Indonesië is het grootste archipel (eilandengroep) ter wereld. Contacten met andere delen van Azië/delen van de archipel zorgden naast handel ook voor vermenging van volkeren en culturen. De Islam is de belangrijkste godsdienst in Indonesië, alleen op Bali heeft het hindoeïsme stand kunnen houden.
Nederlandse handelaren werden verenigd met de VOC (Verenigde Oost Indische Compagnie), zij kregen het alleenrecht op alle Indische handel. Toen de Industriële Revolutie begon werden grondstoffen en goederen voor de wereldmarkt steeds belangrijker. Dat gebeurde vooral op Java waar de omstandigheden voor de commerciële landbouw gunstig waren. De eilandstructuur werpt ook indirect barrières op. De afzonderlijke eilanden hebben eeuwenlang de kans gehad zichzelf te ontwikkelen, waardoor ieder eiland eigen cultuurkenmerken ontwikkelde. Een van de manieren om weer een eenheidsstaat te worden was een gemeenschappelijke taal. Bahasa Indonesia, de zogeheten lingua franca. De taal die op grote schaal als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met een verschillende moedertaal.
Van alle eilanden is Java het belangrijkste, daar woont ruim tweederde van alle inwoners en het is het economische en politieke centrum van Indonesië. Indonesië is een seculiere staat, dat wil zeggen dat de wereldlijke macht en religieuze macht gescheiden zijn.
Warme en vochtige klimaten
Indonesië kent twee A-klimaten.
- Tropisch regenwoudklimaat (AF klimaat) heeft een temperatuur rond de 30 graden en geen droge tijd.
- Moessonklimaat (AW klimaat) komt in het zuidoostelijk deel voor en heeft een droge periode. Het CF klimaat komt in de bergen voor. De hoge temperatuur in Indonesië wordt veroorzaakt door de ligging tussen beide keerkringen. Daardoor heeft het land overal twee keer per jaar een loodrechte zonnestand.
Stijgingsregens ontstaan in gebieden waar het aardoppervlak sterk verwarmd wordt door de zon.
Stuwingsregens ontstaan als vochtige lucht bij een gebergte gedwongen wordt om te stijgen.
Moesson een wind die een half jaar uit een bepaalde richting waait en het andere halfjaar ui tegenovergestelde richting.
In juli heeft Azië een lage luchtdruk, en is het in Australië winter. Door het drukverschil komt een luchtstroming op gang. Door de draaiing van de aarde krijgt deze een afwijking naar links en vanaf de evenaar naar rechts. Het zuidoostelijke deel van Indonesië heeft ‘wintertrocken’. Dat komt doordat dat deel dicht bij het vasteland van Australië ligt waardoor de lucht daar nog niet zoveel waterdamp bevat omdat de weg die de lucht over zee heeft afgelegd erg kort is.
De delfstoffenrijkdom van Indonesië is groot. De exploitatie is meestal in handen van buitenlandse maatschappijen, soms in samenwerking met Indonesische bedrijven (joint ventures). Door de grote investeringen stimuleert de overheid deze samenwerking. Door de industrialisatie en de alsmaar groeiende dienstensector werken de meeste mensen nog steeds in de landbouw. Dat komt doordat een groot deel van de export bestaat uit agrarische producten zoals rubber, kopra, palmolie, thee, koffie, rijst, cacao, tabak en specerijen, hout.
Vulkanisme
Delen van Indonesië die geen vulkanische verschijnselen kennen liggen op stabiele plaatdelen. In het zuiden van Indonesië, van Sumatra tot de Molukken, vindt subductie plaats. De Australische plaat duikt onder de Sundaplaat. (Subductie = zwaardere oceanische plaat schuift onder de continentale plaat). Elke schok is een aardbeving. De Australische plaat duikt onder, direct onder Java bevindt de plaat zich ong. 100-200 km diepte, in de diepte smelt de wegduikende plaat af. De gesmolten gesteenten komen omhoog (-> eilandenboog met vulkanen).
Het gevolg van dubbele subductiezones is dat er twee parallelle actieve eilandbogen ontstaan. Door subductie kan een zeebeving ontstaan als het epicentrum van de aardbeving vlak onder de oceaanbodem ligt. Het plotselinge op-en-neerbewegen van de zeebodem kan een tsunami veroorzaken.
Krakatau en de catastrofe
Op 26 augustus 1883 kwam de uitbarsting van de Krakatau de Javaanse naam voor ‘vulkaan’ tot een hoogtepunt. Hij spuwde een enorme hoeveelheid gesteente en as uit en veroorzaakte door het instorten van het centrale deel van de vulkaan, de caldera, een tsunami.
Toba en de langdurige klimaatverandering
De uitbarsting van de Toba ongeveer 70.000 jaar geleden op Sumatra vormde een caldera waarin tegenwoordig het Tobameer ligt. De vulkaan blies een grote hoeveelheid as de lucht in en een groot deel van het eiland werd bedolven onder een dikke laag lava. Het fijne stof zorgde voor een globale temperatuurdaling doordat de asdeeltjes het zonlicht reflecteerden.
Galunggung en de bedreiging van het vliegverkeer
Bij de eruptie van de Galunggung op Java tussen 1982 en 1983 zorgde heftige explosies voor eruptiezuilen van meer dan 20 km hoogte. De explosiviteit wordt verklaard uit het feit dat zich in de perioden dat de vulkaan niet actief was, grote hoeveelheden water in de krater verzamelde.
Er ontstond een kratermeer. De wisselwerking van het water en het magma veroorzaakt zeer plotselinge en heftige erupties.
Kelud en het gevaar van de kraterzee
In 1919 ontplofte de kraterwand en er kwam een gigantische hoeveelheid water vrij. Deze watermassa stroomde met 60 km/uur naar beneden. Er ontstond een grote modder- en puinstroom die een lahar wordt genoemd.
Merapi, een van de actiefste en gevaarlijkste vulkanen van de wereld
De merapi-vulkaan is ontstaan als gevolg van de subductie van de Indisch-Australische plaat onder de Euraziatische plaat. De Indisch-Australische plaat heeft een oceanische korst en met een snelheid van een paar centimeter per jaar, verdwijnt de plaat onder de Sundaplaat de diepte in. Met de diepte neemt de temperatuur snel toe, waardoor de onderduikende plaat gedeeltelijk smelt. Het magma dat zich in de mantel vormt, stijgt op en zorgt voor vulkaanuitbarstingen.
De delfstoffenrijkdom heeft te maken met het afkoelen van magmahaarden. (magmahaard = een van onderen afgesloten hoeveelheid vloeibaar gesteente, die het opp. niet heeft bereikt.)
Deze ontstaat bijv. door:
- wegduiken van de oceanische aardkorst
- botsing van twee continentale platen
- als magma wordt ingesloten door plooien de delen vd aardkorst.
Als een magmahaard langzaam afkoelt -> er verdwijnen bepaalde chemische elementen uit de magma -> samenstelling van het overblijvend vloeibaar gesteente verandert -> bij verdere afkoeling, stolling van mineralen met de hoogste stollingstemp.-> daardoor concentratie van sommige chemische elementen in magma steeds hoger. = magmatische differentiatie
De laatste resten van de magmahaard is iets bijzonders mee, in de restsmelt komen stoffen voor met een laag kookpunt (koper, lood, zink maar ook water, gassen). Vooral de gassen zorgen voor hoge druk, bij zwakke plekken in de aardkorst ontstaan scheuren, barsten, waarin de restsmelt door kan dringen. Dan vormt de stolling ertsaders.
REACTIES
1 seconde geleden