GESCHIEDENIS MODULE 6
Hst. 1 Naties en staten
§1 Staatsvorming
Middeleeuwen: leenstelsel -> feodale stelsel
grond ↔ bestuur ambt ↔ bestuur
- - - Vorsten steeds meer macht
16e eeuw - elk gebied ander bestuur
- geen nationale munten/maten
- geen nationale economische politiek
“zooitje”
In gevallen van oorlog moest de vorst beroep doen op zijn edelen, het kon echter gebeuren dat zij niet wilden helpen, omdat het bijvoorbeeld niet in hun belang was.
Heel Europa lag uit elkaar, er waren honderden gewesten. Door al deze eenheden was de kans op een oorlog groot.
Fiscalisering = de belastinginname wordt steeds centraler geregeld en alleen nog maar in geld geïnd.
De Nieuwe Monarchen versterkten hun eigen macht ten koste van de adel/steden. En zorgden voor bureaucratisering, militarisering en centralisering (bv Den Haag in NL).
Waar vroeger de ambtelijke banen te koop waren schafte kardinaal Richelieu dit af. Voortaan zouden intendanten de belasting innen, deze intendanten hadden directe verantwoording aan de koning.
De intendanten van Lodewijk XIII waren direct verantwoording verschuldigd aan de koning.
Lodewijk XIV, de Zonnekoning, wilde met zijn paleis (die volledig volgens geometrische patronen was aangelegd) laten zien dat hij de grootste was (Faire grand). Het paleis heette Versailles en staat vooral bekend om zijn tuinen.
Lodewijk XIV, + zijn 3 ministers (Conseil en haut), wilde de macht over het hele land in handen krijgen. Maatregelen hiervoor: - De macht van de provincies, regionale parlementen en de
ambtelijke ondernemers mbv intendanten uitgeschakeld.
- Edict van Nantes werd herroepen, hierdoor werd het recht van
de hugenoten op een eigen geloof afgeschaft. Alleen het
katholicisme nog toegestaan.
- Sterk huurleger + oorlogsvloot.
--- Un roi, une foi, une loi (één koning, één geloof, één wet)
Theorie : absolutistische staat (Ancien Régime)
Praktijk : - LodXIV [Lodewijk XIV] geen volledige grip op het leger. Buitenlanders en eigenwijze
generaals.
- LodXIV moest veel geld uitgeven om de edelen te vriend te houden.
- Afstanden waren enorm.. reistijden lang.. En dus veel verschillen in de regio’s.
- Oorlogen kostten veel geld.
- LodXIV dood -> nog steeds enorme staatsschuld.
Doordat de belastingen constant worden verhoogd stijgt het protest, in 1750 weigerden de geestelijken te betalen, waarna ook de provincies volgden. Lodewijk kon deze chaos niet aan en raakte de greep op het systeem kwijt en werd beschuldigd van despotisme. In 1788 beloofde hij dat hij een jaar later een standenvergadering bijeen zou roepen. Dat gebeurde ook en leidde tot de Franse Revolutie.
---Opstand leidt tot Republiek
Filips II: - macht centraliseren.
- eenheid van geloof: alleen katholicisme + pauselijk gezag.
- inquisitie ingezet.
1572 -> Staten, afgevaardigden van de adel, burgerij van Holland bij elkaar. Benoemen Willem van Oranje stadhouder. Eigenlijk mag alleen de paus iemand benoemen.
1579 -> Unie van Utrecht, zij zetten zich samen in voor de verdediging van het land. Ieder behield de privileges voor zich.
1581 -> Filips II afgezet + Acte van Verlatinghe.
1584 -> Spanjaarden lieten Willem van Oranje vermoorden.
1588 -> Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
1648 -> Definitieve erkenning Republiek bij de Vrede van Münster.
---Verdedigingseenheid
De Republiek ontstond tijdens/door de oorlog met Spanje. Zo bleek dat wanneer het land verdedigt moest worden er eenheid was. Maar belastinginning en de overige zaken bleven de gewesten zelf bepalen. Dit zou pas veranderen bij de oprichting van de Bataafse Republiek (1795).
§2 Naties en staten
Natie = een grote groep mensen op een bepaald grondgebied voelen zich met elkaar verbonden door bijvoorbeeld taal, geschiedenis, geloof, etc.
Staat = bepaald grondgebied met een bestuurlijke organisatie.
Bv. Koerden (natie) zitten in Turkije, Irak en Iran (staten). Of andersom natuurlijk.
---Natievorming
Begin: het stimuleren van de eigen taal.
Later: door een onderlinge verbondenheid is men bereid meer voor het land te doen.
Leiders gebruikten het gevoel voor nationalisme om het leger te financieren, doordat mensen zich samen 1 voelen, willen ze het ook samen opnemen tegen een gemeenschappelijke vijand, door geld in te leggen en door te vechten.
---Dienstplicht, onderwijs en mythen
Meer onderlinge verbondenheid door: - Algemene dienstplicht: “heroïsche dood op het slagveld is
een daad voor het vaderland.”
- Onderwijs: zelfde deugden, taal en kennis bijbrengen. Het Nut werd opgericht, streefde naar onderwijs om alle kinderen waardevolle vaderlandslievende burgers te maken.
- Mythen. “Oh wat heeft ons landje geweldige daden
gedaan”. Bv. de Bataafse Mythe
1784 Maatschappij tot Nut van het Algemeen opgericht.
Hst. 2 De eeuw van het nationalisme
§1 Opbloei van het nationalisme
Herder wordt gezien als de bedenker van het nationalisme. Hij vond taal belangrijk, maar het streven naar een eigen staat niet. Volgens hem was de natie een organisch geheel dat als een famillie moest samenleven.
---Op pelgrimstocht naar Florence
Herders ‘stroming’ heette het cultureel nationalisme. Dichters werden gezien als de bewakers van de nationale identiteit. Finland -> oude volksverhalen. Elias Lünnot maakt een boek met oude mythen en sagen die hij hoorde tijdens zijn reis door Karelië. Glinka vond de Italiaanse opera zo mooi omdat het zo Italiaans was. Mensen gingen op pelgrimstocht naar Florence omdat daar het zuiverste Italiaans werd gesproken. Hij vond het dus onzin als een Rus deze muziek tot zijn uitgangspunt nam. Glinka maakte een opera over de Russische geschiedenis in het Russisch, had veel succes.
---Duitsland? Waar ligt dat dan?
Duitsland werd overrompeld door het Frankrijk van Napoleon. Jahn richtte in 1811 zijn Turngesellschaft op, wat bedoeld was om de jeugd fit te maken. Zo zouden ze geen nederlagen meer kennen. Hij hield hier ook nationalistische toespraakjes.
Duitstalige mensen woonden verspreid over half Europa, hierdoor was het heel moeilijk een grondgebied te vinden.
---Gebakkelei en wapengekletter
Duitse nationalistische beweging vooral aanhang van studenten en intellectuelen. Ze wilden een eenheidsstaat + vrijheid + grondwet.
Tijdens de revolutie in 1848 kwam in Frankfurt een parlement, de Nationale Vergadering, bijeen om de Duitse staat te stichten. Probleem: Wie horen er tot ‘Duitsland’? + professorenparlement te behoudend. Radicalen keerden zich tegen parlement. Parlement hulp inroepen van het Pruisische leger, ivm gebrek aan daadkracht. Oorlogvoering met Pruisen tegen Frankrijk. Tweede Duitse Keizerrijk in Versailles uitgeroepen.
§2 De Italiaanse eenwording
---Overeenkomsten met Duitsland
- 2 eenheidsbewegingen: Noorden: wilde noordelijke staten verenigen.
Zuiden: wilde heel Italië bij elkaar brengen.
- koppeling aan idealen: een liberale grondwet
Garibaldi was een belangrijke revolutionair uit het Zuiden. Met 1000 manschappen nam hij Sicilie in, echter werd hij later door het leger van Cavour ge-ass-kickt.
Cavour intereseerde zich helemaal niet voor nationalisme maar wilde van Italië een sterke eenheid maken om het te wapenen tegen de revolutie. Italië werd in 1861 door veel geweld een koninkrijk. Echter werd pas in 1870 de huidige staat bereikt toen Venetie en de Kerkelijke Staat (Rome en Vaticaanstad) ook werden toegevoegd.
1870: Kerkelijke Staat en Venetië gaan deel uitmaken van het nieuwe Italië + alle gebieden die als Italiaans werden beschouwd, werden opgenomen.
---Verschillen met Duitsland
Italië: aansluiting van veroverde gebieden door bevolking goedgekeurd. In het geval van Duitsland was dit niet zo.
§3 Drie oude, vermoeide rijken
Oost-Europa werd beheerst door Rusland olv de tsaren, de Habsburgse Donaumonarchie en het Ottomaanse/Turkse Rijk.
Het Turkse Rijk werd ‘de zieke man van Europa’ genoemd, omdat daar heel duidelijk te zien was dat het bij iedere opstand/oorlog een stukje land verloor.
Keizer Josef II trachtte in de Dounaumonarchie de mensen tevreden te stellen door Duits als taal in te voeren. Dit was echter tegen het zere been van de anderstaligen, zoals de Hongaren en de Tsjechen. Door dit invoeren van Duits werden de Hongaarse nationalisten zeer bewust van hun eigen taal.
---Opstand en compromis
1820: Hongaren streefden naar onafhankelijkheid.
1848: Hongaarse opstand. De oppositie nam het landsbestuur over en riep de onafhankelijkheid uit.
Oostenrijk kon niet ingrijpen omdat het het zelf te druk had met opstanden.
Andere volkeren die zich als natie zagen wilden zelfbestuur. Ook zij kwamen in opstand, zij werden gesteund door Oostenrijkse en Russische leger. Hongaren moesten inbinden, mensen konden zien dat het keizerrijk zeer zwak was.
1867: Oostenrijk en Hongarije een compromis -> de Ausgleich.
Geen tevredenheid: Hongaren nog steeds weinig respect voor minderheden, Oostenrijk zelfde.
1918: Oostenrijk, Hongarije, Tsjechoslowakije en Joegoslavië ontstaan.
---Turkije en Rusland
1821: Griekse onafhankelijkheidsstrijd -> 1830: Griekenland onafhankelijk.
West-Europeanen hielpen de Grieken tegen Turkse Rijk, omdat het christenen en dragers van het culturele erfgoed van de oude Grieken waren.
deze gevoelens droegen bij aan de totstandkoming van de Duitse eenheid.
§I.I De ontwikkeling van het Duitse nationalisme.
Eind 18e eeuw ontdekken jonge schrijvers, kunstenaars en geleerden opnieuw de eigen Duitse cultuur:
Hierdoor keren ze zich daarbij tegen buitenlandse, vooral Franse invloeden.
Begin van de ‘Duitse beweging’, die juist geïnspireerd wordt door het volk om de Duitse cultuur te verheffen.
Spil van deze beweging is Johann Gotfried Herder:
zijn ideeën over natie en cultuur niet alleen in Duitsland maar ook daarbuiten veel invloed gehad
Wordt ook wel gezien als Grondlegger nationalisme.
Laat zich inspireren door natuur, De ware samenleving is door verwantschap met elkaar verbonden.
Iedere natie heeft zijn eigen karakter en het recht om te bestaan.
De eigen taal is de ziel van de natie, maar ook de ligging en het klimaat is bepalend. -> hierdoor heeft ieder volk zijn eigen karakter en cultuur, waardoor ze natie kunnen vormen. -> volken zijn dus divers en hebben allen even veel recht om hun eigen nationale karakter ten volle te ontplooien.
Politiek hoeft het volk geen eenheid te vormen, de natie hoefde ook geen zelfstandige staat te worden met eigen regering en eigen krijgsmacht [zoals Engeland en Frankrijk] -> hierdoor onderscheidt hij zich van latere generaties nationalisten.
De gebroeders Grimm:
Eind 18e eeuw niet alleen in Duitsland besef van eigen culturele identiteit, maar in heel Europa, overal vind een herwaardering plaats van de eigen taal en cultuur en begint men in het verleden te graven naar eigen cultuurschatten -> cultureel nationalisme: De nationale identiteit zoeken in de cultuur, zoals literatuur , kunst en muziek.
Gebroeders Grimm in Duitsland:
Verzamelden sagen en sprookjes uit de volkscultuur. In 1812 publiceerde de twee broers dit onopvallend boekwerkje, dat uitgroeide tot het meest gelezen boek in Duitsland.
In 1852 werkten zij aan een Deutsches Wörterbuch, wordt pas na hun dood voltooid.
Ontluiken van Nationalistische gevoelens valt samen met de periode van de
Romantiek: Stroming die aan het eind van de 18e eeuw is ontstaan en de nadruk legt op het gevoel en de natuur, beleeft in 1830 haar hoogtepunt. -> past goed bij het ideeëngoed van het nationalisme. (zetten zich ook af tegen Franse klassieke stijl etc.)
Politiek nationalisme:
Voor veel nationalisten was het herontdekken van de Duitse cultuur niet voldoende, wat Herder wel vond. -> napoleontische oorlogen: Oorlogen die Napoleon voerde om heel Europa onder zijn heerschappij te brengen, hebben hieraan flinke bijdrage geleverd.
Wekte bij de Duitse jongelieden een nog grotere haat op tegen Frankrijk en stimuleerde tegelijkertijd een gevoel van saamhorigheid.
De Duitse nationale beweging sluit zich hechter aaneen tegen de gemeenschappelijke vijand.
Van nu af aan zijn de Duitse nationalisten ervan overtuigd dat er één Duits Rijk moet komen.
-> vrij verenigd Duitsland geregeerd door een gekozen regering.
Fanatiek voorstander hiervan was de ‘vader van de gymnastiek’ Jahn: Conservatieve Duitse nationalist die de Duitse jeugd trainde in zijn ‘Turngesellschaft’ [richtte in 1811 in hele land turnverengingen op] zodat Duitsland nooit meer een oorlog zou verliezen, zoals tegen Napoleon.
§1.2 De Duitse eenwording:
Grote teleurstelling voor Duitse nationalisten in 1815 bij het wener congres: vredesbesprekingen en herindeling van Europa, onder leiding van de Oostenrijker Metternich na de definitieve nederlaag van Napoleon in 1815.
Overwinning op Napoleon betekend niet de vorming van een groot Duits Rijk onder leiding van een keizer-> staatjes bleven bestaan & alle vorsten zagen nationalisme als een gevaar voor hun zelfstandigheid.
Wel ontstond de Deutsche bund: Bondgenootschap van 36 Duitse staten en Oostenrijk tegen eventueel hernieuwde Franse agressie. Onder leiding van Metternich [gedurende 39 jaar van 1809 tot 1848 belangrijkste man van Oostenrijk.]
Wilde niets liever dan dat Oostenrijk eerste viool bleef spelen in Europa.
Nationalisten konden zich niet vinden in deze bond en richtten de Burschenschaften: Nationalistisch gezinde studentenverenigingen op.
Pruisische koning en Oostenrijkse keizer moeten niets hebben van dit liberale gespuis, toen een onevenwichtige student theologie de reactionaire Kotzebue (een spion van de Russische tsaar) vermoordde was dit een goede aanleiding voor Metternich om in actie te komen:
Burschenschaften werden verboden en universiteiten kwamen onder streng toezicht te staan.
-> Nationalistische turnverenigingen van Jahn werden verboden.
In 1818 wel een begin gemaakt met het afschaffen van douanerechten tussen de Pruisische gewesten, maar Duitse Bond steunde dit initiatief niet -> vele staten toonden grote tegenzin tegen welke vorm van eenheid dan ook, pas tegen het midden van de 19e eeuw meeste staten aangesloten bij de zollverein: Tolunie opgericht door enkele Duitse staten in 1818 om het handelsverkeer te vergemakkelijken. In de loop van de jaren sloten steeds meer Duitse staten zich aan.
Friedrich Wilhelm IV moest onder druk van de volksopstand toestaan dat er een nieuwe grondwet kwam. Bovendien moest hij het voortouw nemen in de nationale eenwording van Duitsland -> hieruit ontstond de Duitse Nationale Vergadering (spottend professorenparlement: Nationale vergadering in Duitsland in het revolutiejaar 1848. De vergadering van bijeengeroepen om een Duitse staat te organiseren. Ook wel Frankfurter parlement genaamd, genoemd.)
De Duitse staat stichten bleek niet eenvoudig:
• Het bleek onmogelijk te bepalen wie nou wel en wie niet opgenomen zou worden in het nieuwe Duitsland.
Parlement kwam er niet uit, nationalisten keerden zich tegen de Frankfurter Nationale vergadering -> daardoor gaven in 1849 de heersers het leger de opdracht de leden te verwijderen-> hierdoor maandenlange gevechten tussen het volk, die uiteindelijk ook werden neergeslagen.
‘IJzer en bloed’
1862 -> leiding Pruisische regering in handen van Otto Bismarck [voor zijn levensverhaal zie blz. 141 en 142.=p]., wordt op zijn 32ste lid van de Pruisische landdag, een orgaan dat de opdracht heeft de besluit van de Pruisische koning te bekrachtigen. Vanaf dat moment begint zijn carrière in de politiek.
• Hij vond wel dat er een Duitse staat moest komen, maar niet als gevolg van een bevlogen liberaal nationalisme.
• Vond de romantische idealen en liberale ideeën maar niks. Vertrouwde alleen op het leger om de eenheid te verwezenlijken en op zijn eigen intuïtie.
• Hij vond Oostenrijk het belangrijkste obstakel in de weg naar Duitse eenheid -> forceerde daarom in 1866 op slimme wijze een oorlog tegen Oostenrijk. -> na 7 weken gewonnen, oostenrijk moest Duitsland een oorlogsschatting betalen en enkel Noord-Duitse staten werden bij Pruisen ingelijfd.
Bismarck was inmiddels benoemd tot kanselier. Duitse volk zag in Bismarck de verpersoonlijking van hun nationalistische gevoelens, hierdoor sloten steeds meer Duitse staten zich aan bij Pruisen.
1870: trok Bismarck ten oorlog tegen Frankrijk. Franse leger had geen schijn van kans. De overwinning gaf een mooie gelegenheid om het tweede Duitse keizerrijk: Na de overwinning op Frankrijk in 1871 riep Pruisen zichzelf in Versailles uit tot het Tweede Duitse Keizerrijk. Het eerste keizerrijk was het Heilige Roomse Rijk der Duitse natie uit te roepen. De Duitse eenheid was een feit.
Een superieur Duits volk:
Het vredelievende nationalisme van de romantici maakt aan het einde van de negentiende eeuw plaats voor een egoïstistisch en agressief nationalisme dat het eigen volk veel beter vind dan alle andere volkeren.
Rond 1900 voelden veel Duitsers zich ook bedreigd door de veranderingen in de samenleving die voortvloeiden uit de industrialisering en modernisering:
- Vijanden waren er zowel binnen als buiten het Duitse Rijk.
- Men was bang dat aanhangers van verandering en vooruitgang en de joden de Duitse cultuur van binnen uit zouden vernietigen.
- Buiten grenzen stond het oorlogszuchtige Frankrijk dat uit was op een revanche voor de nederlaag in 1871.
Dit samengaan van gevoelens van angst, bedreiging en superioriteit vormde de ingrediënten van het völkisch nationalisme: De theorie dat het voortbestaan van het Duitse volk werd bedreigd door zogenaamde niet-Duitsers, waaronder alle buitenlanders, maar ook Duitse joden en zigeuners.
Aanhangers van dit nationalisme:
o streefden naar een sterk leger om de buitenlandse vijand het hoofd te bieden
o ze wensten verwijdering van vreemde elementen (joden) uit het Duitse volk.
o Keken liever naar het verleden toen alles nog smetvrij en schoon was, dan naar het heden dat niet veel goeds in petto had.
Hierdoor eenvoudige stap van Völkisch nationalisme -> agressieve antisemitisme dat in de jaren 1930-’45 haar gruwelijke omvang krijgt.
2. De Italiaanse eenwording:
Inleiding:
De voornaamste voorvechter van het Italiaanse nationalisme Mazzini, hield in 1836 een vurig pleidooi voor een nieuw soort muziek. -> dit was muziek die Verdi componeerde -> in Napels schreef men in 1859 op de muren ‘Leve Verdi’:
- hij was symbool van vrije Italië geworden
- ook handige afkorting voor Vittorio Emmanuele Re d’Italia (Victor-Emmanuel koning van Italië, die toen nog koning was van 1 van de vele staatjes in Italië).
Italiaanse eenwording is verrassend en boeiend omdat Italianen eigenlijk zo individueel zijn en zo sterk verschillen in karakter, leefwijze en cultuur.
2.1 Risorgimento
Eind 18e eeuw; -> Italië achtergebleven land, overgrote deel va bevolking was boer. Bijna alle grond was in bezit van de adel (113 families 61% van land in 1783) of kerk (37% in 1783). Alleen in Noord-Italië, Lombardije bloeide de handel. Uiterste zuiden van Italië was het meest achtergebleven.
Kerk en zijn dienaren drukten een zware stempel op het sociale leven van de Italianen in de 19e eeuw:
• aantal priester was enorm, meestal direct betrokken bij belangrijkste beslissingen binnen een familie, zo bleef de Italiaanse bevolking op het ‘rechte’ pad.
• De kerk had ook eigen staat waar de paus de bestuurder van was.
In Italië was er toen maar weinig goed georganiseerd, behalve de armenzorg en het roverszwerven. Beiden het gevolg van de heersende armoede en razende honger. Alleen al in Rome werden er jaarlijks al 1000den zuigelingen op de drempels van de kloosters te vondeling gelegd.
Onder kunstenaars, intellectuelen en burgerij gloeide een vonk van opstand, ze wilden onder invloed van de verlichte ideeën uit Frankrijk Italië bevrijden van de macht van de geestelijken en het absolute gezag van de halfbakken machthebbers. -> in sommige staten hier werkelijk wat aan gedaan, maar het bleef een druppel op een gloeiende plaat en het gewone volk merkte er niet veel van.
Aan deze beperkte hervormingsbeweging kwam tijdelijk een einde met de Franse revolutie en Napoleon, Napoleon veroverde het hele schiereiland en liet zich uitroepen tot Koning van Italië.
14-jarige overheersing niet alleen maar ellende:
• onder de napoleontische heerschappij maakte Italië een voorspoedige economische ontwikkeling door.
• Overal verdwenen overblijfselen uit de middeleeuwen en werd de landbouw ingrijpend verbeterd.
• De machthebbers uit de oude staten werden verdreven en er kwam een grondwet.
Toch waren sommigen het zat om telkens de speelbal te zijn van grote mogendheden, zij verlangden naar een één en ongedeeld Italië, dit noemt men in Italië Risorgimento: Letterlijk ‘wederopstanding’ maar betekent ook het herleven van de grootsheid en luister van Italië in de Oudheid en Renaissance.
Geheime genootschappen:
1815, valt Italië weer terug in de achttiende-eeuwse achterlijke toestand. Ook voor Italiaanse nationalisten was het congres van Wenen, een enorme teleurstelling. Alles werd weer zoals het was voordat Italië onder Franse macht was.
Hierdoor waren aanhangers van het liberalisme en nationalisme genoodzaakt zich in het verborgene te ontmoeten. Dit deden ze in geheime genootschappen of verenigingen. De bekendste was de Carbonari, genoemd naar de kolenbranders uit de wouden.
Ontpopten zich als een revolutionaire beweging, maar hun revoluties in 1820 en 1830 mislukten en zo kwam er snel een eind aan hun politieke rol.
Een van de carbonarie was Giuseppe Mazzini: (1805-1872) Nationalist en belangrijkste voorvechter van de Italiaanse eenwording. Hij was lid van het geheime genootschap Carbonari en oprichter van Giovine Italia: Jong Italië. Nationalistische politieke beweging opgericht door Giuseppe Mazzini om propaganda te maken voor de eenwording van Italië onder het volk.
2.2 weer revolutie:
In de jaren 1840 ontstond er een nerveuze sfeer, zeker toen in 1846 een nieuwe paus werd gekozen.
Pio Nono (Pius IX) held er naar verluidde, liberale en nationalistische ideeën op na. De gematigde nationalisten vonden Mazzini iets te vurig en hoopten op een federatie van staten onder leiding van deze paus.
Februari 1848-> kwam er weer een revolutiegolf op gang die heel Europa en ook Oostenrijk trof. -> hierdoor brak er een opstand in Milaan en Venetië uit en na vijf dagen van heldhaftige barricadestrijd stortte het Oostenrijkse bestuur in Noord-Italië in. -> Weer aanleiding voor Sardinië-Piedmont om met haar leger alle Oostenrijkers uit heel Noord-Italië te verjagen, was niet gemakkelijk, want het Oostenrijkse garnizoen onder bevel van maarschalk Radetsky, had via de vrijgelaten Brennerpas versterkingen ontvangen, hierdoor leden de Italianen een verpletterende nederlaag.
Oorlog was nu voorbij, maar de revolutie nog niet:
Toen de paus gevlucht was, was het de beurt van het volk verkondigde Mazzini:
De korte periode (februari-juli 1849) dat Mazzini de macht had ontpopte hij zich als een uitstekend sociaal en politiek leider, maar revolutie geen kans van slagen -> doorn in het oog katholieke mogendheden.
Uiteindelijk won Louis Napoleon (Napoleon III) na maandenlange belegeringen. Frankrijk trok op 3 juli 1849 Rome binnen en bleef daar 20 jaar.
Sardinië-Piedmont:
Alleen het koninkrijk Sardinië werd geregeerd door een Italiaan en voer een zelfstandige koers, los van Oostenrijk. Het koninkrijk had een eigen grondwet.
In 1852-> politieke leiding van het koninkrijk in handen van graaf Camillo Benso di Cavour: (1810-1861) Camillo Benso di Cavour, minister-president van Piedmont-Sardinië. Geslepen politicus die zonder nationalist te zijn de eenheid van Italië tot stand bracht.
Hij sloot een verbond met Napoleon III tegen Oostenrijk. Hiervoor kreeg Napoleon de Sardijnse grensprovincies Savoie en Nice.
April 1859-> ontstond conflict dat uitmondde in de tweede Italiaanse vrijheidsoorlog. Duurde nog geen 3 maanden. Oostenrijkse leger werd in Magenta en Solferino verslaag, maar leed nog geen definitieve nederlaag, omdat Napoleon zich plotseling teruggetrokken had. In juli volgde een wapenstilstand en er heerste een complete chaos in Italië de ontwikkelingen namen hun eigen loop.
2.3 De roodhemden van Garibaldi:
1860-> voorjaar brak en een boerenopstand uit op Sicilië.
Degene die in deze opstand een prima aanleiding zag om Zuid-Italië te betrekken bij de eenheidsstrijd was, Giuseppe Garibaldi: (1807-1882) Revolutionaire held van de eenwording van Italië Romantische vechtjas en aanvoerder van de ‘mille’ waarmee hij Zuid-Italië veroverde.
Op 6 mei 1860 vertrok Garibaldi naar Sicilië. Ze slaagden erin de heerser Bourbon te verslaan. Op 27 mei nam Garibaldi de hoofdstad Palermo van Sicilië in. 2 maanden later was het hele eiland onder zijn controle. Cavour voelde zich flink in de wielen gereden. Volgens hem gingen de ontwikkelingen veel te senl. Italië was er nog niet klaar voor vond hij. Intussen veroverd Garibaldi Napels. Cavour snijdt Garibaldi af met het Sardijnse leger. Op dat moment schrijft Cavour volksstemmingen uit in de zuidelijke staten voor de aansluiting bij Sardinië-Piedmont. Zoals verwacht kiezen ze voor de aansluiting van een verenigd Italië.
Op 26 oktober 1860 ontmoetten koning Victor-Emmanuel II van Sardinië-Piedmont en Garibaldi elkaar. Ze rijden met hun legers in een ware triomftocht Napels binnen. Victor-Emmanuel wordt keizer en Garibaldi’s politieke rol is uitgespeeld.
Het bijna verenigde Italië:
17 maart 1861-> het parlement van Turijn proclameert de eenheidsstaat Italië met Victor-Emmanuel II als koning.
Maar de eenwording was nog niet afgerond, De kerkelijke staat en Venetië bleven nog als aparte staten bestaan.
1871-> na Frans-Duitse oorlog komt ook aan die situatie een einde en is Italië eindelijk één.
Er zijn nog grote verschillen tussen het ontwikkelde noorden en het analfabetische zuiden. -> daardoor pakken vele politieke en economische maatregelen voor het noorden heel anders uit dan voor het zuiden.--> kloof wordt steeds groter, scheiding beheerst politiek, politieke groeperingen zoals de Liga Nord willen zich dan afscheiden van het zuiden.
Italiaans en Duits nationalisme:
Lees stukje in het boek maar, niet zo belangrijk.
3. Nationalisme op de Balkan.
3.1 de 19e eeuw.
2 grote rijken beheersten in de 19e eeuw Midden- en Zuidoost Europa:
• Het Habsburgse rijk, van de Oostenrijkers
• Osmaanse rijk, van de Turken.
Onder invloed van het nationalisme begonnen deze volkeren zich flink af te zetten.
De ‘zieke man van Europa’.
Zowel in 1529 als in 1683 lukten het de turken niet om wenen te veroveren.
Gedurende 5 eeuwen heersten de Oosterse machthebbers over een gigantisch gebied van kusten van Afrika, het Midden-Oosten, Turkije tot en met de Balkan.
Dit imperium wordt het Osmaanse Rijk genoemd naar de stichter sultan Osman I (1288-1326).
In de loop van de eeuwen werd dit gebied steeds moeilijker bestuurbaar. Verval van het Rijk dreigde, daarom werd Turkije in de 19e eeuw ook wel de ‘zieke man van Europa’ genoemd.
Bovendien loerden twee andere grote Europese rijken op gebiedsuitbreiding:
Russische tsaar had grote interesse in Balkangebied die aan Rusland grensden + zeestraten beheersen die de Zwarte Zee met de Middellandse Zee verbinden.
Habsburgers hadden ook belangstelling voor de Balkan maar toonden een wat bescheidener expansiedrang, had alles te maken met problemen die ze in eigen rijk hadden.
De Donaumonarchie.
Habsburgse keizerrijk strekte zich uit het centrum van Europa tot in zuidelijke en oostelijke richting. Grootste gedeelte van rijk lag rond de rivier de Donau, daarom ook wel Donaumonarchie genoemd.
In dit rijk woonden vele verschillende volkeren (Hongaren, Roemenen, Slaven, Duitsers, Serviërs), die tenminste 10 verschillende talen spraken.
In 19e eeuw was het rijk kwetsbaar geworden voor het nationalisme dat in heel Europa ontwaakte. De volkeren verlangden naar een eigen staat met een eigen regering en eigen wetten. Dit noemt met zelfbeschikking: Het onder andere door president Wilson van de Verenigde Staten in zijn Veertien Punten geformuleerde recht van een volk om zelf beslissingen te nemen over wat er met dat volk moet gebeuren.
Keizer wakkerde nationalisme ook nog aan door Duitse taal tot officiële taal van het rijk te verheffen.
1848 wist keizer Franz Joseph nog met veel moeite een revolutie te onderdrukken en Hongaarse opstand een halt toe te roepen. Maar na de nederlaag tegen Pruisen bij Königgrätz in 1866, verzwakte zijn positie. Hij moest wel concessies doen.
In 1867 bereikt hij met de Hongaren een overeenkomst, de Ausgleich: Compromis dat in 1867 werd gesloten tussen Hongaren en Oostenrijkers. Voortaan bestond het Habsburgse Rijk uit twee delen, met elk een parlement en een regering. In de praktijk overheersten de Oostnrijkers de Hongaren nog steeds.
Aangemoedigd door het Hongaarse succes begonnen ook Tsjechen, Slovenen, Kroaten en de Slavische bevolkingsgroepn zich heftiger te roeren. -> Dit vormde een belangrijke oorzaak voor het uitbreken van WO I. Na WO I zou het rijk uiteenvallen.
De volkeren op de Balkan:
Ruim 4 eeuwen lang hadden de verschillende bevolkingsgroepen op de Balkan onder bewind van de Turken in redelijke harmonie met elkaar samengeleefd.
19e eeuw brengt nationalisme hier verandering in. -> net als bij Duitsers en Italianen onstaat bij de Balkanvolkeren ook grote aandacht voor de eigen taal en cultuur.
Griekenland:
Turken proberen de opstandelingen zoveel mogelijk onder de duim te houden, maar in Griekenland bleek het verzet niet te onderdrukken. -> Grieken kregen veel steun van West-Europese strijders.
In 1829-1830 ontstond het koninkrijk Griekenland, eerste balkanland dat zich losmaakte van het Osmaanse rijk. Andere landen volgden: Servië, Bulgarije, Roemenië en Albanië. Toen ze nog onder het bewind van het Osmaanse rijk waren hadden ze nog een gemeenschappelijke vijand in een gemeenschappelijke strijd. Na het verdwijnen van de Turkse overheersing raakten ze slaags met elkaar.
3.2 bloedige oorlogen
1878-> opstand in Bosnië-Herzegovina, Turken slaagden er niet in om te onderdrukken. Uit angst bezette Oostenrijk Bosnië-Herzegovina. In 1908 besloten ze het gebied te annexeren.
Turken stonden machteloos, ook Rusland was razend, maar te zwak om iets te doen door verlies oorlog tegen Japan (1905). Dit stimuleerde Servië, Montenegro, Bulgarije en Griekenland om voor eens en altijd af te rekenen met Turkije. Daarna raakte Griekenland en Servië in 1903 slaags met Bulgarije over de verdeling van de territoriale buit. Servië bezet ondertussen Albanië. Balkanlanden gunnen elkaar het licht niet in de ogen. Uiteindelijk sleepten de dodelijke schoten uit het pistool van de Bosnische nationalist op kroonprins Franz-Ferdinand van Oostenrijk de hele wereld mee in WO I.
Etnisch nationalisme:
Turkije + Oostenrijk verliezers WO I
Overwinnaars wilden niets liever dan de Balkan opdelen in nationale democratische staten.
Joegoslavië ontstond -> Servië + Montenegro + Habsburgse gebieden Dalmatië, Herzegovina en Slovenië.
Roemenië kreeg Transylvanië erbij.
Tsjechië werd samengevoegd met Slowakije
Albanië, Griekenland en Bulgarije bleven voortbestaan.
Hierdoor ontstonden door vele verschillende volkeren in iedere staat nieuwe minderheden en nieuwe problemen. Voor het eerst klonk daardoor de term etnische zuivering: Letterlijk: een gebied zuiveren, zodat slechts één volk overblijft. In de praktijk: verdrijven en vermoorden van mensen die niet tot je eigen volk behoren.
Na 1929 waren met uitzondering van Tsjecho-Slowakije, alle nieuwe staten omgevormd tot dictaturen met aan het hoofd een koning.
De Balkan aan het eind van de twintigste eeuw.
Na WO II volgde voor het communistisch geworden Balkangebied een relatief rustige periode.
Met de ineenstorting van de Sovjetunie en in haar kielzog de communistische satellietlanden in 1989, verandert echt het tij:
o Joegoslavië valt in zes nieuwe republieken (Slovenië, Kroatië, Bosnië, Macedonië, Servië en Montenegro) uiteen, de nieuwe Balkanstaten proberen wederom democratieën te worden met een vrije markteconomie.
o In 1987 kwam Slobodan Milosevic in Servië aan de macht. Hij maakte in 1989 een einde aan de autonome status van de Servische provincies Kosovo en Vojvodina. Hierdoor verstoort hij het evenwicht in Joegoslavië. Een bloedige burgeroorlog van 1991 tot 1995 was het gevolg. Milosevic streed voor het oude ideaal van een Groot-Servië.
o In 1998 raakten de Serviërs opnieuw slaags in Kosovo met het bevrijdingsleger van de Kosovaren. De strijd leek eindeloos en het buienland besloot zich militair met de crisis te bemoeien.
o Op 24 maart 1999 gaf de NAVO het bevel tot het bombarderen van Servische doelen in Kosovo.
o In 2001 raakten groeperingen slaags met elkaar in Macedonië en flitsten er weer beelden van uitgerookte dorpen en vluchtelingen over de westerse tv-schermen.
3.3 Nationalisme, een springlevend 19e-eeuws begrip.
Even leek het erop dat het nationalisme zijn macht verloren had, maar als je kijkt naar de Balkanlanden dan is niets minder waar.
Tot aan de 19e eeuw speelden etnische afkomst geen rol van betekenis bij het onderscheiden van groepen mensen. Dat werd pas belangrijk bij het ontstaan van het nationalisme.
Het nationalisme heeft sinds haar ontstaan vele gedaantes gekend.
Van het culturele nationalisme (Literatuur, poëzie, muziek en schilderkunst) volgde de stap naar het politieke nationalisme (de wens om van de natie een staat te maken met een eigen regering en wetgeving en duidelijke grenzen.)
Ronduit negatief en agressief werd het nationalisme toen het gevoelens inspireerde die het eigen volk verheft boven andere volkeren,hierdoor in Duitsland het Völkisch nationalisme, dit nationalisme ging vervolgens naadloos over in het agressieve antisemitisme 1930-1945.
Het nationalisme heeft positieve invloeden gehad voor de eenwording van Duitsland en Italië.
Maar heeft gezorgd voor de ineenstorting van het Osmaanse en Habsburgse rijk.
Module 6: Eigen land en eigen volk
Duitsland
Eind 18e eeuw -> eigen Duitse cultuur wordt herontdekt:
-keren tegen buitenlandse (Franse!) invloeden
-keren tegen elite: spreken Frans/Franse mode, kijkt neer op cultuur + taal van ‘gewone’ volk
Duitse beweging -> Johann Gotfried Herder= ‘grondlegger nationalisme’
Staatsvorming van ondergeschikt beland, natievorming door eigen cultuur
Vanaf eind 18e eeuw -> Cultureel nationalisme, heel Europa zoekt naar cultuurschatten van eigen land: Gebr. Grimm verzamelen sprookjes en sagen
1812: Kinder- und Hausmärchen
Nationalisme -> Romantiek (jaren 1830 hoogtepunt)
- Romantische kunstenaars zetten zich ook af tegen klassieke Franse stijl
- Romantici gingen op zoek naar identiteit van een volk, waarheid of niet maakte niet uit
Politiek nationalisme
-Napoleontische oorlogen -> Napoleon wilde heel Europa, zorgde voor haat tegen Frankrijk en saamhorigheid bij Duitse jongeren: Duitsland één Rijk
-Niet alleen verenigd Duitsland, ook staat met vrije burgers en rechten in grondwet,
gekozen regering
-Jahn 1811 -> turnverenigingen, jeugd militaire discipline, voerde ze met nationalistische ideeën
Eenwording
-Wener Congres in 1815: olv Metternich, vorstendommen en staatjes bleven bestaan
nationalisme werd als gevaar gezien
-Deutsche Bund -> 36 Duitse staten en Oostenrijk: olv Metternich
Metternich wilde dat Oostenrijk het belangrijkst was, dus nationalisten niet blij:
-Burschenschaften: studentenverenigingen waar verzet werd geuit dmv patriotische redevoeringen -> liberaal + democratisch
-werden verboden; turnverenigingen ook; Jahn werd opgesloten
1818 Begin afschaffen douanerechten tussen gewesten -> Duitse Bond wilde niet
Midden 19e eeuw -> meeste staten aangesloten bij zollverein
1848 positief voor nationalisten, Friedrich Wilhelm IV koning v. Pruisen, staat onder druk van volksopstand grondwet toe
Duitse Nationale Vergadering/Prof.parlement -> moesten zorgen voor een Duitse staat, kwam er niet uit -> nationalisten keerder zich ertegen
Juni 1849: leden verwijderd, volksopstand
1862 -> regering in handen van Otto von Bismarck -> ruige levensstijl, vaak ziek, ontmoeten politieke figuren in kuurbaden, wordt op zijn 32e lid van de Pruisische landdag
-vertrouwde alleen op het leger en zijn eigen intuïtie: zijn enige probleem was Oostenrijk
1866 geforceerde oorlog Oostenrijk
1879 oorlog Frankrijk
1871 viering overwinning op Napoleon III, 2e Duitse Keizerrijk
-Völkisch nationalisme -> wilde alle andere culturen weghebben
Italië
1836 Mazzini pleidooi voor nieuw soort muziek, romantisch + dicht bij volk
1859 Leve Verdi
eind 18e eeuw -> Italië achtergebleven, alleen Lombardije handelde
-kerk grote invloed op sociaal leven
-alleen armenzorg en roverswezen georganiseerd
-vroege nationalisten/hervormers wilden Italië bevrijden van de macht v/d kerk en de halfbakken machthebbers
-Napoleon veroverde en noemde zich Koning van Italië voor 14 jaar
• economische ontwikkelingen; overblijfselen middeleeuwen verdwenen, landbouw ontwikkelde
• machthebbers verdwenen, grondwet
• wordt als bezetting gezien; Risorgimento ontstaat
= herleving v. Italië in Oudheid + Renaissance
1815 Laatste Fransman weg
-Congres v. Wenen -> staten werden weer hersteld, adel kreeg grondgebied, kerk kreeg macht terug, TELEURSTELLING NATIONALISTEN
-Kerkelijke Staat -> inenting + straatverlichting afgeschaft, celstraf bij niet biechten met Pasen
-Alleen KS + Sardinië-Piedmont bestuurt door Italianen, rest Oostenrijk
-aanhangers liberalisme/nationalisme geheime ontmoetingen: carbonari
-revoluties 1820 en 1830 mislukten
-Giuseppe Mazzini -> land uitgezet, sticht Giovine Italia: geen aanslagen, maar ideeën verspreiden
1840 nerveuze atmosfeer
1846 paus Pio Nono
februari 1848 revolutiegolf
-Milaan + Venetië in opstand na horen van opstand in Wenen -> Oostenrijkse bestuur in Noord-Italië stort in
-febr-juli 1849 Mazzini macht in Rome na vlucht van paus
-3 juli 1849 -> Frankrijk neemt macht weer over voor 20 jaar
Nog maar 1 oplossing: Sardinië-Piedmont
1850: leiding Cavour, geen echte nationalist, wilde Oostenrijk wel weg
Cavour zorgt voor steun van Frankrijk in ruil van Nice en Savoie
April 1859 -> 2e bevrijdingsoorlog, duurt 3 maanden, in juli wapenstilstand, chaos
Voorjaar 1860 -> boerenopstand Sicilië:
-Giuseppe Garibaldi: 2 stoomscheepjes met 1000 man naar Sicilië, neemt hoofdstad Sicilië in, 2 maanden later het hele eiland
-Cavour was hiertegen: hij wilde langs diplomatieke en politieke weg eenheid
-Garibaldi richting Napels, Cavour stuurt Sardijnse leger, schrijft volksstemmingen uit, volk kiest voor aansluiting bij Sardinië-Piedmont en eenwording
17 maart 1861 -> Eenheidsstaat met Victor Emmanuel II als koning, KS en Venetië blijven apart, 1871 niet meer
Blijvende verschillen noord/zuid
Balkan
19e eeuw: Midden + Zuid-oost Europa
Habsburgse + Osmaase Rijk
1529 + 1683: mislukte invasie van Turken in Wenen
Osmaanse Rijk: kusten van Afrika, Midden-Oosten, Turkije, Balkan, ‘de zieke man’ door dreiging uit elkaar vallen ( slechte communicatie )
Habsburgse Rijk/Donaumonarchie: centrum Europa + noord- en zuidelijke richting, volkeren streefden naar zelfbeschikking, Duits officiële taal
1848: Franz Joseph onderdrukt revolutie
1867: Ausgleich, overeenkomst met Hongarije, Hongarije + Oostenrijk gescheiden + zelfstandig -> andere volken in opstand -> WO I
religieuze scheidslijnen:
platteland christelijk, steden islamitisch
-19e eeuw: christenen willen onafhankelijkheid na 4 eeuwen samen, gaan op zoek naar eigen verleden, Serven ontdekken slag op Merelveld
1829-1830 Griekenland los
1878 opstand Bosnië-Herzegovina onder christelijke boeren
1908 Oostenrijk claimt B-H
Staten vallen Turkije aan, krijgen ruzie met elkaar over de buit, conflicten zorgen uiteindelijk voor WO I
Na WO I ->
-koninkrijk Joegoslavië
-Tsjecho-Slowakije
-Albanië, Griekenland, Bulgarije
volken woonden nog door elkaar -> etnische zuiveringen/ruilactie ‘volksgenoten’
1929-> alle nieuwe staten dictatuur
Na WO II -> vrij rustig, eerst Joegoslavië onder de duim, later na ineenstorting Sovjetunie in 1989 -> uit elkaar
-Joegoslavië valt in zes nieuwe republieken (Slovenië, Kroatië, Bosnië, Macedonië, Servië en Montenegro) uiteen, de nieuwe Balkanstaten proberen wederom democratieën te worden met een vrije markteconomie.
-In 1987 kwam Slobodan Milosevic in Servië aan de macht. Hij maakte in 1989 een einde aan de autonome status van de Servische provincies Kosovo en Vojvodina. Hierdoor verstoort hij het evenwicht in Joegoslavië. Een bloedige burgeroorlog van 1991 tot 1995 was het gevolg. Milosevic streed voor het oude ideaal van een Groot-Servië.
-In 1998 raakten de Serviërs opnieuw slaags in Kosovo met het bevrijdingsleger van de Kosovaren. De strijd leek eindeloos en het buienland besloot zich militair met de crisis te bemoeien.
-Op 24 maart 1999 gaf de NAVO het bevel tot het bombarderen van Servische doelen in Kosovo.
-In 2001 raakten groeperingen slaags met elkaar in Macedonië en flitsten er weer beelden van uitgerookte dorpen en vluchtelingen over de westerse tv-schermen.
Even leek het erop dat het nationalisme zijn macht verloren had, maar als je kijkt naar de Balkanlanden dan is niets minder waar.
Tot aan de 19e eeuw speelden etnische afkomst geen rol van betekenis bij het onderscheiden van groepen mensen. Dat werd pas belangrijk bij het ontstaan van het nationalisme.
Het nationalisme heeft sinds haar ontstaan vele gedaantes gekend.
Van het culturele nationalisme (Literatuur, poëzie, muziek en schilderkunst) volgde de stap naar het politieke nationalisme (de wens om van de natie een staat te maken met een eigen regering en wetgeving en duidelijke grenzen.)
Ronduit negatief en agressief werd het nationalisme toen het gevoelens inspireerde die het eigen volk verheft boven andere volkeren,hierdoor in Duitsland het Völkisch nationalisme, dit nationalisme ging vervolgens naadloos over in het agressieve antisemitisme 1930-1945.
Het nationalisme heeft positieve invloeden gehad voor de eenwording van Duitsland en Italië. Maar heeft gezorgd voor de ineenstorting van het Osmaanse en Habsburgse rijk.
Samenvatting Geschiedenis Module 6
Hoofdstuk 1
In de middeleeuwen waren er geen duidelijke grenzen. Mensen hoorden ergens bij door een persoonlijke relatie met een vorst/andere machthebber.
Leenstelsel/Feodaal stelsel -> Systeem van onderlinge persoonlijke relaties tussen leenheer en leenman, waarbij de leenman grond ter beschikking krijgt in ruil voor diensten zoals besturen en oorlog voeren.
Nieuwe monarchen -> Europese vorsten uit eind vijftiende, begin zestiende eeuw, die streefden naar een krachtig centraal gezag en afbraak van de middeleeuwse privileges.
De nieuwe monarchen versterkten hun macht ten koste van adel en steden.
Er trad bureaucratisering op -> De nieuwe monarchen nemen gesalarieerde ambtenaren in dienst om voor hen te besturen.
Ook militarisering -> Het opvoeren van de legerinspanningen. De nieuwe monarchen huurden een professioneel leger in plaats van gebruik te maken van edelen en boeren.
Centraliseren van de macht door de Franse koningen -> Versterken van de bestuursmacht vanuit één punt, één centrum.
=> Kardinaal Richelieu (1e minister aan het hof van Lodewijk XIII) schafte de mogelijkheid tot kopen en erven van ambtelijke banen af. Hij zorgde voor de komst van intendanten -> Ambtenaren die namens de Franse koning in de provincies bestuursmacht uitoefenden.
Lodewijk XIV (Zonnekoning) was de man achter Versailles. Het meest opvallend aan Versailles waren de tuinen, deze stonden voor de mogelijkheid voor de mens om de natuur te beheersen, zo kon een koning zijn land beheersen. ‘Faire grand’ & ceremonies voor ‘lever, dîner et coucher (opstaan, eten en slapengaan).
‘Conseil en haut’ -> Lodewijk XIV en zijn raad van drie ministers, wilden de macht over het hele land in handen krijgen.
=> uitschakelen van de macht van provincies, ambtelijke ondernemers en regionale parlementen -> Onder het ancien régime vergaderden de edelen in een regio in parlementen. Die parlementen waren gesprekspartners van de koning. Geen democratisch orgaan dus, zoals het moderne parlement.
Alleen het katholicisme was nog toegestaan, door herroeping van het Edict van Nantes in 1685 (gaf Franse protestanten, hugenoten, het recht op een eigen geloof). Ook een groei van de oorlogsvloot en het in dienst nemen van een huurleger.
Absolutistische staat -> Staat die bestuurd wordt door een vorst die alle macht uitoefent. -> Une roi, une foi, une loi (één koning, één geloof, één wet)
Ancien régime -> Benaming voor het absolutistische bestuur van voor de Franse Revolutie. Was nog niet zo modern; veel buitenlanders in het leger, verschillende belastingverplichtingen per regio, veel oorlogen (zorgden voor financiële problemen, er werden weer ambten en adellijke titels verkocht).
1715 -> Lodewijk XIV overlijdt, 2 miljard livres staatsschuld.
1750 -> Geestelijkheid (later provincies) willen niet betalen, Lodewijk XVI werd beschuldig van tirannie. Hij belooft in 1788 een jaar later een standenvergadering te houden, die later leidde tot de Franse Revolutie.
Nederland bestond uit zeventien provincies onder landsheer Karel V, ook keizer van Duitsland en koning van Spanje. Filips II (de zoon van Karel V), erfde Nederland & Spanje wilde de macht in Nederland centraliseren, vooral belastinginning (hij voerde veel oorlog). Ook een eenheid van geloof -> Vorsten als Filips II streefden naar één geloof voor hun land, meestal het rooms-katholieke. Dat gebeurde om religieuze, maar ook om politieke redenen. Het versterkte de eenheid van het land.
1572 -> Begin van de Opstand; de Staten, de afgevaardigden van de adel en de burgerij van Holland (de geestelijkheid niet -> geloofskwestie) komen samen in Dordrecht. Willem van Oranje wordt stadhouder. In 1579 sluiten andere gewesten zich aan via de Unie van Utrecht -> De opstandige Nederlandse gewesten in het noorden sluiten zich in 1579 aaneen. Privileges -> Voorrechten voor groepen en steden, waardoor de macht van de vorst in de zestiende eeuw verbrokkelde.
1581; Acte van Verlatinghe -> Verdrag van de opstandige Nederlanden onderling, waarin Filips II als vorst wordt afgezworen. => De Spanjaarden wonnen Vlaanderen en Brabant terug en lieten in 1584 Willem van Oranje vermoorden.
=> 1588; Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden -> Statenbond van Nederlanden die zich vrijgemaakt hadden van Spanje.
1648; Vrede van Münster -> Internationale vredesregeling uit 1648 die een einde maakte aan de Dertigjarige Oorlog in het Duitse Rijk en aan de Tachtigjarige Oorlog.
De Republiek ontstond door (en tijdens) de oorlog met Spanje, uit verzet tegen centralisatie en hervorming. Het innen van belasting bleef in particuliere handen (per gewest) tot aan 1795; het ontstaan van de Bataafse Republiek -> Nadat Willem V als stadhouder verdreven was, werd dit vanaf 1795 de nieuwe benaming voor de Nederlandse staat.
Natie (Lat. nascor; ‘geboren worden’)/Volk -> Groep mensen die uit een bepaald gebied komen en zich onderling verbonden voelen vanwege verwantschapsbanden, taal of gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis.
Staat -> Bestuurlijke organisatie van een land.
In de Romantiek (1800) zagen intellectuelen het belang in van een sterk nationaal besef -> Gevoel tot een natie te behoren. Hetzelfde als een nationaal gevoel. => Nadruk ligt in het begin op het stimuleren van de eigen taal. => 1539 (Frankrijk) -> Frans is de enige officiële taal.
Vanaf de 18e eeuw werden onderwijs (zelfde christelijke en maatschappelijke deugden worden in dezelfde taal en met dezelfde kennis onderwezen) en het leger gebruikt voor een sterkere natievorming; oorlog voeren werd steeds duurder en met het geld van meer belastingbetalers kon dit bekostigd worden.
In de tijd van de Franse Revolutie waren er verschillende Europese landen met nationale dienstplicht -> nationale legers & het bijbrengen van vaderlandsliefde aan soldaten.
1780; Servan de Gerbey schrijft in Le soldat citoyen dat dienstplicht kan leiden tot grotere nationale eenheid.
1784; Maatschappij tot nut van het Algemeen -> Organisatie, opgericht in 1784, die onderwijs en opvoeding van het volk wilde bevorderen in de Republiek. Wordt ook wel afgekort tot Het Nut.
Ook de geschiedenis werd ingezet voor versterking van het nationaal besef;
Bataafse mythe -> Het geloof dat de Bataven de voorvaderen van de Nederlanders waren en aan de wieg van Nederland hebben gestaan, uit verzet tegen de Romeinen. => Deze mythe had ook invloed op de kunstwereld; De samenzwering van Claudius Civilis (Rembrandt) en Baeto (Toneelstuk van P.C. Hooft).
Hoofdstuk 2
Eind 18e eeuw waren er wel Duitsers, maar geen Duitse staat. Het Heilige Romeinse Rijk was uiteengevallen in 314 staten, staatjes en zelfstandige steden.
Nationalisme -> Het streven van een natie naar een eigen staat en/of de overtuiging dat de natie de beste is van allemaal. => Onduidelijk karakter omdat het geen ideologie is. Johann Gottfried Herder (1744 – 1803) wordt gezien als de bedenker van het nationalisme; “de natie is een organisch geheel en zou als een grote familie moeten samenleven”. Belangrijk waren taal en klimatologische omstandigheden, voor Herder was het streven naar een eigen staat totaal onbelangrijk, omdat naties zulke natuurlijke gehelen waren dat ze wel zonder konden. => Cultureel nationalisme -> De nationale identiteit zoeken in de cultuur, zoals literatuur, kunst en muziek. Nationale identiteit ->
Omschrijving van dat wat je als volk samenbindt.
1835 -> Elias Lünnot verzamelde oude mythen en sagen in het zuidoosten van Finland en publiceerde dat in een boek. Dit zorgde voor het ontwaken van het Fins nationaal bewustzijn. De elite stapte van de Zweedse taal over naar de Finse taal.
Componist Michail Ivanovitsj Glinka (Rusland, 1804 – 1857) bezocht Italië en een Italiaanse opera en maakte bij terugkomst een Russische opera over een thema uit de Russische geschiedenis, Een leven voor de tsaar, dat in première ging in 1836 in het bijzijn van tsaar Nicolaas I. Nationalisme bleef in de 19e eeuw en daarna een belangrijk element (o.a. in de muziek).
Napoleon nam de Duitse staten in en reorganiseerde het tot een land van ± 30 staatjes en steden.
1811, Berlijnse Haserheide; ‘Turnvater’ Jahn richt zijn Turngesellschaft op -> Door de Duitser Jahn opgericht in de negentiende eeuw om het nationaal gevoel van de Duitsers te versterken. Bedoeld om de jeugd fit te krijgen voor een opstand tegen Napoleon.
Het was moeilijk een ‘Duitsland’ voor te stellen; mensen die Duits spraken, woonden door half Europa. Keerpunt in 1848; Frankfurter Parlement -> Nationale vergadering in Duitsland in het revolutiejaar 1848. De Vergadering was bijeen om een Duitse staat uit te roepen en te organiseren. Ook wel Professorenparlement genoemd. => Problemen bij het oprichten van de staat; moeilijk te bepalen wie er bij hoorde en wie niet, onduidelijk criterium voor Duits-zijn, immens gebrek aan daadkracht, relschoppers. Dit had tot gevolg dat de eenwording in handen kwam van Pruisen.
1870; oorlog met Frankrijk, het Tweede Duitse Keizerrijk wordt in Versailles uitgeroepen -> Uitgeroepen door Pruisen in Versailles, na de overwinning op Frankrijk in 1871. Het eerste keizerrijk was het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie geweest.
1861; Ontstaan van het Italiaanse koninkrijk. Daarvoor diverse koninkrijken, hertogdommen en de Kerkelijke Staat met Rome als hoofdstad. Halverwege de 19e eeuw waren er 2 eenheidsbewegingen (één vanuit het noorden met als doel het noorden te verenigen en één uit het zuiden met als doel het hele land te verenigen) tegelijk bezig (de beweging uit het noorden won).
Giuseppe Garibaldi (Zuid-Italië) vocht voor een eenheidsstaat én voor vrijheid. In 1830 hielp hij mee aan opstanden tegen Karel Albert, in 1834 werd hij ter dood veroordeeld, hij vluchtte, keerde in 1848 terug om de leiding te nemen over een zelfstandig leger(tje) dat vocht tegen de Oostenrijkers. Later stond hij aan het hoofd van de nationalistische beweging in het zuiden van Italië, zette de ‘bevrijding van Sicilië’ op touw, nam het eiland in en ging door op het vasteland.
Camillo Benso di Cavour (Noord-Italië), voelde zich bedreigd, trok met zijn leger naar het zuiden en hakte het leger van Garibaldi in de pan. Hij interesseerde zich niet voor het nationalisme, maar wilde van Italië een sterke eenheid maken om te wapenen tegen de revolutie, wat lukte. => 1861; Italië wordt een koninkrijk (met behulp van geweld). In 1870 werden alle gebieden die als Italiaans werden beschouwd opgenomen in de staat, ook Venetië en de Kerkelijke Staat -> Gebied dat door de paus van Rome bestuurd wordt. Nu slechts een wijk in Rome, Vaticaanstad.
Verschil met de Duitse eenwording -> In Italië werd de aansluiting van de veroverde gebieden door de bevolking goedgekeurd.
Oost-Europa werd beheerst door drie keizerrijken: Rusland (o.l.v. de tsaren), de Habsburgse Donaumonarchie en het Ottomaanse/Turkse Rijk. Tussen 1815 en 1918 werden voortdurend nieuwe staten gesticht, doordat het Europese deel van het Ottomaanse Rijk uiteenviel en de andere 2 begonnen af te brokkelen. Turkse Rijk -> ‘De zieke man van Europa’.
De eerste aanzet tot nationalisme in de Donaumonarchie was het verzet tegen het beleid van keizer Josef II (1780 -1790), die Duits de officiële voertaal maakte.
Vanaf 1820 streefden de Hongaren naar onafhankelijkheid, in 1848 brak de Hongaarse opstand uit.
Compromis tussen Oostenrijk en Hongarije in 1867; de Ausgleich -> Compromis dat in 1867 werd gesloten tussen Hongaren en Oostenrijkers. Voortaan bestond het Habsburgse Rijk uit twee delen, met elk een parlement en een regering (Oostenrijk-Hongarije). In de praktijk overheersten de Oostenrijkers de Hongaren nog steeds. => In 1918 ontstonden Oostenrijk, Hongarije, Tsjechoslowakije en Joegoslavië.
De afbrokkeling van het Ottomaanse Rijk: 1821; Griekse onafhankelijkheidsstrijd -> 1830; zelfstandig Griekenland, geslaagd doordat de West-Europeanen Griekenland hielpen (het waren christenen en de dragers van het culturele erfgoed van de oude Grieken). Tot 1918 werden ook Roemenië, Servië, Montenegro, Bulgarije en Albanië zelfstandig.
Rusland verloor grondgebied door verzwakking van de centrale macht: het verloor de Krimoorlog (1856); raakte daardoor de Donaudelta kwijt en het verloor de oorlog tegen Japan (1904 1905).
De Februarirevolutie (1917) maakte een einde aan het tsarenrijk, Rusland werd een republiek. Lenin (oktober 1917) sloot de onvoordelige vrede van Brest-Litovsk; verlies van grondgebied in het westen, (grotendeelse) bevestiging bij de Vrede van Versailles. Polen ontstond opnieuw.
De zelfstandigheid was vooral te danken geweest aan de internationale politieke ontwikkelingen.
Hoofdstuk 3
1991 – 1996 Joegoslavische Burgeroorlog.
Rond 1900 wordt de natie gezien als een lichaam dat geen vreemde cellen verdraagt en het nationalisme als een geloof van bedreigde groepen. => Völkische nationalisme rond 1900 in Duitsland en vooral na WO I -> Het voortbestaan van het Duitse volk wordt bedreigd door de zogenaamde niet-Duitsers, waaronder alle buitenlanders, maar ook Duitse joden en zigeuners werden begrepen. => Op dit nationalisme borduurde Hitler later voort. Bloed en ras waren de belangrijkste kenmerken van de natie.
De idealistische Amerikaanse president Wilson, die de vredesbesprekingen leidde, dacht dat elke natie een eigen staat geven zou leiden tot eeuwige vrede. Maar in Oost-Europa woonden de verschillende nationaliteiten zo door elkaar, dat dit niet te realiseren was, behalve door alles weg te werken dat niet volkseigen was -> Wat en wie niet tot het ‘volk’ behoort. Dit leidde tot Etnische zuivering/Etnische schoonmaak -> Andere naam voor bestrijding (op de vlucht jagen, doden) van iedereen die niet tot het eigen volk wordt gerekend.
De Turken probeerden in 1915 de Armeniërs op Turks grondgebied uit te roeien en gooiden in 1922 1.5 miljoen Grieken het land uit.
Na WO II werden de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap opgericht, maar in de jaren zeventig had het nationalisme een nieuwe opbloei onder Basken, Ieren, Corsicanen en Schotten.
Toen het communisme in Oost-Europa viel, bloeide ook daar het nationalisme sterk op, met als gevolg dat nationale afscheiding door minderheden als enige oplossing werd gezien.
Afrika had weinig gekolonialiseerde landen, omdat aan de kusten genoeg handelsgoederen te vinden waren. In de negentiende eeuw trokken ontdekkingsreizigers (zoals Livingstone en Stanley) het binnenland in, het Victoriameer werd ontdekt -> Meer in centraal-Afrika. Typisch voorbeeld van naamgeving door Europeanen aan gebieden, meren en rivieren buiten Europa, die allang een eigen naam hadden. => Hierna en hierdoor ontstond het Modern Imperialisme -> Streven van Europese staten naar koloniën om grondstoffen en afzetgebieden buiten Europa te verkrijgen voor hun moderne industrieën. Om te voorkomen dat verschillende kolonisten met elkaar in het gedrang kwamen, werd de Conferentie van Berlijn gehouden -> Bijeenkomst in 1875 op uitnodiging van de Duitse kanselier Bismarck, om Afrika vreedzaam onder de Europese landen te verdelen. => Als een land een stuk kust heeft, mag hij ook het achterliggende gebied hebben. Dit veroorzaakte problemen omdat kolonisten elkaar ergens onderweg tegenkwamen, en er geen acht werd geslagen op bestaande Afrikaanse koninkrijken.
Aan het einde van de negentiende eeuw begonnen de eerste nationalisten te discussiëren over een eigen staat. Er waren 2 soorten nationalisten;
Traditionelen -> In Afrika: nationalisten die bij de staatsvorming wilden aansluiten bij de prekoloniale grenzen en tradities van voor de Europese overheersing.
Modernisten -> In Afrika: nationalisten die op basis van de nieuwe koloniale grenzen en westerse verworvenheden staten wilden stichten. De modernisten kregen na WO I de overhand, mede door de idealen van Wilson, die aansloten bij hun standpunt. De eisen waren vaak nogal on-Afrikaans; ze streefden naar een natiestaat en vaak met behoud van de (soms liniaalrechte) grenzen van de kolonisten. De koloniën werden alleen serieus genomen als ze een nationale staat wilden worden, dus nationalisme was onvermijdelijk.
Dekolonisatie -> Proces waarbij de koloniën zelfstandig worden. Hierna bleven de oude machtsverhoudingen die de kolonisten hadden ontwikkeld, gewoon voortbestaan. Vaak was er ook sprake van een clientèle-systeem: de macht raakte in handen van een kleine groep vriendjes van de president.
Rwanda en Burundi waren allebei sinds 1890 onderdeel van Duits Oost-Afrika en vanaf WO I in Belgische handen. De Hutu’s en Tutsi’s vochten om de macht en rijkdom in hun gebied.
Tutsi’s -> Slimme, mooie mensen die in de wieg gelegd zijn om te heersen, die in kleine groepen het gebied binnenkwamen.
Hutu’s -> onoverwonnen landbouwers die al in het gebied woonden.
De Tutsi’s kregen tijdens de Belgische overheersing de beste baantjes (tutsificatie), als gevolg daarvan werden de verschillen tussen de groepen ‘bewezen’ door het meten van neus, voorhoofd en geslachtsorgaan en de vergelijking van de verschillende samenstellingen van het bloed. 1957 -> het Manifest van de Hutu en de VN klaagt België aan voor zijn gedrag in Rwanda. 1959 -> Opstand.
1962 -> Rwanda wordt onafhankelijk, maar in 1972 is de burgeroorlog alweer druk aan de gang, eindigde bij de macht van generaal-majoor Habyarimana, maar de omstandigheden bleven slecht. De koffie- en theeprijzen daalden (80% van de export), de staatsschuld steeg, de bevolking groeide en de macht lag wederom bij een kleine groep. 1990; Rwandees Patriottisch Front (RPF) -> Nationalistische beweging, bestaande uit Tutsiballingen, die in 1990 Rwanda binnenviel om er een Tutsistaat van te maken. 1992 -> Door buitenlandse invloeden komt er een meerpartijenregering; geen effect, Hutu’s roepen op tot vermoorden Tutsi’s; commissie geen invloed, Hutupresident wordt vermoord, Rwandese minister van openbare werken wordt vermoord, president Habyarimana wordt vermoord -> genocide in 1994, die nog steeds niet afgelopen is.
Toestand in de rest van Afrika; bloedige aanslagen, gewelddadige verkiezingen, misbruik van macht, enorme kloof tussen bestuur en inwoner, ziektes, hongersnoden, natuurrampen en ecologische rampen.
Mogelijke oplossing is te vinden in het federalisme; wel een centrale regering, maar behoorlijk wat macht voor aparte gewesten en regio’s.
Module 6
4- Samenvatting door een scholier
- 5e klas vwo | 8911 woorden
- 21 juli 2009
- 10 keer beoordeeld
4
10
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.383 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
Riquelme (13) turnt op topniveau: 'Het is echt hard werken'
REACTIES
1 seconde geleden