Daar zijn dan ook hoogveenkoloniën en kanaaldorpen. Het laagveenlandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? In het Holoceen begon de temperatuur te stijgen waardoor het ijs smolt. Hierdoor steeg de zeespiegel waardoor het gebied achter de strandwallen, het waddengebied, door zee en rivieren steeds werd opgevuld met wissellende combinaties van zand en klei, de zeeklei. Een hele tijd later nam de zeespiegelstijging weer af. De zeeklei was nu zo hoog geworden dat het droog kwam te liggen. Daardoor konden er oeverplanten op gaan groeien. Net als bij het hoogveenlandschap, werden de plantenresten in elkaar geperst. Zo ontstond het laagveenlandschap. Voordat men het veenlandschap kon gebruiken moest men het eerst inpolderen. Er werden dijken aangelegd en heel veel sloten gegraven. Met windmolens maalde men het water uit de sloten weg. De grond werd daar heel erg stevig van en er begon gras op te groeien. Er konden nu koeien op grazen. De grond was niet sterk genoeg om er huizen te bouwen en wegen aan te leggen, dus men bouwde die dingen langs de dijken. Zo ontstond er daar een langgerekte bebouwing. Omdat men vroeger turf gewonnen heeft zijn er smalle stroken water in afwisseling met smalle stroken land. Men baggerde lange geulen uit en de veenbagger gooiden ze op de oever, waarna ze daarna aan de andere kant van de bagger op de oever een nieuwe geul begonnen. Dit leidde tot smalle stroken water en soms tot grote plassen.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
C.
C.
hartelijk bedankt voor dit werkstuk!!!
20 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
ik ga je kapot slaan
7 jaar geleden
M.
M.
SORRY PLS SORRY
7 jaar geleden
J.
J.
hallo, ik wil even zeggen dat ik heel veel aan het verslag gehad heb. maker: bedankt.
-xxx- judy
18 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
hee! ik vind het een hartstikke goed werkstuk, alleen mis ik een beetje het duin landschap...
voor de rest is alles perfect!
xxxx
14 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
bedankt voor de verslag! ik heb er veel van geleerd toppiee Gwn!
(Y) xx Aminaa..!!
14 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
ik moest een casusopdracht maken, en het stukje over je veenlandschappen was verbazingwekkend bruikbaar. De grote hoofdlijnen heb je zeker te pakken.
13 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
ik waardeer dit werkstuk erg zeer !
10 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
Er staat volgens mij een foutje in... Bij het rivierkleilandschap staat dat dichtbij de rivier het klei werd afgezet en dat daardoor de zandige oeverwallen ontstonden. Ik denk dat je het zand bedoelt. Want daarna staat nog een keer: 'omdat klei lichter is dan zand kwam het klei veel lager te liggen'.
9 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
IK HEB DIT WERKSTUK GEKOPIEERD EN IK HEB EEN 2
7 jaar geleden
Antwoorden