In de vijfde eeuw viel het West-Romeinse rijk uit elkaar. De internationale politiek werd gedomineerd door de vorming van grote nationale staten, die soms met elkaar in conflict raakten. Van 1096 tot 1291 werden er meerdere kruistochten ondernomen met als doel het Heilige Land te bevrijden van de Mohammedanen.
In de standentheorie worden de drie maatschappelijke groepen besproken, de geestelijkheid, de adel en de ridders en de boeren en de vissers. Vanaf ongeveer 700 n.C. beloonde een vorst zijn trouwe onderdanen door stukken land in bruikleen te geven, Het in bruikleen geven van land was een alternatief voor een beloning in geld, dit werd een feodum genoemd, vandaar het feodale stelsel of leenstelsel. De persoon die het land te leen gaf heette een leenheer en de persoon die het land geleend kreeg heette een vazel. Deze vazel moest in ruil voor het geleende land trouw zweren aan de heer.
Bij muziek is het gebruikelijk om liefdeslyriek te beginnen met een natureingang, een stereotype beschrijving van de natuur.
De middeleeuwen zijn te omschrijven als een eercultuur. De norm voor het gedrag lag in het aanzien dat men van andere ontving, de graadmeter voor het gedrag was niet het individuele geweten of een eigen norm.
De middeleeuwers gebruikt veel symboliek in hun kunst. Het christelijke geloof was erg belangrijk en daarom verwijzen veel symbolen naar iets religieus.
Aan het einde van de Middeleeuwen werd de boekdrukkunst uitgevonden. Middeleeuwse boeken zijn met de hand geschreven teksten: handschriften of manuscripten, geschreven op perkament of papier. Wie van een handgeschreven boek een tweede exemplaar wenste, moest het laten overschrijven. Dit gebeurde door kopiisten, wat meestal monniken waren.
In de Middeleeuwen werden de boeken voorgelezen en was er dus geen leescultuur, maar een voorleescultuur. Het stelsel dat kunst in opdracht gemaakt wordt, heet mecenaat, de opdrachtgever heet mecenas.
De hovelingen en ridders die aan de hoven van de vorsten woorden werden opgevoed volgens de normen en het gedrag die voor het hofleven vereist waren, deze gedragswijze werd hoofsheid genoemd. Roemen was het opscheppen over je geliefde. Mate was zelfbeheersing om een ander niet te kwetsen.
De ridderroman had verschillende functies. Ze zorgden voor vermaak, boden de hovelingen identificatiemogelijkheden voor (on)gewenst gedrag, leverden lessen en brachten normen en waarden, het ridderschap en het hofleven onder de aandacht.
In de Karelepiek staan de avonturen van Karel de Grote of zijn vazallen centraal. De Karelepiek gaat terug op het chanson de geste. Dit zijn verhalende gedichten over al dan niet verzonnen gebeurtenissen uit de tijd van Karel de Grote.
In chansons de geste zijn twee onderwerpen dominant; de strijd tegen de heidenen en de spanningen binnen het feodale systeem door opstandige vazallen. Het hof van koning Arthur is een ideale hoofse wereld, waarin geen feodale conflicten bestaan. De ideaalvorst koning Arthur werd de literaire concurrent van Karel de Grote.
De Arthurromans hebben een hechte structuur die een diepere les duidelijk moeten maken. Waar Karelromans historisch zijn, zijn Arthurromans fictief, sprookjesachtig.
De ridders Lanceloet, Walewein, Percival of anderen trekken erop uit om een queeste te volbrengen. De Arthurridder verlaat het hof om in de niet-hoofse wereld de orde te herstellen.
In de middeleeuwen had je twee soorten geestelijkheden. De seculiere, wereldlijke geestelijkheid verzorgde de zielzorg voor de gelovige leken en de monniken en nonnen (de reguliere geestelijkheid) deze verbleven in de kloosters. Zij hadden de kloostergeloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid afgelegd.
Geestelijke letterkunde zijn teksten die gaan in de 1e plaats gaan over het christendom, die geschreven zijn om op te roepen tot een christelijk leven en ze dienden om het geloof uit te dragen. Opdrachtgevers hiervan waren de abten, monniken, priesters en religieuzen.
Het patriciaat is een soort van stedelijke elite die lonkte naar prestigieuze hoofse cultuur. De abele zijn een verwerking van hoofse literatuur in de stad. In de late Middeleeuwen ontstonden in de stad georganiseerde verenigingen waar men de literatuur beoefende, dit werken ofwel rederijkers genoemd.
Middeleeuwse literatuur
5.9
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden