Scheikunde pww 17-06-10 Hoofdstuk 6 en 7.
Belangrijk informatie over h 1 t/m 6
Vaste stof + Helder -> Oplossing
Vaste stof + Troebel -> Suspensie
Vloeistof + Helder -> Oplossing
Vloeistof + Troebel -> Emulsie
Vast -> Vloeibaar = Smelten
Vast -> Gas = Sublimeren
Vloeibaar -> Gas = Verdampen
Vloeibaar -> Vast = Stollen
Gas -> Vast = Rijpen
Gas -> Vloeibaar = Condenseren
Elementsymbolen
Aluminium Al
Nikkel Ni
Fluor F
Barium Ba
Platina Pt
Fosfor P
Cadmium Cd
Radium Ra
Helium He
Calcium Ca
Tin Sn
Jood I
Chroom Cr
Titaan Ti
Koolstof C
Goud Au
Uraan U
Neon Ne
Kalium K
Wolfraam W
Silicium Si
Koper Cu
IJzer Fe
Stikstof N
Kwik Hg
Zilver Ag
Waterstof H
Lood Pb
Zink Zn
Zuurstof O
Magnesium Mg
Argon Ar
Zwavel S
Mangaan Mn
Broom Br
Natrium Na
Chloor Cl
Toesstandsaanduiding
s = vaste stof
l = vloeistof
g = gas
aq = opgelost in water
O -> oxide
F -> fluoride
Cl -> chloride
Br -> bromide
I -> jodide
S -> sulfide
Griekse telwoorden:
1. mono
2. di
3. tri
4. tetra
5. penta
6. hexa
Formules ontleedbare stoffen:
water = H2O
butaan = C4H10
methaan = CH4
ammoniak = NH3
propaan = C3H8
sacharose = C12H22O11
Er is een aantal niet-ontleedbare stoffen dat wel uit moleculen bestaat:
waterstof -> H2(g)
stikstof -> N2(g)
zuurstof -> O2(g)
fluor -> F2(g)
chloor -> Cl2(g)
broom -> Br2(l)
jood -> I2(s)
Om te onthouden H1 t/m 6
H1
- In de scheikunde wordt met stof alle materie bedoeld.
- Een waarneming is een feit, een conclusie is het gevolg van een denk proces.
- Stofeigenschappen helpen je een stof te herkenen.
- Als er maar 1 stof aanwezig is, spreek je van een zuivere stof.
- Meerdere stoffen bij elkaar vormen een mengsel.
- Sommige mengsels zijn te scheiden door te destilleren. Destillatie berust op een verschil in kooppunt van de stoffen die het mengsel vormen.
- De temperatuur waarbij een stof overgaat van vast naar vloeibaar heet smeltpunt. Dit is dezelfde temperatuur als het stolpunt, waarbij de stof overgaat van vloeibaar naar vast.
- Een grafiek van het verloop van de temperatuur van een stof tegen de tijd heet een stolgrafiek als de stof stolt, en heet een smeltgrafiek als de stof smelt.
- Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject.
- Chromatografie is een scheidingsmethode die berust op een verschil in oplosbaarheid en verschil in aanhechtingsvermogen
H2
- Hydrofiele stoffen mengen goed met water
Hydrofobe stoffen mengen slecht met water
- De werking van zeep berust op het feit dat een zeepdeeltje is opgebouwd uit een kop die graag in water zit en een staart die dat niet doet.
- Conserveermiddelen zijn nodig om de houdbaarheid van producten te vergroten
- Een emulsie is een fijn verdeelde vloeistof in een vloeistof.
- De werking van een emulgator berust op het feit dat een emulgatordeeltje is opgebouwd uit een kop die graag in water zit en een staat die dat niet doet.
- Je herkent een kleurstof aan een E-nummer of aan een CI-nummer
- Een suspensie is een fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof.
- Bij filtreren laat je een suspensie door een filter lopen. De vaste deeltjes kunnen niet door het filter heen en blijven op het filter achter: het residu. De vloeistof loopt wel door het filter: het filtraat.
- Bij centrifugeren wordt een suspensie of een emulsie heel snel rondgedraaid. Hierdoor zakken de zware deeltjes naar de bodem.
- De ph is een getal dat aangeeft hoe zuur of hoe basisch een vloeistof is.
- Je kunt een zure vloeistof neutraliseren door een basische vloeistof toe te voegen. Ook het omgekeerde is mogelijk.
- Pictogrammen tonen de gevaren van een stof.
H3
- Je maakt een productdoor stoffen te mengen of door (begin) stoffen met elkaar te laten reageren
- Je noteert een chemische reactie door de beginstof(fen) voor de pijn en de reactie product(en) na de pijl op te schrijven. Denk aan de toestandsaaduidingen!
- Door de stofeigenschappen van de stoffen voor en na het proces te vergelijken, kun je bepalen of een reactie plaatsvindt.
- Bij een reactie blijft de totale massa constant: de massa van beginstoffen is gelijk aan de massa van de reactie producten.
- De massaverhouding is de vaste verhouding waarin de beginstoffen reageren.
- De opbrengst is de ontstane hoeveelheid product. Het rendement geeft het percentage van de maximaal haalbare hoeveelheid product aan.
- Je kunt in het groot produceren door op te schalen
- Je kunt een productieproces schematisch weergeven met een blokschema: de blokken zijn processen en de lijnen geven het transport van stoffen weer.
- met een reagens kun je stof aantonen.
- Een goed reagens is selectief (reageert met weinig stoffen op overeenkomstige wijze) en gevoelig (reageert al met kleine hoeveelheid stof.)
- Met custardpoeder toon je water aan.
- Met kalkwater toon je koolstofdioxide aan.
H4
- Bij een ontledingsreactie verdwijnt 1 beginstof en ontstaan twee of meer reactieproducten. Bij en vormingsreactie ontstaat 1 stof uit 2 of meer beginstoffen
- Een ontleedbare stof is de beginstof van een ontledingsreactie of het reactieproduct van een vormingsreactie. En niet ontleedbare stof kun jen niet ontleden
- Met behulp van het ‘molecuul model’ kun je je voorstellen hoe een stof uit heel kleine deeltjes, moleculen, is opgebouwd. Iedere stof heeft zijn eigen molecuul soort. Alle moleculen van 1 stof zijn onderling volkomen identiek.
- Volgens het atoommodel van Dalton bestaat een molecuul uit kleinere deeltjes: atomen en zijn deze niet te vernietigen. Er zijn ongeveer 100 atoomsoorten, elementen genaamd. Ieder element heeft zijn eigen symbool.
- De moleculeformule geeft aan welke soort atomen en hoeveel daarvan in een molecuul van een stof aanwezig zijn.
- Een stof geef je weer met de molecuul formule van die stof voorzien van een faseaanduiding. De meeste niet-ontleedbare stoffen geef je alleen weer met het elementsymbool samen met de faseaanduiding. Van zeven niet ontleedbare stoffen, waarvan de moleculen uit twee atomen bestaan, moet je de formule kunnen.
- Bij de systematische naam krijgt de elementnaam van het 2e element de uitgang –ide en maak je gebruik van Griekse telwoorden.
- Een reactievergelijking is een kloppend gemaakt reactieschema met coëfficiënten en molecuulformules in plaats van woorden. Door op een juiste manier de coëfficiënten te kezen zorg je ervoor dat van iedere soort het aantal atomen voor en na de pijl aan elkaar gelijk is
- Door een stappenplan te volgen stel je een reactievergelijking op:
1. Noteer het reactieschema in woorden
2. Noteer het reactieschema in formules.
3. Tel aan ieder soort het aantal atomen voor en achter de pijl
4. Maak het aantal atomen kloppend door het plaatsen van coëfficiënten.
5. Controleer of de vergelijking klopt.
H5
- Stoffen kun je in 2 groepen indelen: metalen en moleculaire stoffen.
- Lijm gaat een binding aan met de te lijmen delen.
- Chemische lijmen ontstaan tijdens het lijmproces door een chemische reactie. Fysische lijmen zijn vaak opgelost in een oplosmiddel. Het oplosmiddel verdampt en de opgeloste stof zorgt voor het plakken.
- Een goede test bestaat uit metingen, waarbij je 1 variabele varieert en alle andere constant houdt.
- Bij ontwerpen start je met een probleem en bedenk je oplossingen voor dit probleem, die je verwerkt in een ideeëntabel.
- Met behulp van een ideeëntabel formuleer je een ontwerpvoorstel. Dit voorstel test je uit en verbeter je tot je een goed ontwerp hebt.
- Goed onderzoek kent de volgende fasen: het stellen van een onderzoeksvraag, het bedenken van de juiste experimenten bij deze onderzoeksvraag en het trekken van conclusies uit de resultaten.
- Bij een endotherm proces moet je constant energie blijven toevoegen om het proces op gang te houden. Bij een exotherm proces komt er gedurende het gehele proces energie vrij.
- De reactiesnelheid wordt beïnvloed door de temperatuur, de verdelingsgraad, de concentratie en het gebruik van een katalysator.
- Bij fotosynthese maken groene planten, onder invloed van licht, uit water en koolstofdioxide glucose, C6H12O6 (s en zuurstof.)
- Een scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschappen tussen de te scheiden stoffen.
- Het zetmeelgehalte in aardappelen bepaal je door de verhouding te berekenen tussen het onderwater gewicht en het totaalgewicht van aardappelen
- Zetmeel toon je aan met een joodoplossing. De (licht)gele oplossing kleurt in de aanwezigheid van zetmeel donkerblauw
- Water toon je aan met custardpoeder of wit kopersulfaat. De kleur van het kopersulfaat verandert dan van wit naar blauw.
- Zetmeel lost niet goed op in koud water, kan een saus binden en zwelt op in water.
- Kunststoffen bestaan uit heel grote moleculen. Bioplastic zijn plastics die wel afbreekbaar zijn. Zetmeelplastic is een voorbeeld van een bioplastic. Thermoplasten kunnen smelten en opnieuw gebruikt worden. Thermoharders ontleden bij verwarmen.
H7
- De VWA controleert of producten waaronder voedsel voldoen aan de warenwet
- De ADI-waarde is een maat voor de hoeveelheid stof die je dagelijks maximaal mag binnenkrijgen.
- Het vetgehalte van margarine bepaal je door na verwarmen de water – en oliefase te scheiden
- Extractie is een scheidingsmethode waarbij sommige stoffen oplossen in het extractiemiddel en andere stoffen niet.
- Vitamine C is een belangrijke voedingsstof in groente en fruit, die helpt ons gezond te houden. Dagelijks hebben we minimaal 60 mg vitamine C nodig.
- Een ijklijn geeft het verband aan tussen concentraties en bijbehorende meetwaarden
H8
- Voorbeelden van vormen waarin energie kan voorkomen, zijn chemische energie, warmte, licht, elektriciteit, beweging, geluid.
- Bij een verbrandingsreactie reageert een brandstof met zuurstof en ontstaan de oxiden van de elementen waaruit de stof is opgebouwd.
- In de branddriehoek staan de drie voorwaarden voor een verbrandingsreactie: brandstof, zuurstof en een voldoende hoge temperatuur
- Als bij een verbrandingsreactie te weinig zuurstof aanwezig is, ontstaan koolstofmonooxide en/of roet. Er vindt een onvolledige verbranding plaats.
- Een explosie is een verbrandingsreactie die heel snel verloopt.
- Voordat waterstof als veilige en betrouwbare energiedrager kan dienen, moeten nog veel problemen op het gebied van productie, veiligheid en distributie worden opgelost.
- Het broeikaseffect is het belemmeren van de uitstraling van teruggekaatste zonne-energie door sommige gassen in de atmosfeer. Hierdoor warmt de aarde op.
- Door minder ( of geen) fossiele brandstoffen te gebruiken is het broeikaseffect (misschien) terug te dringen.
Hoofdstuk 7:
Voedingstoffen: suikers, vitaminen, vetten
Of eten gezond is hangt af van de hoeveelheid voedingsstoffen en additieven
VWA(voedsel en waren autoriteit) overheidsorganisatie die de veiligheid van voedsel en consumentenproducten onderzoekt. Controleert zowel producten en stoffen als diensten. Aan de hand van de warenwet. Vroeger keuringsdienst van waren maar het was meer dan alleen keuren dus nu VWA.
ADI(aanvaardbare dagelijkse inname) geeft aan hoeveel voedingsadditief je dagelijks per kilogram lichaamsgewicht veilig kan innemen. Geld niet voor kinderen en zwangere vrouwen.
Bij vaststellen van de ADI waarde word er getest op dieren. Het maximum word met een factor van 100 gram verlaagd.
Kleurstoffen zijn overbodig, verfraaien alleen het uiterlijk. Karmijnzuur maakt drinkyoghurt rood.
Vet en margarine scheiden: extra water toevoegen, bij verhitten ontmengen
Bij chips gebruik je wasbenzine om te scheiden
Extractie: een scheiding op basis van een verschil in oplosbaarheid.
Extractiemiddel: oplosmiddel
Vitamine C houd je gezond. Het zit veel in fruit en groenten maar ook in sinaasappelsap. De hoeveelheid ligt eraan hoe het bewaard is. Buiten koelkast neemt het af.
Analyse: bepaling
Koffie: extractiemiddel: heet water
Extract: de donkerbruine vloeistof (de koffie)
Residu: prut in het filter
Je giet heet water bij de koffiebonen in het filter. Een deel lost op. Dat is het extract. Er blijft prut achter in het filter, het residu. Het extractiemiddel is heet water. Deze scheidingsmethode heet filtratie.
Cafeine: een opwekkende stof, bij gebruik versnelt je hartslag. Ook je ademhaling en je zenuwstelsel worden gestimuleerd.
Halfwaardetijd: de helft van de cafeine(of andere stof) is uit het lichaam.
Cafeine kan door extraheren uit de koffie gehaald worden. 95 % van de cafeine verwijdert is cafeine vrij.
Hoeveelheid cafeine kun je meten met UV-licht. Hoe hoger de concentratie cafeine, hoe intenser de kleur.
Ug/ml = micrometer per milliliter. 1 micrometer = 1 miljoenste deel van een gram.
Hoofdstuk 8:
Energie kan in heel veel vormen voorkomen.
Chemische energie: energie in brandstof van een auto. Laat de motor draaien. De motor geeft dan beweging af: bewegingsenergie. Maar hij geeft ook warmte af.
Bij energieomzetting treed altijd verlies op. Er gaat altijd een deel verloren.
Bij een verbranding van brandstof heb je ook zuurstof nodig. Als her vuurverschijnselen optreden noem je het een verbrandingsreactie. Een verbrandingsreactie is exotherm.
Bestaat de verbrande stof maar uit 1 element dan ontstaat er maar 1 reactieproduct. Niet ontleedbare stoffen bestaan uit 1 element.
Schematische verbrandingsreactie:
A,B + O2 geeft A,O + B,O
Ontbrandingstemperatuur: vanaf deze temperatuur gaan twee stoffen reageren en ontbranden.
3 voorwaarden voor een verbrandingsreactie:
- Zuurstof
- Temperatuur
- Brandbare stof
Volledige verbranding: voldoende zuurstof aanwezig
Onvolledige verbranding: te weinig zuurstof aanwezig
Dat wil niet zeggen dat niet alles verbrand. Alles verbrand wel maar de hoeveelheid vrijgekomen oxiden hangen hier vanaf.
Koolstofmonooxide: ook wel koolmonoxide of kolendamp genoemd is kleurloos, reukloos en heel giftig.
Als koolstof ontstaat kun je dat zien aan een zwarte wolk roet.
Een explosie: een snelle verbrandingsreactie.
De onderste explosiegrens: de laagst mogelijke concentratie gas in het mengsel waarbij explosie mogelijk is.
De bovenste explosiegrens: de hoogst mogelijke concentratie gas in het mengsel waarbij explosie mogelijk is.
Waterstof word schone brandstof genoemd omdat er bij verbranding alleen waterdamp ontstaat. Het word nog niet veel gebruikt omdat het moeilijk te hanteren en te gebruiken is. Het is zeer explosief. Het komt ook niet veel op de aarde door verbranding. Je moet het zelf maken. Dat kan door elektrolyse. Omdat je het nergens kunt winnen noemen we het geen brandstof. Een derde probleem is dat er een hele nieuwe infrastructuur opgezet moet worden als we waterstof gaan gebruiken.
Het broeikaseffect: het effect dat de aanwezigheid van sommige gassen in de atmosfeer op de temperatuur op aarde hebben. Zonder het broeikaseffect was de temperatuur op aarde -18 graden. Het word veroorzaakt doordat de broeikasgassen de energie van het zonlicht wel doorlaten maar de uitstraling van de energie door de aarde deels tegenhouden.
Het versterkte broeikaseffect komt door CO2
Om dit probleem aan te pakken hebben de verenigde naties de IPCC(intergovernmental panel on climate change) opgericht.
Mogelijke oplossingen:
- Waterstof, maar dan moet de technologie nog sterk verbeterd worden
- Elektriciteit, maar de accu’s nemen veel ruimte in beslag en moeten telkens opgeladen worden. Het moet ook opgewekt worden waardoor alsnog CO2 vrijkomt dus dan word het probleem alleen verschoven.
- Biomassa(stro, bomen, plantaardige olie enz)
Koolstofkringloop: fotosynthese neemt CO2 op uit de atmosfeer – van stro of bomen word alcohol gemaakt – dit word gemengd met benzine – van plantaardige olie word biodiesel gemaakt- als deze stoffen in de auto verbranden ontstaat weer CO2 in de lucht. Wat de fotosynthese weer opneemt enz.
Schrift aantekeningen h8:
H2 (g) waterstof toon je aan door er een vuurtje bij te houden je krijgt dan een typerend blafgeluid.
O2 toon je aan met een gloeiende houdspaander. Deze ontbrand dan weer.
element Oxide
H H2O
C CO2
S SO2
O kan niet
Bij een verbranding heb je altijd O2 nodig.
REACTIES
1 seconde geleden