Maatschappijleer uittreksel vanaf blz 71. Massa media.
Soorten Media: · Gedrukte media: - Tijdschriften - Kranten - Huis-aan-huisbladen.
Tijdschriften: ~ per periode verschijnen ~ Doel: brengen van verschillende soorten informatie. ~ kleiner dan krant, papier steviger. ~ belangrijk= doelgroep, voor adverteerders Soorten tijdschriften: ~ Jongerenbladen ( gericht op jongeren) ~ Vrouwenbladen (vb: Libelle, Margriet) ~ Roddelbladen (roddels over bekende Ned) ~ Special Interest Bladen (over bepaald ow) ~ Vakbladen (beroepsgroep) ~ Opiniebladen (mening vormen) Elsevier. ~ Omroepgidsen. (Vara, Kro, Eo)
Kranten: ~ 60 dagbladen in Nederland ~ Landelijk dagblad: in heel ned. Verkrijgbaar. Gaat over binnen en buitenland. ~ Regionale dagbladen:niet overal te koop ~ Populaire kranten: -> Nadruk op sensationeel nieuws (misdaad, ongeluk) grote foto’s, vette koppen, breed publiek, simpel taalgebruik. (vb: Telegraaf, AD) ~ Kwaliteitskranten->Nadruk op politieke ontwikkelingen en achtergronden. Kleinere foto’s, voor hoger opgeleid publiek, moeilijk taalgebruik. (vb: NRC)
· Radio en televisie: - Publieke omroepen - Regionale en lokale omroepen - Commerciële omroepen
Publieke: ~ Ze zenden uit op NED 1,2,3. ~ opgericht tijdens begintijd van de radio, 1970 ~ Zendtijd werd verdeeld onder de zuilen. ~ Ze vertegenwoordigen vaak maatschappelijke stromingen ~ In 1951,NTS=Nederlandse Televisie Stichting nu is dat NOS=Nederlandse OmroepStichting ~ NOS gesplitst in -> NOS ( nieuws en sport) -> NPS= Ned. Programma Stichting (Overige) -> NOB= Ned. Omroepproductie Bedrijf (beheert studio’s en opname apparatuur) ~ Publieke omroep onder verantwoording van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. ~ iedereen met een radio en/ of tv moet de omroepbijdrage betalen. Van dit geld wordt de publieke omroep betaald. Ook krijgt zij een deel van de reclame van de STER. (= Stichting Etherreclame)
Regionale en Lokale: ~ Brengen plaatselijk nieuws ~ gefinancierd door reclame en subsidies van gemeente of provincie. Commerciële zenders: ~ In 1990 RTL4, enkele jaren later RTL5, In 1995: SBS6, TV10,TMF,Veronica ~ vertegenwoordigen geen maatschappelijke groeperingen. ~ hun inkomensbron is reclame. ~ ze hebben geen verplichte zendtijd voor culturele en informatieve programma’s.
In ons land is dus een concurrentie strijd. We hebben twee soorten omroepen. Publieke en commerciële, een duaal bestel. (duaal is tweeledig) De publieke omroepen hebben hun onafhankelijkheid gedeeltelijk opgegeven om beter te kunnen concurreren. Ze willen Ned 1,2,3 een eigen “gezicht” geven. Hoe meer kijkers, hoe meer adverteerders, hoe meer inkomsten. Dit geldt voor commercieel als publieke omroepen. In de dichtbekeken uren, de prime-time, is de concurrentie het grootst.
· nieuwe media: De nieuwe informatie bronnen naast gedrukte media, radio en televisie. - diskettes en CD-rom - Internet
Diskettes en CD-rom: ~ op diskette passen 450 boekpagina’s info ~ op een CD-rom ruim 100.000 incl. tekeningen en foto’s. ~ gemakkelijk dingen opzoeken.
Internet: ~ Een wereldwijd netwerk dat miljoenen computers verbind. ~ nodig: een modem: signalen via een telefoonlijn worden verzonden naar andere computers. ~ in 1960 begin gemaakt met internet. In 1990 kwamen er gebruiksvriendelijke programma’s. Toen steeg het aantal snel. Wat kun je allemaal met internet? · world wide web. deel van internet met teksten, plaatjes, video’s, reclame. Er zijn veel van dit soort websites. Je kunt alles opzoeken, wat je wilt weten. Over de hele wereld. · E-mail: een manier om iemand binnen enkele seconden een bericht te versturen, overal ter wereld. Ook kun je plaatjes en rapporten meesturen. · Nieuwsgroepen: dit zijn plaatsen op het net waar mensen met elkaar kunnen praten over bepaalde onderwerpen.
Objectiviteit: een beschrijving van feiten en meningen die in overeenstemming is met de werkelijkheid. Een paar punten om zo dichtmogelijk bij de objectiviteit te zitten. · scheiding kunnen maken tussen feiten en commentaar. · Principe van hoor en wederhoor: nieuws van meerdere kanten bekijken. · Kennis van zaken hebben: veel gespecialiseerde journalisten.
De leiding van de krant bestaat uit 2 delen: 1: directie: verantwoordelijk voor zakelijke en financiële management. 2: redactie: inhoudelijke verantwoording. Om ruzie te verkomen tussen de 2 verantwoordelijkheden is in de CAO het redactiestatuut opgenomen. De directie mag zich bijvoorbeeld met de redactie bemoeien als het financieel achteruit gaat.
Identiteit van de krant kan komen door: · keuze van onderwerpen. (populaire, kwaliteit krant) · Presentatie (koppen, plaatjes) · Eigen commentaar en analyses.
Nieuwsbronnen zijn: · Personen en instellingen. (actiegroepen, bedrijven) · Nieuwsgaring. zelf nieuws opzoeken. ( rechtbank, buitenland, kunst) · Persbureaus. Sturen nieuws via fax en modem. ( verzamelen nieuws en zenden het door naar radio, tv en kranten die op hen geabonneerd zijn)
Een aantal persbureaus zijn: - ANP: Algemeen Nederlands Persbureau, in Den Haag. Per jaar 70.000 berichten en 11.000 foto’s. - AP: Associated Press uit Amerika. - REUTER uit Engeland. - AFP: Agence France Press uit Frankrijk. - DPA; Deutsche Presse Agentur uit Duitsland.
Selectie criteria wel of niet opnemen?: - hoe uitzonderlijk is het bericht? - hoe ingrijpend zijn de gevolgen van de gebeurtenissen? - Is het belangrijk voor een totaalinzicht? - Interesse van doelgroep? Off the record - informatie: dingen gezegd tijdens interview, liever niet gepubliceerd. (kan primeur zijn en dus wel gepubliceerd) Onder embargo verstrekt: niet voor een bepaald tijdstip gepubliceerd. Lekt het voor die tijd uit, die krijgt het volgende jaar geen informatie.
De invloed van de media. H 5.
Vier beïnvloedingtheorieën. · injectienaald – theorie: het publiek zou de boodschap overnemen. Indoctrinatie: systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek, waardoor het denkpatroon sterk word beïnvloed. Deze theorie komt veel voor in landen met een dictator, die de massamedia in eigen handen heeft. Manipulatie: vervormde informatie over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. · De ‘multiple-step-flow of communication’: invloed via mensen uit de omgeving. Deze opinieleiders ontwikkelen een eigen mening over actuele kwesties in fase 1. Als zij hun standpunten weer geven dan hebben de andere mensen nog geen mening daarover gevormd. · De selectieve perceptie: perceptie = waarneming. Mensen willen de informatie nooit objectief waarnemen. Referentiekader: is het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaring. Mensen selecteren de informatie zo, dat het in hun referentiekader past. Vb: een roker wil niet luisteren naar antirook reclames. · De agenda – theorie: de media geeft de mensen onderwerpen om over te denken en een mening te vormen. Dus waarover, niet hoe ze denken. Een onderwerp komt vaak via de media terecht op de politieke agenda.
Vooroordeel: een oordeel over iemand dat niet op kennis van zaken berust. (dat meisje heeft geen smaak, dat zie je al aan haar kleren) Stereotypering: een vaststaand beeld, waarbij we aan een hele groep bepaalde kenmerken toeschrijven. (studenten leven als beesten)
De media geven geen reëel beeld van de omvang en de soorten criminaliteit. Geweldsmisdrijven en seksuele delicten hebben een amusementswaarde en worden vaker verteld. Daardoor lijkt het dat er heel veel moorden gebeuren. Meestal komt de media terug op een eerdere zaak. Ook het beeld van de dader wordt sterk beïnvloed. En zou te moeten herkennen zijn. Ongure types. Bij bestrijding worden strengere straffen gevraagd. De media beïnvloed de angst om slachtoffer te worden heel erg. Ze laten veel slachtoffers praten in tv programma’s.
Hoofdstuk 6
Twee algemene uitgangspunten van de Nederlandse overheid. 1: vrijheid van meningsuiting: zo mag er niet worden gediscrimineerd. Ook onware, opruiende (aan zetten tot plegen van strafbare feiten) en onzedelijke publicaties of uitzendingen zijn verboden. 2: bescherming van een pluriform aanbod: het publiek krijgt de kans verschillende soorten informatie met elkaar te vergelijken.
Houding van de overheid tegenover de pers kent twee tegengestelde principes
1: vrijemarktprincipe: marktgericht, om zoveel mogelijk exemplaren te verkopen en adverteerders te krijgen, om geld binnen te krijgen. Een aantal verkeerde in nood. Door het vrijemarktprincipe.
2: bescherming van pluriformiteit: de landelijke kranten in nood met een duidelijke politieke of kerkelijke kleur, kregen geld van de in 1974 opgerichte Bedrijfsfonds voor de Pers.
In de twintigste eeuw werd Nederland een verzorgingsstaat. Er mochten alleen radio omroepen komen als ze niet commercieel zijn. Het werden dus verenigingen of stichtingen. ( AVRO: Algemene Vereniging Radio-omroep) (KRO: Stichting Katholieke Radio-omroep) De omroepen kregen een zendmachtiging waarvan de voorwaarden in de omroepwet stonden in 1930. (AVRO, KRO, NCRV, VARA, VPRO) Sinds 1969 heet de omroepwet de Mediawet. Het werd een open bestel. Er kwam ruimte voor andere zenders op tv en radio. (veronica enz.)
In de mediawet staan o.a.: 1: minimaal 150.000 betalende leden. Een beginnende omroep 60.000 anders word de zendtijd weer afgepakt. 2: eigen identiteit. 3: volledig programma hebben. (25% amusement, 25% informatie enz) 4: niet gericht zijn op winst. Dus vereniging of stichting. 5: opbrengst van STER-reclame, verdeeld onder de omroepen en pers. 6: ook kerkelijke en geestelijke genootschappen mogen zenden zonder vaste leden.
Nederland moet zich houden aan internationale verdragen over media en zendtijd. In een Europees verdrag staat het recht op het doorgeven en ontvangen van informatie: Europese landen zenden in elkaars ethers uit. De overheid heeft geen invloed op de programma’s uit het buitenland. TMF en MTV hoeven geen Nederlandse zendvergunningen aan te vragen, omdat ze in het buitenland worden opgenomen en uitgezonden.
Eisen aan reclame voor omroepen die zendtijd hebben aangevraagd. · maximaal 12 minuten reclame per uur. Publieke tussen programma’s door en commerciële tijdens programma’s. · de naam van sponsors mag gezien worden. Verboden is Sluikreclame: doelbewust tonen of noemen van een product of productnaam, zonder dat het publiek weet dat het om reclame gaat. · Het commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving van de regels en deelt boetes uit.
Door de verzuiling in Nederland zijn er zoveel kranten en omroepen.
De katholieken: KRO en volkskrant
Protestants - christelijken: NCRV en Trouw
Socialisten: VARA en het parool.
Iemand uit de ene zuil mocht geen krant lezen uit een andere.
Maar in de jaren ’60 kwam er de ontzuiling. Mensen gingen wel andere kranten lezen en omroepen kijken. Er kwam uitbreiding in omroepen. Er verdwenen veel kranten of ze fuseerden. In de jaren ’90 werd de vertrossing nog meer versterkt door de komst van de commerciële zenders.
Tegenwoordig gaat het vooral om de adverteerder bij de media, ze brengen vaak de helft van het totale inkomen binnen. Ook is er altijd een bepaalde doelgroep, zodat de adverteerder zich daarop kan richten. Ook de zelfstandig van kranten is verminderd. Door de technologische veranderingen zijn veel uitgevers gefuseerd. Mediagiganten: jagen op de een stukje van de winstgevende markt van de concurrentie tussen publieke en commerciële zenders. (vb: Endemol, Holland Media Groep) ze bezitten: filmmaatschappijen, satellietkanalen, kabelexploitanten, opnamestudio’s en uitgeverijen. Er wordt verwacht dat grote mediaconcerns alle massamedia gaan beheersen.
Het verschil tussen de publieke en commerciële zenders word steeds kleiner. Veel adverteerders adverteren bij de commerciële. Hierdoor hebben de publieke omroepen ook minder inkomen. Waarvan het gevolg is dat ze ook meer kijkers gaan trekken, door meer amusement programma’s e.d. uit te zenden. De commercialisering lijkt op grote schaal de kwaliteit van de media te gaan bepalen.
REACTIES
1 seconde geleden