De geschiedenis De toverlantaarn: Het eerste dat een beetje op onze filmcamera leek, was de toverlantaarn. De toverlantaarn is eigenlijk een lamp met een lens. Door de lens wordt de lichtbundel van de lamp uitvergroot. Als je dan voor de lens een beschilderd glazen plaatje schoof, werd het plaatje dus uitvergroot en op een stuk witte muur of lap geprojecteerd. Dia- en filmprojectors werken ook zo. Er was eigenlijk maar één nadeel aan de toverlantaarn: de plaatjes konden niet bewegen. Daarom zochten allerlei uitvinders naar manieren om bewegende beelden te maken. Dat lukte eindelijk toen werd ontdekt dat onze ogen niet zo snel zijn. Ze hebben tijd nodig om een beeld te verwerken. Als onze ogen dus heel snel een heleboel beelden te zien krijgt, zien ze het verschil tussen die beelden niet meer en smelten ze het tot een bewegend plaatje.
Het levenrad: De eerste ‘beweegmachine’ was ‘het levenrad’ uit 1832. Het was een ronde schijf met gleuven. Tussen die gleuven werd een tekeningetje gemaakt, bijvoorbeeld van een rennend poppetje. Elk tekeningetje in elke gleuf was een net ietsje anders dan die ervoor. Om dan beweging erin te zien moest je het levenrad voor een spiegel houden en door de gaatjes kijken terwijl je het levenrad heel hard ronddraait. In de spiegel zie je dan een plaatje bewegen. Eigenlijk ziet je oog steeds maar 1 plaatje, maar doordat het zo snel gaat smelt het weer samen tot een beweging. Het levenrad heet ook wel ‘de phenakistiscoop’ wat betekent: ‘als je me aankijkt, houd ik je voor de gek’.
Mutoscoop en kinetoscoop. in 1866 kwam de mutoscoop. De tekeningetjes zaten daar op een rol. Door te draaien flitsen al die plaatjes snel langs een kijkgat. De mutoscoop werd weer overtroffen door de kinetoscoop van de Amerikaanse uitvinder Thomas Alva Edison. Hij maakte een soort grote kast waarin de plaatjes op een lange strook papier zaten. Met een zwengel (later ging dit elektrisch) werd de papierstrook bewogen, waardoor de plaatjes langs een kijkgat flitsen. Het voordeel van de kinetoscoop is dat het ‘filmpje’ langer duurde, omdat er zoveel plaatjes op de papieren strook konden. Toch duurden deze filmpjes niet langer dan één minuut.
In alle machines die hiervoor zijn beschreven zijn de plaatjes getekend. Nu komen de filmpjes met foto’s.
De eerste fotofilmpjes: Een Franse wetenschapper verzon in 1874 een manier om gefotografeerde plaatjes in filmpjes te gebruiken. De fotografie was al in 1820 uitgevonden, maar de fotocamera’s waren nog groot en moeilijk te bedienen. De Fransman Marey wilde weten hoe een vogel vliegt. Als hij maar genoeg foto’s had zou hij ze in een wondertrommel of praxinoscoop kunnen bekijken. Daarom bouwde hij een geweer om tot fotocamera. In plaats van kogels deed hij fotomateriaal in de cilinder. In de loop van het geweer zaten lenzen. Zo kon hij met de snelheid van het geweer 12 foto’s ‘schieten’.
In 1872, Amerika deed bijna tegelijkertijd ene meneer Muybridge ongeveer hetzelfde met 30 fotocamera’s op een rij. Muybridge wou weten hoe een paard galoppeerde en dat bestuderen. De camera’s waren verbonden met draden die over de grond waren gespannen. Bij de aanraking van een draad maakte de camera die daar aan vastzit een foto. Door een paard over de draden te laten galopperen kreeg Muybridge 30 opeenvolgende foto’s over hoe een paard galoppeert.
Fred Ott’s sneeze
Uit de combinatie van de beweegmachines en foto’s ontstond de echte film. Film is eigenlijk niet meer dan een hele reeks foto’s achter elkaar. Een belangrijke uitvinding was de celluloidfilm van George Eastman. Tot die tijd werden de foto’s op glasplaten gemaakt. Maar Eastman maakte een doorzichtige film met een lichtgevoelig laagje die opgerold in een camera past.
Met de gaatjes die langs de randen waren gemaakt kon de film steeds weer een klein stukje verder worden gerold zodat daarmee weer een nieuwe foto gemaakt kon worden.
Thomas Edison (hij heeft ook de gloeilamp uitgevonden) gebruikte de celluloidfilm niet voor in een fotocamera, maar in een filmcamera die hij samen met William Dickson had gemaakt.
In de kinetograaf, zoals ze de camera hadden genoemd, werd de film heel snel langs de lens getrokken. Voor de lens draaide een schijfje met een opening.
Telkens als die opening voor de lens kwam, stond de film heel even stil.
Zo werd er daardoor dus een hele reeks foto’s gemaakt.
De cinematograaf: Mensen konden de filmpjes van Edison en Dickson alleen maar in hun kinetoscoop bekijken. De twee Franse broers Louis en August Lumière wilden de filmpjes ook op een groot scherm zien. Zij vonden de cinematograaf uit: een mengelmoesje tussen de toverlantaarn en de kinetoscoop. De filmcamera was gemaakt.
Tegenwoordig is de filmcamera erg verbetert, ze zijn ook steeds kleiner geworden. je kan zelfs filmpjes opnemen met je mobieltje! Dat ga ik nu even voordoen: doen dan. in een filmcamera kan wel 300 meter film, en daarvan kan je maar 10 minuten film draaien. In de filmcamera van nu kan je twee soorten film doen: de 35 mm film, en de 16 mm film. Het verschil tussen die twee is, dat als je ze op een groot doek projecteert, de 35 mm film veel mooier is dan de 16 mm film, omdat je de 35 mm film minder vaak hoeft uit te vergroten, waardoor het beeld minder korrelig wordt dan bij de 16 mm film
De werking De filmcamera is een fototoestel, dat zo is gemaakt dat het heel snel beelden kan opnemen op een lichtgevoelige film. Die film is aan de randen geperforeerd zodat een getande transportrol hem goed naar het filmkanaal kan sturen. In het filmkanaal wordt de film beeld voor beeld getransporteerd. Hiervoor wordt bij bijna alle filmcamera\'s een grijpersysteem gebruikt. Het lenzenstelsel projecteert een beeldje in het beeldvenster. Tijdens het verschuiven van de film wordt de lichtbundel afgesloten door de vlinder.
De relatie met het milieu: De relatie met het milieu is best goed, omdat veel onderdelen van de filmcamera gerecycled kunnen worden, zoals de lens en alle metalen onderdelen.
De relatie met de samenleving: De relatie met de samenleving is goed. De filmcamera zorgt voor veel vermaak, omdat er anders niets opgenomen kan worden, en dan kunnen er ook geen films of tv-programma’s gemaakt worden. Ook kunnen we, door amateurfilmpjes van vroeger, veel meer te weten komen over toen. Er zijn wel een paar nadelen: veel mensen zeggen dat veel kinderen en ook ouderen, te weinig beweging krijgen door de T.V. . Maar alles wat je op de televisie ziet is opgenomen met een filmcamera, dus de filmcamera is daar dan ook de schuld van. Ook is een nadeel dat een filmcamera erg duur is: de goedkoopste rond de 80.000 euro, en de duurste rond de 200.000 euro.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
wat slim om een geweer om te bouwen tot camera! ik hou mijn spreekbeurt over de film en zo kwam ik hier terecht. wist je dat je minstens 18 foto's per seconde moet projecteren om een vloeiende beweging te krijgen, en dat er voor een complete film 2,5 kilometer filmrol nodig is? leuke site is dit trouwens. ga ik zeker wat mee doen zometeen op de middelbare!
12 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
inverband met de basisschool Oeboentoe brede school de kraal en wij hebben een thema licht en geluid en wij willen weten hoe je met een filmcamera werkt en wat je er allemaal nodig bij hebt.
9 jaar geleden
Antwoorden