Levensbeschouwing - Hoofdstuk 4; Dood
§1 Introductie
Drie goede redenen om je in de dood te verdiepen:
1. Met de dood krijgt iedereen te maken, door er alvast mee bezig te zijn krijg je inzicht in wat er met mensen gebeurt als ze met de dood geconfronteerd worden.
2. Er zijn een heleboel beroepen die met de dood te maken hebben. Door nu al bij het thema dood stil te staan zijn leerlingen die later een van deze beroepen willen gaan uitoefenen voorbereid.
3. De dood roept belangrijke levensvragen (vragen die alleen door de steller zelf te beantwoorden zijn en de antwoorden kunnen in de loop der tijd veranderen) op. Bijvoorbeeld:
- Wat is nou echt belangrijk in het leven? - Wie is de mens?
- Wat is de zin van mijn leven? - Wat is het zin van ons bestaan?
§2 Informatie
Dat je geboren ben en dood gaat zijn de enige twee dingen in je leven waar je helemaal zeker van bent. Als je geboren bent moet je ook dood gaan, dit is onontwijkbaar. De manieren waarop mensen sterven zijn erg tegenstellend (net als het moment en de leeftijd).
Kort samengevat kun je ze in twee groepen verdelen:
1. Natuurlijke dood → hierop is geen invloed uit te oefenen. Een natuurlijke dood wordt door medici gezien als een proces van krachten van de mens (ouderdom).
2. Niet-natuurlijke dood → hierop is wel invloed uit te oefenen, door de persoon zelf of de omgeving (bv. verkeersongeluk of moord).
Voorbeelden dood op afstand: (natuur)rampen, verkeersongelukken, series, begrafenisstoet etc.
Voorbeelden dood van dichtbij: alle mensen die sterven in je nabije omgeving.
Fasen bij het rouwen (of het verwerken van eigen dood):
1. Ontkenning → de waarheid niet onder ogen willen zien, redenen bedenken waarom het niet klopt.
2. Woede → beseffen van het doodgaan, er worden ‘waarom’ vragen gesteld en er wordt woede afgericht op buiten- en binnenstaanders.
3. Marchanderen (manoeuvreren)→ de dood is nog steeds niet geaccepteerd, er is nog hoop. Echter, deze hoop is niet op feiten gebaseerd, het is hopen tegen beter weten in.
4. Depressie en apathie → na veel moeite acceptatie van de dood. Gevolg: depressie en afzondering.
5. Acceptatie → de betreffende persoon legt zich bij zijn lot neer en leert hiermee omgaan.
Omdat rouwen iets heel persoonlijks is (vooral je karakter bepaalt hoe je reageert), liggen deze fasen natuurlijk niet helemaal vast (soms verloopt het op een andere volgorde), toch laten deze fasen zien hoe het gros van de mensen met de dood omgaat. Ook is er vaak nog een (korte) periode – vlak na overlijden – waarin iemand verdooft is. Andere veel voorkomende situaties:
- Als een kind een van zijn ouders verliest, wil het vaak de andere ouder niet belasten met zijn/ haar verdriet. In zo’n situatie zoekt het kind vaak een vertrouwd persoon op;
- Als iemand na langdurige ziekte overlijdt is dit vaak minder moeilijk te bevatten dan wanneer het onverwacht gebeurt (bv. verkeersongeluk);
- Een geval van zelfdoding verwerken is een ontzettend zware opgave omdat het veel vragen en schuldgevoelens oproept.
Alle rituelen samen om afscheid te nemen noemen afscheidingsceremonieën:
- Prehistorie en oudheid → doden werden in hunebedden of grafheuvels bijgezet;
- Natuurvolkeren → kannibalisme (opeten van het lijk). Reden: de ziel van de dode verwerven. Ook werden lijken verbrand of begraven (en in sommige streken zelfs balseming);
- India → in Bombay wordt het lijk soms aan wilde dieren en roofvogels overgelaten. In de rivier, de Ganges, in India worden lijken (of de resten daarvan) vaak op een rivier afgedreven. Ook wordt er na overlijden een druppeltje rivierwater in de mond gestopt (ook hout, om de ziel te voeden), het lijk wordt in een doodskleed gewikkeld en er worden gebeden uitgevoerd.;
- Westerse volkeren → voornamelijk twee afscheidsceremonieën: begrafenis en crematie. Beide aangeduid als lijkbezorging en over het algemeen ingetogen;
- Christendom → hierin is de ziel altijd het belangrijkste geweest (terwijl het lichaam vergaat blijft de ziel eeuwig voorbestaan). In de katholieke uitvaarmis is dit terug te zien omdat er voor het ‘zielenheil’ van de overledene werd gebeden. Tijdens de mis vonden enkele rituelen plaats zoals het bewieroken van de kist en het zegenen met wijwater. De priester vraagt voor de zonden van de overledene vergiffenis. Vroeger was het gebruikelijk om christenen te begraven, tegenwoordig is ook crematie geaccepteerd. Bij het graf of in het crematorium wordt bijna altijd het belangrijkste gebed van de christenen, het ‘Onze Vader’ gebeden. Begrafenissen en crematies vinden in betrekkelijke stilte en een sobere sfeer plaats, na afloop is er meestal ruimte voor condoleances. Bij protestanten spelen rituelen een iets minder belangrijke rol.
Respect en zorg voor de doden spelen in alle afscheidsrituelen een rol maar ook de angst voor een kwade ziel dreef mensen er toe om de ziel gunstig te stemmen door middel van bv. feesten, offers, gebeden en bezweringen. Ook werd de ziel soms misleid.
Tegenwoordig willen nabestaanden een persoonlijkere invulling geven aan de afscheidsceremonie, bv. door middel van bepaalde teksten, symbolen, muziek of rituelen.
Altijd zijn er mensen geweest die zich interesseren voor de dood, zo zijn er voorstellingen ontstaan over een leven na de dood en werden er rituelen ontwikkeld (en toegepast) die de overgang van dit aardse leven naar een leven na de dood symbolisch vieren. Filosofen en hun visie op religie en dood:
- Een denker die ervan uitging dat de oorsprong van het fenomeen dood in religie ligt was de Griekse filosoof Epicurus. Hij vond religie een ‘ziekte’ waaraan mensen leden uit angst voor de dood;
- De Engelse David Hume was het met Epicurus eens, ook vond hij dat religie het verlangen naar geluk uitdrukte;
- Henri Bergson daarentegen was van mening dat de mens als enig levend wezen zijn eigen dood kan voorzien (omdat het bewust is van de eindigheid van het leven). Juist dit unieke vermogen heeft als gevolg dat de mens met veel angst en onzekerheid leeft;
- Micrea Eliade beweerde dat de mens zijn eigen sterfelijkheid probeert te overtreffen door deel te willen uitmaken van een oneindig geheel.
§3 Levensvragen bij de dood
Je kan vanuit verschillende invalshoeken naar de dood kijken, elke invalshoek roept andere vragen op. Vb. invalshoeken: biologische, psychische, sociale, aardrijkskundige (geografische) en historische.
In dit hoofdstuk kijken we met een levensbeschouwelijke bril naar de dood.
Een aantal belangrijke levensvragen bij de dood:
- Wat is de zin van het leven als ik zeker weet dat ik eens zal doodgaan?
- Welke betekenis heeft de dood voor mij op dit moment?
- Is er leven na de dood?
- Geloof ik in een hemel en een hel?
- Geloof ik in reïncarnatie (wedergeboorte)?
- Is ons lichaam sterfelijk en onze geest onsterfelijk?
- Hou zou het leven zijn zonder de dood?
- Mag ik zelf het moment uitkiezen waarop ik dood wil gaan of moeten we dat aan God overlaten?
- Een donorcodicil bij je dragen. Is dat een goede zaak?
Een aantal ethische vragen (vragen over verschillende normen en waarden in de samenleving. Daarbij vraag je, je af wat het goede en wat het kwade is) bij de dood:
- Mag ik iemand doden die mij dreigt te doden?
- De doodstraf voor moordenaars, is dat een te rechtvaardigen zaak?
- Een arts of verpleegkundige die meewerkt aan euthanasie, is dat geoorloofd?
§4 Is er leven na mijn dood?
De meningen over de vraag of er leven na de dood is zijn nogal verdeeld. Sommige mensen gaan ervan uit dat de dood ‘de laatste halte’ van de mens is, andere mensen denken juist dat de mens na zijn dood blijft voorbestaan. Dit laatste is te onderscheiden in een geloof in een lichamelijk voortbestaan en het geloof in een zuiver geestelijk voorbestaan.
Een christelijk standpunt
Christenen geloven dat het aards leven vol lijden (er bestaat nog onheil, oorlog, honger etc.) zit, maar als mensen sterven komen ze (na drie dagen) in een soort hemel waar iedereen gelukkig is (het allesomvattend heil → rijk van God) en waar God, de Vader is. Althans, als ze zich inspannen voor een betere wereld. Het fijne hieraan is dat mensen die christen zijn het besef hebben dat er na de dood nog iets komt, het is niet het einde (bv. de dood van Jezus). De hoop – en het vertrouwen – op een leven na de dood stimuleert christenen om de aarde nú al een betere plek te maken, het geeft christenen energie. Om op aarde gelukkig te worden helpt God ons om dingen te doen die wij niet goed kunnen doen (bv. ongeneeslijke ziekte).
Christelijke opvattingen hebben onze huidige ideeën over een leven na de dood sterk beïnvloedt.
In het Jodendom vóór Christus ontstond het idee van de verrijzenis of opstanding → de gestorven mens zal weer uit de – met behulp van God - dood opstaan (levend worden) en voor eeuwig leven. Ook zal hij een nieuwe wereld maken. Paulus, de apostel verkondigde later – in het Nieuwe Testament – de verrijzenis van de doden. Dit moet niet verkeerd begrepen worden: het ging niet alleen om een onsterfelijke ziel. Maar juist aan de combinatie geest/ ziel en stoffelijk lichaam. Ook dacht men dat het ooit een keer met de mensengeschiedenis zou aflopen en dat God dan de nieuwe mens en de nieuwe wereld zal scheppen.
De ideeën van de Griekse filosoof Plato speelde in de laatste een belangrijke rol. Hij ging ervan uit dat het lichamelijke element van de mens bij diens dood ophoudt te bestaan maar dat het geestelijke gedeelte (‘de ziel’) voortleeft → dit gedeelte is ons geschonken door God en bij onze dood keert dit weer terug naar zijn oorsprong. De scheiding tussen lichaam en geest wordt dualisme genoemd. Deze Griekse invloed op het christendom was dat de kerk het lichaam als iets minderwaardigs – en zelfs slechts – werd gezien. Daarbij beïnvloedde het de manier waarop seksualiteit werd gezien.
De ‘hel’ wordt steeds belangrijker binnen het christendom. Mensen die zondigden (zich niet aan de normen van het geloof hielden) zouden op een brandende vuilnisbelt (zoals de hel werd gezien), ook zouden ze (volgens christelijke uitingsvormen → preken, boeken, schilderijen etc.) worden gemarteld door allerlei duivels. Dit beeld zou de mensen zo bang moeten maken dat ze niet meer zouden durven zondigen. Bovendien was het idee achter de hel dat de armen niet in opstand zouden komen tegen de machthebbers.
In de 13e eeuw ontstond er het idee van een ‘vagevuur’ → het kan worden opgevat als een tussenstation tussen het moment van sterven en het eeuwig geluk in de hemel. Na tijd van boetedoening voor de zonden is men genoeg gezuiverd om uiteindelijk toch in de hemel te komen. (Dit idee van een vagevuur heeft geen grip op de bijbel.)
Tegenwoordig worden de ideeën over hemel, vagevuur en hel door veel christenen als ouderwets opgevat. Wel geloven ze nog steeds dat er na de dood meer is.
Een hindoeïstisch standpunt
Het hindoeïsme bestaan uit een goddelijk principe (dus mensen die denken dat het hindoeïsme veel goden heeft, beseffen niet dat die goden slechts een onderdeel van het goddelijke principe zijn).
Hindoes geloven in reïncarnatie → wedergeboorte van de ziel (‘atman’) in een ander lichaam. Ook hindoes zijn niet bang voor de dood, vanwege hun reïncarnatie. Juist het leven na de dood is voor een hindoe belangrijk omdat het een overgang is naar een ander (zielen)leven.
Na een aantal wedergeboorten zullen de stielen opgaan in datgene wat onze werkelijkheid overstijgt, de grond van ons bestaan (het Zijn) → ‘brahman’.
In het leven gaat het om ‘ascese’ → het los maken van de aardse en stoffelijke materie, om zo voorbereidingen voor de dood te treffen. Want na een aantal wedergeboorten en het samenvallen van atman en brahman, sterven hindoes ook.
Het reïncarneren gebeurt niet direct na je overlijden. Eerst ben je een tijdje in een overgangsfase, een geest. Maar hier heb je geen rust, het is heel belangrijk dat de levenden offers voor jou brengen (veel hindoes zetten bv. eten klaar voor de doden, als dit niet gebeurt kan dat onheil – kwade machten kunnen het leven negatief beïnvloeden – veroorzaken).
De samenleving van hindoeïstische mensen in India is uit een aantal kasten (erfelijk afgesloten groeperingen) opgebouwd. Van daar de naam ‘kassenstelsel’. Er zijn in vier kasten met daaronder nog paria’s (uitgestotenen). De plaats die je toegewezen krijgt hangt af van hoe je, je in je vorige leven gedragen hebt:
- Goede daden → goede wedergeboorte; - Slechte daden → slechte wedergeboorte.
Volgens dit standpunt is iedereen dus verantwoordelijk voor zijn eigen bestaan en toekomst. Hindoes geloven dat alles nauw met elkaar verbonden is, ook leven en dood. De dood is niet het einde, maar juist een begin van een nieuw leven. Alhoewel het kassenstelsel in 1950 officieel is afgeschaft, wordt het in praktijk nog steeds toegepast.|
Een boeddhistisch standpunt
De stichter van het boeddhisme is Boeddha, het boeddhisme is een zijtak van het hindoeïsme. Boeddha zweert het aardse leven af omdat hij zich aangetrokken voelt tot meditatie (hij is geboren in een welvarend gezin), hij ziet af van alle aardse genoegens. Gedurende 49 dagen onder een vijgenboom vind Boeddha wijsheid. En begint hij te prediken, door zijn leerlingen worden zijn wijze uitspraken verzameld en hij krijgt de erenaam ‘Boeddha’ → Verlichte (iemand die veel wijsheid bezit).
Binnen het boeddhisme is god niet belangrijk maar wel de ethiek en mystiek:
- Ethiek → het streven goed te leven (het menswaardig leven);
-Mystiek → het bereiken van het centrale levensdoel door sober te leven → nirwana → de volledige rust, de innerlijke vrede. Men kan dit bereiken door alle begeerten te vernietigen (een ascetisch bestaan).
Hindoeïstische kernpunten (die ook voor het boeddhisme gelden):
- Cyclisch karakter → lever keert steeds terug op aarde;
- Principe van geweldloosheid → geen geweld gebruiken tegen levende wezens;
- Ascetische en meditatieve technieken (bv. yoga) helpen de mens om meer mens te worden;
- ‘Goeroe’ → een leermeester, heb je nodig om tot wijsheid te komen.
Boeddha voegde hier nog enkele kernpunten aan toe zoals:
- De oorzaak van lijden is het egoïstische bestaan van de mens (wanneer je verlangt, mis je);
- Door de nirwana worden mensen van hun lijden verlost;
- Een achtvoudig pad om de nirwana te bereiken (het pad komt neer op het ‘juist’ doen van alles; inzien, beslissen, spreken, doen, leven, sterven, denken en mediteren).
Net als hindoes geloven boeddhisten in wedergeboorte, je ‘rol’ (- helle - geest, dier, mens, god etc.) hangt af van je gedrag in je vorige leven.
Een humanistisch standpunt
Humanisten stellen de mensen centraal in het leven. Hun standpunt is dat het enige wat ze zeker weten is dat de mens bestaat. Er zijn twee soorten humanisten:
1. Atheïsten (de grootste groep) → geloven helemaal niet in het bestaan van God.
2. Agnosten → twijfelen aan het bestaan van God.
Het leven is een eenmalig gebeuren en de dood is het definitieve einde. Zoals christenen zeggen dat er een hemel bestaat en hindoes en boeddhisten in wedergeboorte geloven, zeggen humanisten dat dit nonsens is. Wij hebben immers nooit een van twee kunnen bewijzen?
De evolutietheorie van Darwin heeft het bewijs geleverd dat mensen afstammen van dierlijke soorten (apen). Toch blijven de christenen stug volhouden dat God de wereld heeft geschapen. Volgens humanisten is God een verzinsel van het menselijk brein.
Mensen zijn bang om te sterven (en voor wat er na gebeurt) en proberen voor de dood te vlechten. Om die angst te verhelpen bedenken mensen dingen zoals de hemel en reïncarnatie. In slechte tijden geloven er ook meer mensen in de hemel dan anders, want daar gaat het beter met de mensen. De humanisten vinden dit zinloos. Wat is het nut daar nú van? We moeten hier met z’n allen proberen een goede wereld te maken. God wordt vaak als excuus gebruikt voor zaken waar de mens zelf verantwoordelijk voor is. Humanisten zeggen: de mens is het hoogste wezen.
Omdat humanisten weten (denken) dat hun leven na de dood helemaal afgelopen is, hechten ze extra veel waarde aan dit bestaan. Dit is namelijk het enige wat ze hebben en dus de enige manier waarop ze iets kunnen bereiken.
Hoofdstuk 4, Dood
6.3- Samenvatting door een scholier
- 3e klas havo | 2648 woorden
- 28 februari 2011
- 58 keer beoordeeld
6.3
58
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.357 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
Riquelme (13) turnt op topniveau: 'Het is echt hard werken'
REACTIES
1 seconde geleden