Massamedia en de Vietnam Oorlog

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 6e klas vwo | 8253 woorden
  • 24 oktober 2001
  • 126 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
126 keer beoordeeld

Inleiding Na de Tweede Wereldoorlog waren de verschillen tussen West (kapitalisten)en Oost (communisten) zeer groot geworden. Dit leidde tot de Koude Oorlog. Ondanks dat deze oorlog nooit is geëscaleerd tot een oorlog met (kern)wapens, speelde er in die oorlog een belangrijke echte oorlog af: de Vietnam Oorlog. De Verenigde Staten bemoeiden zich met deze oorlog uit angst voor het communisme. Uiteindelijk won niemand deze veel te lange oorlog en waren miljoenen mensen omgekomen. Vooral door de grote aandacht van de pers en publiek is er een einde gekomen aan de Vietnam Oorlog. Daaraan heb ik mijn probleemstelling te danken: Is de Vietnam Oorlog eerder aan zijn einde gekomen door de invloed van de massamedia? Op deze vraag is het antwoord eigenlijk al bekend, maar ik zal proberen in mijn werkstuk toch het antwoord naar voren te laten komen. Toch gaat mijn werkstuk niet alleen over die vraagstelling, omdat het dan een vrij kort werkstuk zou worden. Ik heb mijn werkstuk dan ook in 4 hoofdstukken verdeeld: in hoofdstuk 1 leg ik uit wat nou precies massamedia zijn, omdat dit het thema van het werkstuk is. Hoofdstuk 2 gaat over de angst voor het communisme, omdat dat de eigenlijke aanstichter is van de Vietnam Oorlog. Hoofdstuk 3 gaat over de Vietnam Oorlog zelf, en in hoofdstuk 4 komt er een einde aan de oorlog, met informatie over de protesten en de demonstraties. Om informatie te winnen, ben ik naar de bibliotheek in Den Haag gegaan. Daar vond ik een flink aantal boeken over de Vietnam Oorlog, waarvan ik er een aantal mee naar huis heb genomen. Deze waren bijna allen in het Engels, en ook vrij dik, dus ik heb veel tijd besteed aan het doorspitten van die boeken. Ook heb ik informatie van het internet gehaald. De Vietnam Oorlog heb ik altijd interessant gevonden en daarom heb ik de Vietnam Oorlog als onderwerp gekozen. Ik heb er al veel over heb gehoord, ook via films natuurlijk, maar ik heb me er nooit echt in heb verdiept. Dit was een uitstekende gelegenheid, en ik hoop dan ook dat ik er nu wat meer over te weten kom.

Hoofdstuk 1: Massamedia

§ 1: verschillende media

Iedereen heeft in zijn leven te maken met de massamedia. Waar je ook kijkt en wat je ook doet, of het nou indruk op je maakt of niet, massamedia zijn overal. Televisie is waarschijnlijk wel het bekendste massamedium. Bijna iedereen, vooral jongeren, kijkt hier dagelijks naar. Over elk programma en elke film kun je wel een mening vormen, dat geld zeker ook voor reclames. De dag na een uitzending wordt er op school of op het werk over gepraat. Radio, en dus ook muziek, is ook een welbekend massamedium. Iedereen heeft een favoriet liedje, iedereen heeft een mening over muziek. Kranten, tijdschriften, aanplakbiljetten, huis-aan-huis-bladen, folders, tv-gidsen en niet te vergeten boeken zijn ook allemaal informatiebronnen. Ze laten ons dingen lezen die ons interesseren, dingen die wij leuk vinden. We nemen een abonnement op een tijdschrift of krant die voor onze doelgroep geschikt is, en die we prettig vinden om te lezen. Het nieuwste medium is de computer, waar je op floppies en cd-rom?s erg veel informatie kan zetten. Het sterkst groeiende medium van de laatste jaren is zonder twijfel het internet, waar je alles kan doen, chatten, e-mailen, discussiëren, informatie zoeken en noem het maar op. Het internet groeit nog steeds elke dag.

§ 2: beïnvloeding

Je kan op heel veel manieren worden beïnvloed door de massamedia. Rechtstreeks en niet rechtstreeks. Door mensen te indoctrineren, kan je snel je mening opleggen Indoctrinatie is het systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen aan het publiek, waardoor het denkpatroon sterk wordt beïnvloed. Denk hierbij aan Hitler met zijn propaganda. Ook worden we beïnvloed door mensen uit onze omgeving waar we tegen opkijken. Als zij een mening hebben over een bepaald tv-programma of over een film, dan zijn we geneigd die mening over te nemen. Natuurlijk kijk je niet overal naar en lees je niet alles. Dit komt door je persoonlijke smaak, je eigen normen en waarden, je eigen kennis en ervaring. Hoe je over iets denkt, bepaalt waar je naar kijkt of luistert. Als je een bepaalde acteur haat, zal je niet snel naar zijn films kijken en als je allergisch bent voor bloemen, kijk je niet naar een programma over tuinieren. Als de media aan een bepaald onderwerp erg veel aandacht besteden, zoals bijvoorbeeld nu met Máxima, dan krijg je over zulk soort onderwerpen al snel een mening. ?Wat een dom wicht?, of ?wat een leuk meisje?. Dit komt ook voor in de politiek. Als de media ergens veel aandacht aan besteden, is er kans dat dit op de politieke agenda terechtkomt.

§ 3: de media in de jaren ?60 en ?70

In de jaren ?60 en ?70 was er een grote opkomst van de media. Dit kwam door de nieuwe technologische ontwikkelingen, waardoor voorheen dure dingen als de radio en de televisie goedkoper werden en iedereen ze kon betalen. Er kwam een betere infrastructuur, waardoor het communiceren met elkaar makkelijker werd. Vrijwel iedereen had in die tijd een radio, en anders kon er naar muziek geluisterd worden via jukeboxen in cafés. Er waren veel protestsongs, waarvan de teksten erg belangrijk waren. Televisie was er toen nog niet bij iedereen, en er werd veel bij elkaar (in de straat bijvoorbeeld) gekeken. Door de televisie zagen veel jongeren dat er mensen waren met dezelfde mening als zij, en dat was een steun voor hen. Veel jongeren vonden dat de generatie voor hen gefaald had, door de vele fouten die er in de Tweede Wereldoorlog waren gemaakt. De jongeren vonden dat zoiets nooit meer mocht gebeuren en namen vrede als uitgangspunt. Er werden ook vredesorganisaties opgericht. Daarom was er ook zoveel protest tegen de oorlog in Vietnam, maar daarover straks in een volgend hoofdstuk meer.

Hoofdstuk 2: Angst voor het communisme

In dit hoofdstuk bespreek ik de Koude Oorlog, maar ga ik nog niet in op de Vietnam Oorlog. Deze wordt dan ook nergens in dit hoofdstuk vermeld.

§ 1: het begin van de Koude Oorlog

De Koude Oorlog begon na de Tweede Wereldoorlog en eindigde pas in 1989. Je zou dus kunnen zeggen dat de ene oorlog de oorzaak was van de ander. Ook al is de Koude Oorlog nooit uitgegroeid tot een ?echte? oorlog, toch leefde men vaak in angst, omdat beide landen tussen wie de Koude Oorlog ging, de Verenigde Staten (VS) en de Sovjet Unie (SU), elkaar steeds probeerden af te troeven op welk gebied ook mogelijk. Zo ook dus wapens, en het waren die (kern)wapens waarvoor de mensen de meeste angst hadden.

Zowel de VS als de SU wilden niet deelnemen aan WOII, maar omdat zij beide aangevallen werden moesten ze zich wel mengen in de strijd. De SU werd in de zomer van 1941 aangevallen door Duitsland, ondanks een niet-aanvalsverdrag. De VS zou later dat jaar aangevallen worden door Japan, die de haven Pearl Harbor grotendeels vernietigde. Toen Duitsland de oorlog verloren had moest Europa weer worden opgebouwd. Omdat de VS en de SU de grote overwinnaars waren, zouden zij daar veel mee te maken krijgen. De SU had een groot deel van Oost-Europa bezet na WOII, de geallieerden hadden de rest bevrijd. Zodoende kwam er een scheidingslijn (demarcatielijn) dwars door Europa, met aan de ene kant de SU en aan de andere kant de VS. Tijdens de conferentie van Potsdam in de zomer van 1945, werden er een aantal punten vastgesteld door de 3 grote leiders: Attlee van Groot-Brittannië, Truman uit de VS en Stalin uit de SU. Zo zou Duitsland in vieren gedeeld worden (met een vierde deel voor Frankrijk), er zou denazificatie komen en Duitsland zou herstelbetalingen moeten doen. Maar het Westen en het Oosten zouden verschillende punten anders interpreteren. In 1946 besloot Truman dat hij niet langer met de SU wilde samenwerking, en vanaf dat jaar was en geen bondgenootschap meer, zoals die er in de Tweede Wereldoorlog nog wel was geweest.

§ 2: containmentpolitiek

In het voorjaar van 1947 formuleerde president Truman de containmentpolitiek, wat het indammen van het communisme betekende. De containmentpolitiek wordt ook wel de Truman-doctrine genoemd. Truman was hiertoe gekomen door de situatie in Griekenland, waar de Engelsen de conservatieve regering hielpen tegen de communisten. In 1947 riepen de Engelsen, die hun steun niet langer konden betalen, de hulp in van Amerika, die hen toen financieel steunde. Truman zei in de vergadering van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat op 12 maart 1947: ?Op dit moment in de wereldgeschiedenis moet bijna iedere natie kiezen tussen verschillende levenswijzen. Die keuze is vaak geen vrije keuze. De ene levenswijze is gebaseerd op de wil van de meerderheid? De tweede levenswijze is gebaseerd op de wil van een minderheid, die zijn wil vervolgens met geweld aan de meerderheid oplegt. Deze levenswijze berust op terreur en onderdrukking, op een gecontroleerde pers en radio, op gemanipuleerde verkiezingen, en op aantasting van de persoonlijke vrijheid. Ik geloof dat het de politiek van de Verenigde Staten moet zijn om steun te verlenen aan de vrije volken die zich verzetten tegen pogingen tot onderwerping door gewapende minderheden of druk van buitenaf. Ik geloof dat wij vrije volken moeten bijstaan in het bestemmen van hun eigen lot op hun eigen manier.? Om verder te helpen werd de Marshallhulp bedacht, een economisch hulpprogramma voor Europa. Stalin en de communistische landen, op Joegoslavië na, wilden geen hulp uit het Westen en zagen het als economisch imperialisme? Het Congres in Amerika keurde het plan goed na de communistische staatsgreep in Praag. De containmentpolitiek en het Marshallplan droegen beide hun steentje bij tot het verscherpen van de tegenstellingen tussen Oost en West.

§ 3: de Koreaanse Oorlog

Ook Korea was een soort Duitsland: het had zowel een communistisch als een kapitalistisch deel. Na de Tweede Wereldoorlog was Noord-Korea namelijk bevrijd van de Japanners door de Russen, terwijl Zuid-Korea door de Amerikanen bevrijd was. De 38e breedtegraad was de grens tussen beide gebieden. In 1949 trokken beide grootmachten zich terug. Toen in 1950 Noord-Korea Zuid-Korea aanviel, werd dit door het Westen gezien als deel van Stalins meesterplan om geleidelijk aan de hele wereld te veroveren. (In werkelijkheid ging het slechts om een strijd tussen lokalen.) Door de Verenigde Naties werd het plan van de VS om troepen te sturen goedgekeurd. Dit kwam doordat de Russische afgevaardigde afwezig was en zodoende zijn veto niet kon uitspreken. Hieruit kan men ook concluderen dat de oorlog in Korea geen deel van een zogenaamd meesterplan van Stalin was. De VN-soldaten waren erg succesvol in Korea, en ze hadden dan ook snel Zuid-Korea bevrijd. Omdat dit zo makkelijk was gegaan, werd besloten om Noord-Korea ook meteen maar te veroveren, en de Noord-Koreanen werden teruggedreven tot aan de Chinese grens. Dat leidde ertoe dat communistisch China zich met de strijd ging bemoeien, en China stuurde een kwart miljoen soldaten naar Korea. Daardoor werden de VN-soldaten teruggedreven naar de 38e breedtegraad, en de oorspronkelijke grens van Noord en Zuid-Korea was weer zoals hij was geweest. In 1953 werd een wapenstilstand gesloten, die er tot op de dag van vandaag nog steeds is. Door de Amerikaanse interventie in Zuid-Korea werd duidelijk dat de VS hadden gekozen voor een wereldwijde containmentpolitiek.

§ 4: de Cuba-crisis

In oktober 1962 bereikte de Koude Oorlog een hoogtepunt, wat ontstaan was uit het dieptepunt van de relatie tussen de VS en de SU. Cuba had tot 1958 goede banden met de VS. Het kreeg geld en steun van de VS om zich te ontwikkelen. De jonge advocaat Fidel Castro was dat meer dan zat en hij kwam in opstand. Door middel van een guerrillaoorlog tegen president Batista kwam hij aan de macht. Amerika boycotte samen met zijn bondgenoten alle producten uit Cuba en ook stopte het met het steunen door middel van geld. Castro nam de Amerikaanse bedrijven over en maakte ze Cubaans. Veel tegenstanders van Castro wilden hun oude Cuba terug en zij kregen steun van de CIA (Central Intelligence Agency). In april 1961 stuurde president Kennedy van Amerika 1000 man, allen Cubaanse ballingen, naar Cuba om daar voor een opstand te zorgen. Dit gebeurde echter niet en het kleine leger werd binnen een paar dagen verslagen op het strand van de Varkensbaai, waar zij geland waren. Castro verbood daarna alle partijen behalve de communistische partij en Cuba zocht steun bij de SU. Er kwam zelfs een vriendschapsverband tussen Rusland en Cuba. Rusland zou producten voor een hogere prijs importeren, als er raketten gebouwd mochten worden op Cuba. Dit vond Castro een goed plan, want als er atoomwapens op zijn eiland zouden zijn, zou Amerika niet snel nog een keer aan proberen te vallen. Chroesjtsjov, de president van de SU, had dit voorgesteld, niet alleen om Cuba te kunnen beschermen tegen een nieuwe invasie, maar ook om zijn eigen nucleair-strategische positie te verbeteren. Er was nog altijd een wapenwedloop met de VS. De Amerikanen ontdekten dat de Russen bezig waren om lanceerinrichtingen voor kernraketten te bouwen.

President Kennedy dacht niet dat de raketten op Cuba de VS bedreigden, maar hij vond wel dat de SU te ver was gegaan. Hij had de Russen al een keer gewaarschuwd geen kernraketten op Cuba te plaatsen. Kennedy moest iets doen, zeker omdat hij al gezichtsverlies had geleden door de eerdere aanval bij de Varkensbaai, en met de bouw van de Berlijnse muur, ook in 1961. Hij heeft nog met het idee gespeeld om een luchtaanval op Cuba uit te voeren, maar besloot dit toch niet te doen, en eerst een vlootblokkade van Cuba uit te proberen. Dit maakte de aanvoer van nog meer Russische wapens onmogelijk. De Russen doorbraken deze blokkade niet, wat maar goed was ook, want als ze dat gedaan hadden, was het waarschijnlijk geen Koude Oorlog meer geweest en was het zeker tot vechten gekomen. Maar in plaats daarvan keerden de Russische schepen weer terug naar Rusland en bleven alleen de raketten op Cuba over. Amerika beloofde in het geheim om hun raketten uit Turkije te halen, en Rusland deed daarna hetzelfde met hun raketten op Cuba. De Cuba-crisis was toch nog goed afgelopen. Zowel Kennedy als Chroesjtsjov waren geschrokken van de mogelijke nucleaire acties en ze stelden een hotline in werking, een directe verbinding tussen het Witte Huis en het Kremlin. Een betere samenwerking in de toekomst zouden een nieuwe Cuba-crisis vermijden.

§ 5: het einde van de Koude Oorlog

Door de Cuba-crisis wilden de VS en de SU de Koude Oorlog op een lager pitje zetten. Niet alleen de bovenstaande hotline hielp daar aan mee. In 1963, drie maanden na een vredelievende speech van Kennedy, kwam er een Test Ban Treaty. Hierin beloofden de VS en de SU dat ze geen atoomproeven meer zouden houden in de atmosfeer of onder water. Een paar jaar en vele onderhandelingen later kwam er in 1968 het Non Proliferatie Verdrag. Hierin werd afgesproken dat de kernmogendheden hun nucleaire technologie niet aan derden zouden geven, en de niet-kernmogendheden beloofden zelf geen kernwapens te zullen gaan maken. In 1972 kwam er een nieuw akkoord tussen de VS en de SU. Dit was het SALT-akkoord (Strategic Arms Limitation Talks) waarin werd afgesproken dat er geen anti-raket-raketten gebouwd zouden worden. Er werden in Moskou ook nog wat andere akkoordjes gesloten. Het hoogtepunt van de ?ontspanningspolitiek? was het slotakkoord van de conferentie voor Europese samenwerking en veiligheid, op 1 augustus 1975 in Helsinki. De VS en West-Duitsland erkenden Oost-Duitsland, waardoor de SU zijn positie eindelijk als erkend zag. In ruil daarvoor beloofde SU te zullen zorgen voor betere mensenrechten achter het IJzeren Gordijn. In 1980 komt in Amerika Ronald Reagan aan de macht. Reagan was erg anticommunistisch toen hij aan de macht kwam. Hij wilde de SU economisch kapot maken, wat hij wilde bereiken door een wapenwedloop. Als de VS nieuwe wapens zouden maken, dan moest de SU dit ook doen, en nieuwe wapens kosten veel geld. Reagan kwam met het SDI, het Strategic Defence Initiave. Dit was een gecompliceerd en erg duur defensiesysteem tegen ballistische raketten, wat in de ruimte gebouwd zou worden. Dit project werd al snel Star Wars genoemd, naar de populaire film van George Lucas. Rusland reageerde panisch omdat ze erg bang waren dat ze de Amerikanen niet meer konden volgen in de wapenwedloop. De spanningen liepen weer op tussen Oost en West. De Russen waren bang dat Amerika van plan was aan te vallen. De Russen gaven ontzettend veel geld uit, wat hen economisch de das om deed. In 1985 kwam Gorbatsjov in de SU aan de macht. Gorbatsjov werkte vroeger bij de KGB, de Russische geheime dienst, waardoor hij wist hoe Rusland er werkelijk voorstond, en niet zoals Rusland het naar buiten bracht. Ook werd hij belast met de gevallen economie. Gorbatsjov wilde verandering en de twee termen die hij daarvoor gebruikte zijn beroemd geworden. Glasnost betekent vrijheid, openheid, wat dus inhield dat men mocht schrijven en zeggen wat men wilde. Perestrojka is hervorming, verandering. Het huidige SU systeem moest veranderen. In november 1985 ontmoetten Reagan en Gorbatsjov elkaar voor het eerst, in Genève. Voorheen had Reagan de SU nog de bron van al het kwaad in de wereld genoemd. Maar hij kwam er achter dat Gorbatsjov goede bedoelingen had en de besprekingen verliepen dan ook in een goede sfeer. Beiden mochten elkaar. Een jaar later, in Reykjavík, was de tweede ontmoeting. Gorbatsjov stelde voor om de wapenwedloop op een laag pitje te zetten, en Reagan doet daar zelfs nog een schepje bovenop. Maar ze krijgen ruzie over het SDI, en er werd niets afgesproken. Toch werd door deze conferentie duidelijk dat beide grootmachten bereid waren te praten over ontwapening. Daarover komt er toch een akkoord, het INF-akkoord. Er werd nu niet alleen gestopt met het maken van kernwapens, er werden ook kernwapens vernietigd. De VS controleerden de SU en de SU controleerde de VS. In de jaren die volgden kwam Gorbatsjov met nog meer verrassingen. Zo trok hij troepen terug uit Oost-Europa, en maakte hij een einde aan de Brezjnev-doctrine. Deze hield in dat de Russen militair mochten ingrijpen als het communisme ergens in Oost-Europa werd bedreigd. Het Sovjetimperium stortte langzaam maar zeker in. In 1989 viel de Berlijnse muur, het meest gehate symbool van de Koude Oorlog. Duitsland werd lid van de NAVO (met de voorwaarde van Gorbatsjov dat het leger beperkt bleef en er geen NAVO-troepen in de DDR zouden legeren), en het Warschaupact werd in 1991 opgeheven. In december 1989 kwamen Gorbatsjov en de nieuwe leider van de VS, Bush (sr.) bijeen op Malta. Daar lieten zij de wereld weten dat de Koude Oorlog eindelijk voorbij was. Hoofdstuk 3: de Vietnam Oorlog tot 1968 § 1 : de voorgeschiedenis

In 1893 had Frankrijk Indo-China, bestaande uit Cambodja, Laos en Vietnam, veroverd. In 1927 werd de Vietnamese Nationalistische Partij opgericht, waar de Fransen tegen waren. In 1930 kwam het dan ook tot een opstand, die onderdrukt werd. In de Tweede Wereldoorlog werd Indo-China bezet door Japan. Nationalistische groepen bundelden hun krachten in de Vietminh, die anti-Frans en anti-Japans was. In 1945 verklaart Ho Chi Minh, de oprichter van de Vietminh, Vietnam onafhankelijk. Frankrijk erkende de republiek, maar wilde wel de rest van Indo-China onder hun invloed houden, en er werden troepen gestuurd. Deze kregen moeilijkheden met de Vietminh, en er ontstond een dekolonisatie oorlog, die pleitte voor nationale onafhankelijkheid en het weer herenigen van een door de kolonisten verdeeld land. Hierdoor gaf de bevolking steun aan de Vietminh. Dit was vooral te danken aan Ho Chi Minh, omdat hij het vertrouwen van het volk wist te behouden, ondanks de constante dreiging van de Fransen. Toch erkennen de Fransen Vietnam in 1949, en de Elysée Agreement wordt afgesloten. Frankrijk behoudt wel de controle van defensie en financiën in Vietnam. In 1950 verklaart Ho Chi Minh dat de Democratische Republiek van Vietnam de enige legale overheid is. Dit wordt geaccepteerd door de Sovjet Unie en China. China levert ook moderne wapens aan de Vietminh.

§ 2: Amerika komt te hulp

In 1950 denken de Fransen het niet meer aan te kunnen en ze schakelen de Verenigde Staten in. Deze zijn bereid militaire hulp te bieden, omdat het niet ging om een koloniale oorlog, maar om de strijd tussen het vrije Westen en het communisme. President Truman maakt op 26 juli bekend dat er 15 miljoen dollar beschikbaar is om de Fransen te helpen met hun oorlog in Indo-China. Er worden 35 man gestuurd als adviseurs voor het gebruik van Amerikaanse wapens. In vier jaar tijd, van 1950 tot 1954, heeft Amerika voor 2,6 miljard dollar economische en militaire steun aan Frankrijk gegeven. Maar ondanks deze steun wordt de positie van Frankrijk ten opzichte van de Vietminh steeds zwakker. De Fransen vechten niet op eigen grondgebied, en krijgen geen steun van het Vietnamese volk. Steeds meer soldaten hebben geen zin meer om verder te vechten. Ook kreeg Frankrijk in de gaten dat als de oorlog afgelopen zou zijn, ze Vietnam zeker kwijt zouden raken aan de VS. Zeven jaar oorlog was dan voor niets geweest, en men wilde dus zo snel mogelijk een einde maken aan de bloedige oorlog. Er werd een Frans-Amerikaans verdrag gesloten, om samen tegen de communisten te vechten totdat de strijd voorbij was. Een jaar later, in 1954, was eigenlijk wel duidelijk dat Frankrijk de oorlog snel zou verliezen. De VS was hier erg bang voor, aangezien ze geloofden in de zogenaamde domino-theorie; dit hield in dat het verlies van Indo-China onvermijdelijk het verlies van het overige Zuidoost-Azië aan het communisme zou veroorzaken. De landen van Zuidoost-Azië werden vergeleken met overeind staande dominostenen, die allemaal zouden omvallen door de val van de eerste steen, Indo-China. Toch was er in Amerika tweestrijd tussen de hoge piefen of er nou wel of geen interventie moest komen. Vice-president Richard Nixon, minister van buitenlandse zaken John Foster Dulles en admiraal Arthur Radford waren voor Amerikaanse interventie. De leiders van Huis en Senaat waren tegen, de landmacht ook. President Eisenhower aarzelde en besloot zijn besluit af te stemmen op eventuele Engelse steun. De Britten gaven deze steun niet, de Fransen leden hun verwachte nederlaag en de Amerikanen zouden pas tien jaar later naar Vietnam afreizen.

§ 3: de conferentie van Genève

In juli 1954 wordt in Genève een wapenstilstand gesloten tussen de Fransen en de opstandelingen van Vietnam. Er werd afgesproken dat Vietnam voorlopig in tweeën zou worden gedeeld en dat Laos en Cambodja onafhankelijk zouden worden. Na twee jaar moesten verkiezingen gehouden worden en zouden de twee helften weer samengevoegd worden. Ook zouden in Indo-China geen buitenlandse troepen worden gelegerd. Alle deelnemers van de conferentie, Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland, China, de Vietnamese communisten en delegaties uit Laos en Cambodja accepteerden de akkoorden. De VS waren alleen aanwezig als toeschouwer. Zij zeiden wel de akkoorden te zullen respecteren. In Vietnam kwam er door de wapenstilstand langzaam een overgang van een bestuur onder
Franse protectie naar een bestuur onder Amerikaanse invloed. Zuid-Vietnam mocht van de VS niet aan het communisme ten onder gaan en werd een onderdeel van de containmentpolitiek van het communisme in Azië. De Zuid-Vietnamese regering kreeg Amerikaanse militaire adviseurs en financiële assistentie. Er kwamen geen verkiezingen, zoals afgesproken, omdat de communisten die zeker zouden winnen. Minister Dulles stelde op 8 september 1954 een Aziatische NAVO samen, de SEATO, wat staat voor South East Asia Treaty Organizasion. Lid hiervan waren de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Australië, Nieuw Zeeland, Pakistan, de Filippijnen en Thailand. Zij beloofden Indo-China te beschermen. Omdat Amerikaanse interventie onmogelijk bleek, werd er door Dulles een lijst van 5 voorwaarden opgesteld, waaraan voldoen moest worden voor rechtvaardiging van interventie. Deze voorwaarden waren: 1. Een verzoek van de Fransen. 2. Een duidelijke verzekering van de volledige onafhankelijkheid van Laos, Cambodja en Vietnam. 3. Duidelijke bemoeienis door de Verenigde Naties. 4. Een gezamenlijke inspanning van de kant van de andere staten in het gebied. 5. De verzekering dat Frankrijk zich niet uit de strijd zou terugtrekken voor die gewonnen was.

§ 4: Ngo Dinh Diem en Kennedy

In 1954 kwam de katholieke dictator Ngo Dinh Diem aan de macht in Zuid-Vietnam. Diem had een diep wantrouwen tegen de Vietminh en was fel anticommunistisch. Daardoor werd hij door de Verenigde Staten beschouwd als een onafhankelijk nationalistisch alternatief tegenover de radicale Vietminh in het noorden. Hij werd het belangrijkste instrument van de Amerikaanse politiek in Vietnam. In de jaren die volgden, tot 1959, bouwde Diem langzamerhand een politiestaat op, wat inhield dat elke (mogelijke) concurrent en iedere kritiekeling het zwijgen werd opgelegd, in de gevangenis werd gegooid, verbannen werd of zelfs vermoord. In 1960 kwam er een guerrillastrijd onder leiding van de Vietnamese communisten, de Vietcong. Zij wilden zich ?bevrijden? van het zuiden. Het Nationaal Bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam werd opgericht. Eerst leek het er op dat Diem, zij het met grote Amerikaanse hulp, Zuid-Vietnam tot een zelfstandige natie kon maken, maar in de loop van 1961 werd duidelijk dat het Zuidvietnamese regime in grote moeilijkheden verkeerde. De net beëdigde president Kennedy moest voorkomen dat Vietnam ineen zou storten. Kennedy stuurde zijn adviseurs Maxwell Taylor en Walt W. Rostow naar Saigon om daar de situatie te bekijken. Beiden hadden een eigen mening. Rostow wilde Noord-Vietnam bombarderen, omdat hij dacht dat de Noordvietnamezen zich wel tweemaal zouden bedenken voor ze hun guerrilla?s weer op oorlogspad stuurden, als er flinke schade werd aangericht. Taylor, Kennedy?s favoriete generaal, wilde Amerikaanse troepen inzetten om zo het Zuidvietnamese leger weer een beetje moed te geven en de Amerikaanse betrokkenheid duidelijk te maken. Kennedy vond beide ideeën een beetje ver gaan, maar wilde toch niet dat Zuid-Vietnam in communistische handen zou vallen. Hij besloot Diem meer materieel te geven en hij vergrootte het aantal adviseurs in de komende twee jaar van 600 naar 16000. Het mocht allemaal niet helpen, want het Zuidvietnamese leger bakte er niets van in confrontaties met de Vietcong. . Dat was voor de militaire adviseurs aanleiding om al in 1962 om uitbreiding van hun militaire mogelijkheden te vragen. De Vietcong zou beter bestreden kunnen worden als het Zuidvietnamese leger de beschikking kreeg over napalm (een gelei-achtige benzine, die blijft kleven en langzaam verbrand), ontbladeringsmiddelen en straaljagers. De effecten waren opnieuw teleurstellend. Er bleek ondertussen ook dat Diem niet in staat was politieke en sociaal economische hervormingen te brengen. Toch ging hij ervan uit dat de Amerikanen hem zouden blijven steunen, omdat ze hem hadden afgeschilderd als redder van het vaderland. Op 27 februari 1962 wordt Diem?s huis gebombardeerd door 2 Zuidvietnamese piloten, maar hij en zijn familie overleven de aanslag. In de loop van 1963 verslechterde de situatie alleen maar, en de Amerikanen vonden dat Diem maar weg moest. Eerder hadden de Amerikanen complotterende generaals tegengehouden, nu gaven ze een nieuw groepje samenzweerders het groene licht. Op 1 november werd Diem afgezet en samen met zijn broer vermoord. Een militair bewind nam de macht over. Kennedy reageerde geschokt hierop, hij wilde Diem wel laten afzetten, maar moord was hem echt te ver gegaan. Twee weken later werd Kennedy zelf vermoord in Dallas.

§ 5: escalaties en het begin van de oorlog

In 1964 verslechterde de toestand in Zuid-Vietnam duidelijk. Het militaire bewind bracht er namelijk nog minder van terecht dan Diem. Lyndon B. Johnson, die Kennedy opvolgde na zijn dood, kon daar niets aan doen omdat de verkiezingen voor de deur stonden en hij naar buiten trad als vredeskandidaat. Op 3 augustus werden twee Amerikaanse torpedojagers aangevallen door Noordvietnamese torpedoboten bij de Golf van Tonkin. President Johnson en het Amerikaanse congres werden woedend. Het Congres gaf Johnson toestemming om Amerikaanse soldaten mee te laten vechten. De president kreeg het recht verdere agressie te verhinderen en werd gemachtigd alles te doen wat noodzakelijk was om naties die in het SEATO-verdrag genoemd waren te beschermen. Dit werd de ?Tonkin-resolutie? genoemd. Als vergelding voor de aanval liet Johnson vervolgens de havens bombarderen van waaruit de Noordvietnamese torpedoboten opereerden. Volgens Noord-Vietnam heeft het ?Tonkin incident? echter nooit plaatsgevonden en waren er op dat moment ook helemaal geen Noordvietnamese schepen in de buurt. Johnson won uiteindelijk de verkiezingen en had een einde kunnen maken aan de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam. Dit deed hij echter niet, omdat er nog steeds angst was Zuid-Vietnam kwijt te raken aan de communisten. In januari 1965 waren Johnson en zijn adviseurs op zoek naar een goede aanleiding om de al zo lang bestaande plannen voor bombardementen uit te voeren Begin februari deed de Vietcong een mortieraanval op een kampement van Amerikaanse militaire adviseurs. President Johnson gaf meteen het bevel voor een vergeldingsbombardement. Een paar dagen later werd een tweede Amerikaanse basis aangevallen en een tweede vergeldingsbombardement werd uitgevoerd. Op 13 februari gaf Johnson toestemming voor operatie ?Rolling Thunder?. Operatie Rolling Thunder (wat in het Nederlands zoiets betekent als rollende donder) was de constante luchtaanval van de Amerikaanse luchtmacht tegen Noord-Vietnam, die onophoudelijk doorging van maart 1965 tot november 1968, met bommen, raketten en andere wapens. Zie hiervoor ook onderstaande grafiek. De bombardementen waren nog maar net begonnen of de Amerikaanse bevelhebber William Westmoreland, die gelegerd was in Zuid-Vietnam, vroeg om twee bataljons mariniers om de grote Amerikaanse luchtmachtbasis te beschermen. Zijn verzoek werd ingewilligd en daarmee ontstond de volgende escalatie. De uitbreiding was als volgt: Westmoreland rapporteerde dat de pacificatie van Zuid-Vietnam goed vooruit ging, maar dat de echte beslissing pas mogelijk was als hij nog meer troepen kreeg. Zijn verzoek om meer manschappen werd dan ook snel ingewilligd. In april werden er nog een 20.000 manschappen gestuurd en werd de taak van de mariniers veranderd. Zij mochten nu ook offensief gaan optreden. Toen eenmaal besloten was tot directe inzet van
Amerikaanse troepen was het hek van de dam. De troepenmacht werd voortdurend vergroot. In januari 1968 waren er een half miljoen Amerikaanse soldaten in Vietnam. Westmoreland voerde een uitputtingsoorlog. Het doel was zoveel mogelijk tegenstanders te
Doden, het gezag van Saigon op het platteland te vestigen of te herstellen, en de Vietcong te beletten om de ?bevrijde? dorpen te heroveren
In Washington wilde men resultaten en om die te meten ging er niets boven statistieken. De troepen waren verplicht bij te houden hoeveel verliezen zij de vijand hadden toegebracht. De doden werden vaak dubbel geteld om goede resultaten te boeken. Veel Amerikanen sneuvelden door eigen landmijnen. De legerstaf bleef verkondigen dat de overwinning niet lang meer op zich zou laten wachten. Niet lang daarna begon het Tet-Offensief.

§ 6: het Tet-Offensief

Eind januari 1968 kwam het overtuigende bewijs dat het zelfvertrouwen van de Amerikaanse regering op niets gebaseerd was. In januari belegerden Noordvietnamese troepen de basis Khe Sanh in het uiterste noorden van Zuid-Vietnam. Om de dreiging af te wenden voerde het Amerikaanse opperbevel haastig versterkingen aan, maar moest daarvoor zijn posities in de rest van het land aanmerkelijk verzwakken. Op dat moment ontketende het Bevrijdingsfront in geheel Zuid-Vietnam een algemeen offensief dat uiterst zorgvuldig was voorbereid maar dat vervroegd startte toen op 29 januari 1968 de Amerikanen eenzijdig de traditionele wapenstilstand ter gelegenheid van het Vietnamese nieuwjaar, Tet, opzegden. Tientallen steden en bases werden aangevallen; Hue, Saigon en Cholon werden bezet. De Amerikanen en de Zuidvietnamezen verloren hun greep op grote delen van het platteland en moesten ook een aantal provinciehoofdsteden prijsgeven. In Saigon drong een zelfmoordcommando van de Vietcong door tot in de bijgebouwen van de Amerikaanse ambassade en beschoten vandaar het hoofdgebouw met bazooka?s. De Amerikanen reageerden met onordelijk geweld; de luchtmacht voerde nietsontziende bombardementen uit. Toch boden de in de steden doorgedrongen troepen van het Bevrijdingsfront en de Noordvietnamezen aanhoudend tegenstand. Ze wisten zich twee weken lang te handhaven in Cholon en meer dan drie weken in Hue, dat op 24 februari werd heroverd. Tijdens de strijd om Cholon maakten de Amerikanen hele wijken met de grond gelijk en ook Hue werd voor het grootste deel verwoest. Voor iedereen was nu duidelijk dat de militaire pacificatie van Zuid-Vietnam geen succes was geworden. Of de Vietcong gehoopt had door middel van het Tet-Offensief in één klap de burgeroorlog te beslissen is niet bekend. Als dat het geval was, leed het een bittere nederlaag. Een nederlaag die binnen het grotere geheel van de Vietnamese oorlog een spectaculaire overwinning was, omdat het Amerikaanse moreel er definitief door gebroken werd. Het Tet-Offensief was het keerpunt in de Vietnam Oorlog.

Hoofdstuk 4: demonstraties en het einde van de oorlog § 1: de eerste protesten

Vanaf het moment dat de Amerikaanse strijdkrachten in 1965 rechtstreeks aan de strijd in Vietnam gingen deelnemen was er een oppositie. Deze kwam in de eerste jaren vooral van de kant van de studenten, intellectuelen, kunstenaars en principiële pacifisten. De punten waartegen het protest zich in de eerste plaats richtte, waren: Ø De massale bombardementen op Noord,- en Zuid-Vietnam. Want de Amerikaanse regering vond dat je in een guerrillaoorlog moeilijk onderscheid kan maken tussen militaire en civiele doelen. Ø De chemische en biologische strijdmethoden die door de Amerikanen werden gebruikt; met name de ontbladering van grote gebieden, de napalmbombardementen en het verspreiden van ziektekiemen werden ronduit misdadig gevonden. Ø Het directe geweld dat tegen de Vietnamese bevolking werd gebruikt. Dit bestond uit de lichamelijke en geestelijke mishandeling van personen en groepen mensen en uit vernietiging van dorpen, voedselvoorraden en akkers. Ø Ook was er kritiek op de motivering die de Amerikaanse regering gaf voor haar aanwezigheid in Vietnam.

De eerste protestacties van enige omvang waren de zogenaamde ?teach-ins? in augustus 1965 aan Amerikaanse universiteiten. De eerste daarvan vond plaats op de campus van de Universiteit van Michigan in de nacht van 24-25 maart. Ongeveer 3000 studenten en stafleden brachten hun nacht door met het bezoeken van lezingen, discussies en debatten over de oorlog. Professor economie Kenneth Boulding zei: ?De arme boer in Vietnam zou net zo veel rechten moeten hebben als de rijkste Amerikaan. De wereld is veel te klein en overbevolkt geworden voor wat wij aan het doen zijn.? De morgen erop waren er 600 studenten die bleven om te protesteren. De teach-ins werden erg populair, mede door de aangekondigde uitbreiding van het aantal dienstplichtigen. De week na de eerste teach-in van 24-25 maart, waren er al 35 gehouden, en aan het eind van het academisch jaar was het aantal opgelopen tot 120. De grootste teach-in was op 21-22 mei in Berkley, California, waar meer dan 20 000 studenten aan meededen. Het duurde in totaal 36 uur. Op 31 oktober schreven 650 hoogleraren aan president Johnson een brief waarin zij hem vroegen ?het bloedvergieten in Vietnam te staken?. Zij voegden daar nog aan toe dat zij zich met kracht zouden blijven verzetten tegen de toenmalige politiek in Vietnam. Op 2 november 1965 nam Norman Morrison een wel erg drastisch besluit. Samen met zijn 18 maanden oude dochter ging hij naar het Pentagon, waar hij hen met kerosine overgoot en zichzelf en zijn dochter in brand stak. Omstanders wisten het meisje nog te redden, maar Morrison stierf. Hij had die dag een artikel gelezen over een Franse priester in Vietnam die ?zijn geliefden had zien verbranden in Napalm? In een laatste brief aan zijn vrouw schreef hij dat hij van haar hield, maar hij iets moest doen voor de kinderen uit het dorp van de priester. Één week later was er opnieuw een politieke zelfmoord. Roger LaPorte, 22, stak zichzelf in brand voor het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York. Op 27 november hielden 25 000 intellectuelen, kunstenaars en leden van kerkelijke groeperingen hun ?Mars naar Washington? Diezelfde dag werden ook in andere delen van de wereld betogingen tegen de Amerikaanse Vietnampolitiek gehouden. Het was maar een klein deel van de bevolking die de oppositie vormden, maar door hun uitingen leek het een veel grotere groep. De jaren daarop bleef de oppositie groeien, evenals het aantal Amerikaanse militairen in Vietnam. In februari 1967 betoogde Martin Luther King Jr. tegen de oorlog, waarbij hij de overheid ?de grootste verschaffer van geweld in de hedendaagse wereld? noemde. Later dat jaar, op 15 april, waren er grootse demonstraties tegen de oorlog. In San Fransisco werd door 50 000 mensen geprotesteerd, in New York zelfs door 200 000 mensen. Er waren vele slogans te lezen op spandoeken, zoals ?STOP THE BOMBING? ?NO VIETNAMESE EVER CALLED ME NIGGER? ?CHILDREN ARE NOT BORN TO BURN? , en ook waren er leuzen die niets tot de verbeelding overlieten: ?Hey Hey LBJ , how many kids did you kill today?? en ?Hell no, we won?t go!? 16 tot 22 oktober vonden overal in de Verenigde Staten demonstraties plaats. Hierbij kwam het herhaaldelijk tot ongeregeldheden, met name bij rekruteringsbureaus van het leger waar dienstplichtigen hun oproep om het leger in te moeten teruggaven of verbrandden. Het hoogtepunt in deze, door militante pacifisten georganiseerde week, was een protestmars van circa 100.000 mensen naar het Pentagon. Een stormloop op het gebouw ?om de oorlogsmachine buiten werking te stellen? werd afgeslagen. 700 deelnemers werden gearresteerd. In december 1967 probeerden pacifisten de rekruteringscentra te blokkeren. Een gevolg van deze acties was dat de bekende kinderarts B. Spock, de studentenpastor W. Coffin, de schrijver N. Mailer en de student M. Ferber werden veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf: Zij hadden dienstplichtigen advies en hulp gegeven om zich aan de dienstplicht te onttrekken en hen opgeroepen hun draftcards (oproepberichten) te vernietigen of terug te sturen.

§ 2: exit LBJ, enter Nixon

Op 31 maart 1968 kondigde president Johnson aan dat hij de bombardementen gedeeltelijk zou staken, en dat er vredesonderhandelingen zouden komen. Ook stelde hij zich niet herkiesbaar voor een volgend termijn als president. ?I have concluded that I should not permit the presidency to become involved in the partisan divisions that are developing in this political year?. Accordingly, I shall not seek, and will not accept, the nomination of my party for another term of your president? De acties buiten de VS hadden niet zo?n grote omvang, maar waren wel van groot belang voor de opinievorming in de verschillende landen. Ook Nederland kende zijn anti-Vietnam beweging. De publieke opinie in de Verenigde Staten was in beweging. Op 11 juli 1966 meende 86% van de bevolking dat de bombardementen op Noord-Vietnam het einde van de oorlog sneller naderbij zou brengen; 54% steunde de Vietnampolitiek van Johnson. Op 28 augustus sprak 51% zich uit voor vredesonderhandelingen, terwijl nog maar 33% de wijze goedkeurde, waarop de oorlog gevoerd werd. Eind 1968 kwam Richard Nixon aan de macht. Nixon zei geduld te hebben, maar gaf wel toe dat het essentieel was om het aantal Amerikaanse slachtoffers te verminderen en om troepen uit Vietnam te halen, om zo de support van het volk te behouden. Toen Nixon in 1969 beëdigd werd, was Vietnam al verwoest en de bevolking was erg ontmoedigd. De Amerikaanse burgers hadden hun geduld verloren. Om de obsessie van Vietnam te verminderen, stelde Nixon Henri Kissinger in als nationaal veiligheidsadviseur. Hij hoopte hiermee respect te krijgen, omdat niet iedereen in hem geloofde. Nixon wilde dat het publiek de aandacht niet meer op Vietnam zou vestigen, Kissinger wilde de troepen uit Vietnam hebben op een manier dat de VS niet al te veel schade zou leiden, en bekommerde zich niet zo om de burgers. De protesten gingen ondertussen gewoon door, en op 13, 14 en 15 november waren er massale protestacties in Washington. De regering deed al het mogelijke om deze demonstraties te voorkomen. In de media werd de regering verweten dat zij een confrontatie met de organisatoren uitlokten om hen zo in diskrediet te brengen. Toch verliepen de twee marsen, de ?mars tegen de dood? waarin de deelnemers de namen van de in Vietnam omgekomen militairen meedroegen, en de ?mars van honderdduizenden?, met zeker 300 000 deelnemers, op enkele incidenten na vrij rustig.

§ 3: de oppositie en de dienstplicht

In de jaren rond de Vietnam Oorlog waren er zo veel protesten omdat er veel dingen in eens gebeurden in de samenleving. Al deze gebeurtenissen en veranderingen droegen bij aan de opinievorming van de burgers ten opzichte van de oorlog. Zo kwam er een plotselinge scherpe verandering tussen verschillende rassen. Velen konen zich identificeren met de (Franse) burgers in Vietnam. Er werden toen overal vraagtekens bij gezet, bij de wetgeving maar dus ook bij de oorlog in Vietnam. De jongeren uit die tijd wilden de maatschappij veranderen, ze waren erg pacifistisch en wilden dan ook zeker geen oorlog. Er kwam ook steeds meer geweld, meer rellen en meer straatgevechten tussen politie en demonstranten. Martin Luther King Jr. en John F. Kennedy werden vermoord. Honderdduizenden keerden zich in hun hart tegen hun land, ze geloofden dat de oorlog zinloos was en wreed. Ze concludeerden dat de Amerikaanse democratie een schande was als het geen alternatief bood voor een politiek waar zo?n grote oppositie tegen was. Ze werden zich ervan bewust dat de Verenigde Staten een wreed imperium waren dat alleen geïnteresseerd was in geld en macht en dat louter gesteund werd door militair geweld. Er kwam ook groots verzet tegen de dienstplicht, omdat de jongeren zich niet wilden opofferen voor hun verraderlijke vaderland. De regering had de keus om dienstweigeraars te negeren of om hen gevangen te zetten. Dit werden op den duur duizenden en mogelijk tienduizenden dienstweigeraars. Ouders braken, technisch gesproken, de wet door hun kinderen te adviseren om dienst te weigeren en door het weigeren van het betalen van hun belastingen. In juni 1969 kondigde Nixon aan dat de dienstplicht gedeeltelijk zou worden afgeschaft. Nixon wilde hierdoor de protesten verminderen. Dit lukte half, want de jonge mannen die nu niet naar Vietnam hoefden, stopten met protesteren. Ieder ander ging door.

§ 4: het My Lai bloedbad

Op 16 maart 1968 vond een enorm bloedbad plaats. Om 8 uur ?s-ochtends vielen de troepen van de Charlie Company van het Amerikaanse leger het gehucht My Lai binnen via helikopters. Het dorpje lag aan de kust vlakbij Da Nang, en was al lang een centrum van de Vietcong. De soldaten werden geleid door de 24-jarige William Calley, en ieder was zeer bang, maar ook boos om de verliezen van het Tet-Offensief. Ze wilden wraak nemen voor hun verloren vrienden. Toen de Amerikanen My Lai naderden, smolten de Vietcong rebellen samen met de omgeving, om zo uit het zicht te verdwijnen. Calley en zijn soldaten vonden alleen oude mannen, vrouwen en kinderen. Deze werden bijeen geroepen om ondervraagd te worden, maar zij weigerden ook maar iets te zeggen. Daardoor werden de militairen uitzinnig. Oude mannen werden in een put gegooid, of gestoken met een bajonet. De vrouwen en kinderen die weg wilden rennen werden in de rug geschoten. Calley beval om honderden Vietnamesen in een greppel te gooien en op ze te schieten. Om 11 uur in de morgen was alles voorbij en waren en meer dan 500 Vietnamese burgers dood. Er werd gezegd dat er gevechten waren geweest tussen de Vietcong en de Amerikaanse soldaten, maar wat er precies was gebeurd kwam pas 18 maanden later aan het licht. Dat was namelijk op 16 november 1969. De New York Times bracht het nieuws, wat onderzoekers van het leger al lang wisten. Het wrede nieuws over de slachting en over de cover-up bracht nieuwe protesten met zich mee om de troepen uit Vietnam te halen. Calley werd veroordeeld tot levenslang, maar omdat het volk hem ook een slachtoffer vond van zijn superieuren en een slechte opleiding, kwam zelfs daar protest tegen. Nixon haalde 3 jaar van zijn levenslange gevangenisstraf af. Door het stuk in de New York Times, kwamen ook de mensen die voor de oorlog waren tot bezinning. Ze zagen nu dat de oorlog niet door kon gaan, omdat er anders nog een keer zoiets kon gebeuren.

§ 5: het einde van de oorlog

Het Congres had zich in alle jaren van de Koude Oorlog geschikt naar de wensen van de verschillende presidenten. De containment-politiek was vanzelfsprekend en de president moest maar zien hoe die het beste uitgevoerd kon worden. In de tweede helft van de jaren zestig was in het Congres, net als in de rest van het land, de eensgezindheid over de containment-politiek snel weggesmolten. De senaatscommissie voor buitenlandse zaken was steeds kritischer geworden over de interventie in Vietnam.. Er werd een wet aangenomen die het Nixon onmogelijk maakte om na 1 juli 1970 geld uit te geven voor acties in Indo-China. In december van dat jaar trok het Congres de Tonkin-resolutie in. Dit had verder geen succes. Het Congres probeerde verdere uitbreiding van de oorlog te verhinderen door in het defensiebudget de bepaling op te nemen dat het ter beschikking gestelde geld niet gebruikt mocht worden voor offensieve acties in Laos en Cambodja. Acties van de luchtmacht vielen niet onder deze verbodsbepaling. In 1972 bracht het Congres alle gevoelens van ongenoegen over het eigenmachtig optreden van de president tot uitdrukking in de War Powers Act. Deze wet verplichtte de president om 30 dagen nadat hij Amerikaanse troepen ergens had ingezet, daarover rekening en verantwoording af te leggen aan de volksvertegenwoordiging.

Om de vredesonderhandelingen enigszins te bespoedigen was Kissinger in 1969 in Parijs geheime besprekingen begonnen met Le Duc Tho, een lid van het Noordvietnamese politbureau. Deze besprekingen verliepen uiterst traag. De Amerikanen wilden een wapenstilstand en de toezegging van de Noordvietnamesen dat ze het regime in Zuid-Vietnam voorlopig zouden laten zitten. In ruil daarvoor zouden de Amerikanen al hun troepen terugtrekken en de macht van de Vietcong over grote gedeelten van Zuid-Vietnam erkennen. In oktober 1972, twee weken voor de verkiezingen, kwam de mededeling dat een vredesakkoord, waarvan de onderhandelingen al sinds 1968 liepen, nu elk moment kon worden getekend. De besprekingen raakten na de overwinning van Nixon in een impasse omdat Nixon op het laatste moment betere garanties van de Noordvietnamezen wilde voor de voorlopige voortgang van het bewind in Saigon. Om zijn wensen kracht bij te zetten gaf hij in december opdracht voor nieuwe, zeer zware bombardementen op Noord-Vietnam. Eind december werden de bombardementen gestopt omdat de Amerikanen zeer zware verliezen leden. Op 23 januari 1973 werd een wapenstilstandovereenkomst getekend. Op 15 augustus 1973 staakten de Amerikanen alle militaire acties in Zuid-Oost Azië. Zuid-Vietnam bestond nog twee jaar. Op 30 april 1975 gaf het bewind zich in Saigon over aan de communisten. De Amerikaanse interventie in Vietnam was ten einde.

§ 6: gevolgen van de oorlog

Ondanks de verzekering van Nixon, bij gelegenheid van de ondertekening van het akkoord in januari 1973, dat hij een eervolle vrede had weten te bereiken, leden de Amerikanen in Vietnam de grootste nederlaag uit hun geschiedenis. Na jarenlange inspanningen ging Zuid-Vietnam toch verloren. Als gevolg van de Amerikaanse interventie kwam het neutrale Cambodja in handen van de Rode Khmer, die een waar schrikbewind uitoefenden. In de Amerikaanse binnenlandse politiek had de oorlog eveneens vreselijke gevolgen. Johnson was eraan ten onder gegaan. De economie was in de greep van een schijnbaar niet te stoppen inflatie. De politieke verhoudingen waren sterk uit elkaar gedreven. De uitvoerende macht had zich door de jarenlange geheimhouding, misleiding en illegale activiteiten tegen de tegenstanders van de oorlog, ontwikkeld tot een bedreiging van de constitutionele democratie. De Wall Street Journal was in 1965 een van de eerste kranten die zich tegen de interventie in Vietnam uitsprak omdat zij van mening waren dat de effecten van de oorlog rampzalig waren voor de Amerikaanse Economie (inflatie) en de Amerikaanse betalingsbalans. Omdat de VS zo intens bezig waren met de oorlog in Vietnam (president Johnson koos zelf de doelen uit die door de Amerikaanse luchtmacht moesten worden gebombardeerd), was er vanaf ongeveer 1965 bijna geen aandacht meer voor andere takken van de buitenlandse politiek. Wat echt belangrijk was voor de Amerikaanse veiligheid, de relatie met de Atlantische bondgenoten en vooral met de Sovjetunie, werd zodoende verwaarloosd ten behoeve van wat in feite een totaal overbodige kwestie was. Conclusie Een conclusie, een slotsom, een uitkomst, een bevinding. Wat kan ik daar over vermelden? Laat ik allereerst nog eens mijn probleemstelling uittypen:

Is de Vietnam Oorlog eerder aan zijn einde gekomen door de invloed van de massamedia?

Zoals ik ook al in mijn inleiding schreef: het antwoord hierop was eigenlijk al bekend toen ik aan mijn werkstuk begon. Het antwoord is volmondig JA; door de invloed van de massamedia is de Vietnam Oorlog eerder aan zijn einde gekomen. Door de massale protesten en demonstraties van de veelal jeugdigen, die op radio en tv vernomen wat er zich afspeelde in Indo-China. Door de publicaties van kranten over massamoorden en achtergehouden informatie. Door het lijden van miljoenen mensen.

Ik vond het erg leuk om dit werkstuk te maken, vooral ook omdat ik een onderwerp had gekozen wat mij zeer aansprak, namelijk de Vietnam Oorlog. Desalniettemin was het érg moeilijk, en dat geef ik niet graag toe. Het was moeilijk, omdat mijn onderwerp is geweest, verleden tijd is, het is geschiedenis. Ik kon niets schrijven over de toekomst, de oorlog is al voorbij. Er zijn geen nieuwe veranderingen of vooruitzichten waarover ik kon schrijven (ik had kunnen schrijven over Clinton in Vietnam, maar dat had, vond ik, niet echt iets te maken met mijn onderwerp). Ik heb me moeten houden aan de feiten, en dat was het moeilijkste. Vooral ook omdat de Vietnam Oorlog zo ontzettend lang duurde, van 1941 tot 1975. Ik heb teveel moeten weglaten naar mijn mening. Ook kon ik niet in het wilde weg gaan typen, omdat de Vietnam Oorlog een inleiding nodig heeft in de vorm van de Koude Oorlog en de angst voor het communisme. Mijn boeken waren dikke Engelse pillen, die ontzettend interessant waren en heel erg boeiend, ik zal ze zeker nog eens doorlezen, maar ik heb er wel lang over gedaan om eruit te halen wat nodig was, ondanks mijn goede kennis van de Engelse taal. Ook het feit dat ik me moest houden aan mijn probleemstelling vond ik moeilijk. Ik heb in hoofdstuk 4 verteld over de protesten, demonstraties en het einde van de oorlog in zijn geheel, en er niet specifiek bij verteld dat al die protesten kwamen door toedoen van die en die krant en zus en zo tv-programma. Dit vond ik niet nodig om mijn onderwerp toe te lichten, al hoop ik niet dat ik hiermee de fout ben ingegaan. Maar ondanks dat het moeilijk was, heb ik er veel van geleerd en heb ik er met plezier aan gewerkt.

Dit was mijn conclusie, dit was mijn werkstuk.

Literatuurlijst

Ø MeMo geschiedenis voor de bovenbouw ~ verschillende auteurs ~ Malmberg 1995

Ø Duitsland en Europa 1945-2000 ~ verschillende auteurs ~ Nijgh Versluys 1999

Ø Lesboek Havo Thema?s maatschappijleer ~ drs. Th.L. Rijpkema, drs. T.F. Schuurman k M.E. Gerritsen ~ Essener 1999

Ø Manufacturing consent ? the Political Economy of the Mass Media ~ Edward S. Herman k Noam Chomsky ~ Vintage 1994

Ø De bittere erfenis ~ Arthur M. Schlesinger jr. ~ Houghton Mifflin Company 1996

Ø Vietnam, a history ~ Stanley Karnow ~ Century Publishing Co. Ltd. 1983

Ø A time for war, the United States and Vietnam 1941-1975 ~ Robert D. Schulzinger ~ Oxford University Press 1997

REACTIES

M.

M.

ik vond het echt een uiterst boeiend verslag. ik wil je daarvoor hartleijk bedanken. door jou heb ik een 8 voor geschiedenis.
xxx
michael

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.