Antropologie

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 955 woorden
  • 5 april 2012
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
15 keer beoordeeld

8.1
Hoofdvraag antropologie: Wat maakt ons tot mens?
Antropologie probeert inzicht te krijgen in datgene wat ons mens maakt. De filosofische antropologie onderzoekt; 1. De voorwaarden waaronder mens-zijn mogelijk is; condition humaine. 2. Verhelderen wat het mens-zijn inhoud.
Mensvisies; Beelden die vertellen hoe mensen in elkaar steken, wat hun ware aard is en hoe ze zouden moeten leven en samenleven (ingeprent via scholing, opvoeding en omgeving). Niet de mens, maar het mens-zijn, dus de activiteiten van de mens. Alle die vragen daarover leiden nooit tot sluitende definitie maar wel tot verheldering van het mens-zijn.
Menselijk beeld; opzoek gaan naar wat de mens met elkaar gemeen heeft of typische menselijke eigenschappen (vormt mensbeeld)
Familiegelijkenis; wat maakt de mens mens? Dieren en de mens zijn familie. Ze hebben dingen gemeen maar er zijn ook zeker verschillen. Verwantschap met dieren ontkennen is onzinnig net als de verschillen onderschatten.
Animal rationale; De mens onderscheidt zich van dier door denkvermogen (logos; ratio; rede= denkvermogen en onderscheidingsvermogen dat dient tot verkrijgen van kennis).

1. Praktische rede; vermogen om met jezelf te overleggen. Theoretische rede; vermogen om verklaringen te zoeken voor verschijnselen.
2. Reflexiviteit; stap achteruit doen, afstand nemen, om beter of vanuit ander perspectief te zien.
3. Openheid; ruimte/wijdte die je krijgt (door reflexiviteit) = de reflexieve openheid, anders dan openheid van intentionele bewustzijn die dier en mens gemeen hebben.
4. Subject-objectrelatie; verhouding van jezelf tegenover datgene waar je in op ging. Een ik/subject tegenover mezelf en het object (waar je in opgaat). Weten dat je weet. Martin Heideggner
5. Transcendentie; vermogen om je los te maken van een volledig opgaan in iets. Uitstuigen boven de directe dwang van instincten en neigingen.
6. Vermogen tot symboolgebruik(woorden)
Helmuth Plessner;
Een van de grondlegger van de antropologie, bioloog en filosoof. Hij probeert biologen, filosofen, de evolutietheorie en de traditionele traditie van de mens als redelijk dier, met elkaar te verzoenen.
Kenmerkend voor mens-zijn is de excentrische positionaliteit.

Wezenlijke overeenkomsten: aspecten van mens-zijn die alle mensen (zonder uitzonderingen) gemeen hebben en hen als zodanig, als mens bepalen. (op grond waarvan?)
Nature; aangeboren; physis; natuurlijk(ontstaat uit zichzelf, onveranderlijk en gaat niet in tegen de natuur) tegenover Nurture; aangeleerd; nomos; maatschappelijk.
We cultiveren wat aangeboren is en naturaliseren wat aangeleerd is.
Essentiatlisme; opvatting dat er zoiets is als een wezen of essentie die aan alle mensen gemeenschappelijk zou zijn.
Gottfried Herder; ‘ieder mens wordt alleen door opvoeding een mens.’ We zijn erfgenamen/erflaters/dragers van traditie in biologisch en geestelijk proces.
Het mens-zijn is dialogisch door leren en overlevering. Men is altijd in gesprek met tijdgenoten en voorgangers.
de vergelijking mens en dier dan kom je op logos. De vergelijking mensen onderling dan krijg je nomos/physis. Dus het aangeleerde is aangewezen op overdracht door leren door taal dus op logos. Menselijk tekort; er is altijd een zone/een rest die we zelf in kunnen vullen (ontkoombare vrijheid). Je bent bij je geboorte nog niet ‘af’. Dit menselijk tekort opent mogelijkheden, mogen kiezen is moeten kiezen en dat kan vervelend zijn.


8.2
Plato; 1. De mens is net een begerig dier, rent als een blinde dwaas hongerend naar genot en voedsel. 2. De mens beschikt over goddelijke vermogens. Zetel van dat vermogen; psyché, de ziel. Alles wat leeft, heeft ziel. Wat mensen tot mensen maakt ligt in de ziel. De menselijke ziel onderscheidt zich door zijn vermogen o de echte werkelijkheid te kennen.
Eros; tussenwezen; wezen tussen mensen en de goden; kind van Overvloed en Armoede. De mens bungelt in evenwicht tussen overvloed en armoede en iedereen is dus eros.
Het besef van datgene wat je wilt bereiken maakt dat je meer in je hebt dan een tekort. Totale ontbreken van het verlangde en het volmaakte bereikt-hebben ervan. Eros is de drijfveer de drang om iets beter te maken.
Transcenderen; overschrijden
Een leven wezen is een soort twee-eenheid; versmelting lichaam en ziel (suggeert de mythe van de ziel)


8.3
Aristoteles; we bevinden ons altijd ergens tussen aanleg (dynamis) en volledige verwerkelijking(energeia). Wie erin slaagt zijn telos(vervolmaking) te bereiken of wie erin slaagt te zijn wat ie in aanleg is, is gelukkig. Entelecheia is dat wat iets werkelijk is als het tot optimale ontplooiing is gekomen.
Twee definities van mens-zijn: 1. Zoion logon echon; animal rationale. 2. Zoion politikon ; optimaal mens-zijn kan alleen bij juiste omstandigheden.
Elk organisme bevat een andere ziel (organisme = wezen dat over vermogens beschikt). De vermogens waarover een organisme beschikt vormen samen een ziel.
De ziel is de vorm van de materie. Lichaam is bezield lichaam en ziel is belichaamde ziel. Aristoteles is alleen dualist in dit opzicht; dualisme binnen de geest, de geest en het weten van die geest.
Het toegroeien naar en uitgroeien tot het wezen dat het desbetreffende organisme in potentie is; teleologisch.


8.4
Decartes zag de mens als een eenheid uit twee substanties. De res cogitans, dat verwijst naar het ik, het onstoffelijke ding dat geen uitgebreidheid kent en de res extensa, dat is kortweg de telbare, meetbare en weegbare materie.


8.5
Parallellisme houd in dat de opeenvolging van gebeurtenissen in de materiële werkelijkheid gelijk op gaat met de opeenvolging van voorstellingen in de geest. Volgens spinoza bestaat er maar 1 en dezelfde substantie kan bestaan: de natuur, het universum, god.
Dennet vind niet dat een ziel mens maakt maar dat de hersenen echt alles doen, iets niet stoffelijks kan geen bewegingen in gang zetten dennet was een natuurkundige.

Hume zag de passies als volgt: Directe passies: Verlangen, sympathie afkeer hoop en vrees zijn gevoelens die rechtstreeks gevolg zijn van het plezier of van de pijn die hun objecten teweegbrengen. Indirecte passies: Bijvoorbeeld trots, bescheidenheid, jaloezie, liefde en haat zijn complexere gevoelens en ontstaan door een samenspel van impressies en ideeën ze hebben personen of dingen die aan deze personen toebehoren als object.

REACTIES

F.

F.

Wat een vreselijke inleiding op de antropologie! Alleen geschikt om scholieren er afdoende voor te laten afschrikken! Wat zou ik dat een boel anders doen.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.