Geschiedenis samenvatting:
Nederland en Indonesie. Vier eeuwen van contact en beinvloeding.
De verenigde oost indische Compagnie
De ontdekking van Indonesie
2 april 1595 vertrokken de eerst 4 schepen op weg naar oost indie,onder leiding van Cornelis de Houtman en Pieter Dirksz. De Keyzer. De opdrachtgevers van de reis wilden net als de Portugezen specerijen uit de oost gaan verkopen. Dat leverde grote winsten op.
Ook de Fransen en engelsen wilden het monopolie van Portugal verbreken, vanuit Nederland waren al eerdere pogingen geweest om via het noorden Indie te berijken.
Tot voorbij Kaap de goede hoop ging het goed, daarna kon met geen nieuw voedsel inslaan en stak scheurbuik de kop op. Uiteindelijk vond men na 7 maanden op Madagaskar toch nieuw voedsel en water. Op de Indische oceaan ontstonden op nieuw problemen, maar toch lukte het om Sumatra en later java te berijken. Ze gingen op Bantam aan wal.
In Bantam hadden zich al heel veel handelsreizigers uit Azie én portugal gevestigd.
De Nederlanders sloten een contract voor Peper, maar de porgtugezen werkten dat tegen door de Bantamezen op te stoken tegen de Nederlanders. Na een ruzie moesten de Nederlanders uiteindelijk met slechts een kleine hoeveelheid peper vertrekken. Ook oop de andere eilanden lukte het niet en uiteindelijk moesten ze zonder veel specerijen etc terugkeren (om muiterij te voorkomen).
Nadat door Willem Barendsz. Bewezen was dat de Noordelijke route niet ging werken, besloten veel Zeeuwse en Hollandse investeerders hun geld op de zuidelijke route in te zetten. De hoge verwachtingen die men over indonesie had werden waargemaakt met grote winsten. Lange tijd ging het goed en behaalde men grote winsten, maar toen door meer concurrentie en hogere inkoopprijzen de winsten te laag werden besloten de Zwweeuse en de Hollandse compagnie samen te gaan werken. Ze werden de VOC. Van de staten generaal kregen ze het alleenrecht om handel te drijven te oosten van Kaap de Goede Hoop en ze kregen octrooirechten, dat wil zeggen dat ze in naam de staat gebieden mogen veroveren, verdragen mochten sluiten met vorsten en oorlog mochten voeren.
Insulinde
De oost heette eerst insulinde, opbebouwd uit insula (eiland) en Indiae (indie). Pas in 1922 bedachten Indonesische nationalisten de naam Indonesie.
Omstreeks 1600 zag men indonesie niet als een eenheid, maar als apparte landjes. Oostindie, zoals het toen genoemd werd was eigenlijk een naam die al door de Oude grieken aan een soort van fantasieparadijs was gegeven. Dit paradijs zou in het oosten liggen.
De spullen die de handelaren meenamen spraken ook erg tot de verbeelding en werden voor allerlei doeleinden gebruikt.
Azië was voor de europeanen lang ondoordringbaar geweest. Pas in 1450 was het spanjaarden en portugezen gelukt voorbij de islamitische bolwerken te komen die het eerder onmogelijk hadden gemaakt er te komen. Ze gingen naar het Oosten en het Westen en sloten een verdrag dat de Portugezen het oosten van een denkbeeldige lijn over de atlantoische oceaan mochten hebben en de Spanjaarden het westen. Toenm de portugezen via India voor het eerst indonesie berijkten vonden ze daar op de molukken kruidnagel en nootmskaat.
In de tijd van de VOC waren er weinig mensen op Indonesie die voor de helft op Java leefden. De rest woonden op kleine stukken van den onbewoondare andere drie eilanden. Borneo Celedes en Sumatra. Er was geen centraal bestuur, alleen kleine koninkrijkjes die opkwamen en weer vergingen.
Het handelsnetwerk van de VOC
Vanaf het begin van de VOC sloot men verdragen met lokale vorsten om een handelsmonopolie in specerijen te realiseren. Maar dat lukte niet (meteen) Er was nog veel concurrentie van Engelsen, Portugezen en Aziaten.
In 1609 werd de eerste gouverneur-generaal aangesteld, die het centrale bestuur over de gehele archipel kreeg. Er kwam een bestuurscentrum anex stapelplaats, eerst was dat Ambon, maar Jan Pieterszn. Coen koos voor Jakarta (Batavia). In 1619 werd die stad veroverd.
Coen wist dat er oorlog nodig was om het monopolie te raliseren. In 1609 had een Nederlandse vloot orde op zaken proberen te stellen op de Bandaeilanden, dat was uitgelopen op een bloedbad. In 1622 nam Coen zelf de leiding van een expeditie die op een bloedige manier de Bandaneze voormannen dwong tot het uitsluiten verkopen aan de Nederlanders. Maar er was nog geen totaal monopolie. Nog steeds verkochetn veel molukkers hun waren aan smokkelaars die het vervolgens op Madegaskar verkochten. Pas toen Madegaskar in 1670 veroverd werd was er een totaal monopolie.
Op kruidnagel, foelie en nootmuskaat had de VOC dus een monolopie, voor peper lag dat anders. De peper van de VOC kwam uit Bantam en Atjeh, maar peperbessen groeiden ook op andere plaatsen in de archipel en in india. De vrije markt bleef daar dus gelden.
Coen voerde een nieuw sisteem. Specerijen moesten niet met geld uit nederland gekocht worden, maar met andere aziatische producten, zodat alles wat naar Nederland kwam pure winst was. Overal in Zuid-Azie en Japan stichtte de VOC factorijen (handelsposten).
In india en de bengalen werd textiel gekocht.
Op java werd van het textiel peper gekocht.
De textiel werd betaald met goud uit Japan en Perzie.
Het goud was betaald met katoen, suiker en andere producten. Etc. etc.
Omstreeks 1700 veranderde er veel. Het accent van de handel verschoof van de Molukken naar Java, india en Ceylon. Specerijen werden minder belangrijk, nieuwe producten waren suiker, kaneel, textiel en koffie en thee (omstreeks 1715). Door de koffie en thee werd chinees porselein ook een nieuw product.
IN de loop van de 18e eeuw raakte de VOC in verval. Ze werd zowel in India op het textiel als in china op de thee, overwonnen door Engeland. Daarnaast werd de VOC steeds duurder en kon ze niet meer op eigen kracht inter-aziatische handel voeren.
Tot slot werd de VOC ook op grote schaal opgelicht door eigen werknemers, die de onderneming meer lieten betalen voor producten en de winst in eigen zak stoken.
In 1780 kwam de VOC in de rode cijfer en in 1799 werd de onderneming geliquideerd door de staat.
Krassen op een rots. De invloed van de VOC beperkte zich tot op economisch gebied. Met het grootste deel van de archipel had niets met de Nederlanders te maken. De VOC had haar relaties met, vooral de Molukken en Java vastgelegd in verdragen en verbonden. De meeste vorsten zagen de VOC als een bondgenoot. In ruil voor militaire steun verkochten de vorsten hun ware aan de Nederlanders. Dit was ook gunstig voor de vorsten, hierdoor kwam er geen kapitaal in handen van de bevolking, die zo geen opstand konden beginnen. Molukken: Voor de Molukken was de VOC aanvankelijk een bondgenoot tegen de Portugezen, maar de Molukker interperteerden de verdragen anders dan de Nederlanders, voor hun veranderden de verdragen met de veranderende omstandigheden. Terwijl de Nederlanders ze eeuwig gelden vonden. Met geweld dwong Nederland de Molukken uiteindelijk tot monopolies. Maar haar macht bleef beperkt tot een economische. De Molukkers moesten hun waren aan de Nerderlands verkopen en herendiensten verrichten. (zoals het verbranden van het overtollige noodmuskaat). Java: Op Java was de VOC aanvankelijk een bondgenoot, maar na de stichting van Batavia werd ze lange tijd gezien als indringer. Batavia lag toen tussen twee vijandige vorstenrijen. Bantam en Bataram. De omsingeling werd doorbroken toen er in Bataram een nieuwe vorste aan de macht kwam met behulp van de Nederlanders. De andere kant van de omsingeling werd kort daarop ook verbroken, toen de VOC interne gevechten beslechtte. Op bantam bleef het twintig jaar onrustig tot het uit elkaar viel in twee sultanaten. De VOC werd wel erkent als opperheer, maar dat had vooral een symbolische functie. In practijk waren de vorsten vrij hun eigen beleid te voeren, verder dan de verkoop van producten ging de beinvloeding niet. Behalve in Bantam en op West-Java. Bantam: woeste gronden werden ontgind en uitgeleend aan, vooral chinezen, die er suiker op gingen planten. West-Java: hier werd de koffie geintroduceerd. De VOC stelde contingenten (bestellingen) vast, de lokale vorsten verkochten voor vaste prijzen aan de VOC. Maar de VOC bemoeide zich niet met de verdeling van de inkomsten van de vorsten tussen hen en de boeren. De companie had alleen koffieseganten rondlopen die keken of de vorsten zich aan hun afspraken hielden. Er hebben bijna een miljoen mensen voor de VOC gewerkt. Nederlanders,Duitsers. 600.000 van hen kwamen nooit terug. Dat kwam door de hoge sterfte en de afwezigheid van vrouwen. De europeanen waren nog geen 5% van de Indonesische bevolking. Doordat er geen Europese vrouwen waren trouwden somige mannen indonesische vrouwen, er stond zo een mengcultuur die in veel opzichten veel vrijer was dan de nederlandse.
Het Cultuurstelsel.
Van verliespost tot wingewest
Door de Franse revolutie was het vanaf 1792 een groot deel van europa in oorlog. Nederland ging in de Napoleontische tijd deel uit maken van Frankrijk. Aangezien Nederland daardoor haar handelspositie verloor werd Engeland heerser over de wereldzeeën. Maar na de val van Napoleonwilde engeland dat Nederland sterk genoeg werd om een eventuele volgende aanval van Frankrijk te stoppen. Daarom kregen de Nederlanders Indonesie terug. Er waren grootse plannen met de Archipel. Er moest vrede, democratie en welvaart komen, maar daar kwam niets van terrecht. Nederlandes ondernemers konden de vrije concurrentie niet aan, door verouderde schepen. De boeren kregen het nog zwaarder. Naast de herendiensten moesten ze nu ook nog landrente gaan betalen aan het Nederlandse bestuur. Een geldbedrag over een deel van de rijstoogst. Daarnaast wisten de Nederlanders alleen maar gezag te houden door oorlog te voeren. De vorsten en boeren verzetten zich constant tegen de Nederlanders, waardoor de Nederlands steeds weer opstanden en oorlogjes moesten neerslaan. (Zoals tussen 1825 en 1830, toen de moslimleider Dipo Negoro een oorlog begon tegen de heidene Nederlanders en nog een heel eind kwam.) Voor Nederland was de kolonie in die tijd een financiele molensteen aan de nek.
In de 1830 voerde de gouverneur-generaal van de archipel, Johannes van den Bosch het cultuurstelsel in. Het cultuurstelsel ging er vanuit dat Indonesie een Nederlands wingewest was. De kern ervan was dat de Javaanse bevolking ertoe gedwongen werd koffie, suiker en andere exportproducten te produceren, waarvan de opbrengsten naar de Nederlandse schatkist gingen. Volgens Van de Bosch was Nederland eigenaar van de Indonesische grond en dus gerechtigd tot het vragen van een vergoeding voor het gebruik ervan, een vergoeding in de vorm van exportproducten. Om de medewerking van de inheemse bevolking te garanderen, kregen de inheemse vorsten hen macht terug. Zij moesten erop toezien dat de bevolking hun producten inderdaad aan Nederland gaf.
De dorpshoofden zagen toe op de boeren.
De regenten zagen toe op de dorpshoofden.
Terwijl nederlandse bestuursambtenaren de bestellingen en de regenten controleerden. Om de productie te stimuleren kregen de inheemse bestuurders en de Nederlandse ambtenaren een deel van de winst die op de producten gemaakt werd, de zogenaamde cultuurprocenten.
De particuliere markt stond (weer) buitenspel. Willem I had in 1824 de Hederlandse Handels Maatschappij opgericht die die de cultuurproducten in consignatie kreeg en ze moest vervoeren en veilen.
Eigenlijk was het systeem van de VOC weer bijna helemaal terug. De directe macht lag bij de inheemse bestuurders, die werden gedwongen producten voor de Nederlanders te maken. De Nederlandse bestuursambtenaren hadden dezelfde rol als de koffiesergeanten. En de NHM had dezelfde handels en transportmonopolie als de VOC. Maar er was een belangrijk verschil: ook bestuurlijk hadden de Nederlanders het uiteindelijk voor het zeggen.
De kurk waarop Nederland dreef
Voor Nederland werd het cultuurstelsel een groot succes. De schatkist liep vol en binnen een paar jaar maakten de winsten uit indonesie eenderde deel uit van de Nederlandse schatkist. (1851-1860) Met het cultuurstelsel werd geinversteerd in de Nederlandse infrastructuur en werden de slavenhandelaren in Suriname afbetaald(!) Ook was het cultuurstelsel voordelig voor de Nederlandse industrie. De scheeosbouw kreeg een nieuw impuls doordat de NHM schepen nodig had. Ook de twense textielindustrie kwam weer op door dat men een nieuwe afzetmarkt kreeg, waarvan concurrentie geweerd werd. Het succes van het cultuurstelsel riep veel respect op bij andere koloniale mogendheden.
Maar er was ook kritiek op het cultuurstelsel. De winst van Nederland werd verhaald over de hoofden van de indonesiers. Dit werd in 1849 gezegd door het kamerlid Van Hoevell, en later ook door Multatuli.
Voor de javanen nam de werkdruk toe. Ze werkten minimaal 66 dagen, maar soms wel 200 dagen voor de Nederlanders als verplichtte arbeid. Vooral als er koffieplantages aangelegd moesten worden waren er veel Javanen nodig voor hele zware arbeid. Bovendien werd veel grond van de Javanen gebruikt voor suikerriet, i.m.p. voor reist. Het primaire voedsel van de Indonesiërs. Daarnaast moest de bevolking nog steeds herendiensten doen. Maar het grootste probleem was de grote kans op misbruik van het systeem door de inheemse bestuurders en Nederlandse ambtenaren. Zij hadden beide belang bij grote opbrengsten dus meldde de ambtenaren veel wansituaties niet.
Maar er waren ook positieve dingen. Ten eerste kwam er een einde aan de voortdurende oorlogen. Ten tweede werd de infrastructuur verbeterd. Ten derde kregen de boeren wel betaald voor hen verplichtte arbeid. Het zogenaamde Plantloon. Dat al snel hoger werd dan de landrente. Op deze manier werd er geld in de indonesische economie gepompt, die daarvoor nog helemaal geen geld had.
Maar er waren ook veel hoengernoden. Tussen 1845 en 1850 overleed in de zwaarsr getroffen gebieden een op de vijf javanen. Daarom werd het cultuurstelsel hervormd en kwam er meer ruimte voor de productie van rijst. Het Nederlandse betuur ging zich meer bemoeien met de rijstproductie, (hervormde de productiemiddelen) en de cultuurprocenten namen af, waardoor deindonesier meer geld hadden. Dat was wel nodig ook, want de indonesische bevolking steeg explosief.
Samen besturen, gescheiden culturen Er heeste een dualistisch bestuurssysteem. Dat wilde zeggen dat er een Binnenlans- of Nederlands bestuur en een Inlands- of inheems bestuur naast elkaar regeren. Binnenlands bestuur:
Binnenlans Bestuur Inlands Bestuur
Gouverneur generaal, regeerde in naam van de koningin.
Residenten, per provincie. Ambtelijke diensten van Batavia
Assistent residenten, per afdeling. Regenten, oude adellijke vorsten
Controleurs Lagere hoofden, met als laagste de dorpshoofden
In praktijk zorgde het dualistische bestuurssysteem ervoor dat de javanen onder volledige macht van hun inlandse hoofden stonden. Na de Java-oorlog hadden de Nederlanders wel geleerd dat de Javanen toch niet naar hun zouden luisteren. Voor de Inlandse hoofden waren ze wel bereid herendiensten etc. te verrichten. De Nederlanders waren eigenljk gewoon een soort werknemers van de plantages. Dat kon ook niet anders, want er waren heel weinig Nederlanders op een sterk groeiende Javaanse bevolking. Na de rampjaren 1845-1850 gingen de Nederlanders zich steeds meer verzetten tegen de uitbuiting van de bevolking door de inlandse hoofden, die voor de bevolking nog steeds de absolute heersers waren. Door het cultuurstelsel kregen de Nederlanders een veel sterkere greep op de Indonesische cultuur. In de dorpen bleef de culturele beinvloeding erg klein, maar in de grote steden ontstond een mengcultuur; de indo-Europese cultuur. De Nederlandse regering wilde deze vernederlandsen, en benoemde alleen Nederlandse, opgeleide mensen op hoge plekken. De volbloed Nederlanders heetten totoks. Maar het overgrote deel van de Nederlanders in Indonesie maakte deel uit van de Indo-Europese groep. Bij officiele gelegenheden waren zij nog echt Nederlands, maar privee namen zij veel Indische gebruiken over. De huizen van de welgestelde Europeanen waren pronkerig, Veel versieringen, maar ook een hele stoet bediendes. Naar Nederlandse begrippen was de samenleving veel te vrij, zowel in professioneel opzicht (lui etc.) als op sexueel opzicht. De mannen lieten zich ongegeneerd verwennen door hun huishoudsters.
Roofstaat of Weldoeners? Roofstaat: In de tijd van Multatuli was niet iedereen het eens met zijn critiek op het cultuurstelsel, maar later zeiden onder andere historicus Lou de Jong (1984) en antropoloog Geertz (1963) dat Nederland zich schandalig verrijkt had door de Javanen te gebruiken als dwangarbeiders en dat het cultuurstelsel leidde tot een langdurige economische stagnatie, omdat al het kapitaal in Nederlandase handen was. Dat belemmerde de industriele groei. Weldoeners: Het beeld negatieve beeld is langzaam bijgesteld. De Nederlanders brachten wel degelijk economische ontwikkeling en welvaart. De landrente ging wel omhoog, maar dat werd gecompenseerd door een gestegen plantloon. Zo werd er geld in de Indonesische samenleving gebracht. Dit leidde tot meer consumptie en bedrijvigheid. Verder werd de economische ontwikkeling gestimuleerd door de aanleg van wegen, havens en de overdraging van kennis over de grond en planten. Maar de welvaart seeg alleen in de consumptie, niet in de productieviteit en Nederland onttrok alle rijkdommen aan het land. De rol van indonesie bleef kwetsbaar, als grondstofleverancier.
REACTIES
1 seconde geleden
V.
V.
In dit artikel staat dat de nationalisten in Indie de naam "Indonesie" bedachten in 1922. Dit is niet correct. De naam "Indonesie" is bedacht in 1850 en gebruikt door de Britse etnoloog G.R. Logan in 1850, en is een afgeleide van het Latijnse woord India en het Griekse woord 'nèsos' (eiland). De namen "Indonesia" ("Indonesië") en "Indonesiër" zijn in 1924 als staatkundig begrip geïntroduceerd door de redactie (o.a. Mohammed Hatta) van het tijdschrift "Indonesia Merdeka" van de "Indonesische Vereeniging", vanaf 1925 "Perhimpoenan Indonesia" genaamd.
16 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Thanx Femmie, ik ben je eeuwig dankbaar!
22 jaar geleden
Antwoorden